Uitvoeringsbesluit 2020/1343 - Toekenning van tijdelijke steun aan Bulgarije om het risico op werkloosheid door de COVID-19-uitbraak te beperken

1.

Wettekst

29.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 314/10

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1343 VAN DE RAAD

van 25 september 2020

tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan Bulgarije om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak (1), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 7 augustus 2020 heeft Bulgarije de Unie om financiële bijstand verzocht als aanvulling op zijn nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen.

 

(2)

De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die Bulgarije heeft getroffen om de uitbraak en de sociaal-economische en gezondheidseffecten daarvan in te perken, zullen naar verwachting een dramatisch effect op de overheidsfinanciën hebben. Volgens de voorjaarsprognose 2020 van de Commissie zou Bulgarije tegen het einde van 2020 een overheidstekort van 2,8 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een schuld van 25,5 % van het bbp hebben. Volgens de tussentijdse zomerprognose 2020 van de Commissie zou het bbp van Bulgarije in 2020 met 7,1 % krimpen.

 

(3)

Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in Bulgarije inactief geworden. Dat heeft geleid tot een plotse en sterke stijging van de overheidsuitgaven van Bulgarije in verband met twee loonkostensubsidies, zoals uiteengezet in de overwegingen 4 en 5.

 

(4)

Meer bepaald is bij “Besluit nr. 55 van 30 maart 2020 van de ministerraad” (2), waarnaar in het verzoek van Bulgarije van 7 augustus 2020 wordt verwezen, een maatregel ingevoerd die voorziet in loonkostensubsidie voor ondernemingen die als gevolg van de COVID-19-uitbraak vrijwillig of op grond van een wettelijke verplichting hun activiteit hebben beperkt of stopgezet. De werknemers moeten hun baan behouden zolang aan de maatregel wordt deelgenomen en nadien gedurende een gelijke periode. De maandelijkse loonkostensubsidie voor de in aanmerking komende ondernemingen bedraagt 60 % van het maandelijks brutoloon (inclusief de sociale premies van werkgevers) van de begunstigde werknemers.

 

(5)

Voorts is bij “Besluit nr. 151 van 3 juli 2020 van de ministerraad” (3), waarnaar in het verzoek van Bulgarije van 7 augustus 2020 wordt verwezen, een maatregel ingevoerd die voorziet in loonkostensubsidie voor ondernemingen die als gevolg van de COVID-19-uitbraak ten minste 20 % van hun inkomsten zijn misgelopen. De werknemers moeten hun baan behouden zolang aan de maatregel wordt deelgenomen en nadien gedurende een gelijke periode. De maandelijkse loonkostensubsidie voor de in aanmerking komende ondernemingen bedraagt 60 % van het maandelijks brutoloon (inclusief de sociale premies van werkgevers) van de begunstigde werknemers.

 

(6)

Bulgarije voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. Bulgarije heeft de Commissie het nodige bewijsmateriaal verschaft dat de werkelijke en geplande overheidsuitgaven sinds 1 februari 2020 met 511 000 000 EUR zijn gestegen als gevolg van de nationale maatregelen om de sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak het hoofd te bieden. Dit komt neer op een plotse en sterke stijging, aangezien de nieuwe maatregelen een aanzienlijk aandeel van de bedrijven en de beroepsbevolking in Bulgarije bestrijken of beogen te bestrijken.

 

(7)

De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, Bulgarije geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen waarvan sprake is in het verzoek van 7 augustus 2020.

 

(8)

Daarom moet financiële bijstand worden verleend om Bulgarije te helpen het hoofd te bieden aan de sociaal-economische gevolgen van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-uitbraak. De Commissie moet de besluiten inzake de looptijd, omvang en vrijgave van de tranches en deeltranches in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten nemen.

 

(9)

Dit besluit moet de uitkomst onverlet laten van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name uit hoofde van de artikelen 107 en 108van het Verdrag. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, uit hoofde van artikel 108 van het Verdrag, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen.

 

(10)

Bulgarije moet de Commissie op regelmatige basis informeren over de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven, zodat de Commissie kan beoordelen in hoeverre Bulgarije die uitgaven ten uitvoer heeft gelegd.

 

(11)

Bij het nemen van het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met de bestaande en verwachte behoeften van Bulgarije en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen inzake gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bulgarije voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672.

Artikel 2

  • 1. 
    De Unie stelt Bulgarije een lening van maximaal 511 000 000 EUR beschikbaar. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.
  • 2. 
    De periode waarin de bij dit besluit verleende financiële bijstand beschikbaar is, bedraagt 18 maanden te rekenen vanaf de eerste dag nadat dit besluit van kracht geworden is.
  • 3. 
    De Commissie stelt de financiële bijstand van de Unie in maximaal acht tranches beschikbaar aan Bulgarije. Een tranche kan in één of meer deeltranches worden uitbetaald. De looptijden van de deeltranches in het kader van de eerste tranche kunnen langer zijn dan de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd. In dergelijke gevallen worden de looptijden van verdere deeltranches zodanig vastgesteld dat de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd in acht is genomen als alle tranches zijn uitbetaald.
  • 4. 
    De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst.
  • 5. 
    Bulgarije betaalt de in artikel 4 van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde financieringskosten van de Unie voor elke tranche, vermeerderd met alle vergoedingen, kosten en uitgaven van de Unie die uit de financiering van de uit hoofde van lid 1 van dit artikel toegekende lening voortvloeien.
  • 6. 
    De Commissie beslist over de omvang en de vrijgave van de tranches, alsmede over de omvang van de deeltranches.

Artikel 3

Bulgarije mag de volgende maatregelen financieren:

 

a)

de loonkostensubsidies aan ondernemingen waarin wordt voorzien door “Besluit nr. 55 van 30 maart 2020 van de ministerraad”;

 

b)

de loonkostensubsidies aan ondernemingen waarin wordt voorzien door “Besluit nr. 151 van 3 juli 2020 van de ministerraad”.

Artikel 4

Bulgarije stelt de Commissie uiterlijk op 30 maart 2021, en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de Republiek Bulgarije.

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan aan de geadresseerde.

Artikel 6

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 september 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    ROTH
 

  • (2) 
    Besluit nr. 55 van 30 maart 2020 van de ministerraad, gewijzigd bij Besluit nr. 71 van 16 april 2020 en Besluit nr. 106 van 28 mei 2020 (Staatsblad nr. 31 van 1 april 2020).
  • (3) 
    Besluit nr. 151 van 3 juli 2020 van de ministerraad (Staatsblad nr. 60 van 7 juli 2020).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.