Uitvoeringsbesluit 2020/1349 - Toekenning van tijdelijke steun aan Italië om het risico op werkloosheid door de COVID-19-uitbraak te beperken

1.

Wettekst

29.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 314/31

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1349 VAN DE RAAD

van 25 september 2020

tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Italiaanse Republiek om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak (1), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 7 augustus 2020 heeft Italië de Unie om financiële bijstand verzocht als aanvulling op zijn nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen.

 

(2)

De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die Italië heeft getroffen om de uitbraak en de sociaal-economische en gezondheidseffecten daarvan in te perken, zullen naar verwachting een dramatisch effect op de overheidsfinanciën hebben. Volgens de voorjaarsprognose 2020 van de Commissie zou Italië tegen het einde van 2020 een overheidstekort van 11,1 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een schuld van 158,9 % van het bbp hebben. Volgens de tussentijdse zomerprognose 2020 van de Commissie zou het bbp van Italië in 2020 met 11,2 % krimpen.

 

(3)

Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in Italië inactief geworden. Dat heeft geleid tot een plotselinge en sterke stijging van de overheidsuitgaven van Italië met betrekking tot werktijdverkortingsregelingen voor werknemers, uitkeringen voor zelfstandigen, werknemers met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur in de landbouw, werknemers in de amusementsindustrie, medewerkers van sportverenigingen, huishoudpersoneel en oproepwerknemers, vouchers voor babysitting, bijkomende uitkeringen voor ouderschaps- en invaliditeitsverlof, niet-terugvorderbare subsidies voor zelfstandigen en individuele ondernemingen alsmede belastingkredieten ter ondersteuning van maatregelen op het gebied van de volksgezondheid, zoals uiteengezet in de overwegingen 4 tot en met 10.

 

(4)

“Wetsbesluit nr. 18/2020” (2) en “Wetsbesluit nr. 34/2020” (3), waarnaar in het verzoek van Italië van 7 augustus 2020 wordt verwezen, zijn de basis geweest om een aantal maatregelen in te voeren waarmee de gevolgen van de COVID-19-uitbraak worden aangepakt, onder meer een uitbreiding van de bestaande regelingen voor werktijdverkorting (“Cassa integrazione guadagni”). De maatregel dekt 80 % van het gebruikelijke loon van de werknemers van wie de arbeidsovereenkomst gehandhaafd blijft, die in dienst zijn van ondernemingen welke ten gevolge van COVID-19 geheel of gedeeltelijk gesloten zijn, voor een maximale duur van 18 weken in de periode van 23 februari 2020 tot en met 31 oktober 2020.

 

(5)

Voor zelfstandigen en freelancers hebben de autoriteiten een uitkering van 600 EUR ingevoerd voor de maanden maart en april 2020. Freelancers die in maart en april 2020 te maken hebben gehad met een daling van ten minste 33 % van hun inkomsten op jaarbasis, hebben ook recht op een uitkering van 1 000 EUR voor mei 2020. Een verdere uitkering van 600 EUR voor maart 2020 wordt toegekend aan zelfstandigen en freelancers die ingeschreven zijn bij particuliere instellingen voor verplichte sociale zekerheid.

 

(6)

De autoriteiten hebben uiteenlopende maatregelen genomen voor specifieke beroepen die door de COVID-19-uitbraak zijn benadeeld. Die maatregelen omvatten een uitkering van 600 EUR voor de maand maart 2020 en van 500 EUR voor de maand april 2020 voor werknemers met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur in de landbouw; een uitkering van 600 EUR per maand voor de maanden maart, april en mei 2020 voor werknemers in de amusementsindustrie (met een jaarlijks inkomen tot 50 000 EUR); een uitkering van 600 EUR per maand voor de maanden maart en april 2020 voor medewerkers van sportverenigingen; een uitkering van 600 EUR per maand voor de maanden maart, april en mei 2020 voor oproepwerknemers en een uitkering van 500 EUR per maand voor de maanden april en mei 2020 voor huispersoneel.

 

(7)

Er zijn ook twee maatregelen genomen om de sluiting van kinderopvangdiensten en scholen te ondervangen in de vorm van uitkeringen voor ouderschapsverlof van maximaal 30 dagen in de periode van 5 maart 2020 tot en met 31 augustus voor werknemers of zelfstandigen met kinderen tot 12 jaar (of meer dan 12 jaar indien het kind gehandicapt is en nog op school zit), die 50 % van hun inkomen dekken, en vouchers voor babysitting ten belope van maximaal 2 000 EUR als alternatief voor ouderschapsverlofuitkeringen, die geldig zijn gedurende dezelfde periode. Die maatregelen kunnen worden beschouwd als een soortgelijke maatregel als werktijdverkortingsregelingen, zoals bedoeld in Verordening (EU) 2020/672, aangezien daarmee inkomenssteun aan werknemers en zelfstandigen wordt verleend om hen te helpen de kosten van kinderopvang te dragen tijdens schoolsluitingen en ouders dus steun krijgen om te blijven werken en wordt voorkomen dat het dienstverband in gevaar komt.

 

(8)

Voorts hebben de autoriteiten bijkomende uitkeringen ingevoerd voor een invaliditeitsverlof van maximaal twaalf dagen in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 april 2020 en 12 bijkomende dagen in de periode van 1 mei 2020 tot en met 30 juni 2020 voor werknemers met een ernstige handicap of met familieleden met een ernstige handicap. Het gaat om een uitbreiding van een bestaande regeling waarbij werknemers recht hebben op drie verlofdagen per maand voor invaliditeit.

 

(9)

Er zijn niet-terugvorderbare subsidies ingevoerd voor zelfstandigen en individuele ondernemingen. Het bedrag van de subsidie wordt berekend op basis van de daling van de omzet in april 2020 ten opzichte van april 2019 (van een minimumbedrag van 1 000 EUR tot maximaal 20 % van de daling van de omzet).

 

(10)

Ten slotte hebben de autoriteiten voorzien in twee maatregelen op het gebied van gezondheid, een nieuw tijdelijk belastingkrediet van 60 % van de kosten voor de verbetering van de gezondheid op de werkplek (tot een maximum van 80 000 EUR) en een nieuw tijdelijk belastingkrediet van 60 % van de kosten voor de aanpak van de sanitaire situatie in kleine ondernemingen, kantoren en non-profitinstellingen en de aankoop van veiligheidsuitrusting (tot een maximum van 60 000 EUR). Aangezien de belastingkredieten bestaan uit gederfde inkomsten voor de overheid, kunnen zij worden beschouwd als zijnde gelijkwaardig aan overheidsuitgaven.

 

(11)

Italië voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. Italië heeft de Commissie het nodige materiaal verschaft om te bewijzen dat de werkelijke en geplande overheidsuitgaven sinds 1 februari 2020 met 28 811 965 628 EUR zijn gestegen als gevolg van de stijging van de bedragen die rechtstreeks verband houden met de werktijdverkortingsregelingen voor werknemers, de uitkeringen voor zelfstandigen, werknemers met overeenkomsten van bepaalde duur in de landbouw, werknemers in de amusementsindustrie, medewerkers van sportverenigingen, huishoudpersoneel en oproepwerknemers, vouchers voor babysitting, bijkomende uitkeringen voor ouderschaps- en invaliditeitsverlof en niet-terugvorderbare subsidies voor zelfstandigen en individuele ondernemingen. Dit vormt een plotse en sterke stijging aangezien het gaat om nieuwe maatregelen alsook om een uitbreiding van bestaande maatregelen, die betrekking hebben op een aanzienlijk deel van de ondernemingen en de beroepsbevolking in Italië. Italië is voornemens om 320 000 000 EUR van de stijging van het uitgavenbedrag uit Uniemiddelen te financieren.

 

(12)

De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, Italië geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen alsmede het uitvaardigen van nodige gezondheidsmaatregelen met betrekking tot de COVID-19-uitbraak, waarvan sprake is in het verzoek van 7 augustus 2020.

 

(13)

Daarom moet financiële bijstand worden verleend om Italië te helpen het hoofd te bieden aan de sociaal-economische effecten van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-uitbraak. De Commissie moet de besluiten inzake de looptijd, omvang en vrijgave van de tranches en deeltranches in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten nemen.

 

(14)

Dit besluit moet de uitkomst onverlet laten van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name uit hoofde van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, uit hoofde van artikel 108 van het Verdrag, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen.

 

(15)

Italië moet de Commissie op regelmatige basis informeren over de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven, zodat de Commissie kan beoordelen in hoeverre Italië die uitgaven ten uitvoer heeft gelegd.

 

(16)

Bij het nemen van het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met de bestaande en verwachte behoeften van Italië en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen inzake gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie. Met name is het bedrag van de lening vastgesteld om te voldoen aan de op de leningenportefeuille toepasselijke prudentiële regels, zoals bepaald in Verordening (EU) 2020/672,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Italië voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672.

Artikel 2

  • 1. 
    De Unie stelt Italië een lening van maximaal 27 438 486 464 EUR beschikbaar. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.
  • 2. 
    De periode waarin de bij dit besluit verleende financiële bijstand beschikbaar is, bedraagt 18 maanden te rekenen vanaf de eerste dag nadat dit besluit van kracht geworden is.
  • 3. 
    De Commissie stelt de financiële bijstand van de Unie in maximaal tien tranches beschikbaar aan Italië. Een tranche kan in één of meer deeltranches worden uitbetaald. De looptijden van de deeltranches in het kader van de eerste tranche kunnen langer zijn dan de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd. In dergelijke gevallen worden de looptijden van verdere deeltranches zodanig vastgesteld dat de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd in acht is genomen als alle tranches zijn uitbetaald.
  • 4. 
    De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst.
  • 5. 
    Italië betaalt de in artikel 4 van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde financieringskosten van de Unie voor elke tranche, vermeerderd met alle vergoedingen, kosten en uitgaven van de Unie die uit de financiering van de uit hoofde van lid 1 van dit artikel toegekende lening voortvloeien.
  • 6. 
    De Commissie beslist over de omvang en de vrijgave van de tranches, alsmede over de omvang van de deeltranches.

Artikel 3

Italië mag de volgende maatregelen financieren:

 

a)

de uitbreiding van bestaande regelingen voor werktijdverkorting (“Cassa integrazione guadagni”) voor werknemers, waarin wordt voorzien door de artikelen 19 tot en met 22 van “Wetsbesluit nr. 18/2020” als omgezet bij “Wet nr. 27/2020” en de artikelen 68 tot en met 71 van “Wetsbesluit nr. 34/2020” als omgezet bij “Wet nr. 77/2020”;

 

b)

een uitkering voor zelfstandigen, waarin wordt voorzien door de artikelen 27, 28 en 44 van “Wetsbesluit nr. 18/2020” als omgezet bij “Wet nr. 27/2020” en artikel 84 van “Wetsbesluit nr. 34/2020” als omgezet bij “Wet nr. 77/2020”;

 

c)

uitkeringen voor werknemers met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur in de landbouw, waarin wordt voorzien door artikel 30 van “Wetsbesluit nr. 18/2020” en artikel 84 van “Wetsbesluit nr. 34/2020” als omgezet bij “Wet nr. 77/2020”;

 

d)

uitkeringen voor werknemers in de amusementsindustrie, waarin wordt voorzien door artikel 38 van “Wetsbesluit nr. 18/2020” en artikel 84 van “Wetsbesluit nr. 34/2020” als omgezet bij “Wet nr. 77/2020”;

 

e)

uitkeringen voor medewerkers van sportverenigingen, waarin wordt voorzien door artikel 96 van “Wetsbesluit nr. 18/2020” en artikel 84 van “Wetsbesluit nr. 34/2020” als omgezet bij “Wet nr. 77/2020”;

 

f)

een uitkering voor huispersoneel, waarin wordt voorzien door artikel 85 van “Wetsbesluit nr. 34/2020” als omgezet bij “Wet nr. 77/2020”;

 

g)

een uitkering voor oproepwerknemers, waarin wordt voorzien door artikel 44 van “Wetsbesluit nr. 18/2020” en artikel 84 van “Wetsbesluit nr. 34/2020” als omgezet bij “Wet nr. 77/2020”;

 

h)

niet-terugvorderbare subsidies voor zelfstandigen en individuele ondernemingen, waarin wordt voorzien door artikel 25 van “Wetsbesluit nr. 34/2020” als omgezet bij “Wet nr. 77/2020”, voor het gedeelte van de uitgaven dat betrekking heeft op steun voor zelfstandigen en eenmansbedrijven;

 

i)

uitkeringen voor ouderschapsverlof, waarin wordt voorzien door de artikelen 23 en 25 van “Wetsbesluit nr. 18/2020” als omgezet bij “Wet nr. 27/2020” en artikel 72 van “Wetsbesluit nr. 34/2020” als omgezet bij “Wet nr. 77/2020”;

 

j)

vouchers voor babysitting, waarin wordt voorzien door de artikelen 23 en 25 van “Wetsbesluit nr. 18/2020” als omgezet bij “Wet nr. 27/2020” en artikel 73 van “Wetsbesluit nr. 34/2020” als omgezet bij “Wet nr. 77/2020”;

 

k)

uitkeringen voor ouderschapsverlof, waarin wordt voorzien door artikel 24 van “Wetsbesluit nr. 18/2020” als omgezet bij “Wet nr. 27/2020” en artikel 74 van “Wetsbesluit nr. 34/2020” als omgezet bij “Wet nr. 77/2020”;

 

l)

belastingkredieten met betrekking tot verbeteringen van de veiligheid van de werkplek, waarin wordt voorzien door artikel 120 van “Wetsbesluit nr. 34/2020” als omgezet bij “Wet nr. 77/2020”;

 

m)

belastingkredieten met betrekking tot de aanpak van de sanitaire situatie en de aankoop van veiligheidsuitrusting, waarin wordt voorzien door artikel 125 van “Wetsbesluit nr. 34/2020” als omgezet bij “Wet nr. 77/2020”.

Artikel 4

Italië stelt de Commissie uiterlijk op 30 maart 2021, en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan aan de geadresseerde.

Artikel 6

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 september 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    ROTH
 

  • (2) 
    Decreto-legge nr. 18/2020, zoals omgezet in legge nr. 27/2020.
  • (3) 
    Decreto-legge nr. 34/2020, zoals omgezet in legge nr. 77/2020.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.