Besluit 2021/2 - Standpunt EU in het Gemengd Comité dat is ingesteld bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU en Euratom, met betrekking tot wijziging van het protocol inzake Ierland/Noord-Ierland

1.

Wettekst

6.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 2/6

 

BESLUIT (EU) 2021/2 VAN DE RAAD

van 17 december 2020

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité dat is ingesteld bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, met betrekking tot de vaststelling van een besluit tot wijziging van het protocol inzake Ierland/Noord-Ierland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 50, lid 2,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het “terugtrekkingsakkoord”) is op 30 januari 2020 door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2020/135 van de Raad (1) en is op 1 februari 2020 in werking getreden.

 

(2)

In artikel 164, lid 5, punt d), van het terugtrekkingsakkoord is bepaald dat het Gemengd Comité dat is ingesteld bij artikel 164 van het terugtrekkingsakkoord (“het Gemengd Comité”) besluiten kan vaststellen tot wijziging van het terugtrekkingsakkoord, mits dergelijke wijzigingen nodig zijn om fouten te corrigeren, omissies of andere tekortkomingen te verhelpen, of op te treden in verband met situaties die niet waren voorzien toen het terugtrekkingsakkoord werd ondertekend, en mits dergelijke besluiten geen wijzigingen inhouden van de essentiële elementen van het akkoord. Krachtens artikel 166, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord zijn de besluiten van het Gemengd Comité bindend voor de Unie en het Verenigd Koninkrijk. De Unie en het Verenigd Koninkrijk dienen deze besluiten, die hetzelfde rechtsgevolg dienen te hebben als het terugtrekkingsakkoord, uit te voeren. Het protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (“het protocol”) maakt integrerend deel uit van het terugtrekkingsakkoord.

 

(3)

De Raad heeft op 10 juni 2020 Besluit (EU) 2020/769 (2) vastgesteld waarin het standpunt werd vastgesteld dat namens de Europese Unie in het Gemengd Comité moest worden ingenomen met betrekking tot bepaalde wijzigingen van het terugtrekkingsakkoord. Acht handelingen die essentieel zijn voor de toepassing van de internemarktregels voor goederen op Noord-Ierland moeten nog steeds worden opgenomen in bijlage 2 bij het protocol. Voorts moeten er drie toelichtingen worden ingevoegd voor de nadere omschrijving van het toepassingsgebied van sommige in de bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland opgesomde specifieke handelingen.

 

(4)

Twee rechtshandelingen betreffende de CO2-emissienormen van in de Unie geregistreerde nieuwe personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen zijn abusievelijk opgenomen in bijlage 2, punt 9, bij het protocol. Anders dan andere wetgeving die is opgenomen in bijlage 2 van het protocol en van toepassing is verklaard krachtens artikel 5, lid 4, van het protocol, hebben deze twee handelingen geen betrekking op het op de markt brengen van goederen in de Unie. Zij moeten daarom uit die bijlage worden geschrapt.

 

(5)

Eén rechtshandeling inzake kunststoffen voor eenmalig gebruik heeft betrekking op het op de markt brengen van dergelijke goederen en op het vrije verkeer van goederen, zij het slechts gedeeltelijk. Alleen de bepalingen die van essentieel belang zijn voor de toepassing van de regels van de interne markt ten aanzien van Noord-Ierland, moeten in bijlage 2 bij het protocol worden opgenomen.

 

(6)

Het Gemengd Comité moet overeenkomstig artikel 164, lid 5, punt d), van het terugtrekkingsakkoord een besluit vaststellen om deze fouten te corrigeren.

 

(7)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie in het bij artikel 164 van het terugtrekkingsakkoord ingestelde Gemengd Comité moet worden ingenomen wat betreft de wijziging van het Protocol, is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het gemengd comité.

Artikel 2

Het besluit van het gemengd comité wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 17 december 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • S. 
    SCHULZE
 

  • (1) 
    Besluit (EU) 2020/135 van de Raad van 30 januari 2020 betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 1).
  • (2) 
    Besluit (EU) 2020/769 van de Raad van 10 juni 2020 tot bepaling van het standpunt dat namens de Europese Unie in het Gemengd Comité dat is ingesteld bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie moet worden ingenomen over de wijziging van dat akkoord (PB L 187 van 12.6.2020, blz. 12).
 

ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2020 VAN HET GEMENGD COMITÉ DAT IS INGESTELD BIJ HET AKKOORD INZAKE DE TERUGTREKKING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND UIT DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE INGESTELDE GEMENGD COMITÉ

van …

tot wijziging van het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“het terugtrekkingsakkoord”), en met name artikel 164, lid 5, punt d),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Krachtens artikel 164, lid 5, onder d), van het terugtrekkingsakkoord kan het bij artikel 164, lid 1, daarvan ingestelde Gemengd Comité (“het Gemengd Comité”) besluiten vaststellen tot wijziging van het terugtrekkingsakkoord, mits dergelijke wijzigingen nodig zijn om fouten te corrigeren, omissies of andere tekortkomingen te verhelpen, of op te treden in verband met situaties die niet waren voorzien toen het akkoord werd ondertekend, en mits dergelijke besluiten geen wijzigingen inhouden van essentiële elementen van het akkoord. Krachtens artikel 166, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord zijn de besluiten van het Gemengd Comité bindend voor de Unie en het Verenigd Koninkrijk. De Unie en het Verenigd Koninkrijk moeten deze besluiten, die hetzelfde rechtsgevolg hebben als het terugtrekkingsakkoord, uitvoeren.

 

(2)

Uit hoofde van artikel 182 van het terugtrekkingsakkoord maakt het protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (“het protocol”) integrerend deel uit van dat akkoord.

 

(3)

Twee rechtshandelingen betreffende de CO2-emissienormen van in de Unie geregistreerde nieuwe personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen, die zijn opgenomen in bijlage 2, punt 9, bij het protocol en krachtens artikel 5, lid 4, van het protocol op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland van toepassing zijn verklaard, hebben geen betrekking op het op de markt brengen van dergelijke voertuigen in de Unie. Zij moeten derhalve uit bijlage 2 bij het protocol worden geschrapt.

 

(4)

Acht rechtshandelingen die voor de toepassing van de internemarktregels voor goederen op Noord-Ierland van essentieel belang zijn, en die ten tijde van de vaststelling waren weggelaten, moeten aan bijlage 2 bij het protocol worden toegevoegd.

 

(5)

Ter verduidelijking van het toepassingsgebied van bepaalde handelingen die reeds in bijlage 2 bij het protocol zijn opgenomen, moeten drie noten aan die bijlage worden toegevoegd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage 2 bij het protocol wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

onder “9. Motorvoertuigen, met inbegrip van landbouw- en bosbouwtrekkers”, worden de volgende vermeldingen geschrapt:

 

“–

Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken”

 

“–

Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken”;

 

2)

onder “6. Verordeningen inzake bilaterale vrijwaring” wordt de volgende vermelding toegevoegd:

 

“–

Verordening (EU) 2019/287 van het Europees Parlement en de Raad van 13 februari 2019 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen (1)”;

 

3)

onder “23. Chemische stoffen en hetgeen daarmee verband houdt” wordt de volgende vermelding toegevoegd:

 

“–

Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Unie en derde landen in drugsprecursoren (2)”;

 

4)

onder “25. Afvalstoffen” wordt de volgende vermelding toegevoegd:

 

“–

De artikelen 2 tot en met 7, 14, en 17, en de delen A, B, C, D, en F, van de bijlage bij Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu (3)”;

 

5)

onder “29. Voedsel – algemeen” wordt de volgende vermelding toegevoegd:

 

“–

Richtlijn 2011/91/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren (4)”;

 

6)

onder “42. Teeltmateriaal” worden de volgende vermeldingen toegevoegd:

 

“–

Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (5)

 

Richtlijn 98/56/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen (6)

 

Richtlijn 2008/72/EG van de Raad van 15 juli 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (7)”;

 

7)

onder “47. Overig” wordt de volgende vermelding toegevoegd:

 

“–

Verordening (EU) 2019/880 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het binnenbrengen en de invoer van cultuurgoederen”;

 

8)

onder “4. Algemene handelsaspecten”, wordt na “Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad” de volgende noot ingevoegd:

“Onverminderd het feit dat de tariefpreferenties voor de voor het stelsel van algemene preferenties van de Unie in aanmerking komende landen van toepassing zijn in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland:

 

wordt, wanneer in artikel 9, lid 1, punt c), ii), en Hoofdstuk VI [Bepalingen inzake vrijwaring en toezicht] van Verordening (EU) nr. 978/2012 wordt verwezen naar “lidstaten”, daaronder niet het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland begrepen;

 

wordt, wanneer in artikel 2, onder k), en in Hoofdstuk VI [Bepalingen inzake vrijwaring en toezicht] van Verordening (EU) nr. 978/2012 wordt verwezen naar “de markt van de Unie”, daaronder niet de markt van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland begrepen, en

 

worden, wanneer in Verordening (EU) nr. 978/2012 wordt verwezen naar “producenten in de Unie” en naar “het bedrijfsleven van de Unie”, daaronder niet de producenten of het bedrijfsleven van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland begrepen.”;

 

9)

onder “5. Handelsbeschermingsinstrumenten”, wordt direct onder de kop de volgende noot ingevoegd:

“Onverminderd het feit dat de handelsbeschermingsinstrumenten van de Unie van toepassing zijn in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland wordt, wanneer in Verordening (EU) 2016/1036, Verordening (EU) 2016/1037, Verordening (EU) 2015/478, en Verordening (EU) 2015/755 wordt verwezen naar “lidstaten” of “Unie”, daaronder niet het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland begrepen. Bovendien kunnen importeurs die antidumping- of compenserende rechten in de Unie hebben betaald op de invoer van goederen die in Noord-Ierland zijn ingeklaard, alleen op grond van artikel 11, lid 8, van Verordening (EU) 2016/1036 respectievelijk artikel 21 van Verordening (EU) 2016/1037 om terugbetaling van dergelijke rechten verzoeken.”

 

10)

onder “6. Verordeningen inzake bilaterale vrijwaringsmaatregelen”, wordt direct onder de kop de volgende noot ingevoegd:

“Onverminderd het feit dat de bilaterale vrijwaringsmaatregelen van de Unie van toepassing zijn in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland wordt, wanneer in de hierna vermelde verordeningen wordt verwezen naar “lidstaten” of “Unie”, daaronder niet het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland begrepen.”;

 

11)

onder “25. Afvalstoffen”, wordt na “Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu” de volgende noot ingevoegd:

“Voor de toepassing van deze artikelen en delen op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland, moet de verwijzing naar “3 juli 2021” in artikel 4, lid 1), artikel 14 en artikel 17, lid 1) worden gelezen als “1 januari 2022”. De artikelen 2, 3, 14 en 17 en deel F van de bijlage zijn slechts van toepassing voor zover zij betrekking hebben op de artikelen 4 tot en met 7.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …,

Voor het Gemengd Comité

De medevoorzitters

 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.