Aanbeveling 2021/132 - Wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking

1.

Wettekst

4.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 41/1

 

AANBEVELING (EU) 2021/132 VAN DE RAAD

van 2 februari 2021

tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, punten b) en e), en artikel 292, eerste en tweede zin,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 30 juni 2020 heeft de Raad Aanbeveling (EU) 2020/912 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking (1) aangenomen.

 

(2)

Bij de criteria van Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad wordt verwezen naar het gemiddelde aantal meldingen in de EU over een periode van 14 dagen per 15 juni 2020. In de Aanbeveling van de Raad van 13 oktober 2020 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie (2) worden aanvullende criteria gehanteerd die het meest recente wetenschappelijke advies weergeven.

Nieuwe varianten van het SARS CoV-2-virus zijn een ernstige reden tot bezorgdheid. Het lijkt erop dat de varianten ongeveer 50 à 70 % sneller overdraagbaar zijn (3), waardoor de druk op de zorgstelsels toeneemt.

Bijgevolg moeten de in Aanbeveling (EU) 2020/912 vastgestelde criteria en drempelwaarden worden geactualiseerd.

 

(3)

Op 22 december 2020 heeft de Commissie in respons op het verschijnen van een van deze varianten de aanbeveling over een gecoördineerde aanpak van reizen en vervoer in reactie op de in het Verenigd Koninkrijk waargenomen variant van SARS-CoV-2 goedgekeurd (4).

 

(4)

Op 19 januari 2021 heeft de Commissie in haar mededeling "Een eengemaakt front tegen COVID-19" ertoe opgeroepen dringend actie te ondernemen om het risico van een potentieel agressievere derde golf van besmettingen in te dijken.

 

(5)

In dezelfde mededeling benadrukte de Commissie tevens dat alle niet-essentiële reizen, met name naar en vanuit gebieden met een hoog risico, sterk moeten worden ontmoedigd totdat de epidemiologische situatie aanzienlijk is verbeterd.

 

(6)

Op 21 januari 2021 heeft het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding zijn meest recente risicobeoordeling gepubliceerd over de verspreiding in de EU/EER van de nieuwe zorgwekkende varianten van SARS-CoV-2 (5); daarin beveelt het aan strengere maatregelen te nemen en richtsnoeren vast te stellen wat betreft het vermijden van niet-essentiële reizen, onder meer met de bedoeling het binnenbrengen en de verspreiding van de nieuwe zorgwekkende varianten van SARS-CoV-2 te vertragen. Naast aanbevelingen om niet-essentiële reizen te vermijden en reisbeperkingen voor besmette personen, moeten reismaatregelen zoals het testen en quarantaine van reizigers worden gehandhaafd, met name voor reizigers uit gebieden waar de nieuwe varianten vaker voorkomen. Indien de sequentieanalyse nog steeds ontoereikend is om de kans op een hogere incidentie van de nieuwe varianten uit te sluiten volgens de richtsnoeren van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding over genoomsequentiebepaling, moeten tevens evenredige maatregelen worden overwogen voor reizen vanuit gebieden waar sprake is van een aanhoudend hoog niveau van besmetting binnen gemeenschappen.

 

(7)

In de mondelinge conclusies naar aanleiding van de videoconferentie met de leden van de Europese Raad van 21 januari 2021 merkte de voorzitter van de Europese Raad op dat maatregelen ter beperking van niet-essentiële reizen naar en binnen de EU nodig kunnen zijn om de verspreiding van het virus tegen te gaan, en heeft hij de Raad verzocht zijn aanbevelingen inzake reizen binnen de EU en niet-essentiële reizen naar de EU te herzien in het licht van de risico's van de nieuwe varianten van het virus.

 

(8)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze aanbeveling; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien deze aanbeveling voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze aanbeveling of het deze zal opvolgen.

 

(9)

Deze aanbeveling vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (6); Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze aanbeveling en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

 

(10)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze aanbeveling een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (7).

 

(11)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze aanbeveling een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (8), in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (9).

 

(12)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze aanbeveling een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (10), in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (11),

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Aanbeveling (EU) 2020/912 wordt als volgt gewijzigd:

1.

In punt 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Om te bepalen voor welke derde landen de huidige beperking van niet-essentiële reizen naar de EU zou moeten worden opgeheven, zou rekening moeten worden gehouden met de epidemiologische situatie in de respectieve derde landen en met de in deze aanbeveling vastgestelde aanvullende criteria.”.

 

2.

Punt 2 wordt vervangen door:

“Wat de epidemiologische situatie betreft, zouden de volgende criteria moeten worden toegepast:

 

het “totale aantal COVID-19-meldingen over een periode van 14 dagen”, d.w.z. het totale aantal nieuwe meldingen van COVID-19-gevallen per 100 000 inwoners in de voorgaande 14 dagen”;

 

een stabiele of dalende trend van nieuwe gevallen in die periode ten opzichte van de voorgaande 14 dagen;

 

het “aantal tests”, d.w.z. het aantal tests op COVID-19-besmettingen per 100 000 inwoners dat in de voorgaande zeven dagen is uitgevoerd;

 

het “percentage positieve tests”, d.w.z. het percentage tests op COVID-19-besmettingen dat in de voorgaande zeven dagen positief was;

 

de aard van het in een land aanwezige virus, met name of er zorgwekkende varianten van het virus zijn gevonden. Zorgwekkende varianten worden door het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding (ECDC) als zodanig beoordeeld op grond van essentiële kenmerken van het virus, zoals de overdracht, de ernst en het vermogen om aan de immuunrespons te ontsnappen.

Om in bijlage I te worden opgenomen, zouden derde landen de volgende drempels moeten halen: een totaal aantal COVID-19-meldingen over een periode van 14 dagen dat niet hoger is dan 25, een aantal tests van meer dan 300 en een percentage positieve tests dat niet hoger is dan 4 %. Daarnaast kan rekening worden gehouden met de algehele respons op COVID-19, meer bepaald met beschikbare informatie over aspecten als surveillance, contactonderzoek, inperking, behandeling en rapportering, en met de betrouwbaarheid van de beschikbare informatie en gegevensbronnen en, zo nodig, de totale gemiddelde score voor alle dimensies van de Internationale Gezondheidsregeling.

De gegevens over het percentage tests en het percentage positieve tests moeten door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) worden verstrekt op basis van informatie die aan het ECDC ter beschikking wordt gesteld. Deze gegevens kunnen worden aangevuld met door EU-delegaties verstrekte informatie, wanneer die beschikbaar is, mede op basis van de checklist in de bijlage bij de mededeling van 11 juni 2020.”.

 

3.

Punt 4 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de tweede alinea wordt vervangen door:

“De reisbeperkingen voor een bepaald derde land dat reeds in bijlage I wordt genoemd, kunnen geheel of gedeeltelijk worden opgeheven of opnieuw worden ingesteld naar aanleiding van wijzigingen in bepaalde van de hierboven genoemde voorwaarden en bijgevolg in de beoordeling van de epidemiologische situatie.”;

 

b)

De volgende nieuwe alinea's worden toegevoegd:

“Indien de epidemiologische situatie snel verslechtert en met name indien er een hoge incidentie van zorgwekkende varianten van het virus wordt aangetroffen, kunnen reisbeperkingen snel opnieuw worden ingesteld voor niet-essentiële reizen voor derde landen die al in bijlage I zijn opgenomen.

Om de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU op te heffen voor de in bijlage I genoemde derde landen, zouden lidstaten per geval rekening moeten houden met aan het EU+-gebied toegekende wederkerigheid.”.

 

4.

Na punt 4 wordt het volgende nieuwe punt ingevoegd:

“De lidstaten zouden niet-essentiële reizen uit het EU+-gebied naar andere dan de in bijlage I genoemde landen sterk moeten ontmoedigen.”;

De volgende punten worden dienovereenkomstig hernummerd.

 

5.

Het nieuwe punt 6 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de tweede alinea wordt geschrapt;

 

b)

de volgende alinea wordt toegevoegd na de verwijderde tweede alinea:

“Indien de epidemiologische situatie snel verslechtert en met name indien er een hoge incidentie van zorgwekkende varianten van het virus wordt aangetroffen, kunnen lidstaten tijdelijk de categorieën reizigers in bijlage II beperken. Reizen die om dwingende redenen gerechtvaardigd zijn, moeten mogelijk blijven.”;

 

c)

de laatste alinea wordt vervangen door:

“De Raad kan op basis van een voorstel van de Commissie de lijst van specifieke categorieën reizigers met een essentiële functie of behoefte in bijlage II herzien, op basis van sociale en economische overwegingen en de algehele beoordeling van de evolutie van de epidemiologische situatie op basis van de hierboven bedoelde methodiek, criteria en informatie.”.

 

6.

Het nieuwe punt 7 wordt vervangen door:

“De lidstaten zouden moeten eisen dat personen die op grond van een essentiële of niet-essentiële reden, functie of behoefte reizen, met uitzondering van werknemers in de vervoerssector en grensarbeiders, negatief hebben getest op COVID-19 op basis van een polymerasekettingreactie(PCR)-test die ten vroegste 72 uur voor vertrek wordt verricht, en het passende bewijs van een dergelijk testresultaat in de door de autoriteiten voorgeschreven vorm indienen.

Indien een test bij vertrek niet mogelijk is, zouden de in punt 6, punten a) en b), bedoelde personen de mogelijkheid moeten hebben om de test na aankomst te ondergaan, overeenkomstig de nationale procedures. Dit doet geen afbreuk aan een eventuele verplichting om na aankomst aanvullende maatregelen, met inbegrip van quarantaine, te ondergaan.

Daarnaast kunnen de lidstaten zelfisolatie, quarantaine en contactonderzoek opleggen voor een periode van maximaal 14 dagen, alsmede – indien nodig – aanvullende COVID-19-tests gedurende dezelfde periode, op voorwaarde dat zij hun eigen onderdanen dezelfde voorwaarden opleggen wanneer zij vanuit hetzelfde derde land reizen. Voor reizigers die aankomen uit een derde land waar een zorgwekkende variant van het virus is aangetroffen, zouden de lidstaten dergelijke voorwaarden moeten opleggen, en met name quarantaine bij aankomst en aanvullende tests bij of na aankomst.

Met betrekking tot reizen in verband met een essentiële functie of behoefte zoals bedoeld in bijlage II:

 

kunnen de lidstaten op gecoördineerde wijze besluiten af te zien van sommige of alle bovengenoemde maatregelen in de gevallen waarin een dergelijke maatregel het eigenlijke doel van de reis zou belemmeren;

 

zouden de lidstaten voor werknemers in de vervoerssector, zeevarenden en grensarbeiders niet meer dan een negatieve antigeensneltest bij aankomst mogen eisen om het EU+-gebied binnen te komen. In het specifieke geval van werknemers in de vervoerssector komend uit een land waar een hoge incidentie van zorgwekkende varianten van het virus is geconstateerd, kunnen de lidstaten vóór het vertrek een negatieve antigeensneltest eisen;

 

zou vliegend personeel moeten worden vrijgesteld van tests indien hun verblijf in een derde land minder dan twaalf uur bedroeg, tenzij zij aankomen uit een derde land waar een zorgwekkende variant is vastgesteld, in welk geval zij aan evenredige tests zouden moeten worden onderworpen.

Dit doet geen afbreuk aan algemene volksgezondheidsvoorschriften die door de lidstaten kunnen worden opgelegd, zoals fysieke afstand bewaren en de verplichting om een mondkapje te dragen.”.

 

7.

Na punt 7 wordt het volgende nieuwe punt ingevoegd:

“De lidstaten zouden een traceringsformulier voor passagiers (Passenger Locator Form - PLF) moeten opstellen en van personen die de EU binnenkomen moeten eisen dat zij een PLF indienen, in overeenstemming met de toepasselijke vereisten inzake gegevensbescherming. Er is momenteel een gemeenschappelijk traceringsformulier voor passagiers in voorbereiding voor eventueel gebruik door de lidstaten. Voor zover mogelijk zou een digitale optie voor passagierstraceringsinformatie moeten worden gebruikt, om de verwerking ervan te vereenvoudigen en het contactonderzoek te bespoedigen, waarbij gelijke toegang voor alle onderdanen van derde landen wordt gewaarborgd.”.

 

8.

De volgende punten worden dienovereenkomstig hernummerd.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS

 

  • (1) 
    Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking (PB L 208I van 1.7.2020, blz. 1).
  • (2) 
    Aanbeveling (EU) 2020/1475 van de Raad van 13 oktober 2020 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie (PB L 337 van 14.10.2020, blz. 3).
  • (3) 
    ECDC Risk Assessment: Risk related to spread of new SARS-CoV-2 variants of concern in the EU/EEA, beschikbaar op: https://www.ecdc.europa.eu/en/publications-data/covid-19-risk-assessment-spread-new-sars-cov-2-variants-eueea
  • (4) 
    C(2020) 9607 final.
  • (5) 
    Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding. "Risk related to spread of new SARS-CoV-2 variants of concern in the EU/EEA", eerste update - 21 januari 2021. ECDC: Stockholm; 2021. Beschikbaar via: https://www.ecdc.europa.eu/sites/default/files/documents/COVID-19-risk-related-to-spread-of-new-SARS-CoV-2-variants-EU-EEA-first-update.pdf
  • (6) 
    Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
  • (9) 
    Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
  • Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.