Uitvoeringsbesluit 2020/1351 - Toekenning van tijdelijke steun aan Letland om het risico op werkloosheid door de COVID-19-uitbraak te beperken

1.

Wettekst

29.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 314/38

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1351 VAN DE RAAD

van 25 september 2020

tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Republiek Letland om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak (1), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 7 augustus 2020 heeft Letland de Unie om financiële bijstand verzocht als aanvulling op zijn nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen.

 

(2)

De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die Letland heeft getroffen om de uitbraak en de sociaal-economische en gezondheidseffecten daarvan in te perken, zullen naar verwachting een dramatisch effect op de overheidsfinanciën hebben. Volgens de voorjaarsprognose 2020 van de Commissie zou Letland tegen het einde van 2020 een overheidstekort van 7,3 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een schuld van 43,1 % van het bbp hebben. Volgens de tussentijdse zomerprognose van de Commissie zou het bbp van Letland in 2020 met 7 % krimpen.

 

(3)

Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in Letland inactief geworden. Dat heeft geleid tot een plotse en sterke stijging van de overheidsuitgaven van Letland in verband met de regeling voor de compensatie van inactiviteit voor werknemers en bijbehorende steunregelingen - de inactiviteitstoelage en de kinderbonus, een regeling voor loonsubsidies ten behoeve van de exportsector en loonondersteunende betalingen voor medisch personeel en werknemers in de culturele sector - alsook gezondheidsgerelateerde uitgaven voor persoonlijke beschermingsmiddelen en COVID-19-gerelateerde ziekte-uitkeringen, zoals uiteengezet in de overwegingen 4 tot en met 7.

 

(4)

Bij “Kabinetsverordening nr. 179 (aangenomen op 31 maart 2020) betreffende voorschriften inzake de toelage voor inactiviteit voor zelfstandigen die worden getroffen door de verspreiding van COVID-19” en “Kabinetsverordening nr. 165 (aangenomen op 26 maart 2020) betreffende voorschriften inzake de werkgevers die worden getroffen door de door COVID-19 veroorzaakte crisis en die in aanmerking komen voor de toelage voor inactiviteit en de betaling van achterstallige belasting in termijnen of uitstel daarvan met maximaal drie jaar”, waarnaar in het verzoek van Letland van 7 augustus 2020 wordt verwezen, is voor werknemers een regeling voor de compensatie van inactiviteit ingevoerd. De regeling betaalt de lonen van tijdelijk werkloze werknemers van ondernemingen in de particuliere sector. De regeling dekt 50 % tot 75 % van het salaris van werknemers, afhankelijk van de grootte van het bedrijf, met een maximum van 700 EUR per werknemer per maand. Aan de regeling voor de compensatie van inactiviteit voor werknemers zijn de inactiviteitstoelageregeling en de kinderbonus verbonden. Op basis van “Kabinetsverordening nr. 236 betreffende voorschriften inzake de toelage voor inactiviteit voor werknemers en zelfstandigen die worden getroffen door de verspreiding van COVID-19”, waarnaar in het verzoek van Letland van 7 augustus 2020 wordt verwezen, voorziet de inactiviteitstoelageregeling in een minimumuitkering aan tijdelijk werkloze werknemers of zelfstandigen die niet in aanmerking komen voor steun uit de regeling voor de compensatie van inactiviteit voor werknemers om redenen die geen verband houden met hen, of die daaruit minder dan 180 EUR ontvangen. De uitkering zorgt ervoor dat een minimumniveau van steun wordt verstrekt, zodat alle werknemers of zelfstandigen een uitkering van ten minste 180 EUR per maand ontvangen.

De kinderbonusregeling verleent extra steun aan tijdelijk werkloze werknemers die kinderen ten laste hebben. De maatregel kan worden beschouwd als vergelijkbaar met werktijdverkortingsregelingen als bedoeld in Verordening (EU) 2020/672, aangezien inkomenssteun wordt verstrekt aan werknemers en zelfstandigen om de kosten van kinderopvang tijdens de sluiting van scholen te helpen dekken, zodat ouders kunnen blijven werken en hun dienstverband niet in gevaar komt.

 

(5)

Bij het “Informatief verslag over maatregelen om de COVID-19-crisis aan te pakken en over het economisch herstel” is een regeling voor loonsubsidies voor de toerisme- en de exportsector ingesteld, die een voortzetting is van de regeling voor de compensatie van inactiviteit voor werknemers, maar dan specifiek gericht op de toerisme- en de exportsector. Bij die maatregel moet de ontvanger aantonen dat de middelen zullen worden gebruikt om salariskosten te dekken.

 

(6)

De autoriteiten hebben twee soorten loonondersteunende betalingen ingevoerd, voor medisch personeel en werknemers in de culturele sector. Op basis van respectievelijk de “Wet inzake maatregelen voor de preventie en bestrijding van bedreigingen voor de staat en de gevolgen daarvan in verband met de verspreiding van COVID-19”, de “Wet inzake de bestrijding van de gevolgen van de verspreiding van besmettingen met COVID-19” en “Kabinetsbesluit nr. 303 inzake de toewijzing van financiële middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene uitgaven”, waarnaar in het verzoek van Letland van 7 augustus 2020 wordt verwezen, gaat het bij de loonondersteunende betalingen om subsidies aan de medische en de culturele sector ter ondersteuning van het betalen van lonen terwijl werknemers tijdelijk werkloos zijn. Bij beide regelingen moeten de subsidies worden gebruikt om salariskosten te dekken.

 

(7)

Tot slot heeft Letland twee gezondheidsgerelateerde maatregelen ingevoerd. Op basis van “Kabinetsbesluiten nr. 79, 118 en 220 inzake de toewijzing van financiële middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor noodsituaties”, waarnaar in het verzoek van Letland van 7 augustus 2020 wordt verwezen, hebben de autoriteiten de gezondheidsgerelateerde uitgaven voor persoonlijke beschermingsmiddelen en andere medische benodigdheden verhoogd om de gezondheid en veiligheid van werknemers in de publieke sector, met name gezondheidswerkers, te waarborgen. Voorts hebben de overheidsautoriteiten op basis van “Kabinetsverordening nr. 380 van 9 juni 2020 betreffende voorschriften inzake de middelen om te zorgen voor de nodige epidemiologische veiligheid voor instellingen die op de lijst van prioritaire instellingen en behoeften zijn opgenomen”, waarnaar in het verzoek van Letland van 7 augustus 2020 wordt verwezen, COVID-19-gerelateerde ziekte-uitkeringen betaald, waarbij de overheidsautoriteiten de uitkering bij ziekteverlof heeft betaald voor mensen die niet konden werken omdat zij in zelfisolatie of zelfquarantaine moesten gaan. Normaliter zou een deel van de ziekte-uitkering door de werkgever moeten worden betaald, terwijl bij die regeling alle kosten door de staat werden betaald.

 

(8)

Letland voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. Letland heeft de Commissie het nodige bewijsmateriaal verschaft dat de werkelijke en geplande overheidsuitgaven sinds 1 februari 2020 met 212 808 280 EUR zijn gestegen als gevolg van de extra uitgaven die rechtstreeks verband houden met regeling voor de compensatie van inactiviteit voor werknemers en de daaraan gerelateerde steunregelingen, de regeling voor loonsubsidies ten behoeve van de exportsector, medisch personeel en de culturele sector. Dit is een plotse en sterke stijging omdat de nieuwe maatregelen gelden voor een aanzienlijk deel van de ondernemingen en de beroepsbevolking in Letland. Letland is voornemens 20 108 280 EUR van de extra uitgaven met eigen middelen te financieren.

 

(9)

De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, Letland geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen, alsook de desbetreffende gezondheidsgerelateerde maatregelen in verband met de COVID-19-uitbraak, waarvan sprake is in het verzoek van 7 augustus 2020.

 

(10)

Daarom moet financiële bijstand worden verleend om Letland te helpen het hoofd te bieden aan de sociaal-economische gevolgen van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-uitbraak. De Commissie moet de besluiten inzake de looptijd, omvang en vrijgave van de tranches en deeltranches in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten nemen.

 

(11)

Dit besluit moet de uitkomst onverlet laten van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name uit hoofde van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, uit hoofde van artikel 108 van het Verdrag, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen.

 

(12)

Letland moet de Commissie regelmatig informeren over de uitvoering van de geplande overheidsuitgaven, zodat de Commissie kan beoordelen in hoeverre Letland die uitgaven heeft uitgevoerd.

 

(13)

Bij het nemen van het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met de bestaande en verwachte behoeften van Letland en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen inzake gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Letland voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672.

Artikel 2

  • 1. 
    De Unie stelt Letland een lening van maximaal 192 700 000 EUR beschikbaar. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.
  • 2. 
    De periode waarin de bij dit besluit verleende financiële bijstand beschikbaar is, bedraagt 18 maanden te rekenen vanaf de eerste dag nadat dit besluit van kracht geworden is.
  • 3. 
    De Commissie stelt de financiële bijstand van de Unie in maximaal acht tranches beschikbaar aan Letland. Een tranche kan in één of meer deeltranches worden uitbetaald. De looptijden van de deeltranches in het kader van de eerste tranche kunnen langer zijn dan de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd. In dergelijke gevallen worden de looptijden van verdere deeltranches zodanig vastgesteld dat de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd in acht is genomen als alle tranches zijn uitbetaald.
  • 4. 
    De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst.
  • 5. 
    Letland betaalt de in artikel 4 van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde financieringskosten van de Unie voor elke tranche, vermeerderd met alle vergoedingen, kosten en uitgaven van de Unie die uit de financiering van de uit hoofde van lid 1 van dit artikel toegekende lening voortvloeien.
  • 6. 
    De Commissie beslist over de omvang en de vrijgave van de tranches, alsmede over de omvang van de deeltranches.

Artikel 3

Letland mag de volgende maatregelen financieren:

 

a)

de regeling voor de compensatie van inactiviteit voor werknemers, waarin wordt voorzien door “Kabinetsverordening nr. 179 (aangenomen op 31 maart 2020) betreffende voorschriften inzake de toelage voor inactiviteit voor zelfstandigen die worden getroffen door de verspreiding van COVID-19” en Kabinetsverordening nr. 165 (aangenomen op 26 maart 2020) betreffende voorschriften inzake de werkgevers die worden getroffen door de door COVID-19 veroorzaakte crisis en die in aanmerking komen voor de toelage voor inactiviteit en de betaling van achterstallige belasting in termijnen of uitstel daarvan met maximaal drie jaar”;

 

b)

de inactiviteitstoelage, waarin wordt voorzien door “Kabinetsverordening nr. 236 betreffende voorschriften inzake de toelage voor inactiviteit voor werknemers en zelfstandigen die worden getroffen door de verspreiding van COVID-19”;

 

c)

de kinderbonus voor werknemers, waarin wordt voorzien door “Kabinetsbesluit nr. 178 inzake de toewijzing van financiële middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het 'fonds voor nationale noodsituaties”;

 

d)

de regeling voor loonsubsidies voor de toerisme- en de exportsector, waarin wordt voorzien door het “Informatief verslag over maatregelen om de COVID-19-crisis aan te pakken en over het economisch herstel”;

 

e)

de loonondersteunende betalingen voor medisch personeel en werknemers in de culturele sector, waarin wordt voorzien door respectievelijk de “Wet inzake maatregelen voor de preventie en bestrijding van bedreigingen voor de staat en de gevolgen daarvan in verband met de verspreiding van COVID-19”, de “Wet inzake de bestrijding van de gevolgen van de verspreiding van besmettingen met COVID-19” en “Kabinetsbesluit nr. 303 inzake de toewijzing van financiële middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene uitgaven”;

 

f)

de gezondheidsgerelateerde uitgaven voor persoonlijke beschermingsmiddelen, waarin wordt voorzien door “Kabinetsbesluiten nr. 79, 118 en 220 inzake de toewijzing van financiële middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor noodsituaties”;

 

g)

de COVID-19-gerelateerde ziekte-uitkeringen, waarin wordt voorzien door “9 juni 2020 Kabinetsverordening nr. 380 van 9 juni 2020 betreffende voorschriften inzake de middelen om te zorgen voor de nodige epidemiologische veiligheid voor instellingen die op de lijst van prioritaire instellingen en behoeften zijn opgenomen”.

Artikel 4

Letland stelt de Commissie uiterlijk op 30 maart 2021, en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de Republiek Letland.

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan aan de geadresseerde.

Artikel 6

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 september 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    ROTH
 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.