Uitvoeringsbesluit 2020/1674 - 29 oktober 2020 Machtiging van Zweden overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG een verlaagd belastingtarief toe te passen op stroom die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen die op een ligplaats in een haven zijn afgemeerd

1.

Wettekst

12.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 378/3

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1674 VAN DE RAAD

van 29 oktober 2020

waarbij Zweden overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG wordt gemachtigd een verlaagd belastingtarief toe te passen op stroom die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen die op een ligplaats in een haven zijn afgemeerd

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (1), en met name artikel 19,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit 2014/725/EU van de Raad (2) was Zweden overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG tot 25 juni 2020 gemachtigd een verlaagd belastingtarief toe te passen op stroom die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen die op een ligplaats in een haven zijn afgemeerd (“walstroom”).

 

(2)

Bij brief van 15 augustus 2019 heeft Zweden verzocht overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG te worden gemachtigd om een verlaagd tarief van elektriciteitsbelasting op walstroom te mogen blijven toepassen. Bij brief van 1 april 2020 hebben de Zweedse autoriteiten aanvullende informatie verstrekt.

 

(3)

Met dit verlaagde belastingtarief wil Zweden het gebruik van walstroom blijven stimuleren. Het gebruik van dergelijke stroom wordt beschouwd als een minder milieubelastende manier om schepen die op een ligplaats in een haven zijn afgemeerd, van stroom te voorzien dan de verbranding van bunkerbrandstoffen door die schepen.

 

(4)

Aangezien het gebruik van walstroom de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen voorkomt die gepaard gaat met de verbranding van bunkerbrandstoffen door schepen die op een ligplaats in een haven zijn afgemeerd, verbetert de maatregel de verbetering van de lokale luchtkwaliteit in havensteden en vermindert zij de geluidsoverlast. Er wordt bijgevolg verwacht dat de maatregel zal bijdragen tot de doelstellingen van het milieu-, gezondheids- en klimaatbeleid van de Unie.

 

(5)

De machtiging van Zweden om een verlaagd belastingtarief toe te passen op walstroom, gaat niet verder dan wat nodig is om het gebruik van die elektriciteit te bevorderen, aangezien stroomopwekking aan boord vanuit het oogpunt van concurrentie in de meeste gevallen nog altijd het interessantste alternatief zal zijn. Om dezelfde reden, en ook omdat de relevante technologie momenteel nog niet wijdverbreid is op de markt, valt niet te verwachten dat de toepassing van dat verlaagde belastingtarief gedurende de looptijd ervan tot grote concurrentieverstoringen zal leiden en daardoor de goede werking van de interne markt zal belemmeren.

 

(6)

Overeenkomstig artikel 19, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG dient iedere uit hoofde van artikel 19, lid 1, van die richtlijn verleende machtiging strikt beperkt te zijn in de tijd. Om ervoor te zorgen dat de machtiging lang genoeg geldt om de marktdeelnemers er niet van te weerhouden de noodzakelijke investeringen te doen, is het passend de gevraagde machtiging tot en met 31 december 2023 te verlenen. Die machtiging komt echter te vervallen op de datum van toepassing van algemene bepalingen betreffende belastingvoordelen voor walstroom die de Raad op grond van artikel 113 of een andere bepaling van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zou vaststellen, indien die bepalingen vóór 31 december 2023 van toepassing worden.

 

(7)

Door de moeilijkheden die werden veroorzaakt door de COVID-19 pandemie heeft het proces van verlenging van de uitzondering meer tijd gekost dan verwacht en is dit pas op 25 juni 2020 afgerond. Om scheepsexploitanten en havenbeheerders rechtszekerheid te bieden en een mogelijke toename van administratieve lasten voor elektriciteitsdistributeurs of -herdistributeurs te voorkomen, moet ervoor worden gezorgd dat Zweden het verlaagde belastingtarief voor walstroom kan blijven toepassen. De gevraagde machtiging moet daarom met ingang van 26 juni 2020 worden verleend en daarmee naadloos aansluiten op de eerdere regeling overeenkomstig Uitvoeringsbesluit 2014/725/EU.

 

(8)

Dit besluit laat de toepassing van de Unieregels betreffende staatssteun onverlet,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Zweden wordt gemachtigd een verlaagd belastingtarief toe te passen op stroom die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen, met uitzondering van particuliere pleziervaartuigen, die op een ligplaats in een haven zijn afgemeerd (“walstroom”), mits de in artikel 10 van Richtlijn 2003/96/EG vastgestelde minimumbelastingniveaus in acht worden genomen.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 26 juni 2020 tot en met 31 december 2023.

Mocht de Raad evenwel, handelend op basis van artikel 113 of een andere bepaling van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, algemene bepalingen betreffende belastingvoordelen voor walstroom vaststellen, dan komt dit besluit te vervallen op de dag waarop die algemene bepalingen van toepassing worden.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    ROTH
 

  • (2) 
    Uitvoeringsbesluit 2014/725/EU van de Raad van 14 oktober 2014 waarbij Zweden overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG wordt gemachtigd een verlaagd tarief van elektriciteitsbelasting toe te passen op stroom die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen die zijn afgemeerd op een ligplaats in een haven (PB L 301 van 21.10.2014, blz. 27).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.