Verordening 2021/167 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 654/2014 betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels - Hoofdinhoud
12.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 49/1 |
VERORDENING (EU) 2021/167 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 10 februari 2021
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 654/2014 betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2) is een gemeenschappelijk wetgevingskader vastgesteld voor de uitoefening van de rechten die de Unie ontleent aan internationale handelsovereenkomsten in bepaalde specifieke situaties. Een van die situaties betreft de geschillenbeslechtingsmechanismen die zijn ingesteld bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en bij andere internationale handelsovereenkomsten, met inbegrip van regionale of bilaterale overeenkomsten. Verordening (EU) nr. 654/2014 biedt de Unie de mogelijkheid om concessies of andere verplichtingen uit hoofde van internationale handelsovereenkomsten op te schorten nadat een geschillenbeslechtingsprocedure is afgesloten. |
(2) |
Verordening (EU) nr. 654/2014 is niet van toepassing op situaties waarin de Unie een recht van handelen heeft in reactie op een maatregel die door een derde land wordt gehandhaafd, maar de geschillenbeslechting door middel van arbitrage is geblokkeerd of anderszins niet mogelijk is doordat het derde land dat de maatregel heeft vastgesteld, niet meewerkt. |
(3) |
Het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO is niet in staat geweest om de openstaande vacatures bij de WTO-beroepsinstantie (de “WTO-beroepsinstantie”) in te vullen. De WTO-beroepsinstantie kan haar taak niet meer verrichten wanneer er minder dan drie leden van de WTO-beroepsinstantie resteren. In afwachting van een oplossing voor die situatie, en met het oog op het behoud van de essentiële beginselen en kenmerken van de WTO-geschillenbeslechting en de procedurele rechten van de Unie in lopende en toekomstige geschillen, heeft de Commissie getracht om een voorlopige regeling voor beroepen tegen beslissingen in arbitragezaken in te stellen overeenkomstig artikel 25 van het WTO-memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen (het “memorandum inzake geschillenbeslechting van de WTO”). Die aanpak werd op 27 mei 2019, 15 juli 2019 en 15 april 2020 bekrachtigd door de Raad en werd onderschreven in de resolutie van het Europees Parlement van 28 november 2019 over de crisis van de WTO-beroepsinstantie. Indien een WTO-lid weigert een dergelijke regeling aan te gaan en beroep instelt bij een WTO-beroepsinstantie die niet functioneert, wordt de oplossing van het geschil in feite geblokkeerd. |
(4) |
Een dergelijke situatie zou zich eveneens kunnen voordoen bij andere internationale handelsovereenkomsten, met inbegrip van regionale of bilaterale overeenkomsten, wanneer een derde land niet naar behoren meewerkt aan de beslechting van het geschil, bijvoorbeeld door geen arbiter te benoemen, en er niet is voorzien in een mechanisme om de goede werking van geschillenbeslechting in een dergelijke situatie te waarborgen. |
(5) |
Indien de geschillenbeslechting wordt geblokkeerd, is de Unie niet in staat om internationale handelsovereenkomsten te handhaven. Daarom moet het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 654/2014 worden uitgebreid tot dergelijke situaties. |
(6) |
Daartoe moet de Unie concessies of andere verplichtingen uit hoofde van internationale handelsovereenkomsten, met inbegrip van regionale of bilaterale overeenkomsten, snel kunnen opschorten indien een doeltreffend beroep op bindende geschillenbeslechting onmogelijk is omdat het derde land niet meewerkt aan een dergelijk beroep. |
(7) |
Het is ook passend te bepalen dat wanneer maatregelen worden genomen om de handel met een derde land te beperken, deze maatregelen niet verder mogen gaan dan de mate waarin de handelsbelangen van de Unie door de maatregelen van dat derde land worden tenietgedaan of uitgehold, in overeenstemming met de verplichtingen van de Unie die voortvloeien uit internationaal recht. |
(8) |
De op grond van deze verordening vast te stellen maatregelen houden specifiek verband met het internationale handelsverkeer doordat zij in wezen tot doel hebben deze handel te regelen en daarop een rechtstreeks en onmiddellijk effect hebben, en vallen derhalve onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie krachtens artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (3). |
(9) |
Diensten en intellectuele-eigendomsrechten vormen een belangrijk en steeds groter wordend onderdeel van de wereldhandel en vallen onder internationale handelsovereenkomsten, met inbegrip van regionale of bilaterale overeenkomsten van de Unie. Daarom moeten maatregelen op het gebied van de handel in diensten en handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten worden opgenomen in het toepassingsgebied van de handelspolitieke maatregelen waarover de Unie beschikt om Verordening (EU) nr. 654/2014 consistenter en doeltreffender te maken. |
(10) |
Deze verordening moet de coherente toepassing van het handhavingsmechanisme waarborgen bij handelsgeschillen over internationale handelsovereenkomsten, met inbegrip van regionale of bilaterale overeenkomsten. Het handhavingsmechanisme van de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling van de internationale handelsovereenkomsten van de Unie maakt integraal deel uit van het handelsbeleid van de Unie en deze verordening zou van toepassing zijn op de opschorting van concessies of andere verplichtingen en de vaststelling van maatregelen in reactie op inbreuken op die hoofdstukken, indien en voor zover dergelijke maatregelen zijn toegestaan en door de omstandigheden worden gerechtvaardigd. |
(11) |
De evaluatieclausule van Verordening (EU) nr. 654/2014 moet ook de toepassing van de door deze verordening aan die verordening aangebrachte wijzigingen omvatten. |
(12) |
Verordening (EU) nr. 654/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 654/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1 wordt punt b) vervangen door:
|
2) |
In artikel 2 wordt punt b) vervangen door:
|
3) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 4, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
In artikel 6 wordt het volgende lid toegevoegd:
|
7) |
In artikel 7, lid 2, eerste alinea, wordt punt c) vervangen door:
|
8) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Artikel 10 wordt vervangen door: “Artikel 10 Evaluatie
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 13 februari 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 februari 2021.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
D.M. SASSOLI
Voor de Raad
De voorzitter
-
A.P. ZACARIAS
-
Standpunt van het Europees Parlement van 19 januari 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 3 februari 2021.
-
Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 50).
-
Advies 2/15 van het Hof van Justitie van 16 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:376, punt 36.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.