Verordening 2020/697 - Wijziging van Verordening (EU) 2017/352, teneinde havenbeheerders of bevoegde instanties toe te staan flexibiliteit te bieden bij het opleggen van heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur in het kader van de COVID-19-uitbraak

1.

Wettekst

27.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/7

 

VERORDENING (EU) 2020/697 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 mei 2020

tot wijziging van Verordening (EU) 2017/352, teneinde havenbeheerders of bevoegde instanties toe te staan flexibiliteit te bieden bij het opleggen van heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur in het kader van de COVID-19-uitbraak

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De COVID-19-uitbraak heeft ernstige een negatieve invloed op de zeevervoerssector. De ernstige gevolgen voor zeevervoersdiensten en voor het gebruik van haveninfrastructuur zijn sinds begin maart 2020 alomtegenwoordig en zullen zich waarschijnlijk ook in de rest van het jaar laten voelen. In deze uitzonderlijke omstandigheden kan het niet opleggen, opschorting, vermindering of uitstel van betaling van heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur bijdragen tot de financiële draagkracht van scheepsexploitanten.

 

(2)

Op grond van Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad (2) moeten de lidstaten ervoor zorgen dat heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur worden opgelegd. Verordening (EU) 2017/352 voorziet niet in een uitzondering op de heffingsplicht.

 

(3)

Gezien de ernst van de gevolgen van de COVID-19-uitbraak is het wenselijk havenbeheerders of bevoegde instanties toe te staan om te besluiten de voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 oktober 2020 verschuldigde heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur niet op te leggen, op te schorten, te verminderen of de betaling ervan uit te stellen. Desalniettemin dient deze verordening geen invloed te hebben op de organisatie van havens in de lidstaten. De lidstaten moeten derhalve de bevoegdheid behouden de vaststelling van dergelijke besluiten van de havenbeheerder of bevoegde instantie te reguleren. Een dergelijk niet-opleggen, opschorting, of vermindering, dan wel uitstel van betaling van heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur moet op transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze worden verleend.

 

(4)

Gezien de urgentie is het ook wenselijk havenbeheerders of bevoegde instanties toe te staan af te wijken van de in Verordening (EU) 2017/352 bepaalde verplichting om de gebruikers van haveninfrastructuur ten minste twee maanden vóór eventuele wijzigingen in de aard of het niveau van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur van kracht worden in kennis te stellen van die wijzigingen.

 

(5)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de wijziging van Verordening (EU) 2017/352 als antwoord op de urgente situatie die door de COVID-19-uitbraak is veroorzaakt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege zijn omvang of de gevolgen beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

 

(6)

Gezien de urgentie wegens de door de COVID-19-uitbraak veroorzaakte uitzonderlijke omstandigheden die de voorgestelde maatregelen rechtvaardigen en meer in het bijzonder teneinde de noodzakelijke maatregelen snel vast te stellen om bij te dragen tot de financiële draagkracht van scheepsexploitanten, is het nodig gebleken een uitzondering te maken op de periode van acht weken als bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het VEU, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

 

(7)

Door de onvoorzienbare en plotselinge uitbraak van COVID-19 en de voor de vaststelling van de desbetreffende maatregelen vereiste wetgevingsprocedures was het onmogelijk om dergelijke maatregelen tijdig aan te nemen. Daarom moeten de bepalingen van deze verordening ook betrekking hebben op heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur die verschuldigd zijn voor een periode vóór de inwerkingtreding van deze verordening. Gezien de aard van die bepalingen leidt een dergelijke aanpak niet tot schending van de gewettigde verwachtingen van de betrokkenen.

 

(8)

Verordening (EU) 2017/352 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(9)

Deze verordening moet met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan artikel 21 van Verordening (EU) 2017/352 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3.   Niettegenstaande artikel 13, leden 1, 3 en 4, mogen havenbeheerders of bevoegde instanties besluiten om voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 oktober 2020 verschuldigde heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur niet op te leggen, op te schorten, te verminderen, of de betaling ervan uit te stellen. De lidstaten mogen beslissen dat dergelijke besluiten moeten voldoen aan de daartoe in nationaal recht gestelde vereisten. Het niet-opleggen, de opschorting, de vermindering of het uitstel van betaling van heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur wordt op transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze verleend.

De havenbeheerder of bevoegde instantie zorgt ervoor dat de havengebruikers en de vertegenwoordigers of verenigingen van havengebruikers dienovereenkomstig in kennis worden gesteld. De in artikel 13, lid 5, bedoelde termijn van twee maanden is niet van toepassing.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2020.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • D. 
    M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitster

  • A. 
    METELKO-ZGOMBIĆ
 

  • (1) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 15 mei 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 mei 2020.
  • (2) 
    Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens (PB L 57 van 3.3.2017, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.