Richtlijn 2020/700 - Wijziging van Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798, wat de verlenging van de omzettingstermijnen betreft

1.

Wettekst

27.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/27

 

RICHTLIJN (EU) 2020/700 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 mei 2020

tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798, wat de verlenging van de omzettingstermijnen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Overeenkomstig artikel 57, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (2) en artikel 33, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad (3) moesten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking hebben gesteld om uiterlijk op 16 juni 2019 aan de relevante bepalingen van die richtlijnen te voldoen. Overeenkomstig artikel 57, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/797 en artikel 33, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/798 hadden de lidstaten echter ook de mogelijkheid de omzettingstermijn met één jaar te verlengen.

 

(2)

Zeventien lidstaten hebben de Commissie en het Spoorwegbureau van de Europese Unie (hierna “het Bureau” genoemd) in kennis gesteld van een verlenging van de omzettingstermijnen van de Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798 tot en met 16 juni 2020.

 

(3)

Vanwege de door de COVID-19-uitbraak veroorzaakte uitzonderlijke en onvoorzienbare situatie ondervinden sommige van die lidstaten problemen om de wetgevingswerkzaamheden binnen de vastgestelde omzettingstermijnen af te ronden en lopen zij bijgevolg het risico op niet-naleving van die termijnen. Dit kan voor de spoorwegsector, de nationale autoriteiten en het Bureau tot rechtsonzekerheid leiden met betrekking tot de wetgeving die van toepassing is op de spoorwegveiligheid en de interoperabiliteit. Dat het door de COVID‐19-uitbraak voor bepaalde lidstaten onmogelijk is om de Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798 om te zetten, heeft nadelige gevolgen voor de spoorwegsector.

 

(4)

Het is essentieel de spoorwegsector juridische duidelijkheid en rechtszekerheid te bieden door in voorkomend geval de lidstaten toe te staan met ingang van 16 juni 2020 gedurende een beperkte periode Richtlijnen 2004/49/EG (4) en 2008/57/EG (5) van het Europees Parlement en de Raad te blijven toepassen.

 

(5)

Aangezien de COVID-19-uitbraak zich voordeed tijdens de eindfase van de vaststelling van de nationale omzettingsmaatregelen van de Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798, moeten de lidstaten een extra termijn krijgen om het omzettingsproces te voltooien.

 

(6)

De omzettingstermijnen voor de Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798 moeten worden verlengd tot en met 31 oktober 2020. De respectievelijk in artikel 58 van Richtlijn (EU) 2016/797 en artikel 34 van Richtlijn (EU) 2016/798 vastgestelde data voor de intrekking van de Richtlijnen 2004/49/EG en 2008/57/EG moeten dienovereenkomstig worden aangepast.

 

(7)

Een aantal gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld op basis van Richtlijn (EU) 2016/798 waarbij is uitgegaan van de initiële omzettingstermijnen. In het licht van de huidige situatie, moeten die gedelegeerde handelingen worden afgestemd op de nieuwe omzettingstermijn.

 

(8)

Gezien de hoogdringendheid en de door de COVID-19-uitbraak veroorzaakte uitzonderlijke omstandigheden, is het nodig gebleken een uitzondering te maken op de periode van acht weken bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

 

(9)

Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de wijziging van de Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798 gezien de COVID-19-uitbraak, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

 

(10)

De richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(11)

Opdat de maatregelen waarin deze richtlijn voorziet direct kunnen worden toegepast, moet deze richtlijn met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Richtlijn (EU) 2016/797

Richtlijn (EU) 2016/797 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 54, lid 4, wordt vervangen door:

“4.   Uiterlijk met ingang van 16 juni 2019 voert het Bureau voert de vergunningstaken uit hoofde van de artikelen 21 en 24 en de in artikel 19 bedoelde taken uit wat betreft gebruiksgebieden in de lidstaten die het Bureau en de Commissie niet in kennis hebben gesteld overeenkomstig artikel 57, lid 2. In afwijking van de artikelen 21 en 24 kunnen nationale veiligheidsinstanties van de lidstaten die het Bureau en de Commissie op grond van artikel 57, lid 2, in kennis hebben gesteld, tot en met 16 juni 2020 vergunningen blijven afgeven overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG. In afwijking van de artikelen 21 en 24 kunnen nationale veiligheidsinstanties van de lidstaten die het Bureau en de Commissie op grond van artikel 57, lid 2 bis, in kennis hebben gesteld, tot en met 31 oktober 2020 vergunningen blijven afgeven overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG.”.

 

2)

In artikel 57 wordt het volgende lid ingevoegd:

“2 bis.   Lidstaten die de omzettingsperiode overeenkomstig lid 2 hebben verlengd, kunnen deze verder verlengen tot en met 31 oktober 2020. Hun omzettingsmaatregelen zijn van toepassing met ingang van die datum. Deze lidstaten stellen het Bureau en de Commissie daarvan uiterlijk 29 mei 2020 in kennis.”.

 

3)

In artikel 58, eerste alinea, wordt de datum “16 juni 2020” vervangen door “31 oktober 2020”.

Artikel 2

Wijziging van Richtlijn (EU) 2016/798

Richtlijn (EU) 2016/798 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 6 bis

Afstemming van de GVM’s op de herziene termijnen

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 27 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de toepassingsdata van de krachtens artikel 6, lid 6, vastgestelde gedelegeerde handelingen aan te passen aan de in artikel 33, lid 2 bis, vastgestelde omzettingstermijn. De procedure van artikel 27 bis is van toepassing op gedelegeerde handelingen krachtens dit artikel.”.

 

2)

Aan artikel 27 wordt het volgende lid toegevoegd:

“7.   De in artikel 6 bis bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend met ingang van 28 mei 2020 tot en met 31 oktober 2020.”.

 

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 27 bis

Spoedprocedure

  • 1. 
    Overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen treden onverwijld in werking en zijn van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van een gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en aan de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.
  • 2. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 27, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.”.
 

4)

Artikel 31, lid 3, wordt vervangen door:

“3.   Uiterlijk met ingang van 16 juni 2019 verricht het Bureau de certificeringstaken op grond van artikel 10 ten aanzien van de exploitatiegebieden in de lidstaten die het Bureau of de Commissie niet in kennis hebben gesteld overeenkomstig artikel 33, lid 2. In afwijking van artikel 10 kunnen de nationale veiligheidsinstanties van de lidstaten die het Agentschap en de Commissie in kennis hebben gesteld uit hoofde van artikel 33, lid 2, tot en met 16 juni 2020 certificaten blijven afgeven overeenkomstig Richtlijn 2004/49/EG. In afwijking van artikel 10 kunnen de nationale veiligheidsinstanties van de lidstaten die het Agentschap en de Commissie in kennis hebben gesteld uit hoofde van artikel 33, lid 2 bis, tot en met 31 oktober 2020 certificaten blijven afgeven overeenkomstig Richtlijn 2004/49/EG.”.

 

5)

In artikel 33 wordt het volgende lid ingevoegd:

“2 bis.   Lidstaten die de omzettingsperiode overeenkomstig lid 2 hebben verlengd, kunnen deze verder verlengen tot en met "31 oktober 2020". Hun omzettingsmaatregelen zijn van toepassing met ingang van die datum. Deze lidstaten stellen het Bureau en de Commissie daarvan uiterlijk 29 mei 2020 in kennis.”.

 

6)

In artikel 34, eerste alinea, wordt de datum “16 juni 2020” vervangen door “31 oktober 2020”.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2020.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • D. 
    M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitster

  • A. 
    METELKO-ZGOMBIĆ
 

  • (1) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 15 mei 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 25 mei 2020.
  • (2) 
    Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).
  • (4) 
    Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (spoorwegveiligheidsrichtlijn) (PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44).
  • (5) 
    Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.