Uitvoeringsbesluit 2020/1661 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1768 waarbij Kroatië wordt gemachtigd af te wijken van artikel 287 van de btw-richtlijn

1.

Wettekst

10.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 374/4

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1661 VAN DE RAAD

van 3 november 2020

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1768 waarbij de Republiek Kroatië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Uit hoofde van artikel 287, punt 19, van Richtlijn 2006/112/EG kan Kroatië vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde (“btw”) verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 35 000 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de dag van Kroatiës toetreding geldende omrekeningskoers.

 

(2)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1768 van de Raad (2) werd Kroatië gemachtigd om tot en met 31 december 2020 of tot en met de datum van inwerkingtreding van een richtlijn tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG, indien die datum eerder zou vallen, een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG (hierna “de derogatiemaatregel” genoemd), teneinde belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 45 000 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de dag van Kroatiës toetreding geldende omrekeningskoers, van de btw vrij te stellen.

 

(3)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 18 mei 2020, heeft Kroatië verzocht om machtiging tot verlenging van de derogatiemaatregel tot en met 31 december 2024, de datum waartegen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dienen vast te stellen om te voldoen aan Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad (3), die voorziet in eenvoudigere btw-regels voor kleine ondernemingen en waarbij onder meer artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG met ingang van 1 januari 2025 wordt geschrapt.

 

(4)

Bij brief van 9 juni 2020 heeft de Commissie de overige lidstaten overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG van het verzoek van Kroatië in kennis gesteld. Bij brief van 11 juni 2020 heeft de Commissie Kroatië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

 

(5)

Uit de door Kroatië verstrekte informatie blijkt dat de redenen voor de derogatiemaatregel grotendeels ongewijzigd blijven en dat de verhoogde drempel geen invloed had op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik. Belastingplichtigen kunnen nog altijd kiezen voor het normale btw-stelsel.

 

(6)

Gelet op het feit dat de derogatiemaatregel de administratieve lasten en de nalevingskosten kan verlichten voor zowel kleine bedrijven als de belastingautoriteiten zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten, moet Kroatië worden gemachtigd de derogatiemaatregel te blijven toepassen.

 

(7)

De machtiging voor de toepassing van de derogatiemaatregel moet in de tijd worden beperkt. De periode moet lang genoeg zijn om te kunnen evalueren of de drempel doeltreffend en passend is. Bovendien wordt artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG met ingang van 1 januari 2025 geschrapt bij Richtlijn (EU) 2020/285. Het is derhalve passend Kroatië te machtigen de derogatiemaatregel toe te passen tot en met 31 december 2024.

 

(8)

De derogatiemaatregel heeft geen gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw omdat Kroatië een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad (4).

 

(9)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1768 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 2 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1768 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2024.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Kroatië.

Gedaan te Brussel, 3 november 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    ROTH
 

  • (2) 
    Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1768 van de Raad van 25 september 2017 waarbij de Republiek Kroatië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 250 van 28.9.2017, blz. 71).
  • (3) 
    Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen (PB L 62 van 2.3.2020, blz. 13).
  • (4) 
    Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.