Uitvoeringsbesluit 2020/1277 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/680/EU waarbij Denemarken en Zweden worden gemachtigd tot verlenging van de toepassing van een bijzondere maatregel in afwijking van de artikelen 168, 169, 170 en 171 van de btw-richtlijn

1.

Wettekst

14.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/35

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1277 VAN DE RAAD

van 9 september 2020

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/680/EU waarbij het Koninkrijk Denemarken en het Koninkrijk Zweden worden gemachtigd tot verlenging van de toepassing van een bijzondere maatregel in afwijking van de artikelen 168, 169, 170 en 171 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij brieven, ingekomen bij de Commissie op 20 februari 2020, hebben Denemarken en Zweden verzocht om machtiging tot verlenging van de toepassing van een bijzondere maatregel in afwijking van de artikelen 168, 169, 170 en 171 van Richtlijn 2006/112/EG, uit hoofde waarvan belastingplichtigen hun recht op aftrek of teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) moeten uitoefenen in de lidstaat waar deze is voldaan.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie bij brief van 2 april 2020 de verzoeken van Denemarken en Zweden overgemaakt aan de overige lidstaten. Bij brief van 3 april 2020 heeft de Commissie Denemarken en Zweden meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die nodig was voor de beoordeling van de verzoeken.

 

(3)

De derogatieverzoeken hebben betrekking op de terugvordering van de btw die is begrepen in de tol voor het gebruik van de vaste Sontverbinding tussen Denemarken en Zweden. Overeenkomstig de btw-regels inzake de plaats van diensten met betrekking tot onroerende goederen is de btw die is begrepen in de tol voor het gebruik van de vaste Sontverbinding, ten dele aan Denemarken en ten dele aan Zweden verschuldigd.

 

(4)

Krachtens Beschikking 2000/91/EG van de Raad (2) zijn Denemarken en Zweden gemachtigd, in afwijking van de regel dat een belastingplichtige zijn recht op aftrek of teruggaaf moet uitoefenen in de lidstaat waar de btw werd voldaan, tot en met 31 december 2002 een bijzondere maatregel toe te passen op grond waarvan een belastingplichtige zich voor de terugvordering van de btw slechts tot één enkele overheid moet wenden. Die machtiging is vervolgens bij Beschikking 2003/65/EG van de Raad (3) tot en met 31 december 2006 en bij Beschikking 2007/132/EG van de Raad (4) tot en met 31 december 2013 verlengd. Krachtens Uitvoeringsbesluit 2013/680/EU van de Raad (5) zijn Denemarken en Zweden gemachtigd van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 een bijzondere maatregel toe te passen, in afwijking van de artikelen 168, 169, 170 en 171 van Richtlijn 2006/112/EG.

 

(5)

De juridische en feitelijke omstandigheden die de rechtvaardiging vormden voor de derogatie zijn ongewijzigd en bestaan nog steeds. Denemarken en Zweden moeten derhalve worden gemachtigd de bijzondere maatregel gedurende een nieuwe beperkte periode toe te passen.

 

(6)

De toepassing van de bijzondere derogatiemaatregel heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

 

(7)

Uitvoeringsbesluit 2013/680/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2013/680/EU wordt de datum “31 december 2020” vervangen door “31 december 2027”.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum van kennisgeving.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Denemarken en het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel, 9 september 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    ROTH
 

  • (2) 
    Beschikking 2000/91/EG van de Raad van 24 januari 2000 waarbij het Koninkrijk Denemarken en het Koninkrijk Zweden worden gemachtigd af te wijken van artikel 17 van Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (PB L 28 van 3.2.2000, blz. 38).
  • (3) 
    Beschikking 2003/65/EG van de Raad van 21 januari 2003 tot verlenging van de toepassing van Beschikking 2000/91/EG waarbij het Koninkrijk Denemarken en het Koninkrijk Zweden worden gemachtigd af te wijken van artikel 17 van Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (PB L 25 van 30.1.2003, blz. 40).
  • (4) 
    Beschikking 2007/132/EG van de Raad van 30 januari 2007 tot verlenging van de toepassing van Beschikking 2000/91/EG waarbij het Koninkrijk Denemarken en het Koninkrijk Zweden worden gemachtigd af te wijken van artikel 17 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (PB L 57 van 24.2.2007, blz. 10).
  • (5) 
    Uitvoeringsbesluit 2013/680/EU van de Raad van 15 november 2013 waarbij het Koninkrijk Denemarken en het Koninkrijk Zweden worden gemachtigd tot verlenging van de toepassing van een bijzondere maatregel in afwijking van de artikelen 168, 169, 170 en 171 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 316 van 27.11.2013, blz. 39).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.