Besluit 2020/701 - Toekenning van macrofinanciële bijstand aan uitbreidings- en nabuurschapspartners in de context van de COVID-19-pandemie

1.

Wettekst

27.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/31

 

BESLUIT (EU) 2020/701 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 mei 2020

betreffende de toekenning van macrofinanciële bijstand aan uitbreidings- en nabuurschapspartners in de context van de COVID-19-pandemie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De COVID-19-pandemie heeft bijzonder schadelijke gevolgen voor de economische en financiële stabiliteit in de uitbreidings- en nabuurschapsregio’s. Partners zien zich momenteel geconfronteerd met een zwakke en snel verslechterende betalingsbalans en begrotingspositie, nu hun economie op een recessie afstevent. Voor snel en krachtdadig handelen van de Unie om die economieën te stutten, valt dus veel te zeggen. Dit besluit heeft bijgevolg betrekking op tien partners: de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo (*), Montenegro en de Republiek Noord-Macedonië in de uitbreidingsregio; Georgië, de Republiek Moldavië en Oekraïne in het oostelijke nabuurschap en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië en de Republiek Tunesië in het zuidelijke nabuurschap (hierna de “partners” of de “partnerlanden”genoemd).

 

(2)

De hoogdringendheid van de bijstand houdt verband met de onmiddellijke behoefte van de partners aan middelen, naast de middelen die via andere Unie-instrumenten en door internationale financiële instellingen, lidstaten en andere bilaterale donoren zullen worden verschaft. Dit is noodzakelijk om op korte termijn beleidsruimte te creëren zodat de autoriteiten van de partners maatregelen kunnen uitrollen om de economische fall-out van de COVID-19-pandemie te bestrijden.

 

(3)

De autoriteiten van elk van de partners en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) hebben reeds overeenstemming bereikt, of zullen dat waarschijnlijk op korte termijn doen, over een programma dat zal worden ondersteund door een kredietregeling met het IMF.

 

(4)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet een uitzonderlijk financieringsinstrument zijn van ongebonden en niet-toegewezen betalingsbalanssteun, gericht op het lenigen van de onmiddellijke externe financieringsbehoeften van de begunstigde, in combinatie met een niet uit voorzorg getroffen kredietregeling met het IMF, die afhankelijk wordt gesteld van een overeengekomen programma voor economische hervormingen. In het kader van de COVID-19-pandemie moet de macrofinanciële bijstand van de Unie ook beschikbaar zijn voor partners die noodfinanciering van het IMF ontvangen; deze kan er komen zonder voorafgaande maatregelen en/of conditionaliteit, zoals via het Rapid Financing Instrument. Die bijstand moet dus over een kortere periode lopen, beperkt blijven tot twee uitbetalingen en dienen ter ondersteuning van de uitvoering van een beleidsprogramma met een beperkt aantal hervormingsmaatregelen.

 

(5)

Financiële steun van de Unie voor de partners strookt met het uitbreidings- en nabuurschapsbeleid van de Unie.

 

(6)

Aangezien de partners ofwel toetredingslanden of pretoetredingslanden zijn, ofwel onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, komen zij in aanmerking om macrofinanciële bijstand van de Unie te ontvangen.

 

(7)

Aangezien te verwachten valt dat de dramatisch verslechterende externe financieringsbehoeften van de partners de door het IMF en andere multilaterale instellingen verstrekte middelen te boven zullen gaan, wordt de toekenning van macrofinanciële bijstand door de Unie aan de partners, onder de huidige uitzonderlijke omstandigheden, beschouwd als een passende reactie op de verzoeken van de partners om hun economische stabilisatie te ondersteunen. De macrofinanciële bijstand van de Unie zou de economische stabilisatie ondersteunen en een aanvulling vormen op de middelen die in het kader van de kredietregeling met het IMF beschikbaar worden gesteld.

 

(8)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet zijn gericht op het helpen herstellen van een houdbare externe financieringspositie voor de partners, waardoor hernieuwde economische en sociale ontwikkeling worden ondersteund.

 

(9)

Het bedrag aan macrofinanciële bijstand van de Unie is gebaseerd op een voorlopige raming van de resterende externe financieringsbehoeften van elk van de partners, en bij de bepaling ervan is rekening gehouden met het vermogen van de partner om zichzelf te financieren met eigen middelen, in het bijzonder de internationale reserves die deze ter beschikking heeft. De macrofinanciële bijstand van de Unie moet een aanvulling vormen op de programma’s van het IMF en de Wereldbank en de door hen verstrekte middelen. Bij de vaststelling van het bijstandsbedrag wordt ook rekening gehouden met het gegeven dat de lasten billijk tussen de Unie en andere donoren moeten worden verdeeld, met de reeds bestaande inzet van andere externe financieringsinstrumenten van de Unie, en met de meerwaarde van de totale inbreng van de Unie.

 

(10)

De Commissie moet ervoor zorgen dat de macrofinanciële bijstand van de Unie juridisch en materieel verenigbaar is met de voornaamste beginselen en doelstellingen van de verschillende onderdelen van het extern optreden en het relevante beleid van de Unie op andere terreinen, alsook met de in het kader daarvan genomen maatregelen.

 

(11)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet haar externe beleid met betrekking tot de partners ondersteunen. De Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) moeten gedurende de hele macrofinanciële-bijstandsoperatie nauw samenwerken om het externe beleid van de Unie te coördineren en de samenhang ervan te waarborgen.

 

(12)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet de inspanningen van de partners ondersteunen om met de Unie gedeelde waarden, zoals de democratie, de rechtsstaat, goed bestuur, eerbiediging van de mensenrechten, duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, na te leven, en om het beginsel van open, op regels gebaseerde en eerlijke handel toe te passen.

 

(13)

Het moet een basisvoorwaarde voor de toekenning van de macrofinanciële bijstand van de Unie zijn dat de partners doeltreffende democratische mechanismen, waaronder een parlementair meerpartijenstelsel en de rechtsstaat, in acht nemen en de naleving van de mensenrechten waarborgen. Bovendien moeten de specifieke doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie de efficiëntie, de transparantie en de verantwoording inzake de beheersystemen voor de overheidsfinanciën in de partnerlanden bevorderen en structurele hervormingen stimuleren die gericht zijn op de ondersteuning van duurzame groei en begrotingsconsolidatie. De Commissie en de EDEO moeten er regelmatig op toezien dat aan de basisvoorwaarden is voldaan en dat die doelstellingen worden verwezenlijkt.

 

(14)

Met het oog op een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie in het kader van de macrofinanciële bijstand van de Unie moeten de partners passende maatregelen nemen in verband met de preventie en de bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden met betrekking tot die bijstand. Daarnaast moet erin worden voorzien dat de Commissie controles verricht, de Rekenkamer audits uitvoert en het Europees Openbaar Ministerie zijn bevoegdheden uitoefent.

 

(15)

De uitkering van de macrofinanciële bijstand van de Unie laat de bevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad als begrotingsautoriteit onverlet.

 

(16)

De bedragen van de voorziening voor de macrofinanciële bijstand moeten stroken met de in het meerjarig financieel kader vastgestelde begrotingskredieten.

 

(17)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet door de Commissie worden beheerd. Om ervoor te zorgen dat het Europees Parlement en de Raad de uitvoering van dit besluit kunnen volgen, moet de Commissie hen regelmatig inlichten over ontwikkelingen met betrekking tot die bijstand en hun de relevante documenten verstrekken.

 

(18)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van dit besluit, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2).

 

(19)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet zijn onderworpen aan economischebeleidsvoorwaarden, die in een memorandum van overeenstemming moeten worden vastgelegd. Omwille van de efficiëntie en om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering te waarborgen, moet de Commissie worden gemachtigd om met de autoriteiten van de partners onderhandelingen over deze voorwaarden te voeren onder toezicht van het comité van vertegenwoordigers van de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011. Uit hoofde van die verordening moet in alle andere gevallen dan die waarin die verordening voorziet, in de regel de raadplegingsprocedure worden gebruikt. Gezien de mogelijk aanzienlijke gevolgen van bijstand van meer dan 90 miljoen EUR, is het passend dat de onderzoeksprocedure als gespecifieerd in Verordening (EU) nr. 182/2011 wordt gebruikt voor verrichtingen boven die drempel. Gezien het bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie aan elk van de partners moet de raadplegingsprocedure worden toegepast op de vaststelling van het memorandum van overeenstemming met Montenegro, terwijl de onderzoeksprocedure moet worden toegepast op de vaststelling van het memorandum van overeenstemming met de overige partners waarop dit besluit ziet, en dienovereenkomstig voor het verlagen, schorsen of annuleren van die bijstand.

 

(20)

Daar de doelstelling van dit besluit, namelijk de economieën ondersteunen van partners die zich als gevolg van de COVID-19-pandemie momenteel geconfronteerd zien met een zwakke en snel verslechterende betalingsbalans en begrotingspositie, en waarvan de economie op een recessie afstevent, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

 

(21)

Gezien de urgentie die voortvloeit uit de uitzonderlijke omstandigheden ten gevolge van de COVID‐19-pandemie en de daarmee gepaard gaande economische gevolgen, werd het nodig geacht een uitzondering te maken op de periode van acht weken bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het VEU, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

 

(22)

Dit besluit moet met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De Unie stelt de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, Georgië, het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, Kosovo, de Republiek Moldavië, Montenegro, de Republiek Noord-Macedonië, de Republiek Tunesië en Oekraïne (hierna de “partners” of de “partnerlanden” genoemd) macrofinanciële bijstand (hierna “de macrofinanciële bijstand van de Unie” genoemd) ter beschikking voor een maximumbedrag van in totaal 3 miljard EUR, teneinde de economische stabilisatie van de partners en een substantiële hervormingsagenda te ondersteunen. De bijstand draagt bij aan het lenigen van dringende betalingsbalansbehoeften van de partners die in het kader van het door het IMF ondersteunde programma zijn vastgesteld, en wordt als volgt beschikbaar gesteld:
 

a)

180 miljoen EUR voor de Republiek Albanië;

 

b)

250 miljoen EUR voor Bosnië en Herzegovina;

 

c)

150 miljoen EUR voor Georgië;

 

d)

200 miljoen EUR voor het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië;

 

e)

100 miljoen EUR voor Kosovo;

 

f)

100 miljoen EUR voor de Republiek Moldavië;

 

g)

60 miljoen EUR voor Montenegro;

 

h)

160 miljoen EUR voor de Republiek Noord-Macedonië;

 

i)

600 miljoen EUR voor de Republiek Tunesië;

 

j)

1,2 miljard EUR voor Oekraïne.

  • 2. 
    Het volledige bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie wordt in de vorm van leningen aan elk van de partners verstrekt. De Commissie is bevoegd om namens de Unie de nodige financiële middelen te lenen op de kapitaalmarkten of van financiële instellingen en om de middelen vervolgens aan de partner door te lenen. De leningen hebben een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.
  • 3. 
    De uitkering van de macrofinanciële bijstand van de Unie wordt door de Commissie beheerd op een wijze die strookt met de overeenkomsten of afspraken tussen het IMF en de partner. De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad regelmatig in over de ontwikkelingen met betrekking tot de macrofinanciële bijstand van de Unie, met inbegrip van de uitbetalingen daarvan, en verstrekt die instellingen tijdig de relevante documenten.
  • 4. 
    De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt beschikbaar gesteld voor een periode van twaalf maanden, die ingaat op de eerste dag na de inwerkingtreding van het in artikel 3, lid 1, bedoelde memorandum van overeenstemming.
  • 5. 
    Indien de financieringsbehoeften van een partner tijdens de periode van uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie aanzienlijk verminderen ten opzichte van de oorspronkelijke prognoses, gaat de Commissie, handelend overeenkomstig artikel 7, lid 2, over tot vermindering van het bedrag van de bijstand, dan wel tot schorsing of annulering van de bijstand.

Artikel 2

  • 1. 
    De toekenning van de macrofinanciële bijstand van de Unie is onderworpen aan de basisvoorwaarde dat de partner doeltreffende democratische mechanismen eerbiedigt, waaronder een parlementair meerpartijenstelsel en de rechtsstaat, en de naleving van de mensenrechten waarborgt.
  • 2. 
    De Commissie en de EDEO zien er tijdens de volledige duur van de macrofinanciële bijstand van de Unie op toe dat aan de in lid 1 gestelde basisvoorwaarde is voldaan.
  • 3. 
    De leden 1 en 2 worden toegepast overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad (3).

Artikel 3

  • 1. 
    De Commissie stelt, overeenkomstig artikel 7, lid 2, met de autoriteiten van elk van de partners duidelijk gedefinieerde economischebeleids- en financiële voorwaarden, gericht op structurele hervormingen en gezonde overheidsfinanciën, waaraan de macrofinanciële bijstand van de Unie onderworpen is. Die economischebeleids- en financiële voorwaarden worden vastgelegd in een memorandum van overeenstemming, dat een tijdschema bevat voor het vervullen van die voorwaarden. De in het memorandum van overeenstemming vastgelegde economischebeleids- en financiële voorwaarden stroken met de in artikel 1, lid 3, bedoelde overeenkomsten of afspraken, met inbegrip van de programma’s voor macro-economische aanpassing en structurele hervorming die door de partner met steun van het IMF worden uitgevoerd.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde voorwaarden zijn in het bijzonder gericht op het bevorderen van de efficiëntie, de transparantie en de verantwoording inzake de beheersystemen voor de overheidsfinanciën in de partnerlanden, met inbegrip van de systemen voor het gebruik van de macrofinanciële bijstand van de Unie. Bij het vaststellen van de beleidsmaatregelen wordt ook naar behoren rekening gehouden met vooruitgang op het gebied van het wederzijds openstellen van markten, de ontwikkeling van op regels gebaseerde en eerlijke handel, en andere prioriteiten in het kader van het externe beleid van de Unie. De Commissie ziet regelmatig toe op de vooruitgang die bij het bereiken van die doelstellingen is geboekt.
  • 3. 
    De financiële voorwaarden van de macrofinanciële bijstand van de Unie worden in detail vastgelegd in een tussen de Commissie en de autoriteiten van elk van de partners afzonderlijk te sluiten leningsovereenkomst (hierna de “leningsovereenkomst” genoemd).
  • 4. 
    De Commissie onderzoekt op gezette tijden of de in artikel 4, lid 3, bedoelde voorwaarden vervuld blijven, onder meer of het economische beleid van de partner verenigbaar is met de doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie. Hierbij werkt de Commissie nauw samen met het IMF en de Wereldbank en, indien nodig, met het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 4

  • 1. 
    De Commissie stelt de macrofinanciële bijstand van de Unie onder de in lid 3 bedoelde voorwaarden beschikbaar in twee leningstranches. De omvang van elke van deze tranches wordt in het memorandum van overeenstemming vastgelegd.
  • 2. 
    Voor de bedragen van de macrofinanciële bijstand van de Unie worden, indien nodig, voorzieningen aangelegd overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (4).
  • 3. 
    De Commissie besluit tot uitkering van de tranches mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de in artikel 2 gestelde basisvoorwaarde;

 

b)

constante bevredigende vorderingen bij de uitvoering van een niet uit voorzorg getroffen kredietregeling met het IMF;

 

c)

de bevredigende uitvoering van de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde economischebeleids- en financiële voorwaarden.

De tweede tranche wordt in beginsel niet vroeger dan drie maanden na de uitkering van de eerste tranche uitgekeerd.

  • 4. 
    Indien de in lid 3, eerste alinea, genoemde voorwaarden niet zijn vervuld, wordt de uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie tijdelijk geschorst of geannuleerd door de Commissie. In die gevallen licht zij het Europees Parlement en de Raad in over de redenen voor de schorsing of annulering.
  • 5. 
    De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt aan de centrale bank van de partner uitbetaald. Met inachtneming van de in het memorandum van overeenstemming vast te leggen bepalingen, onder meer betreffende een bevestiging van de resterende budgettaire financieringsbehoeften, kunnen de middelen van de Unie aan het ministerie van Financiën als eindbegunstigde worden overgemaakt.

Artikel 5

  • 1. 
    De op de macrofinanciële bijstand van de Unie betrekking hebbende transacties tot het opnemen en verstrekken van leningen worden uitgevoerd in euro, worden met dezelfde valutadatum afgesloten, en betrekken de Unie niet bij enige looptijdtransformatie, of stellen haar niet bloot aan enig valuta- of renterisico of aan enig ander commercieel risico.
  • 2. 
    Indien de omstandigheden dit mogelijk maken en indien de partner daarom verzoekt, kan de Commissie de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat in de leningsvoorwaarden een clausule inzake vervroegde aflossing wordt opgenomen en dat in de voorwaarden verbonden aan de opgenomen leningen een overeenkomstige clausule voorkomt.
  • 3. 
    Indien de omstandigheden een gunstigere rente op de verstrekte lening mogelijk maken en indien de partner daarom verzoekt, kan de Commissie besluiten de oorspronkelijk door haar opgenomen leningen geheel of gedeeltelijk te herfinancieren of de overeenkomstige financiële voorwaarden te herstructureren. De herfinancieringen of herstructureringen gebeuren onder de in de leden 1 en 4 vastgestelde voorwaarden en mogen niet leiden tot een verlenging van de looptijd van de betrokken opgenomen leningen en evenmin tot een verhoging van het op de datum van deze herfinancieringen of herstructureringen nog uitstaande bedrag.
  • 4. 
    Alle kosten die de Unie met betrekking tot de uit hoofde van dit besluit opgenomen of verstrekte leningen maakt, komen ten laste van de partner.
  • 5. 
    De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad in over ontwikkelingen met betrekking tot de in de leden 2 en 3 bedoelde verrichtingen.

Artikel 6

  • 1. 
    De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (5).
  • 2. 
    De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt in direct beheer uitgevoerd.
  • 3. 
    De leningsovereenkomst bevat bepalingen die het volgende verzekeren:
 

a)

de partner gaat regelmatig na of de uit de algemene Uniebegroting verstrekte financiering naar behoren is gebruikt, neemt passende maatregelen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude, en onderneemt zo nodig gerechtelijke stappen om de uit hoofde van dit besluit verstrekte middelen waaraan geen wettige bestemming is gegeven, terug te vorderen;

 

b)

de financiële belangen van de Unie worden beschermd, in het bijzonder met specifieke maatregelen met het oog op de preventie en de bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met de macrofinanciële bijstand van de Unie, overeenkomstig Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 (6) en (Euratom, EG) nr. 2185/96 (7) van de Raad en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8) en, voor de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking met betrekking tot het Europees Openbaar Ministerie, Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (9). Daartoe wordt het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) uitdrukkelijk gemachtigd tot het verrichten van onderzoeken, waaronder controles en inspecties ter plaatse met inbegrip van digitale forensische onderzoeken en gesprekken;

 

c)

de Commissie of haar vertegenwoordigers worden uitdrukkelijk gemachtigd tot het uitvoeren van controles, waaronder controles en inspecties ter plaatse;

 

d)

de Commissie en de Rekenkamer worden uitdrukkelijk gemachtigd om tijdens en na de periode dat de macrofinanciële bijstand van de Unie beschikbaar is, audits uit te voeren, met inbegrip van documentaudits en audits ter plaatse, zoals operationele beoordelingen;

 

e)

de Unie heeft recht op vervroegde aflossing van de lening, indien is vastgesteld dat de partner met betrekking tot het beheer van de macrofinanciële bijstand van de Unie fraude, corruptie of enige andere onrechtmatige activiteit heeft gepleegd die de financiële belangen van de Unie schaadt; en

 

f)

alle kosten die de Unie met betrekking tot de uit hoofde van dit besluit opgenomen en verstrekte leningen maakt, komen ten laste van de partner.

  • 4. 
    Vóór de uitvoering van de macrofinanciële bijstand van de Unie beoordeelt de Commissie, door middel van een operationele beoordeling, de deugdelijkheid van de voor deze bijstand geldende financiële regelingen, administratieve procedures en interne en externe controlemechanismen van de partner.

Artikel 7

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing op de macrofinanciële bijstand van de Unie voor Montenegro, terwijl artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing is op de macrofinanciële bijstand van de Unie voor de overige partners waarop dit besluit betrekking heeft.

Artikel 8

  • 1. 
    De Commissie dient jaarlijks, uiterlijk op 30 juni, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van dit besluit in het voorgaande jaar, met inbegrip van een evaluatie van die uitvoering. In dat verslag:
 

a)

wordt de bij de uitvoering van de macrofinanciële bijstand van de Unie geboekte vooruitgang onderzocht;

 

b)

worden de economische situatie en vooruitzichten van de partner beoordeeld, alsook de bij de uitvoering van de in artikel 3, lid 1, bedoelde beleidsmaatregelen geboekte vooruitgang;

 

c)

wordt het verband gespecificeerd tussen de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde economischebeleidsvoorwaarden, de actuele economische en budgettaire prestaties van de partner en de besluiten van de Commissie tot uitkering van de tranches van de macrofinanciële bijstand van de Unie.

  • 2. 
    Uiterlijk twee jaar na het verstrijken van de in artikel 1, lid 4, vastgestelde beschikbaarheidsperiode dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een ex-postevaluatieverslag in met een beoordeling van de resultaten en de efficiëntie van de voltooide macrofinanciële bijstand van de Unie en van de mate waarin die tot de doelstellingen van de bijstand heeft bijgedragen.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2020.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • D. 
    M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitster

  • A. 
    METELKO-ZGOMBIĆ
 

  • (1) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 15 mei 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 mei 2020.

(*)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

  • (2) 
    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • (3) 
    Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).
  • (5) 
    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
  • (6) 
    Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
  • (7) 
    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
  • (8) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
  • (9) 
    Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.