Richtlijn 2020/2184 - Kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (herschikking)

1.

Wettekst

23.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 435/1

 

RICHTLIJN (EU) 2020/2184 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 december 2020

betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Richtlijn 98/83/EG van de Raad (4) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (5). Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die richtlijn te worden overgegaan.

 

(2)

Bij Richtlijn 98/83/EG is het rechtskader vastgesteld voor de bescherming van de gezondheid van de mens tegen de schadelijke gevolgen van verontreiniging van voor menselijke consumptie bestemd water door ervoor te zorgen dat het gezond en schoon is. Met deze richtlijn moet hetzelfde doel worden nagestreefd en moet de toegang tot dat water voor iedereen in de Unie worden verbeterd. Daartoe moeten op het niveau van de Unie minimumvereisten worden vastgesteld waaraan voor dit doel bestemd water moet voldoen. De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat voor menselijke consumptie bestemd water vrij is van micro-organismen, parasieten en van stoffen die, in aantallen of concentraties, in bepaalde gevallen, een potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens vormen, en dat het aan deze minimumvereisten voldoet.

 

(3)

Het is noodzakelijk om natuurlijk mineraalwater en als geneesmiddel gebruikt water van deze richtlijn uit te sluiten, aangezien deze soorten water vallen onder Richtlijnen 2009/54/EG (6) respectievelijk 2001/83/EG (7) van het Europees Parlement en de Raad. Richtlijn 2009/54/EG heeft echter zowel betrekking op natuurlijk mineraalwater als op bronwater, en alleen de eerstgenoemde categorie moet van het toepassingsgebied van deze richtlijn worden uitgesloten. Overeenkomstig artikel 9, lid 4, derde alinea, van Richtlijn 2009/54/EG, moet bronwater aan deze richtlijn voldoen, en, met betrekking tot microbiologische voorschriften, moet bronwater aan Richtlijn 2009/54/EG voldoen. In het geval van voor menselijke consumptie bestemd water voor verkoop in flessen of verpakkingen, of voor gebruik bij de vervaardiging, de bereiding of de behandeling van levensmiddelen, moet dergelijk water, in beginsel, aan deze richtlijn blijven voldoen tot aan het punt waar aan de parametervoorwaarden moet worden voldaan, namelijk de kraan, en moet het na dat punt als levensmiddel worden beschouwd indien het bestemd is of redelijkerwijze kan worden aangenomen dat het bestemd is om door de mens te worden geconsumeerd, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (8).

Daarnaast moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven die hun eigen waterbron hebben en deze gebruiken voor de specifieke doeleinden van hun bedrijf, kunnen worden vrijgesteld van de onderhavige richtlijn mits zij voldoen aan relevante verplichtingen, met name inzake de beginselen van gevarenanalyse en kritische controlepunten en inzake herstelmaatregelen krachtens relevante levensmiddelenwetgeving van de Unie. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die hun eigen waterbron hebben en fungeren als waterleveranciers moeten aan de onderhavige richtlijn voldoen op dezelfde wijze als alle andere waterleveranciers.

 

(4)

Na de afsluiting van het Europees burgerinitiatief inzake het recht op water (“the Right2Water initiative”), startte de Commissie een Uniebrede openbare raadpleging en voerde zij een evaluatie in het kader van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) van Richtlijn 98/83/EG uit. Uit die exercitie is gebleken dat het nodig was sommige bepalingen van die richtlijn bij te werken. Er zijn vier gebieden aangewezen waar er ruimte voor verbetering is, te weten de lijst met parameterwaarden op kwaliteitsbasis, het beperkte gebruik van een risicogebaseerde benadering, de vage bepalingen over consumentenvoorlichting en de verschillen tussen de goedkeuringssystemen voor materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water en de gevolgen van die verschillen voor de gezondheid van de mens. Daarnaast heeft het Right2Water-initiative nog op het bijkomende probleem gewezen dat een deel van de bevolking — met name gemarginaliseerde groepen — geen toegang heeft tot voor menselijke consumptie bestemd water, en het verschaffen van die toegang ook een verplichting in het kader van doelstelling 6 van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties vormt.

Tot slot is nog het probleem geconstateerd dat er sprake is van een algemeen gebrek aan bewustzijn omtrent lekverlies, die gerelateerd zijn aan een gebrek aan investeringen in onderhoud en vernieuwing van waterinfrastructuur, zoals ook wordt opgemerkt in het speciale verslag van de Europese Rekenkamer over de waterinfrastructuur nr. 12/2017 van 5 juli 2017“Uitvoering van de drinkwaterrichtlijn: betere kwaliteit van en toegang tot water in Bulgarije, Hongarije en Roemenië, maar nog steeds aanzienlijke investeringen nodig”.

 

(5)

Het Regionaal Bureau voor Europa van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft in 2017 een uitvoerige evaluatie van de in Richtlijn 98/83/EG vastgestelde lijst met parameters en parameterwaarden uitgevoerd, teneinde vast te stellen of er behoefte is deze lijst aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang. In het licht van de resultaten van die evaluatie moet op maag-darmpathogenen en Legionella worden gecontroleerd en moeten zes chemische parameters of parametergroepen worden toegevoegd. Voor vier van de zes nieuwe parameters of parametergroepen moeten op grond van andere recente wetenschappelijke adviezen en van het voorzorgsbeginsel parameterwaarden worden vastgesteld die strenger zijn dan door de WHO voorgesteld, maar niettemin nog steeds haalbaar zijn. Voor een van de nieuwe parameters moet het aantal representatieve stoffen worden verlaagd en moet de waarde worden aangepast. De waarde voor chroom wordt momenteel nog door de WHO onderzocht en er moet bijgevolg een overgangsperiode van 15 jaar in acht worden genomen voordat de waarde wordt verstrengd. Voorts heeft de WHO aanbevolen dat drie representatieve hormoonverstorende verbindingen als benchmark kunnen worden beschouwd, wat betreft de beoordeling van het voorkomen van hormoonverstorende verbindingen en de doeltreffendheid van de behandeling ervan, indien nodig, met waarden van 0,1 μg/l voor bisfenol A, 0,3 μg/l voor nonylfenol en 1 ng/l voor ß-oestradiol.

Op basis van een advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 2015 is echter besloten dat een van deze drie verbindingen, bisfenol A, aan deze richtlijn moet worden toegevoegd met een gezondheidskundige parameterwaarde van 2,5 μg/l. Ook moeten nonylfenol en ß-oestradiol worden toegevoegd aan de door de Commissie op grond van deze richtlijn op te stellen aandachtstoffenlijst.

 

(6)

Met betrekking tot lood heeft de WHO aanbevolen om de huidige parameterwaarde te handhaven, maar heeft zij ook opgemerkt dat de concentraties zo laag als redelijkerwijs haalbaar moeten zijn. Derhalve moet het mogelijk zijn de huidige waarde van 10 μg/l gedurende 15 jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn te handhaven. Uiterlijk aan het einde van deze overgangsperiode moet de parameterwaarde voor lood 5 μg/l bedragen. Aangezien bestaande loden leidingen in huizen en gebouwen een hardnekkig probleem vormen en aangezien de lidstaten niet altijd bevoegd zijn om de vervanging van deze leidingen op te leggen, moet 5 μg/l bovendien een streefwaarde blijven als het gaat om verplichtingen in verband met huishoudelijk leidingnetten. Voor alle nieuwe materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water, ongeacht of ze bestemd zijn voor gebruik in een watervoorzieningssysteem of een huishoudelijk leidingnet, en waarvan het gebruik overeenkomstig deze richtlijn moet worden toegestaan, geldt evenwel een waarde van 5 μg/l aan de kraan.

 

(7)

Er moet in deze richtlijn een aandachtstoffenlijstmechanisme worden opgenomen om tegemoet te komen aan de toenemende bezorgdheid van het publiek over de effecten van nieuwe verbindingen, zoals hormoonverstorende verbindingen, geneesmiddelen en microplastics, op de gezondheid van de mens via voor menselijke consumptie bestemd water, en om nieuwe verbindingen in het watervoorzieningssyteem aan te pakken. Het aandachtstoffenlijstmechanisme zal het mogelijk maken om in geval van toenemende bezorgdheid op een dynamische en flexibele manier te reageren. Met het mechanisme wordt het ook mogelijk om op de hoogte te blijven van nieuwe kennis over de relevantie van deze nieuwe verbindingen voor de gezondheid van de mens, en van nieuwe kennis over de meest geschikte controlebenaderingen en -methoden. Dit aandachtstoffenlijstmechanisme voor voor menselijke consumptie bestemd water maakt deel uit van het gevolg dat wordt gegeven aan verschillende beleidsmaatregelen van de Unie, zoals opgenomen in de mededeling van de Commissie van 11 maart 2019“De strategische aanpak van de Europese Unie van geneesmiddelen in het milieu”, de mededeling van de Commissie van 7 november 2018“Een alomvattend EU-kader voor hormoonontregelende stoffen” en de conclusies van de Raad van 26 juni 2019“Naar een EU-strategie voor een duurzaam beleid inzake chemische stoffen”.

 

(8)

De WHO heeft tevens aangeraden drie parameterwaarden te versoepelen en vijf parameters van de in Richtlijn 98/83/EG vastgestelde lijst met parameters en parameterwaarden te schrappen. Niet al deze wijzigingen worden echter noodzakelijk geacht aangezien de bij Richtlijn (EU) 2015/1787 van de Commissie (9) ingevoerde risicogebaseerde benadering onder bepaalde voorwaarden toelaat dat de waterleveranciers een parameter uit de lijst van parameters van te monitoren parameters schrappen. Behandelingstechnieken om aan die parameterwaarden te voldoen, zijn reeds beschikbaar.

 

(9)

De in deze richtlijn vastgelegde parameterwaarden berusten op de beschikbare wetenschappelijke kennis en op het voorzorgsbeginsel, en worden zo gekozen dat voor menselijke consumptie bestemd water veilig gedurende een leven lang kan worden gebruikt, zodat een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid gewaarborgd is.

 

(10)

Er moet een evenwicht worden gevonden om zowel microbiologische als chemische risico’s te voorkomen, en daarom moet, in het licht van een toekomstige herziening van de parameterwaarden, de vaststelling van parameterwaarden met betrekking tot voor menselijke consumptie bestemd water gebaseerd te zijn op volksgezondheidsoverwegingen en op een risicobeoordelingsmethode.

 

(11)

Indicatorparameters hebben geen rechtstreeks effect op de volksgezondheid. Zij zijn evenwel belangrijk als middel om vast te stellen hoe de voorzieningen voor productie en distributie voor voor menselijke consumptie bestemd water functioneren en om de waterkwaliteit te beoordelen. Dergelijke parameters kunnen van nut zijn om tekortkomingen in de behandeling van het water op te sporen en dragen in belangrijke mate bij tot het vergroten en behouden van het vertrouwen van de consument in de waterkwaliteit. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat deze parameters worden gecontroleerd.

 

(12)

Wanneer dit ter bescherming van de gezondheid van de mens op hun grondgebied noodzakelijk is, moeten de lidstaten er op grond van het voorzorgsbeginsel toe worden verplicht waarden voor aanvullende, niet in bijlage I opgenomen parameters vast te stellen.

 

(13)

Veilig voor menselijke consumptie bestemd water betekent niet alleen dat het geen schadelijke micro-organismen en stoffen bevat, maar ook dat er bepaalde hoeveelheden natuurlijke mineralen en essentiële bestanddelen in voorkomen, rekening houdend met het feit dat de langdurige consumptie van gedemineraliseerd water of water met zeer weinig essentiële bestanddelen zoals calcium en magnesium de gezondheid van de mens in het gedrang kan brengen. Een bepaalde hoeveelheid van dergelijke mineralen is ook van vitaal belang om ervoor te zorgen dat voor menselijke consumptie bestemd water niet agressief of corrosief wordt en om de smaak van dergelijk water te verbeteren. Er kan naargelang van de plaatselijke omstandigheden worden nagedacht over minimale concentraties van dergelijke mineralen in onthard of gedemineraliseerd water.

 

(14)

Preventieve veiligheidsplanning en risicogebaseerde elementen zijn slechts in beperkte mate in Richtlijn 98/83/EG aan bod gekomen. De eerste elementen van een risicogebaseerde benadering zijn in 2015 ingevoerd bij Richtlijn (EU) 2015/1787 waarbij het de lidstaten werd toegestaan af te wijken van de vastgestelde controleprogramma’s, mits geloofwaardige risicobeoordelingen worden uitgevoerd die gebaseerd kunnen zijn op de Richtsnoeren voor de drinkwaterkwaliteit van de WHO (WHO-richtsnoeren). De WHO-richtsnoeren, waarin de zogenaamde “Water Safety Plan”-benadering wordt vastgesteld, ook voor kleine gemeenschappen, vormen, samen met norm EN 15975-2 inzake het veiligstellen van de drinkwatervoorziening, internationaal erkende beginselen waarop de productie en de distributie van voor menselijke consumptie bestemd water, en de controle en de analyse van de parameters in dergelijk water, zijn gebaseerd. Deze eerste elementen van een risicogebaseerde benadering moeten in deze richtlijn worden gehandhaafd.

 

(15)

Om ervoor te zorgen dat de elementen van een risicogebaseerde benadering die werden ingevoerd in Richtlijn (EU) 2015/1787, niet tot controleaspecten beperkt blijven, om tijd en middelen vooral te richten op relevante risico’s en kosteneffectieve maatregelen aan de bron, en om te voorkomen dat analyses plaatsvinden van, en inspanningen worden verspild aan, irrelevante kwesties, is het passend een complete, risicogebaseerde benadering inzake de veiligheid van water in te voeren die het hele watervoorzieningssysteem bestrijkt, van het onttrekkingsgebied, de onttrekking, de behandeling, de opslag en de distributie tot het punt waar aan de parametervoorwaarden moet worden voldaan. Die benadering moet berusten op de reeds verworven kennis en op de maatregelen die zijn uitgevoerd in het kader van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) en moet beter rekening houden met de gevolgen van de klimaatverandering voor de watervoorraden. Deze risicogebaseerde benadering moet uit drie onderdelen bestaan. In de eerste plaats het vaststellen van de gevaren in verband met de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten (“risicobeoordeling en risicobeheer van onttrekkingsgebieden voor de onttrekkingspunten van voor menselijke consumptie bestemd water”), overeenkomstig de richtsnoeren en het handboek voor het plan inzake de veiligheid van water van de WHO. In de tweede plaats een mogelijkheid voor de waterleverancier om de monitoring aan te passen aan de belangrijkste risico’s en om de nodige maatregelen te nemen om de in het watervoorzieningssysteem geïdentificeerde risico’s te beheren, van de onttrekking over de behandeling en de opslag tot de distributie (“risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem”). In de derde plaats een beoordeling van de potentiële risico’s die voortvloeien uit huishoudelijk leidingnetten, zoals Legionella of lood (“risicobeoordeling van de huishoudelijke leidingnetten”), met bijzondere aandacht voor prioritaire gebouwen en terreinen. Die beoordelingen moeten op gezette tijden worden herzien, onder meer naar aanleiding van bedreigingen ten gevolge van klimaatgerelateerde extreme weersomstandigheden, bekende veranderingen in de menselijke activiteit in het onttrekkingsgebied, of brongerelateerde incidenten. De risicogebaseerde benadering moet zorgen voor een voortdurende uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten en de waterleveranciers.

 

(16)

Om de mogelijke administratieve last te beperken voor waterleveranciers die gemiddeld tussen 10 m3 en 100 m3 per dag leveren of die tussen de 50 en 500 mensen bedienen, moeten de lidstaten deze waterleveranciers kunnen vrijstellen van het uitvoeren van een risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem mits er regelmatige monitoring overeenkomstig deze richtlijn plaatsvindt. Bij wijze van uitzondering moet de toepassing van de risicogebaseerde benadering worden aangepast aan de specifieke eisen voor zeeschepen die water ontzilten en passagiers aan boord hebben. Zeeschepen die onder Unievlag varen, volgen het internationale regelgevende kader wanneer ze in internationale wateren varen. Er moet voorrang worden gegeven aan bestaande internationale voorschriften of internationaal erkende normen, zoals het door de “United States Public Health Service” ontwikkelde programma voor de sanitaire voorzieningen van schepen, die gedetailleerder en strenger zijn en gelden voor schepen in internationale wateren.

 

(17)

Risicobeoordeling en risicobeheer van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten moeten een holistische benadering volgen en gericht zijn op vermindering van het vereiste niveau van de behandeling voor de productie van voor menselijke consumptie bestemd water, bijvoorbeeld door het terugdringen van belastende factoren die zorgen voor de verontreiniging of het risico op verontreiniging van waterlichamen die voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water worden gebruikt. Daartoe moeten de lidstaten de onttrekkingsgebieden van onttrekkingspunten karakteriseren, en gevaren en gevaarlijke gebeurtenissen identificeren die de waterkwaliteit kunnen verslechteren, zoals mogelijke bronnen van verontreiniging die van belang zijn voor die onttrekkingsgebieden.

Indien dit nodig is in het licht van de identificatie van gevaren, moeten de lidstaten controleren op verontreinigende stoffen die zij als relevant aanmerken, zoals nitraten, bestrijdingsmiddelen of geneesmiddelen die krachtens Richtlijn 2000/60/EG zijn geïdentificeerd of op grond van hun natuurlijke aanwezigheid in het onttrekkingsgebied, zoals bij arseen, of op grond van informatie van waterleveranciers, bijvoorbeeld met betrekking tot een plotselinge toename van een specifieke parameter in onbehandeld water. Indien oppervlaktewater wordt gebruikt voor voor menselijke consumptie bestemd water, moeten de lidstaten bij hun risicobeoordeling bijzondere aandacht besteden aan microplastics en hormoonontregelende verbindingen, zoals nonylfenol en ß-oestradiol, en moeten zij, indien nodig, van de waterleveranciers eisen dat zij ook deze en andere parameters die in de aandachtstoffenlijst zijn opgenomen, monitoren en, waar nodig, daarvoor overgaan tot behandeling indien zij die als een potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens beschouwen. Op basis van de risicobeoordeling van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten moeten beheermaatregelen voor het voorkomen en beheersen van de vastgestelde risico’s worden genomen om de kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemd water te waarborgen. Indien een lidstaat middels het identificeren van gevaren en gevaarlijke gebeurtenissen concludeert dat een bepaalde parameter niet van toepassing is in de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten, bijvoorbeeld omdat de betrokken stof nooit voorkomt in het grond- of oppervlaktewaterlichamen, dient de lidstaat de desbetreffende waterleveranciers hiervan in kennis te stellen en moet hij kunnen toestaan dat die waterleveranciers de monitoringsfrequentie voor die parameter verlagen of die parameter van de lijst van te monitoren parameters schrappen zonder dat zij een risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem hoeven uit te voeren.

 

(18)

Richtlijn 2000/60/EG schrijft voor dat de lidstaten de waterlichamen die voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water worden gebruikt, aanwijzen, deze monitoren en de nodige maatregelen nemen teneinde het niveau van zuivering dat voor de productie van voor menselijke consumptie geschikt water vereist is, te verlagen. Om overlap van verplichtingen te voorkomen, moeten de lidstaten bij het identificeren van gevaren en gevaarlijke gebeurtenissen gebruikmaken van de beschikbare voor de onttrekkingsgebieden representatieve resultaten van de monitoring die verricht is uit hoofde van de artikelen 7 en 8 van Richtlijn 2000/60/EG of van andere relevante Uniewetgeving. Indien zulke monitoringsgegevens niet beschikbaar zijn, zou evenwel kunnen worden voorzien in de monitoring van de desbetreffende parameters, stoffen of verontreinigende stoffen teneinde een beter beeld te kunnen krijgen van de onttrekkingsgebieden en van de potentiële risico’s. Bij het opzetten van dergelijke monitoring dient rekening te worden gehouden met plaatselijke omstandigheden en bronnen van verontreiniging.

 

(19)

Aan de parameterwaarden die in deze richtlijn zijn vastgelegd met het oog op het beoordelen van de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water moet worden voldaan op de plaats waar het water uit de kranen komt die normaliter worden gebruikt voor voor menselijke consumptie bestemd water. De kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water kan echter door het huishoudelijk leidingnet worden beïnvloed. De WHO stelt vast dat Legionella in de Unie het grootste probleem voor de gezondheid vormt waar het watergedragen ziekteverwekkers betreft. Legionella wordt door warmwatersystemen via inademing overgedragen, bijvoorbeeld tijdens het douchen. Er is derhalve een duidelijk verband met het huishoudelijk leidingnet. Aangezien het opleggen van een eenzijdige verplichting om alle particuliere en openbare gebouwen en terreinen op deze ziekteverwekker te controleren, tot onredelijk hoge kosten zou leiden, is een risicobeoordeling van huishoudelijk leidingnetten beter geschikt om deze kwestie aan te pakken. Daarnaast moeten ook de mogelijke risico’s van producten en materialen die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water, in aanmerking worden genomen in die risicobeoordeling. De risicobeoordeling van huishoudelijk leidingnetten moet daarom onder meer bestaan uit gerichte monitoring van door de lidstaten aangemerkte prioritaire gebouwen en terreinen, zoals ziekenhuizen, zorginstellingen, bejaardentehuizen, kinderopvangvoorzieningen, scholen, educatieve instellingen, gebouwen met overnachtingsfaciliteiten, restaurants, cafés, sport- en winkelcentra, vrijetijds-, recreatie- en tentoonstellingscentra, strafinrichtingen en kampeerterreinen, en een beoordeling van de risico’s die voortvloeien uit het huishoudelijk leidingnet en de daarmee samenhangende producten en materialen. Op basis van deze risicobeoordeling moeten de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om er onder meer voor te zorgen dat er geschikte controle- en beheersmaatregelen van kracht zijn, bijvoorbeeld in het geval van uitbraken in lijn met de richtsnoeren van de WHO, en dat de migratie van potentieel schadelijke stoffen uit bouwproducten geen gevaar voor de gezondheid van de mens inhoudt.

 

(20)

De bepalingen van Richtlijn 98/83/EG inzake de waarborging van de kwaliteit van behandeling, installatie en materialen bleken ontoereikend om uniforme hygiënevoorschriften tot stand te brengen voor producten die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water. Er zijn daardoor nationale goedkeuringsregelingen voor producten van kracht, met regels die van de ene lidstaat tot de andere verschillen. Hierdoor is het moeilijk en duur voor de fabrikanten om hun producten in de hele EU op de markt te brengen, en lopen de kosten voor de lidstaten ook op. Het maakt het bovendien moeilijk voor consumenten en waterleveranciers om te weten of producten aan de gezondheidsvoorschriften voldoen. Dat in deze richtlijn geharmoniseerde minimumvereisten worden vastgesteld voor materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water, zal bijdragen tot een uniform niveau van gezondheidsbescherming in de hele Unie en tot een betere werking van de interne markt. Daarnaast wordt in Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad (11) een algemeen markttoezichtmechanisme voor producten in de hele Unie vastgesteld, teneinde ervoor te zorgen dat alleen producten die voldoen aan de voorschriften die een hoog beschermingsniveau bieden voor openbare belangen, zoals de gezondheid en veiligheid in het algemeen, de gezondheid en veiligheid op het werk, de bescherming van consumenten, de bescherming van het milieu en de openbare veiligheid, op de markt van de Unie worden aangeboden. In die verordening is bepaald dat, indien nieuwe harmonisatiewetgeving van de Unie wordt vastgesteld, daarin moet worden gepreciseerd of Verordening (EU) 2019/1020 ook op die wetgeving van toepassing is. Om ervoor te zorgen dat passende markttoezichtmaatregelen kunnen worden genomen ten aanzien van producten die niet reeds onder Verordening (EU) 2019/1020 vallen, maar die wel onder deze richtlijn zouden vallen, dient deze verordening op deze producten toepasselijk te worden gemaakt.

 

(21)

De aard van de materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water kan een effect hebben op de kwaliteit van dat water vanwege de migratie van potentieel schadelijke stoffen, de bevordering van microbiële ontwikkeling of de beïnvloeding van de geur, kleur of smaak van dat water. Bij de evaluatie van Richtlijn 98/83/EG is geconstateerd dat de bepalingen over de waarborging van de kwaliteit van behandeling, installatie en materialen te veel juridische flexibiliteit bood, wat binnen de Unie heeft geleid tot uiteenlopende nationale systemen voor de goedkeuring van materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water. Er moeten dan ook specifiekere minimumvereisten inzake hygiëne worden vastgesteld voor materialen die bedoeld zijn om te worden gebruikt bij de onttrekking, behandeling, de opslag of de distributie van voor menselijke consumptie bestemd water in nieuwe installaties of in bestaande installaties in het geval van herstellings- of verbouwingswerken, teneinde te voorkomen dat deze materialen de gezondheid van de mens op directe of indirecte wijze in het gedrang brengen, de kleur, geur of smaak van het water negatief beïnvloeden, de microbiële ontwikkeling in het water vergroten of de afgifte veroorzaken van een grotere mate van verontreinigende stoffen dan nodig is voor het beoogde doel. Te dien einde moet deze richtlijn voorzien in specifieke minimumvereisten inzake hygiëne voor materialen door het vaststellen van methoden voor het testen en accepteren van uitgangsstoffen, samenstellingen of bestanddelen, Europese positieve lijsten van uitgangsstoffen, samenstellingen en bestanddelen, methoden en procedures voor het opnemen van uitgangsstoffen, samenstellingen of bestanddelen op de Europese positieve lijsten of voor het herzien van de opname daarvan op die lijsten, en procedures en methoden voor het testen en accepteren van eindmaterialen zoals die gebruikt worden in een product vervaardigd uit combinaties van uitgangsstoffen, samenstellingen of bestanddelen van Europese positieve lijsten.

Om de innovatie niet te belemmeren, dient de Commissie ervoor te zorgen dat dergelijke procedures evenredig zijn en marktdeelnemers — meer bepaald kleine en middelgrote ondernemingen — niet onnodig belasten. Voor zover mogelijk moeten dergelijke procedures in overeenstemming worden gebracht met de bestaande productwetgeving van de Unie, om te voorkomen dat de marktdeelnemers worden verplicht verschillende conformiteitsbeoordelingen voor hetzelfde product uit te voeren.

 

(22)

De Europese positieve lijsten zijn de lijsten van uitgangsstoffen, samenstellingen of bestanddelen, naargelang van het type materialen, namelijk organisch, cementgebonden, metallisch, email, keramisch of andere anorganische materialen, die mogen worden gebruikt voor de vervaardiging van materialen, en deze lijsten moeten zo nodig melding maken van de voorwaarden voor het gebruik ervan en de migratielimieten. Een risicobeoordeling van de uitgangsstof, samenstelling of bestanddeel zelf, alsmede relevante verontreinigingen en bij het beoogde gebruik te verwachten reactie- en afbraakproducten moet worden vereist om een uitgangsstof, samenstelling of bestanddeel in de Europese positieve lijsten te kunnen opnemen. De risicobeoordeling door de aanvrager of de nationale instantie moet betrekking hebben op de gezondheidsrisico’s van de potentiële migratie onder de ongunstigste te verwachten gebruiksomstandigheden en van de toxiciteit. Op grond van de risicobeoordeling dient de Europese positieve lijst zo nodig te voorzien in specificaties voor de uitgangsstof, samenstelling of bestanddelen en beperkingen voor het gebruik, kwantitatieve beperkingen of migratielimieten voor de uitgangsstof, samenstelling of bestanddeel mogelijke verontreinigingen en reactieproducten of bestanddelen om de veiligheid te waarborgen van het afgewerkte materiaal dat wordt gebruikt in een product in contact met voor menselijke consumptie bestemd water.

Met het oog op de opstelling van de eerste Europese positieve lijst, nationale positieve lijsten van uitgangsstoffen, samenstellingen en bestanddelen of andere nationale bepalingen, moeten de methoden die hebben geleid tot de opstelling van dergelijke nationale lijsten en bepalingen, en de bijbehorende risicobeoordelingen voor elk van de uitgangsstoffen, samenstellingen en bestanddelen ter beschikking worden gesteld van het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (12) opgerichte Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het ECHA”). Op basis daarvan moet het ECHA de Commissie een aanbeveling doen voor samengevoegde lijsten. Het ECHA moet de stoffen, samenstellingen en bestanddelen van de eerste Europese positieve lijsten tijdig beoordelen en er een advies over uitbrengen, opdat de Commissie de lijsten uiterlijk 15 jaar na de vaststelling ervan kan evalueren. Met het oog op de actualisering van de Europese positieve lijsten moet het ECHA adviezen uitbrengen over de opname of verwijdering van stoffen, samenstellingen of bestanddelen.

 

(23)

Om uniforme tests van producten op conformiteit met de voorschriften van deze richtlijn te bevorderen, moet de Commissie het Europees Comité voor normalisatie (CEN) verzoeken normen te ontwikkelen voor het op uniforme wijze testen en beoordelen van producten die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water. Bij het opstellen en actualiseren van de Europese positieve lijstenmoet de Commissie ervoor zorgen dat alle relevante handelingen of normalisatiemandaten, die zij overeenkomstig andere wetgeving van de Unie vaststelt, verenigbaar zijn met deze richtlijn.

 

(24)

Voorts dient het functioneren van het door deze richtlijn ingestelde systeem uiterlijk negen jaar na de einddatum voor omzetting van deze richtlijn te worden geëvalueerd om te beoordelen of de gezondheid van de mens in de hele Unie wordt beschermd, en of de werking van de interne markt wat betreft producten die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water en waarvoor gebruik wordt gemaakt van goedgekeurde materialen, naar behoren is beschermd. Daarnaast moet worden beoordeeld of er nog een ander wetgevingsvoorstel ter zake nodig is, met name rekening houdend met het resultaat van de evaluaties van Verordeningen (EG) nr. 1935/2004 (13) en (EU) nr. 305/2011 (14) van het Europees Parlement en de Raad.

 

(25)

Producten die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water, moeten bestaan uit een overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurd materiaal of combinatie van materialen. Deze richtlijn heeft echter alleen betrekking op de gezondheids- en hygiëneaspecten van in producten gebruikte materialen en stoffen voor wat betreft hun invloed op de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water, en op de voorschriften voor conformiteitstests en kwaliteitscontrole van de eindproducten. Zij heeft geen betrekking op andere vereisten, zoals voorschriften voor het uitdrukken van de prestaties van producten of voorschriften voor de veiligheid van constructies, die kunnen worden geregeld of voortvloeien uit de harmonisatiewetgeving van de Unie, zoals Verordening (EU) nr. 305/2011 of Verordening (EU) 2016/426 van het Europees Parlement en de Raad (15). Het naast elkaar bestaan van gezondheids- en hygiënerisicoaspecten die in het kader van deze richtlijn zijn geharmoniseerd, en veiligheids- of andere risicoaspecten die in het kader van harmonisatiewetgeving van de Unie worden behandeld, leidt niet tot conflicten, mits de risico’s die respectievelijk worden gedekt, elkaar niet overlappen. Er bestaat een mogelijk conflict tussen Verordening (EU) nr. 305/2011 en deze richtlijn, aangezien het vermijden van “het vrijkomen van gevaarlijke stoffen in het drinkwater of die het drinkwater op enige wijze nadelig beïnvloeden” in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 305/2011 wordt vermeld als een van de fundamentele eisen voor bouwwerken. Deze overlapping zal zich echter niet voordoen als er geen normalisatiemandaat krachtens Verordening (EU) nr. 305/2011 wordt verstrekt dat betrekking heeft op de gezondheids- en hygiëneaspecten van producten die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water.

 

(26)

Er moet op het niveau van de Unie worden gezorgd voor een doeltreffende besluitvorming, coördinatie en beheer van de technische, wetenschappelijke en administratieve aspecten van deze richtlijn met betrekking tot materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water. Het ECHA moet in deze richtlijn gespecificeerde taken uitvoeren wat betreft de beoordeling van stoffen en samenstellingen voor materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water. Bijgevolg moet het bij artikel 76, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde Comité risicobeoordeling van het ECHA de uitvoering van bepaalde, bij deze richtlijn aan het ECHA opgedragen taken vergemakkelijken door adviezen uit te brengen.

 

(27)

Behandelingschemicaliën en filtermaterialen kunnen worden gebruikt voor de behandeling van onbehandeld water om water te verkrijgen dat geschikt is voor menselijke consumptie. Behandelingschemicaliën en filtermaterialen kunnen echter risico’s inhouden voor de veiligheid van voor menselijke consumptie bestemd water. In procedures voor de behandeling en het desinfecteren van voor menselijke consumptie bestemd water moet er dan ook voor worden gezorgd dat de gebruikte behandelingschemicaliën en filtermaterialen doeltreffend, veilig en goed beheerd zijn om schadelijke gevolgen voor de gezondheid van consumenten te voorkomen. Behandelingschemicaliën en filtermaterialen moeten derhalve worden beoordeeld op hun kenmerken, hygiënevoorschriften en zuiverheid, en mogen niet meer worden gebruikt dan noodzakelijk is teneinde risico’s voor de gezondheid van de mens te voorkomen. Behandelingschemicaliën en filtermaterialen mogen microbiële ontwikkeling niet versterken, tenzij dit de bedoeling is, zoals voor het verkrijgen van een grotere microbiële denitrificatie.

De lidstaten moeten de kwaliteitsborging van behandelingschemicaliën en filtermaterialen garanderen zonder afbreuk te doen aan Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (16) en met gebruikmaking van de bestaande Europese normen indien beschikbaar. Het is essentieel ervoor te zorgen dat elk product en alle houders van chemische reagentia en filtermaterialen die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water dat in de handel wordt gebracht een duidelijk leesbare en onuitwisbare markering bevatten die consumenten, waterleveranciers, installateurs, autoriteiten en andere bevoegde instanties erover informeert dat het product of de houder geschikt is voor gebruik in contact met voor menselijke consumptie bestemd water. Voorts is het de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 toegestaan het gebruik van biociden in de openbare drinkwatervoorziening, ook wat betreft afzonderlijke voorzieningen, kunnen beperken of verbieden.

 

(28)

Om de mogelijke aanwezigheid van lood in voor menselijke consumptie bestemd water tot een minimum te beperken, kunnen loden componenten in het huishoudelijk leidingnet worden vervangen, met name in geval van herstellings- of verbouwingswerken in bestaande installaties. Deze componenten moeten worden vervangen door materialen die voldoen aan de bij deze richtlijn vastgelegde minimumvereisten voor materialen die met voor menselijke consumptie bestemd water in contact komen. Om dit proces te bespoedigen, moeten de lidstaten, wanneer dit economisch en technisch haalbaar is, maatregelen overwegen en indien nodig ook nemen voor het vervangen van loden componenten in bestaande installaties van het huishoudelijk leidingnet.

 

(29)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat programma’s worden vastgesteld om te controleren of voor menselijke consumptie bestemd water aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet. Het grootste deel van de krachtens deze richtlijn uit te voeren monitoring zal door de waterleveranciers worden verricht. De waterleveranciers moet een zekere flexibiliteit worden gegund wat betreft de parameters waarop zij voor de risicobeoordeling en het risicobeheer van het watervoorzieningssysteem monitoren. Indien een parameter niet wordt aangetroffen, moeten de waterleveranciers de mogelijkheid hebben de monitoringsfrequentie te verlagen of de monitoring van die parameter helemaal stop te zetten. Risicobeoordeling en risicobeheer van het watervoorzieningssysteem moet worden uitgevoerd voor de meeste parameters. Kernparameters moeten echter steeds met een specifieke minimumfrequentie worden gemonitord. Deze richtlijn bevat vooral bepalingen over de monitoringsfrequentie ten behoeve van nalevingscontroles, met slechts beperkte bepalingen inzake controle voor operationele doeleinden. Aanvullende controle voor operationele doeleinden kan noodzakelijk zijn om de correcte werking van de behandeling van water te waarborgen. Dergelijke aanvullende controle moet worden verricht naar goeddunken van de waterleveranciers. In dat verband kunnen waterleveranciers de richtsnoeren en het handboek voor het plan inzake de veiligheid van water van de WHO raadplegen.

 

(30)

De risicogebaseerde benadering moet worden toegepast door alle waterleveranciers, waaronder kleine waterleveranciers, aangezien uit de evaluatie van Richtlijn 98/83/EG is gebleken dat de uitvoering ervan door die leveranciers tekortschiet, in sommige gevallen vanwege de kosten voor het uitvoeren van onnodige controlewerkzaamheden. Bij het toepassen van de risicogebaseerde benadering moet rekening worden gehouden met beveiligingskwesties.

 

(31)

De betrokken lidstaten moeten in geval van niet-naleving van de voorschriften van deze richtlijn onmiddellijk een onderzoek naar de oorzaak instellen en ervoor zorgen dat zo spoedig mogelijk de nodige maatregelen worden getroffen om de kwaliteit van het geleverde water te herstellen. In gevallen waarin de watervoorziening een potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens vormt, moet de levering van dergelijk water worden verboden of het gebruik ervan worden ingeperkt. Daarnaast moeten de lidstaten, indien niet wordt voldaan aan de minimumvereisten voor waarden met betrekking tot microbiologische en chemische parameters, het niet voldoen beschouwen als een potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens, tenzij het niet voldoen als onbeduidend wordt beschouwd. In gevallen waarin maatregelen voor het herstel van de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water noodzakelijk zijn, moet overeenkomstig artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorrang worden gegeven aan maatregelen die het probleem bij de bron oplossen.

 

(32)

De lidstaten moeten het recht hebben onder bepaalde voorwaarden en in naar behoren gemotiveerde omstandigheden afwijkingen van deze richtlijn te blijven toestaan, en in dit verband is het noodzakelijk een passend kader voor dergelijke afwijkingen vast te stellen, mits deze afwijkingen geen potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens vormen en de levering van voor menselijke consumptie bestemd water in het betrokken gebied op geen enkele andere redelijke manier kan worden gehandhaafd. Deze afwijkingen moeten worden beperkt tot specifieke gevallen. Door de lidstaten overeenkomstig Richtlijn 98/83/EG toegestane afwijkingen die op de uiterste datum voor omzetting van de onderhavige richtlijn nog steeds van toepassing zijn, moeten van toepassing blijven tot de afloop van hun termijn, en zij mogen krachtens de onderhavige richtlijn alleen worden verlengd indien een tweede afwijking nog niet is toegestaan.

 

(33)

In haar mededeling van 19 maart 2014 betreffende het Europees burgerinitiatief “Water en sanitaire voorzieningen zijn een mensenrecht! Water is een publiek goed, geen handelswaar!” heeft de Commissie de lidstaten verzocht de toegang tot een minimale watervoorziening te waarborgen voor alle burgers, in overeenstemming met de aanbevelingen van de WHO. De Commissie verplichtte zich er ook toe te blijven werken aan “verbetering van de toegang tot veilig drinkwater […] voor iedereen via het milieubeleid”. Dit is in lijn met duurzameontwikkelingsdoelstelling 6 en de daarmee samenhangende doelstelling “om universele en billijke toegang tot veilig en betaalbaar drinkwater voor iedereen te verwezenlijken”. Om de aspecten van de toegang tot water die verband houden met kwaliteit en beschikbaarheid aan te pakken, als deel van het antwoord op het Right2Water-initiative, en om bij te dragen tot het in praktijk brengen van beginsel 20 van de Europese pijler van sociale rechten (“Iedereen heeft recht op toegang tot essentiële diensten van goede kwaliteit, waaronder water […]”) moeten de lidstaten de kwestie van de toegang tot water op nationaal niveau aanpakken, waarbij zij wel moeten beschikken over enige vrijheid ten aanzien van het exacte soort te nemen maatregelen. Dit moet gebeuren via acties die gericht zijn op het verbeteren van de toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water voor iedereen, met name door buiten- en binnen watertappunten in openbare ruimten te plaatsen, voor zover dat technisch mogelijk is, alsmede via acties die gericht zijn op het bevorderen van het gebruik van kraanwater, bijvoorbeeld door het stimuleren van de gratis verstrekking van voor menselijke consumptie bestemd water in openbare diensten en openbare gebouwen of van de verstrekking — gratis of tegen een lage vergoeding — aan klanten in restaurants, kantines en cateringdiensten.

 

(34)

De Unie en de lidstaten hebben zich, binnen hun respectieve bevoegdheden, verbonden tot het halen van de duurzameontwikkelingsdoelen, met dien verstande dat de lidstaten de primaire verantwoordelijkheid hebben om de voortgang richting deze doelen te volgen en te evalueren op nationaal, regionaal en mondiaal niveau. Sommige duurzameontwikkelingsdoelen en het recht op water vallen niet onder het milieubeleid of het sociaal beleid van de Unie, die een beperkt en aanvullend karakter hebben. Ondanks de beperkte bevoegdheid van de Unie is het passend ervoor te zorgen dat de lidstaten aan het recht op water blijven vasthouden in overeenstemming met de onderhavige richtlijn, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. In dit verband leveren de lidstaten momenteel aanzienlijke inspanningen voor een betere toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water. Daarnaast hebben het Protocol van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN-ECE) en het Regionaal Bureau voor Europa van de WHO betreffende water en gezondheid van het Verdrag inzake de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren van 1992 waarbij veel lidstaten ook partij zijn, tot doel de gezondheid van de mens te beschermen door een verbetering van het waterbeheer en een vermindering van de watergerelateerde ziekten. De lidstaten zouden gebruik kunnen maken van de richtsnoeren die in het kader van dat Protocol zijn ontwikkeld om de beleidsachtergrond en de uitgangssituatie inzake toegang tot water te beoordelen en om de acties te bepalen die nodig zijn om een eerlijke toegang voor iedereen tot voor menselijke consumptie bestemd water te bevorderen.

 

(35)

Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 8 september 2015 over de follow-up van het Europees burgerinitiatief “Right2Water (17) opgemerkt dat de lidstaten speciale aandacht zouden moeten schenken aan de behoeften van kwetsbare groepen in de samenleving. De specifieke situatie van minderheidsculturen, zoals Roma en Travellers, ook als zij sedentair leven — en met name hun gebrek aan toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water — is ook bevestigd in de mededeling van de Commissie van 2 april 2014“Verslag over de tenuitvoerlegging van het EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma” en van de aanbeveling van de Raad van 9 december 2013 over doeltreffende maatregelen voor integratie van de Roma in de lidstaten. In het licht van deze algemene context is het passend dat de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan kwetsbare en gemarginaliseerde groepen, door de nodige maatregelen te nemen om voor deze groepen de toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water te verbeteren. Onverminderd het recht van de lidstaten die groepen te omschrijven, is het belangrijk dat daartoe ten minste vluchtelingen, nomadische gemeenschappen, dak- en thuislozen en minderheidsculturen zoals de Roma en Travellers, ook als zij sedentair leven, worden gerekend. Dergelijke maatregelen om de toegang tot water te verbeteren — de keuze wordt aan de beoordeling van de lidstaten overgelaten — zouden bijvoorbeeld kunnen bestaan uit het beschikbaar stellen van alternatieve watervoorzieningssystemen, zoals individuele waterbehandelingssystemen, levering van water door gebruikmaking van tankers, zoals vrachtwagens en cisternes, en het zorgen voor de nodige infrastructuur voor kampen.

 

(36)

Om consumenten bewuster te maken van de gevolgen van hun waterverbruik, moeten zij informatie ontvangen die gemakkelijk toegankelijk is, bijvoorbeeld op hun facturen of via een slimme applicatie, over de jaarlijks verbruikte hoeveelheid, veranderingen in de consumptie, een vergelijking met het gemiddelde verbruik voor huishoudens indien de waterleverancier over deze informatie beschikt, alsook over de literprijs van het voor menselijke consumptie bestemde water, waardoor het mogelijk wordt deze te vergelijken met de prijs van gebotteld water.

 

(37)

In het zevende milieuactieprogramma voor de periode tot en met 2020 “Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet” (18) is bepaald dat het publiek toegang moet hebben tot duidelijke informatie over het milieu op nationaal niveau. Richtlijn 98/83/EG voorzag enkel in passieve toegang tot informatie, hetgeen betekent dat de lidstaten er enkel voor hoefden te zorgen dat er informatie beschikbaar was. Die bepalingen moeten derhalve worden vervangen om ervoor te zorgen dat actuele informatie over de waterkwaliteit online toegankelijk is voor de consument, op een gebruikersvriendelijke en op hem toegesneden manier. De consument moet op een met redenen omkleed verzoek, ook met andere middelen toegang tot deze informatie kunnen krijgen.

 

(38)

De op grond van deze richtlijn te verstrekken actuele informatie moet bestaan uit de resultaten van monitoringsprogramma’s, informatie over de toegepaste soorten waterbehandeling en desinfectie, informatie met betrekking tot overschrijding van de voor de gezondheid van de mens relevante parameterwaarden, ter zake doende informatie over de risicobeoordeling en het risicobeheer van het watervoorzieningssysteem, advies over manieren om het waterverbruik terug te dringen en gezondheidsrisico’s ten gevolge van stilstaand water te voorkomen, maar moet ook aanvullende informatie omvatten die nuttig zou kunnen zijn voor het publiek, zoals informatie over indicatoren zoals ijzer, hardheid en mineralen die vaak van invloed zijn op de perceptie die de consument van het kraanwater heeft. Daarnaast zouden consumenten, gezien hun belang bij waterkwesties, op verzoek toegang moeten krijgen tot beschikbare historische gegevens over monitoringsresultaten en overschrijdingen.

 

(39)

Met betrekking tot waterleveranciers die per dag ten minste 10 000 m3 leveren of ten minste 50 000 mensen bedienen, moet aanvullende informatie over onder meer prestatie-efficiëntie, lekkagepercentages, eigendomsstructuur en tariefstructuur voor consumenten online beschikbaar zijn.

 

(40)

Betere kennis van de consumenten van relevante informatie en meer transparantie moeten ertoe leiden dat de burger meer vertrouwen krijgt in het aan hen geleverde water alsook in de waterdiensten, hetgeen er op zijn beurt toe moet leiden dat meer gebruik wordt gemaakt van kraanwater als drinkwater, wat kan bijdragen tot vermindering van de hoeveelheid gebruikte kunststof, kunststofzwerfvuil en broeikasgasemissies en tot positieve effecten op de mitigatie van klimaatverandering en op het milieu als geheel.

 

(41)

Door de verbeterde monitoringstechnieken zijn de lekkagepercentages steeds duidelijker geworden. Om de efficiëntie van de waterinfrastructuur te verbeteren, onder meer het voorkomen van overexploitatie van schaarse voorraden van voor menselijke consumptie bestemd water, moet het lekverlies door alle lidstaten worden beoordeeld en worden verminderd als dat aantal boven een bepaalde drempel ligt.

 

(42)

Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad (19) heeft tot doel het recht op toegang tot milieu-informatie in de lidstaten te waarborgen, overeenkomstig het Verdrag van Aarhus van 1998 betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (“Verdrag van Aarhus”) (20). Het Verdrag van Aarhus omvat ruime verplichtingen met betrekking tot zowel de terbeschikkingstelling van milieu-informatie op verzoek als de actieve verspreiding van dergelijke informatie. Ook Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad (21) heeft een ruim toepassingsgebied, en heeft betrekking op uitwisseling van ruimtelijke informatie, met inbegrip van gegevensverzamelingen over verschillende milieugerelateerde onderwerpen. Het is van belang dat de bepalingen van deze richtlijn inzake toegang tot informatie en afspraken voor gegevensdeling een aanvulling vormen op die richtlijnen, en geen afzonderlijke wettelijke regeling in het leven roepen. Daarom moeten de bepalingen van deze richtlijn inzake de voorlichting van het publiek en informatie over het toezicht op de implementatie de Richtlijnen 2003/4/EG en 2007/2/EG onverlet laten.

 

(43)

Bij Richtlijn 98/83/EG waren geen rapportageverplichtingen voor kleine waterleveranciers vastgesteld. Om dit probleem te verhelpen en tegemoet te komen aan de behoefte aan informatie over implementatie en naleving, moet een nieuw systeem in deze richtlijn worden ingevoerd op grond waarvan de lidstaten verplicht zijn gegevensverzamelingen samen te stellen, bij te houden en beschikbaar te stellen aan de Commissie en het Europees Milieuagentschap (het “EEA”), die uitsluitend relevante gegevens bevatten, zoals overschrijdingen van de parameterwaarden en incidenten van een bepaalde orde van grootte. Dit moet ervoor zorgen dat de administratieve lasten voor alle entiteiten zo beperkt mogelijk blijven. Om te zorgen voor een passende infrastructuur voor publieke toegang, rapportage en uitwisseling van gegevens tussen overheidsinstanties, moeten de lidstaten de gegevensspecificaties baseren op Richtlijn 2007/2/EG en de uitvoeringsbesluiten daarvan.

 

(44)

Door de lidstaten gerapporteerde gegevens zijn niet alleen nodig voor controle op de naleving, maar zijn ook onontbeerlijk om de Commissie in staat te stellen deze richtlijn te controleren en beoordelen in verband met de doelstellingen ervan, ter onderbouwing van toekomstige evaluaties van deze richtlijn overeenkomstig punt 22 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016over beter wetgeven (22). In dat verband bestaat er behoefte aan relevante gegevens die een betere beoordeling van de doeltreffendheid, doelmatigheid, relevantie en meerwaarde op Unieniveau van deze richtlijn mogelijk maken; om die reden moet worden gezorgd voor geschikte rapportagemechanismen die ook kunnen dienen als indicatoren voor toekomstige evaluaties van deze richtlijn.

 

(45)

Overeenkomstig punt 22 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven moet de Commissie een evaluatie uitvoeren van deze richtlijn binnen een bepaalde termijn na de uiterste datum voor de omzetting ervan. Die evaluatie moet zijn gebaseerd op de ervaring die is opgedaan en de gegevens die zijn verkregen tijdens de implementatie van deze richtlijn, op eventueel beschikbare aanbevelingen van de WHO alsmede op relevante wetenschappelijke, analytische en epidemiologische gegevens.

 

(46)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Met name wordt met deze richtlijn beoogd de beginselen inzake gezondheidszorg, toegang tot diensten van algemeen economisch belang, milieubescherming en consumentenbescherming te bevorderen.

 

(47)

De doeltreffendheid van deze richtlijn en het doel ervan, namelijk de bescherming van de gezondheid van de mens in het kader van het milieubeleid van de Unie, vereisen dat natuurlijke of rechtspersonen of eventueel hun naar toepasselijk recht opgerichte organisaties, zich in rechte op deze richtlijn kunnen beroepen en dat de nationale rechtbanken deze richtlijn in aanmerking kunnen nemen als een element van het Unierecht, onder meer om, indien nodig, besluiten van een nationale autoriteit te toetsen. Daarnaast staat het volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie aan de rechterlijke instanties van de lidstaten om, overeenkomstig het in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), neergelegde beginsel van loyale samenwerking, de rechterlijke bescherming te waarborgen van de rechten die een persoon ontleent aan het Unierecht. Voorts verplicht artikel 19, lid 1, VEU de lidstaten om te voorzien in de nodige rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden te verzekeren.

Dat geldt met name voor een richtlijn waarvan het doel is gelegen in de bescherming van de gezondheid van de mens tegen de schadelijke gevolgen van verontreiniging van voor menselijke consumptie bestemd water. Voorts dienen de leden van het betrokken publiek, overeenkomstig het Verdrag van Aarhus, toegang te hebben tot de rechter, aangezien dit bijdraagt tot de bescherming van het recht te leven in een milieu dat toereikend is voor de gezondheid en het welzijn van elke persoon. Bij Besluit (EU) 2018/881 van de Raad (23) werd de Commissie verzocht uiterlijk op 30 september 2019 met een studie te komen en, indien passend in het licht van die studie, uiterlijk op 30 september 2020 een voorstel in te dienen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad (24) om zich te conformeren aan de bevindingen van het comité van toezicht op de naleving van het Verdrag van Aarhus in zaak ACCC/C/2008/32. De Commissie heeft de studie binnen die termijn ingediend en heeft in haar mededeling van 11 december 2019 over de Europese Green Deal verklaard dat zij “een herziening [zal] overwegen van de Aarhus-verordening om de toegang tot administratieve en rechterlijke toetsing op EU-niveau te verbeteren voor burgers en ngo’s die de wettigheid van besluiten met gevolgen voor het milieu in twijfel trekken”. Het is belangrijk dat de Commissie ook maatregelen neemt om de toegang van burgers en ngo’s tot de nationale rechters in alle lidstaten te verbeteren.

 

(48)

Teneinde deze richtlijn aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot het vaststellen van een drempel voor lekverlies, het vaststellen van de conformiteitsbeoordelingsprocedure voor producten die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water, het vaststellen van een procedure voor aanvragen bij het ECHA voor het opnemen op of het verwijderen uit de Europese positieve lijsten van uitgangsstoffen, samenstellingen of bestanddelen, het vaststellen van een markering voor producten die in contact zijn met water, het vaststellen van een methode om microplastics te meten, het wijzigen van bijlage III en het wijzigen van de parameterwaarde voor bisfenol A in bijlage I, deel B. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. Daarnaast is de machtiging in bijlage I, deel C, opmerking 10, bij Richtlijn 98/83/EG om de controlefrequentie en -methoden voor radioactieve stoffen aan te nemen, overbodig geworden door de vaststelling van Richtlijn 2013/51/Euratom van de Raad (25) en moet zij derhalve worden geschrapt. De machtiging in bijlage III, deel A, tweede alinea, bij Richtlijn 98/83/EG betreffende wijzigingen van de richtlijn is niet langer nodig en moet worden geschrapt.

 

(49)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vaststellen van methoden voor het testen en aanvaarden van uitgangsstoffen, samenstellingen en bestanddelen, van Europese positieve lijsten van uitgangsstoffen, samenstellingen en bestanddelen, en van procedures en methoden voor het testen en aanvaarden van eindmaterialen die van die uitgangsstoffen, samenstellingen en bestanddelen zijn vervaardigd. Er moeten tevens uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend voor het vaststellen van het formaat voor, en de nadere details voor de presentatie van, de door de lidstaten te verstrekken en door het Europees Milieuagentschap samen te brengen informatie over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, alsmede voor het instellen en actualiseren van een aandachtstoffenlijst. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (26).

 

(50)

Onverminderd Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad (27) moeten de lidstaten voorschriften vaststellen ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale bepalingen die zijn vastgesteld krachtens deze richtlijn en moeten zij alle maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

 

(51)

Opdat waterleveranciers over een volledige reeks gegevens kunnen beschikken wanneer zij de risicobeoordeling en het risicobeheer van het watervoorzieningssysteem beginnen uit te voeren, moet voor nieuwe parameters een overgangsperiode van drie jaar worden ingevoerd. Dit zal de lidstaten in staat stellen om gedurende die eerste drie jaar na de einddatum voor omzetting van deze richtlijn gevaren en gevaarlijke gebeurtenissen te identificeren en waterleveranciers gegevens over de nieuwe parameters te verstrekken, waardoor — indien blijkt dat een parameter op grond van de initiële identificatie van gevaren en gevaarlijke gebeurtenissen niet verder hoeft te worden gemonitord — onnodige monitoring door waterleveranciers wordt vermeden. Gedurende die eerste drie jaar moeten waterleveranciers niettemin de risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem uitvoeren, of zich baseren op bestaande, reeds in het kader van Richtlijn (EU) 2015/1787 uitgevoerde risicobeoordelingen, voor de parameters die in bijlage I bij Richtlijn 98/83/EG waren opgenomen, aangezien voor die parameters al gegevens beschikbaar zullen zijn wanneer deze richtlijn in werking treedt.

 

(52)

Richtlijn 2013/51/Euratom voorziet in specifieke regels voor de controle op radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water. In de onderhavige richtlijn mogen daarom geen parameterwaarden voor radioactiviteit worden vastgesteld.

 

(53)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, te weten de bescherming van de gezondheid van de mens en het verbeteren van de toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(54)

De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in intern recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijnen materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijnen.

 

(55)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VI, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Doelstellingen

  • 1. 
    Deze richtlijn heeft betrekking op de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water voor iedereen in de Unie.
  • 2. 
    De richtlijn heeft ten doel de gezondheid van de mens te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van verontreiniging van voor menselijke consumptie bestemd water door ervoor te zorgen dat het gezond en schoon is, en de toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water te verbeteren.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

 

1.

“voor menselijke consumptie bestemd water”:

 

a)

al het water dat onbehandeld of na behandeling bestemd is voor drinken, koken, voedselbereiding of andere huishoudelijke doeleinden, zowel in openbare als in particuliere gebouwen en terreinen, ongeacht de herkomst en of het water wordt geleverd via een distributienet, geleverd uit een tankschip of in flessen of in verpakkingen wordt gedaan, met inbegrip van bronwater;

 

b)

al het water dat in levensmiddelenbedrijven wordt gebruikt voor de vervaardiging, de behandeling, de conservering of het in de handel brengen van voor menselijke consumptie bestemde producten of stoffen;

 

2.

“huishoudelijk leidingnet”: de leidingen, fittingen en toestellen die geïnstalleerd worden tussen de kranen die normaliter, zowel in openbare als in particuliere gebouwen en terreinen, worden gebruikt voor voor menselijke consumptie bestemd water en het distributienet, maar slechts indien die volgens de desbetreffende nationale wetgeving niet onder de verantwoordelijkheid van de waterleverancier in zijn hoedanigheid van waterleverancier vallen;

 

3.

“waterleverancier”: een entiteit die voor menselijke consumptie bestemd water levert;

 

4.

“prioritaire gebouwen en terreinen”: door de lidstaten aangewezen grote gebouwen en terreinen van niet-huishoudelijke aard, met name grote gebouwen en terreinen voor openbaar gebruik, met veel gebruikers die aan watergerelateerde risico’s blootgesteld zouden kunnen worden;

 

5.

“levensmiddelenbedrijf”: een levensmiddelenbedrijf als gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Verordening (EG) nr. 178/2002;

 

6.

“exploitant van een levensmiddelenbedrijf”: een exploitant van een levensmiddelenbedrijf als gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Verordening (EG) nr. 178/2002;

 

7.

“gevaar”: een biologisch, chemisch, fysisch of radiologisch agens in water, of een ander aspect van de toestand van water, met mogelijk nadelige gevolgen voor de gezondheid van de mens;

 

8.

“gevaarlijke gebeurtenis”: een gebeurtenis als gevolg waarvan gevaren worden geïntroduceerd in, of niet worden verwijderd uit het voorzieningssysteem van voor menselijke consumptie bestemd water;

 

9.

“risico”: een combinatie van de kans dat een gevaarlijke gebeurtenis zich voordoet en de ernst van de gevolgen ervan, indien het gevaar en de gevaarlijke gebeurtenis zich in het voorzieningssysteem van voor menselijke consumptie bestemd water voordoen;

 

10.

“uitgangsstof”: een opzettelijk toegevoegde stof bij de productie van organische materialen of van hulpstoffen voor cementgebonden materialen;

 

11.

“samenstelling”: de chemische samenstelling van een metalen, emaillen, keramisch of ander anorganisch materiaal.

Artikel 3

Uitzonderingen

  • 1. 
    Deze richtlijn is niet van toepassing op:
 

a)

natuurlijk mineraalwater dat door de bevoegde autoriteit als zodanig is erkend, zoals bedoeld in Richtlijn 2009/54/EG, of

 

b)

water dat een geneesmiddel is in de zin van Richtlijn 2001/83/EG.

  • 2. 
    Zeeschepen die water ontzilten, passagiers aan boord hebben en optreden als waterleveranciers zijn uitsluitend onderworpen aan de artikelen 1 tot en met 6 en de artikelen 9, 10, 13, en 14 van deze richtlijn en de relevante bijlagen erbij.
  • 3. 
    De lidstaten mogen van toepassing van deze richtlijn uitzonderen:
 

a)

water dat uitsluitend bestemd is voor doeleinden waarvoor de kwaliteit van het water naar de overtuiging van de bevoegde autoriteiten direct noch indirect van invloed is op de gezondheid van de betrokken verbruikers;

 

b)

voor menselijke consumptie bestemd water dat afkomstig is van een afzonderlijke voorziening die gemiddeld minder dan 10 m3 per dag levert of waarvan minder dan 50 personen gebruikmaken, tenzij het water wordt geleverd in het kader van een commerciële of openbare activiteit.

  • 4. 
    Lidstaten die gebruikmaken van de in lid 3, onder b), genoemde uitzonderingen zorgen ervoor dat de betrokken bevolking van het feit dat van de uitzonderingen gebruik wordt gemaakt op de hoogte wordt gebracht en ook van de maatregelen die kunnen worden getroffen om de gezondheid van de mens te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van verontreiniging van voor menselijke consumptie bestemd water. Bovendien wordt de betrokken bevolking zo spoedig mogelijk passend advies verstrekt, wanneer blijkt dat de kwaliteit van dit water gevaar voor de gezondheid van de mens kan opleveren.
  • 5. 
    De lidstaten kunnen exploitanten van levensmiddelenbedrijven uitzonderen van deze richtlijn wat betreft water dat voor de specifieke doeleinden van het levensmiddelenbedrijf wordt gebruikt, indien de bevoegde nationale autoriteiten ervan overtuigd zijn dat de kwaliteit van dergelijk water de veiligheid van de levensmiddelen als eindproduct niet kan aantasten en mits de watervoorziening van die levensmiddelenbedrijven voldoet aan de relevante verplichtingen met name op grond van de procedures inzake de beginselen van gevarenanalyse en kritische controlepunten en verplichtingen tot herstelmaatregelen op grond van relevante levensmiddelenwetgeving van de Unie.

De lidstaten zorgen ervoor dat producenten van voor menselijke consumptie bestemd water dat in flessen of verpakkingen wordt gedaan, voldoen aan de artikelen 1 tot en met 5 en bijlage I, delen A en B.

De in bijlage I, deel A, gespecificeerde minimumvereisten zijn echter niet van toepassing op bronwater als bedoeld in Richtlijn 2009/54/EG.

  • 6. 
    Op waterleveranciers die, in het kader van een commerciële of openbare activiteit, gemiddeld minder dan 10 m3 per dag leveren of minder dan 50 personen bedienen, zijn enkel de artikelen 1 tot en met 6 en de artikelen 13, 14 en 15 van deze richtlijn en de relevante bijlagen erbij van toepassing.

Artikel 4

Algemene verplichtingen

  • 1. 
    Onverminderd hun verplichtingen uit hoofde van ander recht van de Unie, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat voor menselijke consumptie bestemd water gezond en schoon is. Overeenkomstig de minimumvereisten van deze richtlijn is voor menselijke consumptie bestemd water gezond en schoon, als het aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

dat water bevat geen micro-organismen, parasieten of andere stoffen in hoeveelheden of concentraties die gevaar voor de gezondheid van de mens kunnen opleveren;

 

b)

dat water voldoet aan de in bijlage I, delen A, B en D, gespecificeerde minimumvereisten;

 

c)

de lidstaten alle andere nodige maatregelen hebben genomen om aan de artikelen 5 tot en met 14 te voldoen.

  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de maatregelen ter uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn zijn gebaseerd op het voorzorgsbeginsel en er in geen geval, direct of indirect, toe kunnen leiden dat de huidige kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water achteruitgaat, of dat de verontreiniging van water dat wordt gebruikt voor de productie van voor menselijke consumptie bestemd water toeneemt.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen, in overeenstemming met Richtlijn 2000/60/EG, voor een beoordeling van het lekverlies op hun grondgebied en van de mogelijkheden tot verbetering van het terugdringen van het lekverlies in de drinkwatersector, waarbij gebruikgemaakt wordt van de ILI-meetmethode (“infrastructural leakage index” of “ILI”) of een andere geschikte methode. Deze beoordeling houdt rekening met de relevante volksgezondheids-, milieu-, technische en economische aspecten en heeft minstens betrekking op waterleveranciers die per dag ten minste 10 000 m3 leveren of ten minste 50 000 mensen bedienen.

De resultaten van de beoordeling worden uiterlijk op 12 januari 2026 aan de Commissie meegedeeld.

Uiterlijk op 12 januari 2028 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 21 een gedelegeerde handeling vast waarin om deze richtlijn aan te vullen op basis van de ILI- of een andere geschikte methode een drempel wordt vastgesteld waarboven de lidstaten een actieplan moeten indienen. Deze gedelegeerde handeling wordt opgesteld aan de hand van de beoordelingen door de lidstaten, en het gemiddelde lekkagepercentage van de Unie wordt bepaald op basis van die beoordelingen.

Uiterlijk twee jaar na de vaststelling van de in de derde alinea bedoelde gedelegeerde handeling dienen de lidstaten met een lekkagepercentage dat de in de gedelegeerde handeling vastgestelde drempel overschrijdt, bij de Commissie een actieplan in met een reeks te nemen maatregelen ter vermindering van hun lekkagepercentage.

Artikel 5

Kwaliteitseisen

  • 1. 
    De lidstaten stellen voor de in bijlage I vermelde parameters de waarden vast die van toepassing zijn op voor menselijke consumptie bestemd water.
  • 2. 
    De op grond van lid 1 van dit artikel vastgestelde parameterwaarden mogen niet minder streng zijn dan de in de delen A, B, C en D van bijlage I vermelde waarden. Voor de in bijlage I, deel C, vermelde parameters worden de waarden uitsluitend vastgesteld voor monitoringsdoeleinden en om te verzekeren dat voldaan wordt aan de in artikel 14 opgenomen vereisten.
  • 3. 
    Indien de bescherming van de gezondheid van de mens op hun grondgebied of een deel daarvan dit vereist, stellen de lidstaten waarden vast voor aanvullende parameters die niet in bijlage I zijn opgenomen. De vastgestelde waarden voldoen ten minste aan de eisen van artikel 4, lid 1, onder a).

Artikel 6

Punt waar aan de parametervoorwaarden moet worden voldaan

  • 1. 
    Aan de overeenkomstig artikel 5 vastgestelde parameterwaarden voor de in de lijsten in bijlage I, delen A en B, opgenomen parameters moet worden voldaan:
 

a)

voor voor menselijke consumptie bestemd water dat via een distributienet wordt geleverd, op het punt binnen een gebouw of terrein waar het water uit de kranen komt die normaliter worden gebruikt voor voor menselijke consumptie bestemd water, of

 

b)

voor voor menselijke consumptie bestemd water dat geleverd wordt uit een tankschip of tankauto, op het punt waar het water uit het tankschip of de tankauto komt, of

 

c)

voor voor menselijke consumptie bestemd water dat in flessen of verpakkingen wordt gedaan, op het punt waarop het water in de flessen of verpakkingen wordt gedaan;

 

d)

voor voor menselijke consumptie bestemd water dat in een levensmiddelenbedrijf wordt gebruikt, op het punt waar het water in dat bedrijf wordt gebruikt.

  • 2. 
    Voor voor menselijke consumptie bestemd water zoals omschreven in lid 1, onder a), van dit artikel worden de lidstaten geacht aan hun verplichtingen op grond van dit artikel, artikel 4 en artikel 14, lid 2, te hebben voldaan, wanneer kan worden vastgesteld dat de overschrijding van de overeenkomstig artikel 5 vastgestelde parameterwaarden te wijten is aan het huishoudelijk leidingnet of het onderhoud daarvan, onverminderd artikel 10 wat betreft prioritaire gebouwen en terreinen.
  • 3. 
    Wanneer lid 2 van dit artikel van toepassing is en er een risico bestaat dat het in lid 1, onder a), van dit artikel omschreven voor menselijke consumptie bestemd water niet voldoet aan de overeenkomstig artikel 5 vastgestelde parameterwaarden, zorgen de lidstaten er niettemin voor dat:
 

a)

passende maatregelen worden genomen om het risico dat de parameterwaarden worden overschreden, te verkleinen of weg te nemen, zoals het adviseren van eigenaars over mogelijke herstelmaatregelen die zij kunnen treffen, en indien nodig dat andere maatregelen worden genomen, zoals de toepassing van adequate behandelingstechnieken, om de aard of de eigenschappen van het water vóór levering zodanig te veranderen dat het risico dat het water na levering niet aan de parameterwaarden voldoet, wordt verkleind of weggenomen, en

 

b)

de betrokken verbruikers naar behoren worden geïnformeerd en geadviseerd over mogelijke aanvullende herstelmaatregelen die zij moeten treffen.

Artikel 7

Risicogebaseerde benadering van de veiligheid van water

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat op de levering, behandeling en distributie van voor menselijke consumptie bestemd water een risicogebaseerde benadering wordt toegepast, die het hele voorzieningssysteem bestrijkt, van het onttrekkingsgebied, de onttrekking, de behandeling, de opslag en de distributie van het water tot het in artikel 6 vastgestelde punt waar aan de parameterwaarden moet worden voldaan.

De risicogebaseerde benadering omvat de volgende elementen:

 

a)

een risicobeoordeling en risicobeheer van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten van voor menselijke consumptie bestemd water, overeenkomstig artikel 8;

 

b)

een door de waterleveranciers overeenkomstig artikel 9 uitgevoerd(e) risicobeoordeling en risicobeheer voor elk watervoorzieningssysteem, met inbegrip van de onttrekking, behandeling, opslag en distributie van voor menselijke consumptie bestemd water tot het leveringspunt, en

 

c)

een risicobeoordeling van de huishoudelijke leidingnetten, overeenkomstig artikel 10.

  • 2. 
    De lidstaten mogen de uitvoering van de risicogebaseerde benadering aanpassen, zonder dat de doelstelling van deze richtlijn betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water en de gezondheid van consumenten hierbij in het geding komt, wanneer er sprake is van bijzondere beperkingen als gevolg van geografische omstandigheden zoals een afgelegen ligging of de beperkte toegankelijkheid van de waterleveringsgebieden.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat er een duidelijke en passende verdeling is van de verantwoordelijkheden tussen belanghebbenden, als gedefinieerd door de lidstaten, voor de implementatie van de risicogebaseerde benadering. Een dergelijke verdeling van verantwoordelijkheden wordt afgestemd op hun institutioneel en wettelijk kader.
  • 4. 
    De risicobeoordeling en het risicobeheer voor de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten van voor menselijke consumptie bestemd water worden voor de eerste keer uiterlijk op 12 juli 2027 uitgevoerd. Die risicobeoordeling en dat risicobeheer worden met regelmatige tussenpozen van niet langer dan zes jaar, met inachtneming van de in artikel 7 van Richtlijn 2000/60/EG opgenomen voorschriften, geëvalueerd, en waar nodig bijgewerkt.
  • 5. 
    De risicobeoordeling en het risicobeheer van het watervoorzieningssysteem worden voor de eerste keer uiterlijk op 12 januari 2029 uitgevoerd. Die risicobeoordeling en dat risicobeheer worden met regelmatige tussenpozen van niet langer dan zes jaar geëvalueerd, en waar nodig bijgewerkt.
  • 6. 
    De risicobeoordeling van de huishoudelijke leidingnetten wordt voor de eerste keer uiterlijk op 12 januari 2029 uitgevoerd. Die risicobeoordeling wordt om de zes jaar herzien, en waar nodig bijgewerkt.
  • 7. 
    Niettegenstaande de in de leden 4, 5 en 6 vastgestelde termijnen zorgen de lidstaten ervoor dat zo snel mogelijk maatregelen worden getroffen zodra er risico’s zijn geïdentificeerd en beoordeeld.

Artikel 8

Risicobeoordeling en risicobeheer van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten van voor menselijke consumptie bestemd water

  • 1. 
    Onverminderd de artikelen 4 tot en met 8 van Richtlijn 2000/60/EG zorgen de lidstaten ervoor dat een risicobeoordeling en risicobeheer van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten van voor menselijke consumptie bestemd water worden uitgevoerd.
  • 2. 
    De lidstaten zien erop toe dat de risicobeoordeling de volgende elementen omvat:
 

a)

karakterisering van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten, met inbegrip van:

 

i)

identificatie en geografische aanduiding op kaart van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten;

 

ii)

geografische aanduiding op kaart van de beschermingszones, voor zover die overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Richtlijn 2000/60/EG zijn vastgesteld;

 

iii)

georeferenties voor alle onttrekkingspunten in de onttrekkingsgebieden; aangezien deze gegevens mogelijk gevoelig zijn, met name in het kader van volksgezondheid en openbare veiligheid, waarborgen de lidstaten dat dergelijke gegevens worden beschermd en uitsluitend aan de bevoegde autoriteiten en waterleveranciers worden meegedeeld;

 

iv)

beschrijving van landgebruik, afvloeiing en aanvullingsprocessen in de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten;

 

b)

identificatie van gevaren en gevaarlijke gebeurtenissen in de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten en een beoordeling van het risico dat zij kunnen vormen voor de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water; bij deze risicobeoordeling worden potentiële risico’s in aanmerking genomen die een dermate verslechtering van de waterkwaliteit zouden kunnen veroorzaken dat zij een risico zou kunnen vormen voor de gezondheid van de mens;

 

c)

passende monitoring in oppervlaktewater of grondwater, of beide, in de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten, of in onbehandeld water, op relevante parameters, stoffen of verontreinigende stoffen die uit het volgende worden geselecteerd:

 

i)

parameters in bijlage I, delen A en B, of die is vastgesteld in overeenstemming met artikel 5, lid 3, van deze richtlijn;

 

ii)

de verontreinigende stoffen in het grondwater in bijlage I bij Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad (28), alsmede verontreinigende stoffen en indicatoren van verontreiniging waarvoor overeenkomstig bijlage II bij die richtlijn door de lidstaten drempelwaarden zijn vastgesteld;

 

iii)

prioritaire stoffen en bepaalde andere verontreinigende stoffen in bijlage I bij Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad (29);

 

iv)

stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen die door de lidstaten zijn vastgesteld in overeenstemming met Richtlijn 2000/60/EG;

 

v)

overige verontreinigende stoffen die relevant zijn met betrekking tot voor menselijke consumptie bestemd water, zoals door de lidstaten vastgesteld op basis van de overeenkomstig de eerste alinea, onder b), verzamelde informatie;

 

vi)

in de natuur voorkomende stoffen die een mogelijk gevaar kunnen vormen voor de gezondheid van de mens via het gebruik van voor menselijke consumptie bestemd water;

 

vii)

stoffen en verbindingen die zijn opgenomen in de aandachtstoffenlijst zoals vastgesteld in overeenstemming met artikel 13, lid 8, van deze richtlijn.

Voor de toepassing van punt a) van de eerste alinea kunnen de lidstaten gebruikmaken van informatie die is verzameld overeenkomstig de artikelen 5 en 7 van Richtlijn 2000/60/EG.

Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea kunnen de lidstaten gebruikmaken van de beoordeling van de effecten van menselijke activiteiten die wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2000/60/EG en informatie inzake significante belastingen die wordt verzameld overeenkomstig de punten 1.4, 1.5 en 2.3 tot en met 2.5 van bijlage II bij die richtlijn.

De lidstaten maken een selectie uit punt c), i) tot en met vii), van de eerste alinea van parameters, stoffen of verontreinigende stoffen die in het licht van de krachtens punt b) van de eerste alinea geïdentificeerde gevaren of en gevaarlijke gebeurtenissen of in het licht van de overeenkomstig lid 3 door de waterleveranciers verstrekte informatie relevant worden geacht voor de monitoring.

Teneinde passende monitoring als bedoeld in punt c) van de eerste alinea uit te voeren, die er eveneens op gericht zijn nieuwe stoffen te detecteren die via het gebruik van voor menselijke consumptie bestemd water schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens, kunnen de lidstaten gebruikmaken van beschikbare monitoring die wordt uitgevoerd in overeenstemming met de artikelen 7 en 8 van Richtlijn 2000/60/EG of andere Uniewetgeving en die relevant is voor de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten.

  • 3. 
    Waterleveranciers die de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten of onbehandeld water monitoren, worden ertoe verplicht de bevoegde autoriteiten op de hoogte te stellen van trends in en ongebruikelijke aantallen of concentraties van parameters, stoffen of verontreinigende stoffen waarop de monitoring betrekking heeft.
  • 4. 
    Op basis van de resultaten van de overeenkomstig lid 2 uitgevoerde risicobeoordeling, zorgen de lidstaten ervoor dat waar nodig de volgende risicobeheersingsmaatregelen ter preventie of beheer van de vastgestelde risico’s worden genomen, te beginnen met de preventieve maatregelen:
 

a)

het bepalen en uitvoeren van preventieve maatregelen in de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten naast de maatregelen die gepland of genomen zijn in overeenstemming met artikel 11, lid 3, onder d), van Richtlijn 2000/60/EG, waar dit nodig is om de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water te beschermen; waar passend worden die preventieve maatregelen opgenomen in de maatregelenprogramma’s als bedoeld in artikel 11 van die Richtlijn. Waar passend zorgen de lidstaten ervoor dat vervuilers, in samenwerking met waterleveranciers en andere relevante belanghebbenden, zulke preventieve maatregelen treffen in overeenstemming met Richtlijn 2000/60/EG;

 

b)

het bepalen en uitvoeren van mitigatiemaatregelen in de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten naast de maatregelen die gepland of genomen zijn in overeenstemming met artikel 11, lid 3, onder d), van Richtlijn 2000/60/EG, waar dit nodig is om de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water te beschermen; waar passend worden die mitigatiemaatregelen opgenomen in de maatregelenprogramma’s als bedoeld in artikel 11 van die Richtlijn; waar passend zorgen de lidstaten ervoor dat vervuilers, in samenwerking met waterleveranciers en andere relevante belanghebbenden, zulke mitigatiemaatregelen treffen in overeenstemming met Richtlijn 2000/60/EG;

 

c)

het zorgen voor een passende monitoring van parameters, stoffen of verontreinigende stoffen in oppervlaktewater of grondwater, of beide, in de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten of in onbehandeld water, die via consumptie van water een risico kunnen vormen voor de gezondheid van de mens of kunnen leiden tot een onaanvaardbare achteruitgang van de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water en die niet in aanmerking zijn genomen in de in overeenstemming met artikel 7 en 8 van Richtlijn 2000/60/EG uitgevoerde monitoring; waar passend wordt die monitoring opgenomen in de monitoringprogramma’s als bedoeld in artikel 8 van die Richtlijn;

 

d)

het evalueren van de noodzaak om beschermingszones voor grondwater en oppervlaktewater vast te stellen of aan te passen, als bedoeld in artikel 7, lid 3, van Richtlijn 2000/60/EG, en andere relevante zones.

De lidstaten zorgen ervoor dat de doeltreffendheid van de in lid bedoelde maatregelen met passende tussenpozen wordt geëvalueerd.

  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat waterleveranciers en bevoegde autoriteiten toegang hebben tot de informatie als bedoeld in de leden 2 en 3. Met name hebben de desbetreffende waterleveranciers toegang tot de op grond van lid 2, eerste alinea, onder c), verkregen resultaten van de monitoring.

Op basis van de in de leden 2 en 3 bedoelde informatie kunnen de lidstaten:

 

a)

van waterleveranciers eisen dat zij voor bepaalde parameters aanvullende monitoring of behandeling uitvoeren;

 

b)

toestaan dat waterleveranciers de monitoringsfrequentie voor een parameter verlagen, of een parameter schrappen van de lijst van door de waterleverancier te monitoren parameters, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 13, lid 2, onder a), zonder dat daarbij wordt vereist om een risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem uit te voeren, mits:

 

i)

de parameter geenkernparameter is in de zin van bijlage II, deel B, punt 1, en

 

ii)

geen redelijkerwijs te voorziene factor aanwezig is waardoor de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water achteruit zou kunnen gaan.

  • 6. 
    Wanneer wordt toegestaan dat een waterleverancier de monitoringsfrequentie voor een parameter verlaagt of een parameter schrapt van de lijst van de te monitoren parameters, als bedoeld in lid 5, tweede alinea, onder b), zorgen de lidstaten ervoor dat een passende monitoring van die parameters wordt uitgevoerd bij de evaluatie van de risicobeoordeling en het risicobeheer van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten, overeenkomstig artikel 7, lid 4.

Artikel 9

Risicobeoordeling en risicobeheer van het watervoorzieningssysteem

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat waterleveranciers met betrekking tot het watervoorzieningssysteem risicobeoordeling uitvoeren en risicobeheer uitvoeren.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem:
 

a)

rekening houdt met de resultaten van de risicobeoordeling en het risicobeheer van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten, die zijn uitgevoerd overeenkomstig artikel 8;

 

b)

een beschrijving bevat van het watervoorzieningssysteem vanaf het onttrekkingspunt, de behandeling, de opslag en de distributie van water tot het leveringspunt, en

 

c)

de gevaren en gevaarlijke gebeurtenissen in het watervoorzieningssysteem identificeert en een beoordeling bevat van de risico’s die zij kunnen inhouden voor de gezondheid van de mens via gebruik van voor menselijke consumptie bestemd water, rekening houdend met risico’s als gevolg van klimaatverandering, lekken en lekkende leidingen.

  • 3. 
    Op basis van de resultaten van de overeenkomstig lid 2 uitgevoerde risicobeoordeling, zorgen de lidstaten ervoor dat de volgende risicobeheersmaatregelen worden genomen:
 

a)

controlemaatregelen vaststellen en uitvoeren ter preventie en beperking van de in het watervoorzieningssysteem vastgestelde risico’s die de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water in het gedrang kunnen brengen;

 

b)

controlemaatregelen met betrekking tot het watervoorzieningssysteem bepalen en uitvoeren naast de maatregelen die overeenkomstig artikel 8, lid 4, van deze richtlijn of van artikel 11, lid 3, van Richtlijn 2000/60/EG voorzien of genomen zijn ter beperking van risico’s die afkomstig zijn uit de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten die de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water in het gedrang kunnen brengen;

 

c)

een leveringsspecifiek programma voor operationele monitoring implementeren overeenkomstig artikel 13;

 

d)

de doelmatigheid van de toegepaste desinfectiebehandeling bekrachtigen, indien voor menselijke consumptie bestemd water bij de bereiding of distributie gedesinfecteerd wordt, eventuele verontreiniging door bijproducten van desinfectie zo laag mogelijk houden zonder de desinfectie in het gedrang te brengen, eventuele verontreiniging door behandelingschemicaliën zo laag mogelijk houden en voorkomen dat eventuele resterende stoffen in het water het nakomen van de algemene verplichtingen in artikel 4 belemmeren;

 

e)

verifiëren dat materialen, behandelingschemicaliën en filtermaterialen die in het watervoorzieningssysteem in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water, voldoen aan de artikelen 11 en 12.

  • 4. 
    Op basis van de uitkomsten van de overeenkomstig lid 2 uitgevoerde risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem:
 

a)

staan de lidstaten toe de monitoringsfrequentie van een parameter wordt verlaagd, of dat een parameter van de lijst van te monitoren parameters wordt geschrapt, met uitzondering van de kernparameters als bedoeld in bijlage II, deel B, punt 1, indien de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat door zo handelen de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water niet in het gedrang zou worden gebracht:

 

i)

op basis van de aanwezigheid van de parameter in onbehandeld water, overeenkomstig de risicobeoordeling van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten als vastgesteld in artikel 8, leden 1 en 2;

 

ii)

wanneer een parameter enkel het gevolg kan zijn van het gebruik van een bepaalde behandelingstechniek of desinfectiemethode, en die techniek of methode niet wordt gebruikt door de waterleveranciers, of

 

iii)

op grond van de specificaties in bijlage II, deel C;

 

b)

zorgen de lidstaten ervoor dat de lijst van overeenkomstig artikel 13 te monitoren parameters in voor menselijke consumptie bestemd water wordt uitgebreid of dat de monitoringsfrequentie wordt verhoogd:

 

i)

op basis van de aanwezigheid van een parameter in onbehandeld water, overeenkomstig de risicobeoordeling van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten als vastgesteld in artikel 8, leden 1 en 2, of

 

ii)

op basis van de specificaties in bijlage II, deel C;

  • 5. 
    De risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem betreft de in bijlage I, delen A, B en C opgesomde parameters, de overeenkomstig artikel 5, lid 3, vastgestelde parameters, en stoffen of verbindingen die zijn opgenomen in de in overeenstemming met artikel 13, lid 8, vastgestelde aandachtstoffenlijst.
  • 6. 
    De lidstaten kunnen waterleveranciers die per dag gemiddeld tussen 10 m3 en 100 m3 leveren of die tussen 50 en 500 mensen bedienen, uitzonderen van de verplichting tot het uitvoeren van risicobeoordeling en het risicobeheer van het watervoorzieningssysteem, indien de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat een dergelijke uitzondering de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water niet in het gedrang zou worden gebracht.

Bij een dergelijke uitzondering voeren de waterleveranciers waarvoor de uitzondering geldtin overeenstemming met artikel 13 regelmatig monitoring uit.

Artikel 10

Risicobeoordeling van het huishoudelijk leidingnet

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een risicobeoordeling van het huishoudelijk leidingnet wordt uitgevoerd. Die risicobeoordeling bevat de volgende elementen:
 

a)

een algemene analyse van de potentiële risico’s in verband met huishoudelijke leidingnetten en de daarmee samenhangende producten en materialen, en van de vraag of deze potentiële risico’s van invloed zijn op de kwaliteit van het water op de plaatsen waar het uit de kranen komt die normaliter worden gebruikt voor voor menselijke consumptie bestemd water; deze algemene analyse houdt geen analyse van de individuele eigenschappen in, en

 

b)

monitoring van de in de lijst in bijlage I, deel D, opgenomen parameters in gebouwen en terreinen waar tijdens de onder a) bedoelde algemene analyse specifieke risico’s voor de waterkwaliteit en de gezondheid van de mens zijn vastgesteld.

Wat betreft Legionella of lood, kunnen de lidstaten besluiten om de in de eerste alinea, onder b), vermelde monitoring toe te spitsen op prioritaire gebouwen en terreinen.

  • 2. 
    Indien de lidstaten op basis van de algemene analyse overeenkomstig lid 1, eerste alinea, onder a), besluiten dat er een risico bestaat voor de gezondheid van de mens dat volgt uit huishoudelijk leidingnetten of uit de daarmee samenhangende producten en materialen, of indien uit de monitoring die wordt uitgevoerd overeenkomstig lid 1, eerste alinea, onder b), blijkt dat niet aan de parameterwaarden van bijlage I, deel D, wordt voldaan, zorgen de lidstaten ervoor dat passende maatregelen worden genomen om het risico op niet-naleving van de parameterwaarden van bijlage I, deel D, weg te nemen of te beperken.

Wat Legionella betreft, zijn deze maatregelen ten minste gericht op prioritaire gebouwen en terreinen.

  • 3. 
    Om de met het huishoudelijke leidingnet samenhangende risico’s te beperken in alle huishoudelijke leidingnetten, zorgen de lidstaten ervoor dat alle volgende maatregelen overwogen worden en dat de relevante geachte maatregelen doorgevoerd worden:
 

a)

het aanmoedigen van eigenaren van openbare en particuliere gebouwen en terreinen een risicobeoordeling van het huishoudelijke leidingnet uit te voeren;

 

b)

het informeren van de consumenten en eigenaren van openbare en particuliere gebouwen en terreinen over de maatregelen om het risico op de niet-naleving van de kwaliteitseisen van voor menselijke consumptie bestemd water als gevolg van het huishoudelijk leidingnet weg te nemen of te beperken;

 

c)

het adviseren van consumenten over de voorwaarden voor consumptie en gebruik van voor menselijke consumptie bestemd water en over mogelijke maatregelen om te voorkomen dat het risico zich opnieuw voordoet;

 

d)

het bevorderen van scholing voor loodgieters en andere beroepsgroepen die zich bezighouden met huishoudelijke leidingnetten en de installatie van bouwproducten en materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water;

 

e)

wat betreft Legionella, het ervoor zorgen dat er doeltreffende controle- en beheersmaatregelen beschikbaar zijn die proportioneel zijn tot het risico, teneinde mogelijke uitbraken van de ziekte te voorkomen en aan te pakken, en

 

f)

wat betreft lood, indien dit economisch en technisch haalbaar is, het uitvoeren van maatregelen voor de vervanging van loden componenten in bestaande huishoudelijk leidingnetten.

Artikel 11

Minimumvereisten inzake hygiëne voor materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 4 zorgen de lidstaten ervoor dat materialen die bestemd zijn voor gebruik in nieuwe installaties of, in geval van herstellings- of verbouwingswerken, in bestaande installaties voor de onttrekking, behandeling, opslag of distributie van voor menselijke consumptie bestemd water, en die in contact komen met dat water:
 

a)

de bescherming van de gezondheid van de mens waarin deze richtlijn voorziet, niet op directe of indirecte wijze in het gedrang brengen;

 

b)

de kleur, geur of smaak van het water niet negatief beïnvloeden;

 

c)

microbiële ontwikkeling in het water niet vergroten;

 

d)

niet meer verontreinigende stoffen in het water afgeven dan nodig is voor het beoogde doel van het materiaal.

  • 2. 
    Om te zorgen voor de eenvormige toepassing van lid 1, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast ter vaststelling van de specifieke minimumvereisten inzake hygiëne voor materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water op basis van de in bijlage V bepaalde beginselen. Die uitvoeringshandelingen voorzien:
 

a)

uiterlijk op 12 januari 2024, in methoden voor het testen en aanvaarden van uitgangsstoffen, samenstellingen en bestanddelen die in de Europese positieve lijsten van uitgangsstoffen, samenstellingen of bestanddelen moeten worden opgenomen, met inbegrip van specifieke migratielimieten en wetenschappelijke voorwaarden in verband met stoffen en materialen;

 

b)

uiterlijk op 12 januari 2025, in op basis van de door het ECHA opgestelde lijsten met vervaldata, Europese positieve lijsten van uitgangsstoffen, samenstellingen of bestanddelen, voor elke groep materialen, namelijk organisch, cementgebonden, metallisch, emaillen en keramische of andere anorganische materialen, die gebruikt mogen worden bij de vervaardiging van materialen of producten die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water, met zo nodig vermelding van de voorwaarden voor het gebruik ervan en de migratielimieten, die worden bepaald op basis van de aangenomen methoden in deze alinea, onder a), en rekening houdend met de leden 3 en 4;

 

c)

uiterlijk op 12 januari 2024, in procedures en methoden voor het testen en aanvaarden van eindmaterialen zoals die gebruikt worden in een product vervaardigd uit materialen of combinaties van uitgangsstoffen, samenstellingen of bestanddelen van de Europese positieve lijsten, met inbegrip van:

 

i)

de identificatie van relevante stoffen en andere parameters, zoals de troebelingsgraad, smaak, geur, kleur, de totale hoeveelheid organische koolstof, het vrijkomen van onverwachte stoffen en de bevordering van microbiële ontwikkeling, in migratiewater te testen;

 

ii)

methoden om de effecten op de waterkwaliteit te testen met inachtneming van de relevante Europese normen;

 

iii)

criteria voor het goed- of afkeuren van testresultaten, welke de criteria waar dit passend is rekening houden met onder andere omrekeningsfactoren voor de migratie van stoffen naar geraamde niveaus aan de kraan, en toepassings- of gebruiksomstandigheden.

De in dit lid bepaalde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure van artikel 22.

  • 3. 
    De eerste overeenkomstig lid 2, eerste alinea, onder b), vast te stellen Europese positieve lijsten, worden onder andere gebaseerd op bestaande nationale positieve lijsten, andere bestaande nationale bepalingen en op de risicobeoordelingen die hebben geleid tot de opstelling van deze nationale lijsten. Daartoe stellen de lidstaten het ECHA uiterlijk op 12 juli 2021 in kennis van alle bestaande nationale positieve lijsten, andere bepalingen en beschikbare beoordelingsdocumenten.

De Europese positieve lijst van uitgangsstoffen voor organische materialen houdt rekening met de lijst die de Commissie heeft opgesteld overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1935/2004.

  • 4. 
    De Europese positieve lijsten bevatten de enige uitgangsstoffen, samenstellingen of bestanddelen waarvan het gebruik als bedoeld in lid 2, eerste alinea, onder b), is toegestaan.

De Europese positieve lijsten bevatten op een aanbeveling van het ECHA gebaseerde vervaldata. De vervaldata worden met name vastgesteld op basis van de gevaarlijke eigenschappen van de stoffen, de kwaliteit van de onderliggende risicobeoordelingen en de mate waarin deze risicobeoordelingen actueel zijn. De Europese positieve lijsten kunnen ook overgangsbepalingen bevatten.

Op basis van adviezen van het ECHA als bedoeld in lid 6, herziet en actualiseert de Commissie regelmatig, waar nodig, de in lid 2, eerste alinea, onder b), bedoelde uitvoeringshandelingen, op basis van de laatste wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen.

De eerste herziening wordt voltooid uiterlijk 15 jaar na de aanneming van de eerste Europese positieve lijst.

De Commissie zorgt ervoor dat alle relevante handelingen, of normalisatiemandaten, die zij overeenkomstig andere wetgeving van de Unie vaststelt, verenigbaar zijn met deze richtlijn.

  • 5. 
    Voor het opnemen op of verwijderen uit de Europese positieve lijsten van uitgangsstoffen, samenstellingen en bestanddelen i dienen marktpartijen of relevante autoriteiten een aanvraag in bij het ECHA.

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 21 gedelegeerde handelingen vast, teneinde deze richtlijn aan te vullen door een procedure, met inbegrip van informatievereisten, vast te stellen betreffende het aanvraagproces. Overeenkomstig de procedure worden risicobeoordelingen als bijlage bij de aanvragen gevoegd en verstrekken marktpartijen of andere relevante autoriteiten de nodige informatie voor de risicobeoordeling in een specifiek format.

  • 6. 
    Het overeenkomstig artikel 76, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgerichte Comité risicobeoordeling van het ECHA brengt een advies uit over alle op grond van lid 5 ingediende aanvragen binnen een termijn die wordt bepaald in de in dat lid bedoelde gedelegeerde handelingen. Verdere procedurele bepalingen over het aanvraagproces en het uitbrengen van adviezen door het Comité risicobeoordeling van het ECHA, kunnen ook in die gedelegeerde handelingen worden opgenomen.
  • 7. 
    De lidstaten gaan ervan uit dat producten die zijn goedgekeurd in overeenstemming met de specifieke minimumvereisten inzake hygiëne van lid 2, voldoen aan de vereisten van lid 1.

De lidstaten zorgen ervoor dat alleen producten die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water die gebruikmaken van overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurde eindmaterialen, in de handel worden gebracht voor de toepassing van deze richtlijn.

Dit belet niet dat de lidstaten, met name wanneer de specifieke plaatselijke kwaliteit van onbehandeld water dit vereist, verdergaande beschermingsmaatregelen voor het gebruik van eindmaterialen in specifieke of naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen vaststellen, in overeenstemming met artikel 193 VWEU. Dergelijke maatregelen worden aan de Commissie meegedeeld.

Verordening (EU) 2019/1020 is van toepassing op de in dit artikel bedoelde producten.

  • 8. 
    De Commissie stelt overeenkomstig artikel 21 gedelegeerde handelingen vast teneinde deze richtlijn aan te vullen door de geschikte conformiteitsbeoordelingsprocedure te bepalen die op basis van de modules in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad (30) van toepassing is op producten die onder dit artikel vallen. Bij het bepalen van de conformiteitsbeoordelingsprocedure, zorgt de Commissie voor de naleving van de in artikel 1, lid 2, van deze richtlijn bedoelde doelstellingen, met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel. Met het oog daarop neemt de Commissie als uitgangspunt het in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 305/2011 opgenomen Systeem 1+ voor beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid, of een in het algemeen gelijkwaardige procedure, tenzij dit niet proportioneel zou zijn. De in dit lid bedoelde gedelegeerde handelingen bevatten tevens regels voor de aanwijzing van conformiteitsbeoordelingsinstanties, indien deze betrokken zijn bij de respectieve conformiteitsbeoordelingsprocedures.
  • 9. 
    In afwachting van de vaststelling van uitvoeringshandelingen als bedoeld in lid 2 mogen de lidstaten nationale maatregelen betreffende specifieke minimumvereisten inzake hygiëne voor de materialen als bedoeld in lid 1 aannemen of handhaven, mits deze maatregelen voldoen aan de regels van het VWEU.
  • 10. 
    De Commissie verzoekt een of meer Europese normalisatieorganisaties om een Europese norm op te stellen voor het uniform testen en beoordelen van producten die met voor menselijke consumptie bestemd water in contact zijn in overeenstemming met artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (31), ter vergemakkelijking van de naleving van dit artikel.
  • 11. 
    De Commissie stelt overeenkomstig artikel 21 gedelegeerde handelingen vast teneinde deze richtlijn aan te vullen door de vaststelling van geharmoniseerde specificaties voor een opvallende, duidelijk leesbare en onuitwisbare markering die moeten gebruikt om aan te geven dat producten die in contact komen zijn voor menselijke consumptie bestemd water aan de voorschriften van dit artikel voldoen.
  • 12. 
    Uiterlijk op 12 januari 2032, evalueert de Commissie het functioneren van het systeem als bepaald in dit artikel en legt zij een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad, met name op basis van de opgedane ervaring uit de toepassing van Verordeningen (EG) nr. 1935/2004 en (EU) nr. 305/2011, om te beoordelen of:
 

a)

de gezondheid van de mens wat de door dit artikel bestreken aangelegenheden betreft, naar behoren wordt beschermd in de hele Unie;

 

b)

de interne markt voor producten die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water goed functioneert;

 

c)

er nog een ander wetgevingsvoorstel voor de door dit artikel bestreken aangelegenheden nodig is.

Artikel 12

Minimumvereisten voor behandelingschemicaliën en filtermaterialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 4 zorgen de lidstaten ervoor dat voorkomen wordt dat behandelingschemicaliën en filtermaterialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water:
 

a)

op directe of indirecte wijze de bescherming van de gezondheid van de mens waarin deze richtlijn voorziet, in het gedrang brengen;

 

b)

de kleur, geur of smaak van het water negatief beïnvloeden;

 

c)

onopzettelijk de microbiële ontwikkeling in het water vergroten;

 

d)

het water meer verontreinigen dan nodig is voor het beoogde doel.

  • 2. 
    Voor de nationale tenuitvoerlegging van de vereisten van dit artikel is artikel 4, lid 2, van overeenkomstige toepassing.
  • 3. 
    Op grond van lid 1 van dit artikel en onverminderd Verordening (EU) nr. 528/2012 en door de relevante Europese normen voor specifieke behandelingschemicaliën of filtermaterialen te gebruiken, zorgen de lidstaten ervoor dat de zuiverheid van chemicaliën gebruikt voor behandeling van het water en filtermaterialen wordt beoordeeld en dat de kwaliteit van dergelijke chemicaliën en filtermaterialen wordt gewaarborgd.

Artikel 13

Monitoring

  • 1. 
    Om na te gaan of het voor de verbruikers beschikbare water aan de vereisten van deze richtlijn en in het bijzonder aan de overeenkomstig artikel 5 vastgestelde parameterwaarden voldoet, treffen de lidstaten alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat er regelmatige monitoring wordt verricht van de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water in overeenstemming met dit artikel en bijlage II, delen A en B. Er worden monsters van voor menselijke consumptie bestemd water genomen die representatief zijn voor de kwaliteit ervan gedurende het hele jaar.
  • 2. 
    Om te voldoen aan de bij lid 1 opgelegde verplichtingen worden overeenkomstig bijlage II, deel A, passende monitoringprogramma’s opgesteld voor al het voor menselijke consumptie bestemde water. Deze monitoringprogramma’s zijn leveringsspecifiek, rekening houdend met de resultaten van de risicobeoordeling van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten en van de watervoorzieningssystemen, en bestaan uit de volgende elementen:
 

a)

monitoring van de in de lijsten in bijlage I, delen A, B, en C, opgenomen parameters, alsmede van parameters vastgesteld overeenkomstig artikel 5, lid 3, de overeenkomstig bijlage II, en, indien een risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem is uitgevoerd, overeenkomstig artikel 9 en bijlage II, deel C, tenzij een lidstaat besluit dat een van deze parameters, in overeenstemming met artikel 8, lid 5, tweede alinea, onder b), of artikel 9, lid 4, onder a), kan worden geschrapt uit de lijst van te monitoren parameters;

 

b)

monitoring van de parameters opgenomen in de lijst in bijlage I, deel D, voor de risicobeoordeling van de huishoudelijke leidingnetten, zoals bedoeld in artikel 10, lid 1, onder b);

 

c)

monitoring van de in de aandachtstoffenlijst opgenomen stoffen en verbindingen, overeenkomstig de vijfde alinea van lid 8 van dit artikel;

 

d)

monitoring om gevaren en gevaarlijke gebeurtenissen te identificeren, zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, eerste alinea, onder c);

 

e)

operationele monitoring, verricht overeenkomstig bijlage II, deel A, punt 3.

  • 3. 
    De plaatsen van monsterneming worden bepaald door de bevoegde autoriteiten en voldoen aan de desbetreffende vereisten van bijlage II, deel D.
  • 4. 
    De lidstaten houden zich aan de specificaties voor de analyse van parameters als omschreven in bijlage III, overeenkomstig de volgende beginselen:
 

a)

andere dan in bijlage III, deel A, vermelde analysemethoden mogen worden gebruikt, mits kan worden aangetoond dat de verkregen resultaten minstens even betrouwbaar zijn als die van de in bijlage III, deel A, gespecificeerde methoden door aan de Commissie alle relevante inlichtingen over deze methode en de gelijkwaardigheid ervan te verstrekken;

 

b)

voor de in bijlage III, deel B, genoemde parameters mag elke analysemethode worden gebruikt, mits deze aan de aldaar gestelde eisen voldoet.

  • 5. 
    Voor stoffen of micro-organismen waarvoor geen parameterwaarden zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 5, zorgen de lidstaten per geval voor aanvullende monitoring indien er reden is om aan te nemen dat deze stoffen of organismen aanwezig zijn in aantallen of concentraties die een mogelijk gevaar voor de gezondheid van de mens vormen.
  • 6. 
    Uiterlijk op 12 januari 2024 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 21 gedelegeerde handelingen vast teneinde deze richtlijn aan te vullen door de vaststelling van een methodologie om microplastics te meten teneinde deze op de in lid 8 van dit artikel bedoelde aandachtstoffenlijst te plaatsen zodra is voldaan aan de voorwaarden van dat lid.
  • 7. 
    Uiterlijk op 12 januari 2024 stelt de Commissie technische richtsnoeren op met betrekking tot analysemethoden voor de monitoring van per- en polyfluoralkylstoffen uit hoofde van de parameters “PFAS — totaal” en “Som van PFAS”, met inbegrip van de detectielimieten, parameterwaarden en bemonsteringsfrequentie.
  • 8. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast om een aandachtstoffenlijst op te stellen en te actualiseren met stoffen of verbindingen die vanuit een gezondheidsperspectief aanleiding geven tot bezorgdheid bij het publiek of de wetenschappelijke gemeenschap (“de aandachtstoffenlijst”), zoals geneesmiddelen, hormoonontregelende verbindingen en microplastics.

Stoffen en verbindingen worden aan de aandachtstoffenlijst toegevoegd wanneer zij naar alle waarschijnlijkheid in voor menselijke consumptie bestemd water voorkomen en een potentieel risico voor de gezondheid van de mens kunnen vormen. Daartoe baseert de Commissie zich met name op wetenschappelijk onderzoek van de WHO. De toevoeging van elke nieuwe stof of verbinding moet naar behoren worden gemotiveerd op grond van de artikelen 1 en 4.

ß-oestradiol en nonylfenol worden opgenomen in de eerste aandachtstoffenlijst gezien hun hormoonontregelende eigenschappen en hun risico voor de gezondheid van de mens. De eerste aandachtstoffenlijst wordt uiterlijk op 12 januari 2022 vastgesteld.

De aandachtstoffenlijst bevat voor iedere stof of iedere verbinding een richtwaarde en waar nodig een mogelijke analysemethode die geen buitensporige kosten met zich meebrengt.

De lidstaten stellen monitoringsvoorschriften op met betrekking tot de mogelijke aanwezigheid van in de aandachtstoffenlijst opgenomen stoffen of verbindingen, op relevante punten in het watervoorzieningssysteem van voor menselijke consumptie bestemd water.

Daartoe kunnen de lidstaten rekening houden met de overeenkomstig artikel 8, leden 1, 2 en 3, van deze richtlijn verzamelde gegevens en kunnen zij de overeenkomstig Richtlijnen 2000/60/EG en 2008/105/EG of andere toepasselijke wetgeving van de Unie verzamelde gegevens gebruiken om te voorkomen dat de monitoringsvoorschriften overlappen.

De monitoringsresultaten worden opgenomen in de overeenkomstig artikel 18, lid 1, onder b), samengestelde gegevensverzamelingen samen met de resultaten van de op grond van artikel 8, lid 2, eerste alinea, onder c), verrichte controle.

Wanneer een in de aandachtstoffenlijst opgenomen stof of verbinding overeenkomstig artikel 8, lid 2, of overeenkomstig de vijfde alinea van dit lid wordt gedetecteerd in concentraties die de in de aandachtstoffenlijst vermelde richtwaarden overschrijden, zorgen de lidstaten ervoor dat alle volgende maatregelen in overweging worden genomen en de relevant geachte maatregelen worden genomen:

 

a)

preventieve maatregelen, mitigatiemaatregelen of passende monitoring in de onttrekkingsgebieden voor de onttrekkingspunten of in onbehandeld water als bedoeld in artikel 8, lid 4, eerste alinea, onder a), b) en c);

 

b)

van waterleveranciers eisen dat zij monitoring van die stoffen of verbindingen uitvoeren overeenkomstig artikel 8, lid 5, tweede alinea, onder a);

 

c)

van waterleveranciers eisen dat zij controleren of een behandeling toereikend is om de richtwaarde te bereiken, en, indien nodig, dat zij de behandeling optimaliseren, en

 

d)

herstelmaatregelen overeenkomstig artikel 14, lid 6, wanneer de lidstaten dat nodig achten om de gezondheid van de mens te beschermen.

De in dit lid voorziene uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 14

Herstelmaatregelen en beperkingen van het gebruik

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat elk geval waarin niet aan de overeenkomstig artikel 5 vastgestelde parameterwaarden wordt voldaan, onmiddellijk wordt onderzocht om de oorzaak vast te stellen.
  • 2. 
    Wanneer voor menselijke consumptie bestemd water, ondanks de met het oog op naleving van de verplichtingen van artikel 4, lid 1, genomen maatregelen, niet aan de overeenkomstig artikel 5 vastgestelde parameterwaarden voldoet, en onverminderd artikel 6, lid 2, zorgen de betrokken lidstaten ervoor dat zo spoedig mogelijk de nodige herstelmaatregelen worden getroffen om de kwaliteit van dat water weer op peil te brengen en geven zij voorrang aan de handhaving daarvan, waarbij onder meer wordt gelet op de mate waarin de parameterwaarde in kwestie is overschreden en op het daaraan verbonden mogelijke gevaar voor de gezondheid van de mens.

In geval van niet-naleving van de parameterwaarden in bijlage I, deel D, omvatten de herstelmaatregelen de in artikel 10, lid 3, bedoelde maatregelen.

  • 3. 
    Ongeacht of al dan niet aan de parameterwaarden wordt voldaan, zorgen de lidstaten ervoor dat de levering van voor menselijke consumptie bestemd water dat gevaar kan opleveren voor de gezondheid van de mens, wordt verboden of dat het gebruik van dergelijk water wordt ingeperkt en dat alle andere herstelmaatregelen worden genomen die nodig zijn om de gezondheid van de mens te beschermen.

De lidstaten beschouwen een geval van niet-naleving van de in bijlage I, delen A en B, vastgestelde minimumvereisten voor de parameterwaarden als een potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens, behalve wanneer de bevoegde autoriteiten de niet-naleving van de parameterwaarden niet van betekenis achten.

  • 4. 
    In de in de leden 2 en 3 beschreven gevallen nemen de lidstaten, zodra de niet-naleving van de parameterwaarden wordt beschouwd als een potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens, zo spoedig mogelijk alle volgende maatregelen:
 

a)

alle getroffen verbruikers in kennis stellen van het potentiële gevaar voor de gezondheid van de mens en de oorzaak daarvan, van de overschrijding van een parameterwaarde en de genomen herstelmaatregelen, met inbegrip van verboden of gebruiksbeperkingen of andere maatregelen;

 

b)

de nodige adviezen aan de verbruikers geven, en die adviezen regelmatig actualiseren, over de voorwaarden voor consumptie en gebruik van het water, waarbij met name rekening wordt gehouden met bevolkingsgroepen met verhoogde watergerelateerde gezondheidsrisico’s, en

 

c)

de verbruikers op de hoogte stellen zodra is vastgesteld dat er geen potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens meer is, en hen ervan op de hoogte stellen dat de drinkwatervoorziening weer normaal verloopt.

  • 5. 
    De bevoegde autoriteiten of andere betrokken instanties besluiten welke maatregelen krachtens lid 3 moeten worden genomen en houden daarbij tevens rekening met de risico’s die onderbreking van de levering of beperking van het gebruik van voor menselijke consumptie bestemd water zouden opleveren voor de gezondheid van de mens.
  • 6. 
    Wanneer niet wordt voldaan aan de parameterwaarden of de specificaties in bijlage I, deel C, gaan de lidstaten na of deze niet-naleving risico voor de gezondheid van de mens oplevert. Zij nemen herstelmaatregelen om de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water weer op peil te brengen indien de bescherming van de gezondheid van de mens dit vereist.

Artikel 15

Afwijkingen

  • 1. 
    In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten tot een door hen vast te stellen maximumwaarde voorzien in afwijkingen van de parameterwaarden van bijlage I, deel B, of die welke zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 5, lid 3, mits dergelijke afwijking geen gevaar vormt voor de gezondheid van de mens en de levering van voor menselijke consumptie bestemd water in het betrokken gebied op geen enkele andere redelijke manier kan worden verzekerd. Deze afwijkingen worden beperkt tot het volgende:
 

a)

een nieuw onttrekkingsgebied voor onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water;

 

b)

een nieuwe bron van verontreiniging in het onttrekkingsgebied voor onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water of nieuw opgespoorde of vastgestelde parameters, of

 

c)

een onvoorziene en uitzonderlijke situatie in een bestaand onttrekkingsgebied voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water die tot tijdelijke, beperkte overschrijdingen van de parameterwaarden kan leiden.

De in de eerste alinea bedoelde afwijkingen worden beperkt tot een zo kort mogelijke termijn die niet langer mag zijn dan drie jaar. Aan het einde van de termijn van de afwijking voeren de lidstaten een evaluatie uit om na te gaan of de situatie voldoende is verbeterd.

Onder uitzonderlijke omstandigheden kan een lidstaat een tweede afwijking ten aanzien van de punten a) en b) van de eerste alinea toestaan. Lidstaten die een tweede maal een afwijking willen toestaan, zenden de resultaten van de evaluatie en de redenen waarop hun besluit omtrent die tweede afwijking is gebaseerd, toe aan de Commissie. Een dergelijke tweede afwijking geldt voor maximaal drie jaar.

  • 2. 
    Elke overeenkomstig lid 1 toegekende afwijking omvat de volgende informatie:
 

a)

de gronden voor van de afwijking;

 

b)

de parameter waarop de afwijking betrekking heeft, voorgaande relevante monitoringsresultaten en de maximaal toelaatbare parameterwaarde ingevolge het besluit omtrent de afwijking;

 

c)

het geografisch gebied, de hoeveelheid geleverd water per dag, de betrokken bevolkingsgroep en of de afwijking gevolgen heeft voor enig betrokken exploitant van een levensmiddelenbedrijf;

 

d)

een passend monitoringschema met, zo nodig, een verhoogde monitoringsfrequentie;

 

e)

een samenvatting van het plan voor de noodzakelijke herstelmaatregelen, met inbegrip van een tijdschema voor het werk, een raming van de kosten en voorzieningen voor de evaluatie, en

 

f)

de duur van de afwijking.

  • 3. 
    Indien de bevoegde autoriteiten van oordeel zijn dat de overschrijding van de parameterwaarde niet van betekenis onbeduidend is en indien herstelmaatregelen overeenkomstig artikel 14, lid 2, het probleem binnen maximaal 30 dagen kunnen oplossen, moet de informatie van lid 2 van dit artikel niet worden vermeld in de afwijking.

In dat geval stellen de bevoegde autoriteiten of andere betrokken instanties alleen de maximaal toelaatbare parameterwaarde en de tijd waarin het probleem moet worden opgelost vast in het besluit tot afwijking.

  • 4. 
    Indien enige parameterwaarde voor een bepaalde watervoorziening in de voorafgaande twaalf maanden in totaal meer dan 30 dagen is overschreden, kan lid 3 niet langer worden toegepast.
  • 5. 
    De lidstaten die een afwijking als bedoeld in dit artikel hebben toegestaan, zorgen ervoor dat de betrokken bevolking zo spoedig mogelijk naar behoren over die afwijking en de daaraan verbonden voorwaarden wordt geïnformeerd. Bovendien zorgen de lidstaten ervoor dat specifieke bevolkingsgroepen waarvoor de afwijking een speciaal risico kan opleveren zo nodig advies wordt verstrekt.

Behoudens andersluidend besluit van de bevoegde autoriteiten, zijn de in de eerste alinea genoemde verplichtingen niet van toepassing in de in lid 3 vermelde omstandigheden.

  • 6. 
    Dit artikel is niet van toepassing op voor menselijke consumptie bestemd water dat in flessen of verpakkingen is gedaan.

Artikel 16

Toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water

  • 1. 
    Onverminderd artikel 9 van Richtlijn 2000/60/EG en de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid nemen de lidstaten, rekening houdend met de plaatselijke, regionale en culturele perspectieven en omstandigheden voor de distributie van water, de nodige maatregelen om de toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water voor iedereen, met name voor kwetsbare en gemarginaliseerde groepen, zoals gedefinieerd door de lidstaten, te verbeteren of te handhaven.

Daartoe zorgen de lidstaten ervoor dat zij:

 

a)

weten welke personen geen of beperkte toegang hebben tot voor menselijke consumptie bestemd water, met inbegrip van kwetsbare en gemarginaliseerde groepen, en geven de redenen voor dergelijke beperkte toegang aan;

 

b)

de mogelijkheden beoordelen om de toegang voor dergelijke personen te verbeteren;

 

c)

dergelijke personen informeren over de mogelijkheden om te worden aangesloten op het distributienet of over alternatieve manieren om toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water te krijgen, en

 

d)

maatregelen nemen die zij nodig en passend achten om de toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water voor kwetsbare en gemarginaliseerde groepen te waarborgen.

  • 2. 
    Teneinde het gebruik van voor menselijke consumptie bestemd kraanwater te bevorderen, zorgen de lidstaten ervoor dat tappunten buiten en binnen in openbare ruimten worden geplaatst, voor zover dat technisch mogelijk is, op een wijze die in verhouding staat tot de noodzaak van dergelijke maatregelen en rekening houdend met de specifieke plaatselijke omstandigheden, zoals de klimatologische en geografische omstandigheden.

De lidstaten kunnen eveneens de volgende maatregelen nemen ter bevordering van het gebruik van voor menselijke consumptie bestemd kraanwater:

 

a)

bewustmakingsacties opzetten omtrent de dichtstbijzijnde buiten- of binnenwatertappunten;

 

b)

campagnes lanceren om burgers te informeren over de kwaliteit van dergelijk water;

 

c)

de verstrekking van dergelijk water in openbare en overheidsgebouwen aanmoedigen;

 

d)

het gratis of tegen een lage vergoeding verstrekken van dergelijk water aan klanten door restaurants, kantines en cateringdiensten, aanmoedigen.

  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat het verstrekken van de nodige bijstand — zoals omschreven door de lidstaten — aan de bevoegde autoriteiten met het oog op de uitvoering van de maatregelen in dit artikel, wordt gefaciliteerd.

Artikel 17

Voorlichting van het publiek

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat passende, actuele informatie over voor menselijke consumptie bestemd water beschikbaar is, overeenkomstig bijlage IV, met inachtneming van alle toepasselijke gegevensbeschermingsregels.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat alle personen aan wie voor menselijke consumptie bestemd water wordt geleverd, regelmatig en ten minste eenmaal per jaar de volgende informatie ontvangen, zonder dat zij daarom hoeven te vragen, en in de meest geschikte en makkelijk toegankelijke vorm (bijvoorbeeld op facturen of via digitale middelen zoals slimme applicaties):
 

a)

informatie over de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water, inclusief de indicatorparameters;

 

b)

de prijs per liter en per m3 van het geleverde, voor menselijke consumptie bestemd water;

 

c)

de door het huishouden verbruikte hoeveelheid, ten minste per jaar of per factureringsperiode, samen met de jaarlijkse tendens in het huishoudelijke verbruik, voor zover dit technisch mogelijk is en indien de waterleverancier over deze gegevens beschikt;

 

d)

vergelijkingen van het jaarlijkse waterverbruik van het huishouden met een gemiddeld verbruik voor een huishouden, voor zover van toepassing overeenkomstig punt c);

 

e)

een link naar de website die de in bijlage IV vermelde informatie bevat.

  • 3. 
    De leden 1 en 2 laten de Richtlijnen 2003/4/EG en 2007/2/EG onverlet.

Artikel 18

Informatie over het toezicht op de implementatie

  • 1. 
    Onverminderd Richtlijnen 2003/4/EG en 2007/2/EG stellen de lidstaten, met ondersteuning van het EEA:
 

a)

uiterlijk op 12 januari 2029 een gegevensverzameling samen, die zij vervolgens om de zes jaar bijwerken, en die informatie bevat over de maatregelen die genomen zijn om de toegang tot en het gebruik van voor menselijke consumptie bestemd water te bevorderen in overeenstemming met artikel 16 en over het deel van bevolking dat toegang heeft tot voor menselijke consumptie bestemd water; water dat in flessen of verpakkingen is wordt gedaan buiten beschouwing gelaten;

 

b)

uiterlijk op 12 juli 2027 een gegevensverzameling samen, die zij vervolgens om de zes jaar bijwerken, en die informatie bevat met betrekking tot de overeenkomstig artikel 8 uitgevoerde risicobeoordeling en het risicobeheer van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten, en uiterlijk op 12 januari 2029 een gegevensverzameling, die zij vervolgens om de zes jaar bijwerken, die informatie bevat met betrekking tot de overeenkomstig artikel 10 uitgevoerde risicobeoordeling van huishoudelijke leidingnetten, met inbegrip van de volgende elementen:

 

i)

informatie over de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten krachtens artikel 8, lid 2, eerste alinea, onder a);

 

ii)

de resultaten van de op grond van artikel 8, lid 2, eerste alinea, onder c), en artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder b), verrichte monitoring, en

 

iii)

beknopte informatie over uit hoofde van artikel 8, lid 4, en artikel 10, leden 2 en 3, genomen maatregelen, met inbegrip van informatie over de aard van de getroffen maatregelen, en de geboekte vooruitgang, op grond van artikel 10, lid 3, onder f);

 

c)

een gegevensverzameling samen, die zij vervolgens jaarlijks bijwerken, en die overeenkomstig de artikelen 9 en 13 verzamelde monitoringsresultaten bevat voor gevallen waarin de in bijlage I, delen A en B, vastgestelde parameterwaarden worden overschreden, alsmede informatie over de overeenkomstig artikel 14 genomen herstelmaatregelen;

 

d)

een gegevensverzameling samen, die zij vervolgens jaarlijks bijwerken, en die informatie bevat over incidenten met voor menselijke consumptie bestemd water die een potentieel risico voor de gezondheid van de mens hebben veroorzaakt, ongeacht of zich een geval van niet-naleving van de parameterwaarden heeft voorgedaan, die langer dan tien dagen achter elkaar heeft geduurd en ten minste 1 000 mensen heeft getroffen, met inbegrip van de oorzaken van die incidenten en de overeenkomstig artikel 14 genomen maatregelen, en

 

e)

een gegevensverzameling samen, die zij vervolgens jaarlijks actualiseren, en die informatie bevat over alle overeenkomstig artikel 15, lid 1, toegestane afwijkingen, inclusief de informatie voorzien in artikel 15, lid 2.

Waar mogelijk worden diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens, zoals omschreven in artikel 3, punt 4, van Richtlijn 2007/2/EG, gebruikt voor de presentatie van de in de eerste alinea bedoelde gegevensverzamelingen.

  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de Commissie, het EEA en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding toegang hebben tot de gegevensverzamelingen als bedoeld in lid 1.
  • 3. 
    Het EEA publiceert en actualiseert, met regelmatige tussenpozen of na een verzoek daartoe van de Commissie, een overzicht voor de hele Unie op basis van de door de lidstaten verzamelde gegevens.

Dit overzicht voor de hele Unie omvat in voorkomend geval indicatoren voor de outputs, resultaten en effecten van deze richtlijn, overzichtskaarten voor de hele Unie en overzichtsverslagen over de lidstaten.

  • 4. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin het formaat voor, en de nadere details voor de presentatie van, de overeenkomstig de leden 1 en 3 te verstrekken informatie wordt gespecificeerd, met inbegrip van gedetailleerde voorschriften voor de indicatoren, de overzichtskaarten voor de hele Unie en de overzichtsverslagen over de lidstaten bedoeld in lid 3. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
  • 5. 
    De lidstaten mogen van dit artikel afwijken op een van de in artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde gronden.

Artikel 19

Evaluatie

  • 1. 
    Uiterlijk op 12 januari 2035 voert de Commissie een evaluatie uit van deze richtlijn. De evaluatie wordt onder meer op de volgende elementen gebaseerd:
 

a)

de ervaring die is opgedaan door de tenuitvoerlegging van deze richtlijn;

 

b)

de overeenkomstig artikel 18, lid 1, samengestelde gegevensverzamelingen van de lidstaten en de overeenkomstig artikel 18, lid 3, door het EEA opgestelde overzichten voor de hele Unie;

 

c)

relevante wetenschappelijke, analytische en epidemiologische gegevens;

 

d)

aanbevelingen van de WHO, voor zover beschikbaar.

  • 2. 
    In het kader van de evaluatie besteedt de Commissie bijzondere aandacht aan de volgende aspecten:
 

a)

de risicogebaseerde benadering zoals omschreven in artikel 7;

 

b)

de bepalingen van artikel 16 inzake de toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water;

 

c)

de bepalingen met betrekking tot de aan het publiek te verstrekken informatie op grond van artikel 17 en bijlage IV.

  • 3. 
    De Commissie doet aan het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 12 januari 2029 en daarna wanneer passend, een verslag toekomen over het potentiële gevaar van microplastics, geneesmiddelen en eventueel andere opkomende verontreinigende stoffen voor bronnen van voor menselijke consumptie bestemd water, en over de relevante daarmee verbonden potentiële gezondheidsrisico’s.

Artikel 20

Evaluatie en wijziging van de bijlagen

  • 1. 
    Ten minste om de vijf jaar evalueert de Commissie de bijlagen I en II in het licht van de wetenschappelijke en technische vooruitgang alsmede van de risicogebaseerde benadering inzake de veiligheid van water van de lidstaten die is opgenomen in de overeenkomstig artikel 18 samengestelde gegevensverzamelingen, en dient zij zo nodig een wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze richtlijn in.
  • 2. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 21 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage III, om deze waar nodig aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang aan te passen.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 21 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de parameterwaarde van bisfenol A in bijlage I, deel B, voor zover dit nodig is om deze aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang aan te passen, hoofdzakelijk op basis van de lopende evaluatie door de EFSA.

Artikel 21

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De in artikel 4, lid 3, artikel 11, leden 5, 8 en 11, artikel 13, lid 6, en artikel 20, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor een termijn van vijf jaar vanaf 12 januari 2021. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
  • 3. 
    De in artikel 4, lid 3, artikel 11, leden 5, 8 en 11, artikel 13, lid 6, en artikel 20, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan op elk moment door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
  • 5. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 6. 
    Een overeenkomstig artikel 4, lid 3, artikel 11, leden 5, 8 en 11, artikel 13, lid 6, en artikel 20, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 22

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien het Comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 23

Sancties

De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze richtlijn en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 12 januari 2023 van die voorschriften en maatregelen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen daarvan mede.

Artikel 24

Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 12 januari 2023 aan de artikelen 1 tot en met 18, artikel 23 en de bijlagen I tot en met V te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 25

Overgangsperiode

  • 1. 
    Uiterlijk op 12 januari 2026 nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat voor menselijke consumptie bestemd water voldoet aan de parameterwaarden in bijlage I, deel B, voor bisfenol A, chloraat, chloriet, gehalogeneerde azijnzuren, microcystine-LR, PFAS — totaal, som van PFAS en uraan.
  • 2. 
    Tot 12 januari 2026 zijn de waterleveranciers er niet toe verplicht voor menselijke consumptie bestemd water te monitoren volgens artikel 13 voor de in lid 1 van dit artikel opgesomde parameters.

Artikel 26

Intrekking

  • 1. 
    Richtlijn 98/83/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VI, deel A, genoemde handelingen, wordt met ingang van 13 januari 2023 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VI, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VII.

  • 2. 
    Door de lidstaten overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Richtlijn 98/83/EG toegestane afwijkingen die op 12 januari 2023 nog steeds van toepassing zijn, blijven van toepassing tot de afloop van hun toepassingsduur. Zij mogen uitsluitend worden verlengd overeenkomstig artikel 15 van deze richtlijn indien er nog geen tweede afwijking is toegestaan. Het recht de Commissie te verzoeken om een derde afwijking overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Richtlijn 98/83/EG blijft van toepassing voor tweede afwijkingen die op 12 januari 2021 nog steeds van toepassing zijn.

Artikel 27

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 28

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 december 2020.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • D. 
    M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    ROTH
 

  • (3) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 28 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 23 oktober 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 15 december 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (5) 
    Zie bijlage VI, deel A.
  • (6) 
    Richtlijn 2009/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de exploitatie en het in de handel brengen van natuurlijk mineraalwater (PB L 164 van 26.6.2009, blz. 45).
  • (7) 
    Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).
  • (8) 
    Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
  • (9) 
    Richtlijn (EU) 2015/1787 van de Commissie van 6 oktober 2015 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Richtlijn 98/83/EG van de Raad betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 260 van 7.10.2015, blz. 6).
  • Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).
  • Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5).
  • Verordening (EU) 2016/426 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende gasverbrandingstoestellen en tot intrekking van Richtlijn 2009/142/EG (PB L 81 van 31.3.2016, blz. 99).
  • Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).
  • Besluit nr. 1386/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 “Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet” (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 171).
  • Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26).
  • Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).
  • Besluit (EU) 2018/881 van de Raad van 18 juni 2018 met een verzoek aan de Commissie om met een studie te komen over de mogelijkheden waarover de Unie beschikt om zich te conformeren aan de bevindingen van het Comité van toezicht op de naleving van het Verdrag van Aarhus in zaak ACCC/C/2008/32 en, indien passend in het licht van de resultaten van de studie, een voorstel in te dienen voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1367/2006 (PB L 155 van 19.6.2018, blz. 6).
  • Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13).
  • Richtlijn 2013/51/Euratom van de Raad van 22 oktober 2013 tot vaststelling van voorschriften voor de bescherming van de volksgezondheid tegen radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 296 van 7.11.2013, blz. 12).
  • Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28).
  • Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (PB L 372 van 27.12.2006, blz. 19).
  • Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 84).
  • Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82).
  • Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).
 

BIJLAGE I

MINIMUMVEREISTEN VOOR PARAMETERWAARDEN DIE WORDEN GEBRUIKT OM DE KWALITEIT VAN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMD WATER TE BEOORDELEN

Deel A

Microbiologische parameters

 

Parameter

Parameterwaarde

Eenheid

Opmerkingen

Intestinale enterokokken

0

aantal/100 ml

De eenheid voor water waarmee flessen of verpakkingen worden gevuld, is aantal/250 ml

Escherichia coli (E. coli)

0

aantal/100 ml

De eenheid voor water waarmee flessen of verpakkingen worden gevuld, is aantal/250 ml

Deel B

Chemische parameters

 

Parameter

Parameterwaarde

Eenheid

Opmerkingen

Acrylamide

0,10

μg/l

De parameterwaarde van 0,10 μg/l heeft betrekking op de residuele monomeerconcentratie in het water, berekend aan de hand van specificaties inzake de maximumvrijkoming van de overeenkomstige polymeer in contact met water.

Antimoon

10

μg/l

 

Arseen

10

μg/l

 

Benzeen

1,0

μg/l

 

Benzo[a]pyreen

0,010

μg/l

 

Bisfenol A

2,5

μg/l

 

Boor

1,5

mg/l

Er wordt een parameterwaarde van 2,4 mg/l toegepast wanneer ontzilt water de voornaamste bron van het betrokken watervoorzieningssysteem is, of in regio’s waar de geologische omstandigheden tot hoge concentraties boor in het grondwater zouden kunnen leiden.

Bromaat

10

μg/l

 

Cadmium

5,0

μg/l

 

Chloraat

0,25

mg/l

Er wordt een parameterwaarde van 0,70 mg/l toegepast wanneer een desinfectiemethode die chloraat, met name chloordioxide, voortbrengt, wordt gebruikt voor het desinfecteren van voor menselijke consumptie bestemd water. Waar mogelijk streven de lidstaten, zonder dat evenwel de desinfectie in gevaar mag komen, naar een lagere waarde. Deze parameter wordt alleen gemeten indien dergelijke desinfectiemethoden worden toegepast.

Chloriet

0,25

mg/l

Er wordt een parameterwaarde van 0,70 mg/l toegepast wanneer een desinfectiemethode die chloriet, met name chloordioxide, voortbrengt, wordt gebruikt voor het desinfecteren van voor menselijke consumptie bestemd water.

Waar mogelijk streven de lidstaten, zonder dat evenwel de desinfectie in gevaar mag komen, naar een lagere waarde.

Deze parameter wordt alleen gemeten indien dergelijke desinfectiemethoden worden toegepast.

Chroom

25

μg/l

Uiterlijk op 12 januari 2036 moet aan de parameterwaarde van 25 μg/l worden voldaan. Tot die datum bedraagt de parameterwaarde voor chroom 50 μg/l.

Koper

2,0

mg/l

 

Cyanide

50

μg/l

 

1,2-dichloorethaan

3,0

μg/l

 

Epichloorhydrine

0,10

μg/l

De parameterwaarde van 0,10 μg/l heeft betrekking op de residuele monomeerconcentratie in het water, berekend aan de hand van specificaties inzake de maximumvrijkoming van de overeenkomstige polymeer in contact met water.

Fluoride

1,5

mg/l

 

Gehalogeneerde azijnzuren (HAA’s)

60

μg/l

Deze parameter wordt alleen gemeten wanneer desinfectiemethoden die HAA’s kunnen voortbrengen, worden gebruikt voor het desinfecteren van voor menselijke consumptie bestemd water. Deze is de som van de volgende vijf representatieve stoffen: monochloor-, dichloor- en tricholoorazijnzuur, en mono- en dibroomazijnzuur.

Lood

5

μg/l

Uiterlijk op 12 januari 2036 moet aan de parameterwaarde van 5 μg/l worden voldaan. Tot die datum bedraagt de parameterwaarde voor lood 10 μg/l.

     

Na deze datum, wordt ten minste op het leveringspunt aan het huishoudelijk leidingnet aan de parameterwaarde van 5 μg/l voldaan.

Voor de toepassing van artikel 11, lid 2, eerste alinea, onder b), geldt de parameterwaarde van 5 μg/l aan de kraan.

Kwik

1,0

μg/l

 

Microcystine-LR

1,0

μg/l

Deze parameter wordt alleen gemeten in geval van potentiële bloei in bronwater (stijgende dichtheid van cyanobacteriële cellen of bloeipotentieel).

Nikkel

20

μg/l

 

Nitraat

50

mg/l

De lidstaten zorgen ervoor dat de voorwaarde [nitraat]/50 + [nitriet]/3 ≤ 1, waarbij de rechte haken de concentratie in mg/l uitdrukken, voor nitraat in NO3, en voor nitriet in NO2, vervuld wordt en dat aan de parameterwaarde van 0,10 mg/l voor nitriet voldaan wordt af waterbehandelingsinstallatie.

Nitriet

0,50

mg/l

De lidstaten zorgen ervoor dat de voorwaarde [nitraat]/50 + [nitriet]/3 ≤ 1, waarbij de rechte haken de concentratie in mg/l uitdrukken, voor nitraat in NO3, en voor nitriet in NO2, vervuld wordt en dat aan de parameterwaarde van 0,10 mg/l voor nitriet voldaan wordt af waterbehandelingsinstallatie.

Pesticiden

0,10

μg/l

Onder pesticiden worden verstaan:

 

organische insecticiden;

 

organische herbiciden;

 

organische fungiciden;

 

organische nematociden;

 

organische acariciden;

 

organische algiciden;

 

organische rodenticiden;

 

organische slimiciden;

 

soortgelijke producten (onder meer groeiregulators),

en de metabolieten daarvan, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 32, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad  (1) die als relevant worden beschouwd inzake voor menselijke consumptie bestemd water.

Een metaboliet van een pesticide wordt inzake voor menselijke consumptie bestemd water als relevant beschouwd indien er reden is om aan te nemen dat de metaboliet intrinsieke eigenschappen heeft die vergelijkbaar zijn met die van de moederstof wat betreft de doelactiviteit van het pesticide, of dat hij (zelf of via zijn omzettingsproducten) een gezondheidsrisico voor consumenten vormt.

     

De parameterwaarde van 0,10 μg/l geldt voor elk afzonderlijk pesticide.

In het geval van aldrin, dieldrin, heptachloor en heptachloorepoxide is de parameterwaarde 0,030 μg/l.

De lidstaten bepalen een richtwaarde om de aanwezigheid van niet-relevante metabolieten van pesticiden in voor menselijke consumptie bestemd water te beheersen.

Alleen pesticiden die naar alle waarschijnlijkheid in bepaald water voorkomen, moeten worden gecontroleerd.

Op basis van de door de lidstaten gerapporteerde gegevens kan de Commissie een databank van pesticiden en de relevante metabolieten daarvan aanleggen waarbij rekening wordt gehouden met hun mogelijke aanwezigheid in voor menselijke consumptie bestemd water.

Pesticiden totaal

0,50

μg/l

“Pesticiden totaal” is de som voor alle afzonderlijke pesticiden, als gedefinieerd in de vorige rij, die bij de monitoringprocedure worden opgespoord en gekwantificeerd.

PFAS totaal

0,50

μg/l

“PFAS totaal” is het totaal van alle per- en polyfluoralkylstoffen.

Deze parameterwaarde is slechts van toepassing zodra overeenkomstig artikel 13, lid 7, technische richtsnoeren voor de monitoring van deze parameter zijn ontwikkeld. De lidstaten kunnen dan besluiten om één of beide van de parameters: “PFAS totaal” of “som van PFAS” te gebruiken.

Som van PFAS

0,10

μg/l

“Som van PFAS” is de som van per- en polyfluoralkylstoffen die risicovol worden geacht in verband met voor menselijke consumptie bestemd water, en die zijn opgenomen in bijlage III, deel B, punt 3. Dit is een subcategorie van stoffen onder “PFAS totaal” die een perfluoralkylgedeelte bevatten met drie of meer koolstofatomen (d.w.z. —CnF2n—, n ≥ 3), of een perfluoralkylethergedeelte met twee of meer koolstofatomen (d.w.z. —CnF2nOCmF2 m–, n en m ≥ 1).

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

0,10

μg/l

Som van de concentraties van de volgende gespecificeerde verbindingen: benzo[b]fluorantheen, benzo[k]fluorantheen, benzo[ghi]peryleen en indeno(1,2,3-cd)pyreen.

Seleen

20

μg/l

Er wordt een parameterwaarde van 30 μg/l toegepast voor regio’s waar de geologische omstandigheden tot hoge concentraties seleen in het grondwater zouden kunnen leiden.

Tetrachlooretheen en trichlooretheen

10

μg/l

De som van de concentraties van deze twee parameters.

Trihalomethanen totaal

100

μg/l

Waar mogelijk streven de lidstaten, zonder dat evenwel de desinfectie in gevaar mag komen, naar een lagere parameterwaarde.

Deze is de som van de concentraties van de volgende gespecificeerde verbindingen: chloroform, bromoform, dibroomchloormethaan en broomdichloormethaan.

Uraan

30

μg/l

 

Vinylchloride

0,50

μg/l

Deze parameterwaarde van 0,50 μg/l heeft betrekking op de residuele monomeerconcentratie in het water, berekend aan de hand van specificaties inzake de maximumvrijkoming van de overeenkomstige polymeer in contact met water.

Deel C

Indicatorparameters

 

Parameter

Parameterwaarde

Eenheid

Opmerkingen

Aluminium

200

μg/l

 

Ammonium

0,50

mg/l

 

Chloride

250

mg/l

Het water zou niet corrosief mogen zijn.

Clostridium perfringens (met inbegrip van sporen)

0

aantal/100 ml

Deze parameter wordt gemeten indien de risicobeoordeling aangeeft dat dit passend is.

Kleur

Aanvaardbaar voor de consument en geen abnormale verandering

   

Geleidingsvermogen voor elektriciteit

2 500

μS cm-1 bij 20 °C

Het water zou niet agressief mogen zijn.

Waterstofionenconcentratie

≥ 6,5 en ≤ 9,5

pH-eenheden

Het water zou niet agressief mogen zijn.

Voor niet-bruisend water in flessen of verpakkingen kan de minimumwaarde verlaagd worden tot 4,5 pH-eenheden. Voor water in flessen of verpakkingen dat van nature rijk is aan kooldioxide of kunstmatig verrijkt is met kooldioxide kan de minimumwaarde lager zijn.

IJzer

200

μg/l

 

Mangaan

50

μg/l

 

Geur

Aanvaardbaar voor de consument en geen abnormale verandering

   

Oxideerbaarheid

5,0

mg/l O2

Deze parameter behoeft niet te worden gemeten indien de TOC-parameter wordt geanalyseerd.

Sulfaat

250

mg/l

Het water zou niet corrosief mogen zijn.

Natrium

200

mg/l

 

Smaak

Aanvaardbaar voor de consument en geen abnormale verandering

   

Telling kolonies bij 22 °C

Geen abnormale verandering

   

Colibacteriën

0

Aantal/100 ml

De eenheid voor water waarmee flessen of verpakkingen worden gevuld, is aantal/250 ml.

Totale organische koolstof (TOC)

Geen abnormale verandering

 

Deze parameter behoeft niet te worden gemeten bij een waterlevering van minder dan 10 000 m3 per dag.

Troebelingsgraad

Aanvaardbaar voor de consument en geen abnormale verandering

   

Het water zou niet agressief of corrosief mogen zijn. Dit geldt vooral voor water dat een behandeling ondergaat (demineralisatie, ontharding, membraanbehandeling, omgekeerde osmose enz.).

Indien voor menselijke consumptie bestemd water wordt verkregen door een behandeling die een aanzienlijke demineralisatie of ontharding van het water inhoudt, kunnen calcium- en magnesiumzouten worden toegevoegd om het water te conditioneren teneinde eventuele negatieve gezondheidseffecten te beperken, de agressiviteit of corrosiviteit van water te verminderen en de smaak te verbeteren. Er kunnen minimumconcentraties van calcium en magnesium of van totaal opgeloste vaste stoffen in onthard of gedemineraliseerd water worden bepaald, rekening houdend met de kenmerken van water dat deze processen ondergaat.

Deel D

Relevante parameters voor de risicobeoordeling van huishoudelijke leidingnetten

 

Parameter

Parameterwaarde

Eenheid

Opmerkingen

Legionella

< 1 000

kve/l

Deze parameterwaarde wordt vastgesteld voor de toepassing van de artikelen 10 en 14. De in deze artikelen bepaalde acties kunnen ook worden overwogen zelfs wanneer de waarde onder de parameterwaarde is, bijvoorbeeld bij infecties en uitbraken. In dergelijke gevallen zou de infectiebron moeten worden bevestigd en zou de soort Legionella moeten worden geïdentificeerd.

Lood

10

μg/l

Deze parameterwaarde wordt vastgesteld voor de toepassing van de artikelen 10 en 14.

De lidstaten dienen alles in het werk te stellen om uiterlijk op 12 januari 2036 de lagere streefwaarde van 5 μg/l te bereiken.

 

  • (1) 
    Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).
 

BIJLAGE II

MONITORING

Deel A

Algemene doelstellingen en monitoringprogramma’s inzake voor menselijke consumptie bestemd water

 
 

1.

Met de op grond van artikel 13, lid 2, vastgestelde programma’s voor de monitoring van voor menselijke consumptie bestemd water:

a)

wordt nagegaan of de geldende maatregelen om risico’s voor de gezondheid van de mens te beheersen in het volledige watervoorzieningssyteem vanaf het onttrekkingsgebied, over de behandeling en de opslag tot en met de distributie doeltreffend zijn en of het voor menselijke consumptie bestemd water op het punt waar aan de parameterwaarden moet worden voldaan, gezond en schoon is;

 

b)

wordt informatie verstrekt over de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water om aan te tonen dat wordt voldaan aan de verplichtingen die zijn vastgesteld in artikel 4 en de parameterwaarden die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 5;

 

c)

worden de geschiktste middelen vastgesteld om het risico voor de gezondheid van de mens te beperken.

 
 

2.

Op grond van artikel 13, lid 2, vastgestelde monitoringprogramma’s omvatten een of meer van de volgende elementen:

a)

het nemen en het analyseren van verschillende watermonsters;

 

b)

metingen die in het kader van een doorlopend proces van monitoring worden geregistreerd.

Daarnaast kunnen de monitoringprogramma’s bestaan uit:

 

a)

inspectie van bescheiden met betrekking tot de functionaliteit en de staat van onderhoud van de installatie;

 

b)

inspectie van het onttrekkingsgebied en de infrastructuren voor de behandeling, de opslag en de distributie, onverminderd de monitoringvoorschriften van artikel 8, lid 2, eerste alinea, onder c), en artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder b).

 
 

3.

De monitoringprogramma’s omvatten tevens een programma voor operationele monitoring dat snel inzicht biedt in de operationele prestaties en in problemen met de waterkwaliteit en snelle herstelmaatregelen volgens een vooraf opgesteld plan mogelijk maakt. Dergelijke programma’s voor operationele monitoring zijn leveringsspecifiek, waarbij de resultaten van het identificeren van gevaren en gevaarlijke gebeurtenissen en de resultaten van de risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem in aanmerking worden genomen, en zijn bedoeld ter bevestiging van de doeltreffendheid van alle beheersingsmaatregelen tijdens de onttrekking, behandeling, distributie en opslag.

Het programma voor operationele monitoring omvat de monitoring van de parameter “troebelingsgraad” in de watervoorzieningsinstallatie, teneinde regelmatig de doeltreffendheid van de fysieke verwijdering door middel van filtratieprocessen te controleren, overeenkomstig de in de volgende tabel vermelde referentiewaarden en frequenties (niet van toepassing op grondwaterbronnen waarin de troebeling door ijzer en mangaan wordt veroorzaakt):

 

Bedrijfsparameter

Referentiewaarde

Troebelingsgraad in de watervoorzieningsinstallatie

0,3 NTE in 95 % van de monsters en geen van de monsters overschrijdt 1 NTE

Dagelijks binnen een leveringsgebied gedistribueerde of geproduceerde hoeveelheid (m3) water

Minimumfrequentie van het nemen van monsters en analyse

≤ 1 000

Wekelijks

> 1 000 tot ≤ 10 000

Dagelijks

> 10 000

Ononderbroken

Het programma voor operationele monitoring omvat tevens de monitoring van de volgende parameters in onbehandeld water, teneinde de doeltreffendheid van de behandelingen tegen microbiologische risico’s te controleren:

 

Bedrijfsparameter

Referentiewaarde

Eenheid

Opmerkingen

Somatische colifagen

50 (voor onbehandeld water)

Plaquevormende eenheden (PFU)/100 ml

Deze parameter moet worden gemeten indien de risicobeoordeling aangeeft dat dit passend is. Indien deze parameter in onbehandeld water wordt aangetroffen in een concentratie > 50 PFU/100 ml, zou moeten hij na de behandelingsstappen worden geanalyseerd om de met de aanwezige barrières gerealiseerde log verwijdering vast te stellen en om te beoordelen of het risico op doorbraak van pathogene virussen voldoende wordt beheerst.

 
 

4.

De lidstaten zorgen ervoor dat de monitoringprogramma’s voortdurend worden geëvalueerd en ten minste om de zes jaar worden bijgewerkt of bevestigd.

Deel B

Parameters en bemonsteringsfrequenties

 
 

1.

Lijst van parameters

Groep A

De volgende parameters (groep A) worden gecontroleerd overeenkomstig de in tabel 1 van punt 2 vastgestelde monitoringfrequenties:

 

a)

Escherichia coli (E. coli), intestinale enterokokken, colibacteriën, telling kolonies bij 22 °C, kleur, troebelingsgraad, smaak, geur, pH en geleidbaarheid;

 

b)

andere parameters die als relevant zijn aangemerkt in het monitoringprogramma, in overeenstemming met artikel 5, lid 3, en, in voorkomend geval, middels een risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem zoals vermeld in artikel 9 en deel C van deze bijlage.

Onder specifieke omstandigheden worden de volgende parameters aan groep A toegevoegd:

 

a)

ammonium en nitriet, bij chloraminering;

 

b)

aluminium en ijzer, indien gebruikt als chemicaliën voor de behandeling van water.

Escherichia coli (E. coli) en intestinale enterokokken worden als “kernparameters” beschouwd en de monitoringfrequentie ervan wordt niet als gevolg van een risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem overeenkomstig artikel 9 en deel C van deze bijlage verlaagd. Zij worden altijd ten minste volgens de in tabel 1 van punt 2 vermelde frequenties gecontroleerd.

Groep B

Teneinde de naleving van alle in deze richtlijn vastgestelde parameterwaarden na te gaan, worden alle andere parameters die niet in het kader van groep A worden geanalyseerd en die overeenkomstig artikel 5 zijn vastgesteld, met uitzondering van de parameters in bijlage I, deel D, ten minste met de in tabel 1 van punt 2 vermelde frequenties gecontroleerd, tenzij op grond van een overeenkomstig artikel 9 en deel C van deze bijlage uitgevoerde risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem een andere bemonsteringsfrequentie wordt vastgesteld.

 
 

2.

Bemonsteringsfrequenties

Tabel 1. Minimumfrequentie voor monsterneming en analyse voor nalevingsmonitoring

 

Dagelijks binnen een leveringsgebied gedistribueerde of geproduceerde hoeveelheid water

(zie opmerkingen 1 en 2) m3

Parameter groep A

Aantal monsternemingen per jaar

Parameter groep B

Aantal monsternemingen per jaar

 

< 10

> 0 (zie opmerking 4)

> 0 (zie opmerking 4)

≥ 10

≤ 100

2

1 (Zie opmerking 5)

> 100

≤ 1 000

4

1

> 1 000

≤ 10 000

4 voor de eerste 1 000 m3/d

  • 3 voor elke bijkomende 1 000 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

(Zie opmerking 3)

1 voor de eerste 1 000 m3/d

  • 1 voor elke bijkomende 4 500 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

(Zie opmerking 3)

> 10 000

≤ 100 000

3 voor de eerste 10 000 m3/d

  • 1 voor elke bijkomende 10 000 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

(Zie opmerking 3)

> 100 000

 

12 voor de eerste 100 000 m3/d

  • 1 voor elke bijkomende 25 000 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

(Zie opmerking 3)

Opmerking 1:

Een leveringsgebied is een geografisch afgebakend gebied waarbinnen het voor menselijke consumptie bestemde water afkomstig is uit één of enkele bronnen en waarbinnen het water kan worden geacht van vrijwel uniforme kwaliteit te zijn.

 

Opmerking 2:

De hoeveelheden zijn gemiddelden berekend over een kalenderjaar. Het vaststellen van de minimumfrequentie mag worden gebaseerd op het aantal inwoners in een leveringsgebied in plaats van op de hoeveelheid water uitgaande van een waterverbruik van 200 l/(dag*hoofd van de bevolking).

 

Opmerking 3:

De vermelde frequentie wordt als volgt berekend: bijv. 4 300 m3/d = 16 monsternemingen voor parameters van groep A (vier voor de eerste 1 000 m3/d + 12 voor de bijkomende 3 300 m3/d).

 

Opmerking 4:

Ten aanzien van waterleveranciers waaraan geen vrijstelling is verleend op grond van artikel 3, lid 3, onder b), stellen de lidstaten de minimumfrequenties voor monsterneming voor de parameters van de groepen A en B vast, mits de kernparameters ten minste eenmaal per jaar worden gecontroleerd.

 

Opmerking 5:

De lidstaten kunnen de bemonsteringsfrequentie verlagen, mits alle overeenkomstig artikel 5 vastgestelde parameters ten minste eenmaal om de zes jaar worden gecontroleerd, en worden gecontroleerd in gevallen waarin een nieuwe waterbron wordt geïntegreerd in het watervoorzieningssysteem of wanneer dat systeem veranderingen ondergaat die naar verwachting potentieel ongunstige effecten op de waterkwaliteit zullen hebben.

Deel C

Risicobeoordeling en risicobeheer van het watervoorzieningssysteem

 
 

1.

Op basis van het resultaat van de risicobeoordeling van het in artikel 9 bedoelde watervoorzieningssysteem wordt de lijst van bij de monitoring in aanmerking genomen parameters uitgebreid en worden de in deel B bedoelde bemonsteringsfrequenties verhoogd wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de in deze bijlage vermelde lijst van parameters of frequenties volstaat niet om te voldoen aan de verplichtingen die zijn opgelegd overeenkomstig artikel 13, lid 1;

 

b)

bijkomende monitoring is vereist voor de toepassing van artikel 13, lid 5;

 

c)

de in deel A, punt 1, onder a), vastgestelde waarborgen moeten worden geleverd;

 

d)

op grond van artikel 8, lid 4, eerste alinea, onder a), is het nodig de bemonsteringsfrequenties te verhogen.

 
 

2.

Ingevolge een risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem mag de lijst van bij de monitoring in aanmerking genomen parameters worden beperkt en mogen de bemonsteringsfrequenties van deel B worden verlaagd, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

rekening houdend met artikel 6 worden de plaats en bemonsteringsfrequentie bepaald met inachtneming van de herkomst van de parameter en van de variatie van en langetermijnontwikkeling betreffende de concentratie ervan;

 

b)

met betrekking tot het verlagen van de minimumfrequentie voor monsterneming van een parameter, bedragen alle resultaten van de monsters die in een periode van ten minste drie jaar met regelmatige tussenpozen zijn genomen op plaatsen die representatief zijn voor het volledige leveringsgebied, minder dan 60 % van de parameterwaarde;

 

c)

met betrekking tot het schrappen van een parameter van de lijst van te controleren parameters bedragen alle resultaten van de monsters die in een periode van ten minste drie jaar met regelmatige tussenpozen zijn genomen op plaatsen die representatief zijn voor het volledige leveringsgebied, minder dan 30 % van de parameterwaarde;

 

d)

met betrekking tot het schrappen van een parameter van de lijst van te controleren parameters wordt het besluit gebaseerd op het resultaat van de risicobeoordeling, dat rekening houdt met de monitoringresultaten van de bronnen van voor menselijke consumptie bestemd water en bevestigt dat de gezondheid van de mens beschermd is tegen de schadelijke gevolgen van verontreiniging van voor menselijke consumptie bestemd water, zoals vastgesteld in artikel 1;

 

e)

met betrekking tot het verlagen van de bemonsteringsfrequentie van een parameter of het schrappen van een parameter, wordt in de risicobeoordeling bevestigd dat geen enkele redelijkerwijs te voorziene factor aanwezig is waardoor de kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemde water achteruit zou kunnen gaan.

Indien er uiterlijk op 12 januari 2021 al monitoringresultaten beschikbaar zijn die aantonen dat aan de in punt 2, onder b) tot en met e), bedoelde voorwaarden is voldaan, mogen die monitoringresultaten met ingang van die datum worden gebruikt om de monitoring na uitvoering van de risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem aan te passen.

Indien de monitoring reeds na de risicobeoordeling en het risicobeheer van het watervoorzieningssysteem in overeenstemming met, onder andere, bijlage II, deel C, bij Richtlijn 98/83/EG, aanpassingen heeft ondergaan, kunnen de lidstaten de mogelijkheid bieden de geldigheid daarvan te bevestigen zonder te verlangen dat gedurende een nieuwe periode van ten minste drie jaar op plaatsen die representatief zijn voor het volledige leveringsgebied controle overeenkomstig punt 2, onder b) en c), wordt uitgevoerd.

Deel D

Steekproefmethoden en plaatsen van monsterneming

 
 

1.

De plaatsen van monsterneming worden zo bepaald dat wordt voldaan aan artikel 6, lid 1. In geval van een distributienet kunnen de lidstaten voor specifieke parameters echter monsters nemen in het leveringsgebied of in de behandelingsinstallatie indien kan worden aangetoond dat er geen negatieve verandering zou zijn in de gemeten waarde van de betrokken parameters. Voor zover mogelijk wordt het aantal monsters gelijkelijk over tijd en plaats verdeeld.

 
 

2.

Monsterneming op het punt waar aan de parameterwaarden moet worden voldaan, moet aan de volgende vereisten voldoen:

a)

monsters voor bepaalde chemische parameters, in het bijzonder koper, lood en nikkel, worden genomen aan de kraan van de consumenten zonder er voorafgaand water uit te laten stromen. Een monster moet worden genomen met een hoeveelheid van een liter op een willekeurig tijdstip gedurende de dag. Bij wijze van alternatief kunnen de lidstaten methoden gebruiken met een vaste tijd van stilstand die hun nationale situatie beter weerspiegelen, zoals de gemiddelde wekelijkse inname van consumenten, op voorwaarde dat dit op het niveau van het leveringsgebied niet leidt tot minder gevallen van niet-naleving dan het gebruik van de methode op een willekeurig tijdstip gedurende de dag;

 

b)

monsters voor microbiologische parameters op het punt waar aan de parameterwaarden moet worden voldaan, worden genomen en behandeld overeenkomstig EN ISO 19458, steekproefdoel B.

 
 

3.

Monsternemingen voor Legionella worden in het huishoudelijk leidingnet verricht op plaatsen die een risico inhouden op verspreiding van Legionella, representatief zijn voor systemische blootstelling aan Legionella, of beide. De lidstaten stellen richtsnoeren op voor steekproefmethoden voor Legionella.

 
 

4.

Monsterneming in het distributienet, met uitzondering van monsterneming aan de kraan van de consument, gebeurt overeenkomstig ISO 5667-5. Monsters voor microbiologische parameters in het distributienet worden genomen en behandeld overeenkomstig EN ISO 19458, steekproefdoel A.

 

BIJLAGE III

SPECIFICATIES VOOR DE ANALYSE VAN PARAMETERS

De lidstaten zorgen ervoor dat de analysemethoden die gebruikt worden voor monitoring en om aan te tonen dat wordt voldaan aan deze richtlijn, met uitzondering van de online analyse van de troebelingsgraad, worden gevalideerd en gedocumenteerd overeenkomstig EN ISO/IEC 17025 of andere gelijkwaardige op internationaal niveau erkende normen. De lidstaten zorgen ervoor dat laboratoria of door laboratoria gecontracteerde partijen methoden voor kwaliteitszorgsystemen hanteren die in overeenstemming zijn met EN ISO/IEC 17025 of andere gelijkwaardige op internationaal niveau erkende normen.

De lidstaten kunnen, om de gelijkwaardigheid van alternatieve methoden aan de methoden in deze bijlage te beoordelen, gebruikmaken van de als de norm inzake gelijkwaardigheid van microbiologische methoden vastgestelde norm EN ISO 17994, of, om de gelijkwaardigheid vast te stellen van methoden die op andere beginselen dan kweken zijn gebaseerd en daarmee buiten het toepassingsgebied van EN ISO 17994 vallen, van de norm EN ISO 16140 of andere soortgelijke internationaal aanvaarde protocollen.

Indien geen analysemethode bestaat die voldoet aan de minimale prestatiekenmerken van deel B, zorgen de lidstaten ervoor dat de monitoring wordt uitgevoerd met gebruikmaking van de beste beschikbare technieken die geen buitensporige kosten meebrengen.

Deel A

Microbiologische parameters waarvoor analysemethoden gespecificeerd zijn

De analysemethoden voor microbiologische parameters zijn:

 

a)

Escherichia coli (E. coli) en colibacteriën (EN ISO 9308-1 of EN ISO 9308-2);

 

b)

intestinale enterokokken (EN ISO 7899-2);

 

c)

telling kolonies of heterotroof kiemgetal bij 22 °C (EN ISO 6222);

 

d)

Clostridium perfringens met inbegrip van sporen (EN ISO 14189);

 

e)

Legionella (EN ISO 11731 voor naleving van de waarde in bijlage I, deel D);

voor risicogebaseerde verificatiemonitoring en ter aanvulling van de kweekmethoden kunnen bovendien andere methoden worden gebruikt, zoals ISO/TS 12869, snelle kweekmethoden, niet-kweekmethoden, en moleculaire methoden, met name qPCR;

 

f)

somatische colifagen;

Voor operationele monitoring kan deel A van bijlage II, EN ISO 10705-2, en EN ISO 10705-3 worden gebruikt.

DEEL B

Chemische en indicatorparameters waarvoor prestatiekenmerken gespecificeerd zijn

  • 1. 
    Chemische en indicatorparameters

Voor de parameters van tabel 1 van deze bijlage kunnen met de gebruikte analysemethode ten minste concentraties worden gemeten die gelijk zijn aan de parameterwaarde, met een bepalingsgrens, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie (1), van 30 % of minder van de desbetreffende parameterwaarde en een meetonzekerheid als aangegeven in tabel 1 van deze bijlage. Het resultaat wordt met ten minste evenveel significante cijfers uitgedrukt als de parameterwaarde genoemd in bijlage I, delen B en C, bij deze richtlijn

De in tabel 1 vermelde meetonzekerheid wordt niet gebruikt als bijkomende tolerantie voor de in bijlage I vastgestelde parameterwaarden.

Tabel 1. Minimumprestatiekenmerk “meetonzekerheid”

 

Parameters

Meetonzekerheid

(Zie opmerking 1)

% van de parameterwaarde (behalve voor pH)

Opmerkingen

Aluminium

25

 

Ammonium

40

 

Acrylamide

30

 

Antimoon

40

 

Arseen

30

 

Benzo[a]pyreen

50

Zie opmerking 2

Benzeen

40

 

Bisfenol A

50

 

Boor

25

 

Bromaat

40

 

Cadmium

25

 

Chloride

15

 

Chloraat

40

 

Chloriet

40

 

Chroom

30

 

Koper

25

 

Cyanide

30

Zie opmerking 3

1,2-Dichloorethaan

40

 

Epichloorhydrine

30

 

Fluoride

20

 

HAA’s

50

 

pH waterstofionenconcentratie

0,2

Zie opmerking 4

Ijzer

30

 

Lood

30

 

Mangaan

30

 

Kwik

30

 

Microcystine-LR

30

 

Nikkel

25

 

Nitraat

15

 

Nitriet

20

 

Oxideerbaarheid

50

Zie opmerking 5

Pesticiden

30

Zie opmerking 6

PFAS

50

 

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

40

Zie opmerking 7

Seleen

40

 

Natrium

15

 

Sulfaat

15

 

Tetrachlooretheen

40

Zie opmerking 8

Trichlooretheen

40

Zie opmerking 8

Trihalomethanen — totaal

40

Zie opmerking 7

Totale organische koolstof (TOC)

30

Zie opmerking 9

Troebelingsgraad

30

Zie opmerking 10

Uraan

30

 

Vinylchloride

50

 
  • 2. 
    Opmerkingen bij tabel 1
 

Opmerking 1

:

Onder “meetonzekerheid” wordt verstaan een niet-negatieve parameter die de spreiding karakteriseert van de kwantitatieve waarden die aan een te meten grootheid worden toegekend, gebaseerd op de gebruikte informatie. Het prestatiekenmerk voor meetonzekerheid (k = 2) is het in de tabel vermelde percentage van de parameterwaarde of een strengere waarde. De meetonzekerheid wordt geschat op het niveau van de parameterwaarde, tenzij anders vermeld.

Opmerking 2

:

Als niet aan de waarde van de meetonzekerheid kan worden voldaan, zou de beste beschikbare techniek moeten worden toegepast (tot 60 %).

Opmerking 3

:

Met deze methode wordt het totaal aan cyanide in elke vorm bepaald.

Opmerking 4

:

De waarde van de meetonzekerheid wordt uitgedrukt in pH-eenheden.

Opmerking 5

:

Referentiemethode: EN ISO 8467.

Opmerking 6

:

De prestatiekenmerken voor afzonderlijke pesticiden zijn indicatief. Lage waarden voor meetonzekerheid van 30 % zijn haalbaar voor meerdere pesticiden, terwijl hogere waarden tot 80 % kunnen worden toegelaten voor een aantal pesticiden.

Opmerking 7

:

De prestatiekenmerken gelden voor de afzonderlijke stoffen, gespecificeerd op 25 % van de parameterwaarde in bijlage I, deel B.

Opmerking 8

:

De prestatiekenmerken gelden voor de afzonderlijke stoffen, gespecificeerd op 50 % van de parameterwaarde in bijlage I, deel B.

Opmerking 9

:

De meetonzekerheid zou moeten worden geschat op het niveau van 3 mg/l van de totale organische koolstof (TOC). Voor de vaststelling van de onzekerheid van de testmethode worden de EN 1484-richtsnoeren voor het bepalen van de TOC en de opgeloste organische koolstof (DOC) gebruikt.

Opmerking 10

:

De meetonzekerheid zou moeten worden geschat op het niveau van 1,0 NTU (nefelometrische troebelingseenheid), overeenkomstig EN ISO 7027 of een andere gelijkwaardige standaardmethode.

  • 3. 
    Som van PFAS

De volgende stoffen worden geanalyseerd op basis van de overeenkomstig artikel 13, lid 7, ontwikkelde technische richtsnoeren:

 

Perfluorbutaanzuur (PFBA)

 

Perfluorpentaanzuur (PFPeA)

 

Perfluorhexaanzuur (PFHxA)

 

Perfluorheptaanzuur (PFHpA)

 

Perfluoroctaanzuur (PFOA)

 

Perfluornonaanzuur (PFNA)

 

Perfluordecaanzuur (PFDA)

 

Perfluorundecaanzuur (PFUnDA)

 

Perfluordodecaanzuur (PFDoDA)

 

Perfluortridecaanzuur (PFTrDA)

 

Perfluorbutaansulfonzuur (PFBS)

 

Perfluorpentaansulfonzuur (PFPeS)

 

Perfluorhexaansulfonzuur (PFHxS)

 

Perfluorheptaansulfonzuur (PFHpS)

 

Perfluoroctaansulfonzuur (PFOS)

 

Perfluornonaansulfonzuur (PFNS)

 

Perfluordecaansulfonzuur (PFDS)

 

Perfluorundecaansulfonzuur

 

Perfluordodecaansulfonzuur

 

Perfluortridecaansulfonzuur

Deze stoffen worden gecontroleerd indien in de risicobeoordeling en het risicobeheer voor de onttrekkingsgebieden voor de onttrekkingspunten, uitgevoerd overeenkomstig artikel 8, wordt geconcludeerd dat ze in een bepaalde waterlevering kunnen voorkomen.

 

  • (1) 
    Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 201 van 1.8.2009, blz. 36).
 

BIJLAGE IV

INFORMATIE VOOR HET PUBLIEK

De informatie in de volgende punten wordt online ter beschikking gesteld van consumenten op een gebruikersvriendelijke en op consumenten toegesneden wijze en consumenten kunnen op een met redenen omkleed verzoek ook met andere middelen toegang tot deze informatie verkrijgen.

 

1)

identificatie van de desbetreffende waterleverancier, het gebied waaraan en het aantal personen aan wie water wordt geleverd, en de waterproductiemethode, met inbegrip van algemene informatie over de toegepaste soorten waterbehandeling en desinfectie; de lidstaten mogen in overeenstemming met artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG van dit vereiste afwijken;

 

2)

de recentste monitoringresultaten voor de in de lijsten in bijlage I, delen A, B, en C, opgenomen parameters, met inbegrip van monitoring van de frequentie samen met de overeenkomstig artikel 5 vastgestelde parameterwaarden; de monitoringresultaten mogen niet ouder zijn dan één jaar, tenzij wanneer dit volgens de in deze richtlijn vastgestelde monitoringfrequentie wel is toegestaan;

 

3)

informatie over de volgende, niet in bijlage I, deel C, opgenomen parameters en bijbehorende waarden:

 

a)

hardheid;

 

b)

in water opgeloste mineralen, anionen/kationen:

 

calcium Ca,

 

magnesium Mg,

 

kalium K;

 

4)

indien sprake is van mogelijk gevaar voor de gezondheid van de mens, als vastgesteld door de bevoegde autoriteiten of andere betrokken instanties nadat de overeenkomstig artikel 5 vastgestelde parameterwaarden werden overschreden, informatie over het mogelijke gevaar voor de gezondheid van de mens en het daarmee verbonden gezondheids- en consumptieadvies of een hyperlink waarmee dergelijke informatie te vinden is;

 

5)

relevante informatie over de risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem;

 

6)

consumentenadvies, onder meer over manieren om het waterverbruik terug te dringen, in voorkomend geval, over manieren om naargelang de plaatselijke omstandigheden water op een verantwoorde wijze te gebruiken en over manieren om gezondheidsrisico’s ten gevolge van stilstaand water te voorkomen;

 

7)

voor waterleveranciers die ten minste 10 000 m3 per dag leveren of ten minste 50 000 mensen bedienen, jaarlijkse informatie over:

 

a)

de algemene prestaties van het watersysteem in termen van efficiëntie, en lekkagepercentages, zodra die informatie beschikbaar is en uiterlijk op de in artikel 4, lid 3, tweede alinea, bepaalde datum;

 

b)

de eigendomsstructuur van de waterlevering door de waterleveranciers;

 

c)

indien kosten worden teruggewonnen middels een tariferingstelsel, informatie over de tariefstructuur per kubieke meter water, met inbegrip van vaste en variabele kosten en kosten in verband met maatregelen uit hoofde van artikel 16, indien de waterleveranciers dergelijke maatregelen hebben genomen;

 

d)

indien beschikbaar, een samenvatting en statistieken van door de waterleveranciers ontvangen klachten betreffende aangelegenheden die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen;

 

8)

consumenten krijgen, op een met redenen omkleed verzoek, toegang tot historische gegevens voor de in de punten 2 en 3 genoemde informatie, tot tien jaar terug, indien beschikbaar, en niet eerder dan 13 januari 2023.

 

BIJLAGE V

BEGINSELEN VOOR HET BEPALEN VAN IN ARTIKEL 11 BEDOELDE METHODEN

Groepen materialen

 
 

1.

Organische materialen

Organische materialen worden uitsluitend vervaardigd van:

 

a)

de uitgangsstoffen die zijn opgenomen in de door de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, eerste alinea, onder b), vast te stellen Europese positieve lijst van uitgangsstoffen, en

 

b)

stoffen waarvoor het niet mogelijk is dat het gehalte van de stof en de reactieproducten daarvan meer dan 0,1 μg/l bedraagt in voor menselijke consumptie bestemd water; voor specifieke stoffen is echter een strengere waarde vereist, rekening houdend met hun toxiciteit.

Organische materialen worden overeenkomstig tabel 1 getest volgens de in de desbetreffende Europese normen beschreven testmethoden of, bij gebrek daaraan, volgens een internationaal of nationaal erkende methode, en voldoen aan de daarin gestelde eisen. Daartoe worden de testresultaten met betrekking tot de migratie van stoffen omgezet naar geraamde niveaus aan de kraan.

 
 

2.

Metallische materialen

Alleen metallische materialen die zijn opgenomen in de door de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, eerste alinea, onder b), vast te stellen Europese positieve lijst van samenstellingen, worden gebruikt. De in de Europese positieve lijst genoemde limieten voor de samenstelling van deze materialen, het gebruik ervan voor bepaalde producten en het gebruik van deze producten worden in acht genomen.

Metallische materialen worden overeenkomstig tabel 1 getest overeenkomstig de in de desbetreffende Europese normen beschreven testmethoden of, bij gebrek daaraan, volgens een internationaal of nationaal erkende methode, en voldoen aan de daarin gestelde eisen.

 
 

3.

Cementgebonden materialen

Cementgebonden materialen worden uitsluitend vervaardigd uit een of meerdere van de volgende:

 

a)

organische bestanddelen die zijn opgenomen in de door de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, eerste alinea, onder b), vast te stellen Europese positieve lijst van bestanddelen;

 

b)

organische bestanddelen waarvoor het niet mogelijk is dat het gehalte van de bestanddelen en de reactieproducten daarvan meer dan 0,1 μg/l bedraagt in voor menselijke consumptie bestemd water, of

 

c)

anorganische bestanddelen.

Cementgebonden materialen worden overeenkomstig tabel 1 getest volgens de in de desbetreffende Europese normen beschreven testmethoden of, bij gebrek daaraan, volgens een internationaal of nationaal erkende methode, en voldoen aan de daarin gestelde eisen. Daartoe worden de testresultaten met betrekking tot de migratie van stoffen omgezet naar geraamde niveaus aan de kraan.

 
 

4.

Emaillen en keramische materialen

Emaillen en keramische materialen worden uitsluitend vervaardigd van uitgangsstoffen uit de door de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, eerste alinea, onder b), vast te stellen Europese positieve lijst van samenstellingen, nadat een beoordeling is uitgevoerd van de elementen die in de samenstelling van deze materialen worden gebruikt.

Emaillen en keramische materialen worden overeenkomstig tabel 1 getest volgens de in de desbetreffende Europese normen beschreven testmethoden of, bij gebrek daaraan, volgens een internationaal of nationaal erkende methode, en voldoen aan de daarin gestelde eisen. Daartoe worden de testresultaten met betrekking tot de migratie van stoffen omgezet naar geraamde niveaus aan de kraan.

 
 

5.

Uitzonderingen inzake de beoordeling van materialen die in kleine en geassembleerde componenten worden gebruikt

Voor geassembleerde producten: kleine componenten, onderdelen en materialen worden in detail beschreven en de tests worden dienovereenkomstig verminderd. Hiertoe verwijst “klein” naar een niveau van invloed op de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water waarvoor geen volledige tests nodig zijn.

Tabel 1. Tests met betrekking tot materiaalsoorten

 

Criteria

Organisch (zie opmerking 1)

Metallisch (zie opmerking 2)

Cementgebonden

Emaillen en keramische materialen

Europese positieve lijsten

       

Europese positieve lijst van uitgangsstoffen voor organische materialen

X

N.N.

X

N.N.

Europese positieve lijst van aanvaarde metallische samenstellingen

N.N.

X

N.N.

N.N.

Europese positieve lijst van bestanddelen voor cementgebonden materialen

N.N.

N.N.

X

N.N.

Europese positieve lijst van samenstellingen voor emaillen en keramische materialen

N.N.

N.N.

N.N.

X

Organoleptische tests

       

Geur en smaak

X

N.N.

X

N.N.

Kleur en troebelingsgraad

X

N.N.

X

N.N.

Algemene beoordelingen inzake hygiëne

       

Uitloging van de totale hoeveelheid organisch koolstof

X

N.N.

X

N.N.

Oppervlakteresiduen (metalen)

N.N.

X

N.N.

N.N.

Migratietesten

       

Relevante parameters van deze richtlijn

X

X

X

X

MTCtap van stoffen van de positieve lijst

X

N.N.

X (zie opmerking 3)

N.N.

Onverwachte stoffen (GCMS)

X

N.N.

X (zie opmerking 3)

N.N.

Naleving van lijst van samenstellingen

N.N.

X

N.N.

X

Bevordering van microbiële ontwikkeling

X

N.N.

X (zie opmerking 3)

N.N.

N.N.:

Niet nodig.

 

MTCtap:

Maximaal toelaatbare concentratie bij de kraan (verkregen hetzij op basis van het advies van het ECHA voor opneming van de stof in de Europese positieve lijst, hetzij op basis van een specifieke migratielimiet uit Verordening (EU) nr. 10/2011 van de Commissie () en met inachtneming van een allocatiefactor van 10 % en waterverbruik van 2 liter per dag).

 

GCMS:

Gaschromatografie — massaspectrometrie (screeningmethode).

 

Opmerking 1:

Specifieke uitzonderingen moeten in overeenstemming met punt 5 van deze bijlage worden bepaald.

 

Opmerking 2:

Metalen zijn niet onderworpen aan organoleptische tests omdat algemeen wordt aanvaard dat indien de parameterwaarden in bijlage I worden nageleefd, er weinig kans is op organoleptische problemen.

 

Opmerking 3:

Afhankelijk van de aanwezigheid van organische stoffen in de samenstelling.

 

  • (1) 
    Verordening (EU) nr. 10/2011 van de Commissie van 14 januari 2011 betreffende materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in contact te komen (PB L 12 van 15.1.2011, blz. 1).
 

BIJLAGE VI

Deel A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(zoals bedoeld in artikel 26)

 

Richtlijn 98/83/EG van de Raad

(PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32)

 

Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1)

Uitsluitend punt 29 van bijlage II

Verordening (EG) nr. 596/2009 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 188 van 18.7.2009, blz. 14)

Uitsluitend punt 2.2 van de bijlage

Richtlijn (EU) 2015/1787 van de Commissie

(PB L 260 van 7.10.2015, blz. 6)

 

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(zoals bedoeld in artikel 26)

 

Richtlijn

Termijn voor omzetting

98/83/EG

25 december 2000

(EU) 2015/1787

27 oktober 2017

 

BIJLAGE VII

CONCORDANTIETABEL

 

Richtlijn 98/83/EG

Deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, punt 1

Artikel 2, punt 1

Artikel 2, punt 2

Artikel 2, punt 2

Artikel 2, punten 3 tot en met 11

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, leden 5 en 6

Artikel 4, leden 1 en 2

Artikel 4, leden 1 en 2

Artikel 4, lid 3

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 7, lid 1

Artikel 13, lid 1

Artikel 7, lid 2

Artikel 13, lid 2, aanhef

Artikel 13, lid 2, onder a) tot en met e)

Artikel 7, lid 3

Artikel 13, lid 3

Artikel 7, lid 4

Artikel 7, leden 5 en 6

Artikel 13, leden 4 en 5

Artikel 13, leden 6 tot en met 8

Artikel 8, lid 1

Artikel 14, lid 1

Artikel 8, lid 2

Artikel 14, lid 2, eerste alinea

Artikel 14, lid 2, tweede alinea

Artikel 8, lid 3

Artikel 14, lid 3, eerste alinea

Artikel 14, lid 3, tweede alinea

Artikel 8, lid 4

Artikel 14, lid 5

Artikel 8, lid 5

Artikel 8, lid 6

Artikel 14, lid 6

Artikel 8, lid 7

Artikel 14, lid 4, aanhef, onder a)

Artikel 14, lid 4, onder b) en c)

Artikel 9, lid 1, eerste zin

Artikel 15, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 15, lid 1, eerste alinea, onder a) tot en met c)

Artikel 9, lid 1, tweede zin

Artikel 15, lid 1, tweede alinea

Artikel 9, lid 1, derde zin

Artikel 15, lid 1, derde alinea

Artikel 9, lid 2

Artikel 9, leden 3 tot en met 6

Artikel 15, leden 2 tot en met 5

Artikel 9, lid 7

Artikel 18, lid 1, onder e)

Artikel 9, lid 8

Artikel 15, lid 6

Artikel 16

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 20

Artikel 12

Artikel 22

Artikel 13, lid 1

Artikel 17, lid 1

Artikel 17, leden 2 en 3

Artikel 13, leden 2 tot en met 6

Artikel 18, lid 1, eerste alinea, onder a) tot en met d)

Artikel 18, lid 1, tweede alinea

Artikel 18, leden 2 tot en met 5

Artikel 19

Artikel 21

Artikel 23

Artikel 25

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 26

Artikel 17

Artikel 24

Artikel 18

Artikel 27

Artikel 19

Artikel 28

Bijlage I, deel A

Bijlage I, deel A

Bijlage I, deel B

Bijlage I, deel B

Bijlage I, deel C

Bijlage I, deel C

Bijlage I, deel D

Bijlage II, deel A, punten 1 en 2

Bijlage II, deel A, punten 1 en 2

Bijlage II, deel A, punt 3

Bijlage II, deel A, punt 3

Bijlage II, deel A, punt 4

Bijlage II, deel A, punt 4

Bijlage II, deel B, punt 1

Bijlage II, deel B, punt 2

Bijlage II, deel B, punt 1

Bijlage II, deel B, punt 3

Bijlage II, deel B, punt 2

Bijlage II, deel C

Bijlage II, deel C

Bijlage II, deel D, punten 1 en 2

Bijlage II, deel D, punten 1 en 2

Bijlage II, deel D, punt 3

Bijlage II, deel D, punt 3

Bijlage II, deel D, punt 4

Bijlage III, eerste alinea

Bijlage III, eerste alinea

Bijlage III, tweede alinea

Bijlage III, tweede alinea

Bijlage III, derde alinea

Bijlage III, deel A, eerste en tweede alinea

Bijlage III, deel A, derde alinea, onder a) tot en met f)

Bijlage III, deel A

Bijlage III, deel B, punt 1, eerste alinea

Bijlage III, deel B, punt 1, eerste alinea

Bijlage III, deel B, punt 1, tweede alinea

Bijlage III, deel B punt 1, derde alinea en tabel 1

Bijlage III, deel B, punt 1, tweede alinea en tabel 1

Bijlage III, deel B, punt 1, tabel 2

Bijlage III, deel B, punt 2

Bijlage III, deel B, punt 2

Bijlage III, deel B, punt 3

Bijlage IV

Bijlage V

Bijlage VII

Bijlage IV

Bijlage V

Bijlage VI

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.