Besluit 2020/1325 - EU-standpunt in het kader van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan wat betreft de door het Verenigd Koninkrijk ingediende aanvraag tot toetreding tot dat verdrag

1.

Wettekst

25.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 311/8

 

BESLUIT (EU) 2020/1325 VAN DE RAAD

van 21 september 2020

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie in het kader van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan moet worden ingenomen wat betreft de door het Verenigd Koninkrijk ingediende aanvraag tot toetreding tot dat verdrag, en tot intrekking van Besluit (EU) 2019/510

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (1) (“het NEAFC-verdrag”) werd goedgekeurd bij Besluit 81/608/EEG van de Raad (2) en is op 17 maart 1982 in werking getreden.

 

(2)

Het NEAFC-verdrag is momenteel van toepassing op het Verenigd Koninkrijk omdat de Unie verdragsluitende partij bij dat verdrag is, terwijl artikel 20, lid 4, van het NEAFC-verdrag uitsluit dat lidstaten tot dit Verdrag toetreden.

 

(3)

Op grond van artikel 20, lid 4, van het NEAFC-verdrag kan elke staat tot het NEAFC-verdrag toetreden, mits de toetredingsaanvraag van die staat binnen 90 dagen na de datum waarop de depositaris kennis heeft gegeven van de ontvangst van de aanvraag, wordt goedgekeurd door driekwart van alle verdragsluitende partijen.

 

(4)

Op 8 januari 2019 heeft het Verenigd Koninkrijk een aanvraag ingediend om toe te treden tot het NEAFC-verdrag als verdragsluitende partij. Op dezelfde dag stelde de depositaris de Commissie daarvan in kennis.

 

(5)

Op 25 maart stelde de Raad Besluit (EU) 2019/510 (3) vast. Dat besluit sprak zich uit vóór toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot het NEAFC-verdrag en was bedoeld om te anticiperen op de situatie waarin het Verenigd Koninkrijk de Unie zonder terugtrekkingsakkoord zou verlaten. Bijgevolg machtigde Besluit (EU) 2019/510 de Commissie alleen om het standpunt van de Unie mee te delen ingeval er geen terugtrekkingsakkoord zou worden gesloten.

 

(6)

De toetredingsaanvraag van het Verenigd Koninkrijk werd niet goedgekeurd door het vereiste aantal van verdragsluitende partijen bij het NEAFC-verdrag aangezien het quorum van driekwart niet was gehaald.

 

(7)

Op grond van artikel 129, lid 4, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (4) (“het terugtrekkingsakkoord”) kan het Verenigd Koninkrijk tijdens de overgangsperiode onderhandelen over internationale overeenkomsten die het in eigen hoedanigheid heeft gesloten op gebieden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen, alsook deze ondertekenen en bekrachtigen, mits deze overeenkomsten niet in werking treden of van toepassing zijn tijdens de overgangsperiode, tenzij de Unie daartoe machtiging geeft. Besluit (EU) 2020/135 van de Raad (5) bevat de voorwaarden en procedure voor het geven van dergelijke machtigingen.

 

(8)

Bij brief van 3 april 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van zijn voornemen om kenbaar te maken dat het ermee instemt, in eigen hoedanigheid, zich tijdens de overgangsperiode te laten binden door het NEAFCverdrag. Op 6 juli 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk een nieuwe aanvraag om toetreding tot dat verdrag ingediend, waarbij het een toetreding nastreefde die tijdens de overgangsperiode van kracht zou worden op een wijze die strookt met het terugtrekkingsakkoord.

 

(9)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1305 van de Raad (6) machtigt het Verenigd Koninkrijk om kenbaar te maken dat het ermee instemt, in eigen hoedanigheid, zich te laten binden door het NEAFC-verdrag, omdat aan de voorwaarden van artikel 3, lid 1, van Besluit (EU) 2020/135 is voldaan.

 

(10)

Op grond van de artikelen 56, 63 en 116 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (7) (“Unclos”) heeft het Verenigd Koninkrijk als kuststaat rechtmatige belangen bij de visserij in het in het NEAFC-verdrag bepaalde verdragsgebied (de volle zee), in zoverre de wateren in de exclusieve economische zone van het Verenigd Koninkrijk vallen onder dat verdragsgebied.

 

(11)

Om niet-duurzame visserij te voorkomen, is het in het belang van de Unie dat het Verenigd Koninkrijk meewerkt aan het beheer van de visbestanden van gemeenschappelijk belang, met volledige inachtneming van de bepalingen van Unclos, de Overeenkomst van de Verenigde Naties over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (8) (“UNFSA”) en van enige andere internationale overeenkomst of regel in het internationale recht.

 

(12)

Zoals bepaald in artikel 63, lid 2, Unclos en artikel 8 UNFSA moeten, wanneer eenzelfde bestand of bestanden van verwante soorten in zowel de exclusieve economische zone als in een gebied buiten en grenzend aan die zone voorkomen, de kuststaat en de staten die in het aangrenzend gebied op die bestanden vissen, samenwerken om tot overeenstemming te komen omtrent de nodige maatregelen tot behoud van die bestanden in het aangrenzende gebied. Een dergelijke samenwerking kan tot stand worden gebracht in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer. De toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot het NEAFC-verdrag zal het Verenigd Koninkrijk in staat stellen mee te werken aan de nodige visserijbeheersmaatregelen en te waarborgen dat het betrokken bestand (de betrokken bestanden) bij de visserijactiviteiten op een duurzame wijze wordt (worden) geëxploiteerd.

 

(13)

Door vóór het verstrijken van de overgangsperiode toe te treden, zou het Verenigd Koninkrijk volledig uitvoering kunnen geven aan de Unclos-verplichtingen inzake instandhoudings- en beheersmaatregelen die van kracht worden wanneer de overgangsperiode is afgelopen en het Unierecht niet meer voor het Verenigd Koninkrijk geldt. Het is bijgevolg in het belang van de Unie om de door het Verenigd Koninkrijk ingediende aanvraag tot toetreding tot het NEAFC-verdrag goed te keuren vóór het verstrijken van de in artikel 20, lid 4, van het NEAFC-verdrag bedoelde kennisgevingstermijn.

 

(14)

Omwille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet Besluit (EU) 2019/510 worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het kader van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (“het NEAFC-verdrag”), houdt in dat de aanvraag tot toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot het NEAFC-verdrag wordt goedgekeurd.
  • 2. 
    De Commissie wordt gemachtigd om de depositaris van het NEAFC-verdrag vóór het verstrijken van de in artikel 20, lid 4, van het NEAFC-verdrag bedoelde kennisgevingstermijn in kennis te stellen van het standpunt van de Unie.

Artikel 2

Besluit (EU) 2019/510 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 21 september 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    KLOECKNER
 

  • (2) 
    Besluit 81/608/EEG van de Raad van 13 juli 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (PB L 227 van 12.8.1981, blz. 21).
  • (3) 
    Besluit (EU) 2019/510 van de Raad van 25 maart 2019 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie in het kader van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan moet worden ingenomen wat betreft de door het Verenigd Koninkrijk ingediende aanvraag tot toetreding tot dat Verdrag (PB L 85 van 27.3.2019, blz. 22).
  • (5) 
    Besluit (EU) 2020/135 van de Raad van 30 januari 2020 betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 1).
  • (6) 
    Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1305 van de Raad van 18 september 2020 betreffende de machtiging van het Verenigd Koninkrijk om kenbaar te maken dat het ermee instemt, in eigen hoedanigheid, zich te laten binden door bepaalde internationale overeenkomsten die tijdens de overgangsperiode moeten worden toegepast op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Unie (PB L 305 van 21.9.2020, blz. 27).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.