Richtlijn 2021/1187 - Stroomlijnen van maatregelen met het oog op een snellere voltooiing van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T)

1.

Wettekst

20.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/1

 

RICHTLIJN (EU) 2021/1187 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 7 juli 2021

inzake het stroomlijnen van maatregelen met het oog op een snellere voltooiing van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 172,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) voorziet in een gemeenschappelijk kader voor de verwezenlijking van moderne, interoperabele netwerken in de Unie die ten dienste staan van haar burgers, met als doel de sociale, economische en territoriale cohesie van de Unie te bevorderen en bij te dragen aan de totstandbrenging van een eengemaakte Europese vervoers- en mobiliteitsruimte, waarbij de interne markt wordt versterkt. Het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) bevat een tweelagige structuur en bestaat uit een uitgebreid netwerk en een kernnetwerk. Het uitgebreide netwerk zorgt voor de ontsluiting van alle regio’s in de Unie, terwijl het kernnetwerk bestaat uit de delen van het uitgebreide netwerk die voor de Unie van het grootste strategisch belang zijn. Verordening (EU) nr. 1315/2013 voorziet in bindende termijnen voor de voltooiing: 2030 voor het kernnetwerk en 2050 voor het uitgebreide netwerk, met name door voorrang te geven aan grensoverschrijdende verbindingen, door de interoperabiliteit te verbeteren en door bij te dragen aan de multimodale integratie van de vervoersinfrastructuur van de Unie.

 

(2)

Niettegenstaande de noodzaak om het TEN-T te voltooien en in weerwil van de bindende termijnen daarvoor, is in de praktijk gebleken dat vele investeringen die strekken tot de voltooiing van het TEN-T met meerdere, verschillende en complexe vergunningsprocedures, grensoverschrijdende aanbestedingsprocedures en andere procedures worden geconfronteerd. Deze situatie brengt de tijdige uitvoering van projecten in het gedrang en leidt in veel gevallen tot aanzienlijke vertragingen en hogere kosten. Voorts kan er onzekerheid ontstaan voor initiatiefnemers en potentiële particuliere investeerders, wat in bepaalde gevallen zelfs ertoe kan leiden dat projecten niet zoals aanvankelijk gepland worden uitgevoerd. Deze richtlijn beoogt die kwesties aan te pakken en de gelijktijdige en tijdige voltooiing van het TEN-T mogelijk te maken door middel van geharmoniseerde maatregelen op Unieniveau. Bij het opstellen van hun nationale plannen en programma’s moeten de lidstaten rekening houden met de ontwikkeling van het TEN-T, overeenkomstig artikel 49, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1315/2013.

 

(3)

Deze richtlijn moet betrekking hebben op projectgerelateerde procedures, waaronder die welke verband houden met de milieueffectbeoordeling. Deze richtlijn mag echter geen afbreuk doen aan stadsplanning of ruimtelijke ordening, aan procedures in verband met het toekennen van overheidsopdrachten, en aan niet-projectgerelateerde maatregelen op strategisch niveau, zoals strategische milieubeoordelingen, begrotingsplanning door overheden en nationale of regionale vervoersplannen. Teneinde de vergunningsprocedures efficiënter te maken en te zorgen voor een kwaliteitsvolle projectdocumentatie moeten initiatiefnemers de voorbereidende werkzaamheden, zoals voorafgaande studies en verslagen, vóór het begin van de vergunningsprocedure verrichten. Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op procedures voor een administratieve beroepsinstantie of een hof of rechtbank.

 

(4)

Deze richtlijn moet van toepassing zijn op projecten die deel uitmaken van de in de bijlage bij deze richtlijn opgesomde vooraf bepaalde segmenten van het kernnetwerk en op andere projecten op de kernnetwerkcorridors met een totale kostprijs van meer dan 300 000 000 EUR. Projecten met een hogere kostprijs zijn vaak van strategisch belang voor de verwezenlijking van de Uniestrategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en dragen bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1315/2013. De kernnetwerkcorridors worden vastgesteld aan de hand van de in Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) opgenomen tracés en de in Verordening (EU) nr. 1315/2013 opgenomen kaarten van het kernnetwerk. De technische achtergrond voor deze kaarten komt uit het interactieve geografische en technische informatiesysteem voor het TEN-T (TENtec), waarin de trans-Europese vervoersinfrastructuur meer in detail is beschreven.

 

(5)

Projecten die uitsluitend betrekking hebben op telematicatoepassingen, nieuwe technologieën en innovatie moeten buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn blijven, aangezien de uitrol daarvan niet beperkt is tot het kernnetwerk.

 

(6)

De lidstaten kunnen deze richtlijn echter toepassen op andere projecten op het kernnetwerk en het uitgebreide netwerk, met inbegrip van projecten die uitsluitend betrekking hebben op telematicatoepassingen, nieuwe technologieën en innovatie, teneinde een geharmoniseerde aanpak voor vervoersinfrastructuurprojecten te verwezenlijken. De bekendmaking, door de nationale autoriteiten, van lijsten van afzonderlijke projecten die onder deze richtlijn vallen, kan initiatiefnemers meer transparantie bieden ten aanzien van lopende en toekomstige werkzaamheden aan het TEN-T.

 

(7)

Gezien de verschillende milieueffectbeoordelingen waarin het toepasselijke Unierecht en nationale recht voorzien en die noodzakelijk zijn voor de afgifte van vergunningen voor projecten op het kernnetwerk, moeten de lidstaten, waar dat haalbaar en passend is, voorzien in een vereenvoudigde procedure die aan de voorschriften van dat Unierecht en dat nationale recht voldoet, om bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn voor een betere stroomlijning van maatregelen.

 

(8)

Onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende projecten moeten in voorkomend geval voorrang krijgen. Dit kan onder meer worden bereikt door kortere termijnen, gelijktijdige procedures of beperkte beroepstermijnen, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de doelstellingen van andere horizontale beleidsgebieden, zoals milieubeleid ter vermijding, voorkoming, beperking of compensatie van nadelige gevolgen voor het milieu ook worden gehaald overeenkomstig het Unie- en nationale recht. In de rechtskaders van veel lidstaten wordt voorrang gegeven aan bepaalde categorieën van projecten die van strategisch belang zijn voor de economie. Wanneer een nationaal rechtskader voorziet in een dergelijke voorrangsregeling moet deze automatisch gelden voor onder deze richtlijn vallende projecten. Niettemin moet het de lidstaten worden toegestaan voor een beperkt aantal projecten specifieke vergunningsprocedures te testen, om de mogelijke uitbreiding ervan tot andere projecten te beoordelen. Gedurende deze testperiode mag de betrokken lidstaat niet worden verplicht die testprocedures op andere onder deze richtlijn vallende projecten toe te passen.

 

(9)

Om een duidelijk beheer van de volledige procedure mogelijk te maken en ervoor te zorgen dat er voor de initiatiefnemers een aanspreekpunt is, moeten projecten op de kernnetwerkcorridors worden ondersteund door efficiënte vergunningsprocedures. Daartoe moeten de lidstaten een of meer bevoegde instanties aanwijzen naargelang hun nationale rechtskaders, hun bestuurlijke organisatie en de betrokken projecttypes. Wanneer een lidstaat meerdere instanties aanwijst, moet hij ervoor zorgen dat voor een bepaald project en een bepaalde vergunningsprocedure slechts één instantie wordt aangewezen.

 

(10)

De aanwijzing van een instantie die als aanspreekpunt voor de initiatiefnemer optreedt, moet de procedures minder complex, efficiënter en transparanter maken. Dit moet in voorkomend geval ook de samenwerking tussen de lidstaten versterken. De procedures moeten de daadwerkelijke samenwerking tussen initiatiefnemers en de aangewezen instantie bevorderen.

 

(11)

De aangewezen instantie kan onder meer worden belast met taken in verband met de coördinatie en de goedkeuring, overeenkomstig het Unie- en nationale recht, van specifieke projecten voor de wederopbouw van de infrastructuur op het kernnetwerk bij natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen.

 

(12)

De bij deze richtlijn vastgestelde procedure mag geen beletsel vormen voor de naleving van de vereisten van het internationale recht en het Unierecht, waaronder die ter bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid. Deze richtlijn mag er niet toe leiden dat de normen die de nadelige gevolgen voor het milieu moeten vermijden, voorkomen, beperken of compenseren, minder streng worden.

 

(13)

Gezien de urgentie van de voltooiing van het kernnetwerk moet de vereenvoudiging van de vergunningsprocedures gepaard gaan met een termijn voor procedures die leiden tot de vaststelling van een vergunningsbesluit voor de bouw van de vervoersinfrastructuur. Die termijn moet aansporen tot een efficiëntere afhandeling van procedures en mag in geen geval afbreuk doen aan de strenge Unienormen inzake milieubescherming en publieke inspraak. De termijn voor vergunningsprocedures moet in naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen worden verlengd, ook bij onvoorzienbare omstandigheden of indien noodzakelijk voor de bescherming van het milieu. De verlenging kan bijvoorbeeld worden uitgedrukt als een periode of aangegeven door te verwijzen naar een datum of een zekere toekomstige gebeurtenis. De verlengde termijn mag met name niet de tijd omvatten die nodig is om administratieve of gerechtelijke beroepsprocedures te voeren of om te verzoeken aan een rechterlijke instantie om maatregelen of voorzieningen te treffen. De lidstaten mogen niet verantwoordelijk worden gesteld indien het niet-naleven van de termijn is toe te schrijven aan de initiatiefnemer, bijvoorbeeld indien hij de in het nationaal recht gestelde termijnen of de door de aangewezen instantie vastgestelde indicatieve termijnen niet in acht heeft genomen of indien hij met onnodige vertraging heeft gehandeld.

 

(14)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat beroepsprocedures waarbij de materiële of formele rechtmatigheid van een vergunningsbesluit wordt betwist, zo efficiënt mogelijk worden afgehandeld.

 

(15)

TEN-T-infrastructuurprojecten waarbij twee of meer lidstaten betrokken zijn, staan voor bijzondere uitdagingen wat de coördinatie van de vergunningsprocedures betreft. Daarom moeten de aangewezen instanties van de betrokken lidstaten samenwerken om hun tijdschema’s te coördineren en een gezamenlijk tijdschema vaststellen voor de vergunningsprocedure, voor zover die coördinatie van hun tijdschema’s en die vaststelling van een gezamenlijk tijdschema mogelijk en passend zijn gezien de staat van voorbereiding of rijpheid van het project, hetgeen vooral afhangt van de initiatiefnemer, en met name van de datum waarop de initiatiefnemer het project aan de aangewezen instantie van elk van die lidstaten heeft gemeld.

 

(16)

De in overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1315/2013 aangewezen Europese coördinatoren moeten over de relevante procedures worden geïnformeerd om de synchronisatie en voltooiing ervan te vergemakkelijken met het oog op de tijdige voltooiing van het kernnetwerk uiterlijk in 2030.

 

(17)

Wanneer het TEN-T tot derde landen wordt uitgebreid, in overeenstemming met de indicatieve kaarten in Verordening (EU) nr. 1315/2013, moet die derde landen worden verzocht om, in voorkomend geval, soortgelijke regels toe te passen als die waarin deze richtlijn voorziet.

 

(18)

Overheidsopdrachten voor grensoverschrijdende projecten moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de Verdragen en, indien van toepassing, Richtlijn 2014/24/EU (6) of 2014/25/EU (7) van het Europees Parlement en de Raad. Om een efficiënte uitvoering van de grensoverschrijdende kernnetwerkprojecten te waarborgen, moeten overheidsopdrachten die door één gezamenlijke entiteit worden uitgevoerd, onder het nationaal recht van één lidstaat vallen. In afwijking van het recht van de Unie inzake overheidsopdrachten moeten in beginsel het nationale recht van de lidstaat waar de gezamenlijke entiteit zijn statutaire zetel heeft, worden toegepast. Het moet ook mogelijk blijven door middel van een intergouvernementele overeenkomst te bepalen welk nationaal recht van toepassing is. Voor overheidsopdrachten die worden uitgevoerd door een dochteronderneming van een gezamenlijke entiteit, moet die dochteronderneming het nationale recht van één van de betrokken lidstaten toepassen, wat het op de gezamenlijke entiteit van toepassing zijnde nationale recht kan zijn. Ter wille van de rechtszekerheid moeten de huidige aanbestedingsstrategieën van toepassing blijven op een gezamenlijke entiteit die vóór de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn is opgericht.

 

(19)

De Commissie is niet stelselmatig betrokken bij de vergunning van afzonderlijke projecten. In sommige gevallen moeten bepaalde aspecten van de projectvoorbereiding echter op Unieniveau worden goedgekeurd. Indien de Commissie bij de procedures betrokken is, geeft zij voorrang aan Unieprojecten en biedt zij initiatiefnemers zekerheid. In sommige gevallen is de goedkeuring van staatssteun vereist. Onverminderd de in deze richtlijn vastgestelde termijnen en overeenkomstig de code van beste praktijken voor een goed verloop van de staatssteunprocedures moeten de lidstaten de Commissie kunnen verzoeken om projecten op het kernnetwerk die zij prioritair achten, te behandelen door meer voorspelbare termijnen toe te passen als onderdeel van een portefeuillebenadering of een onderling overeengekomen planning.

 

(20)

De uitvoering van infrastructuurprojecten op het kernnetwerk moet ook worden ondersteund door richtsnoeren van de Commissie die meer duidelijkheid verschaffen over de uitvoering van bepaalde projecten met inachtneming van het acquis van de Unie. In dit verband biedt de mededeling van de Commissie van 27 april 2017 getiteld “Een actieplan voor de natuur, de mensen en de economie”, richtsnoeren en verduidelijking over de wijze waarop aan Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en van de Raad (8) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (9) moet worden voldaan. Om ervoor te zorgen dat publieke middelen zo goed mogelijk worden besteed moeten projecten op directe bijstand kunnen rekenen bij aanbestedingsprocedures.

 

(21)

Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het stroomlijnen van maatregelen ter bevordering van het TEN-T, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de behoefte aan het versterken van het kader voor de vergunningsprocedures voor TEN-T-projecten door geharmoniseerde acties op Unieniveau beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

 

(22)

Ter wille van de rechtszekerheid mag deze richtlijn niet van toepassing zijn op vergunningsprocedures die zijn gestart vóór de datum van omzetting van deze richtlijn,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze richtlijn is van toepassing op de vergunningsprocedures die nodig zijn om de uitvoering goed te keuren van:
 

a)

projecten die deel uitmaken van de in de bijlage vermelde vooraf bepaalde segmenten van het kernnetwerk;

 

b)

andere projecten op de kernnetwerkcorridors, als vastgesteld op grond van artikel 44, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1315/2013, met een totale kostprijs van meer dan 300 000 000 EUR,

met uitzondering van projecten die uitsluitend betrekking hebben op telematicatoepassingen, nieuwe technologieën en innovatie in de zin van de artikelen 31 en 33 van die verordening.

Deze richtlijn is ook van toepassing op overheidsopdrachten voor onder deze richtlijn vallende grensoverschrijdende projecten.

  • 2. 
    De lidstaten kunnen besluiten deze richtlijn van toepassing te maken op andere projecten op het kernnetwerk en het uitgebreide netwerk, met inbegrip van projecten die uitsluitend betrekking hebben op telematicatoepassingen, nieuwe technologieën en innovatie als bedoeld in lid 1. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun besluit.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

 

1)

“vergunningsbesluit”: een besluit of een reeks besluiten, dat/die van bestuurlijke aard kan/kunnen zijn, die tegelijkertijd of opeenvolgend zijn genomen door een instantie of instanties van een lidstaat, met uitzondering van administratieve en gerechtelijke beroepsinstanties, overeenkomstig een nationaal rechtsstelsel en bestuursrecht, en waarbij wordt bepaald of een initiatiefnemer het project in het betrokken geografisch gebied mag uitvoeren, onverminderd besluiten die in het kader van een administratieve of gerechtelijke beroepsprocedure worden genomen;

 

2)

“vergunningsprocedure”: een procedure die voor een onder deze richtlijn vallend afzonderlijk project moet worden gevolgd om een door de instantie of instanties van een lidstaat op grond van het Unierecht of het nationale recht vereist vergunningsbesluit te verkrijgen, met uitzondering van stadsplanning of ruimtelijke ordening, procedures in verband met het toekennen van overheidsopdrachten, en van maatregelen op strategisch niveau die geen betrekking hebben op een specifiek project, zoals een strategische milieubeoordeling, een begrotingsplanning door overheden of nationale of regionale vervoersplannen;

 

3)

“project”: een voorstel voor de bouw, aanpassing of wijziging van een bepaald deel van de vervoersinfrastructuur, dat gericht is op de verbetering van de capaciteit, de veiligheid en de efficiëntie van die infrastructuur en waarvan de uitvoering moet worden goedgekeurd door middel van een vergunningsbesluit;

 

4)

“grensoverschrijdend project”: een project dat een grensoverschrijdend segment tussen twee of meer lidstaten bestrijkt;

 

5)

“initiatiefnemer”: de aanvrager van een vergunning voor de uitvoering van een project of de overheidsinstantie die het initiatief neemt voor een project;

 

6)

“aangewezen instantie”: de instantie die optreedt als aanspreekpunt voor de initiatiefnemer en de efficiënte en gestructureerde uitvoering van vergunningsprocedures overeenkomstig deze richtlijn faciliteert;

 

7)

“gezamenlijke instantie”: een instantie die in onderlinge overeenstemming tussen twee of meer lidstaten is opgericht om de op grensoverschrijdende projecten betrekking hebbende vergunningsprocedures te faciliteren, met inbegrip van door aangewezen instanties opgerichte gezamenlijke instanties, wanneer die aangewezen instanties door de lidstaten zijn gemachtigd tot het oprichten van gezamenlijke instanties.

Artikel 3

Prioritaire status

  • 1. 
    De lidstaten trachten ervoor te zorgen dat alle bij de vergunningsprocedure betrokken instanties, met inbegrip van de aangewezen instantie en met uitzondering van hoven en rechtbanken, voorrang geven aan onder deze richtlijn vallende projecten.
  • 2. 
    Wanneer het nationale recht voorziet in specifieke vergunningsprocedures voor prioritaire projecten, zorgen de lidstaten ervoor, onverminderd de doelstellingen, vereisten en termijnen van deze richtlijn, dat de binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende projecten overeenkomstig die procedures worden behandeld. Dit belet de lidstaten niet om voor een beperkt aantal projecten specifieke vergunningsprocedures te testen om de mogelijke uitbreiding ervan tot andere projecten te beoordelen, zonder dat zij dergelijke procedures hoeven toe te passen op onder deze richtlijn vallende projecten.
  • 3. 
    Dit artikel laat eventuele begrotingsbesluiten onverlet.

Artikel 4

Aangewezen instantie

  • 1. 
    Uiterlijk op 10 augustus 2023 wijst elke lidstaat op het passende bestuurlijke niveau de autoriteiten aan die als aangewezen instantie zullen optreden.
  • 2. 
    In voorkomend geval kan een lidstaat naargelang het project, de projectcategorie, de vervoerswijze of het geografische gebied verschillende instanties als de aangewezen instantie aanwijzen. In dat geval zorgt de lidstaat ervoor dat er voor een bepaald project en voor een bepaalde vergunningsprocedure slechts één aangewezen instantie verantwoordelijk is.
  • 3. 
    De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om initiatiefnemers gemakkelijk beschikbare informatie te verstrekken over de identiteit van de aangewezen instantie voor een bepaald project.
  • 4. 
    De lidstaten kunnen de aangewezen instantie machtigen om het vergunningsbesluit te nemen.

Indien de aangewezen instantie gemachtigd is om het besluit te nemen overeenkomstig de eerste alinea, gaat deze na of alle vergunningen, besluiten en adviezen die met het oog op het vergunningsbesluit moeten worden verstrekt, werden verkregen en stelt zij de initiatiefnemer in kennis van het vergunningsbesluit.

  • 5. 
    Indien de aangewezen instantie niet gemachtigd is om het vergunningsbesluit te nemen, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de initiatiefnemer in kennis wordt gesteld van de vaststelling van het vergunningsbesluit.
  • 6. 
    De lidstaten kunnen de aangewezen instantie machtigen om overeenkomstig artikel 5, lid 1, indicatieve termijnen vast te stellen voor de verschillende tussenstappen van de vergunningsprocedure, onverminderd de in dat lid bedoelde termijn van vier jaar.
  • 7. 
    De aangewezen instantie is belast met de volgende taken:
 

a)

optreden als informatieaanspreekpunt voor de initiatiefnemer en voor andere relevante instanties die betrokken zijn bij de procedure die leidt tot het vergunningsbesluit voor een bepaald project;

 

b)

mits het nationale recht dit vereist, het in artikel 6, lid 4, bedoelde gedetailleerde vergunningsschema aan de initiatiefnemer verstrekken, alsmede informatie over de met de vergunningsprocedures verband houdende indicatieve termijnen, binnen de in artikel 5, lid 1, bedoelde termijn van vier jaar;

 

c)

toezien op de duur van de vergunningsprocedure, en met name een eventuele verlenging van de in artikel 5, lid 4, bedoelde termijn registreren;

 

d)

op verzoek van de initiatiefnemer richtsnoeren verstrekken inzake de indiening van alle relevante informatie en documenten, waaronder alle vergunningen, besluiten en adviezen die met het oog op het vergunningsbesluit moeten worden verkregen en verstrekt.

De aangewezen instantie kan de initiatiefnemer ook richtsnoeren verstrekken over welke aanvullende informatie en/of documenten zouden moeten worden verstrekt bij afwijzing van de in artikel 6, lid 1, bedoelde kennisgeving.

  • 8. 
    Lid 7 doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van andere bij de vergunningsprocedure betrokken autoriteiten en de mogelijkheid voor de initiatiefnemer om contact op te nemen met de individuele instanties voor de specifieke vergunningen, besluiten of adviezen die deel uitmaken van het vergunningsbesluit.

Artikel 5

Duur van de vergunningsprocedure

  • 1. 
    De lidstaten voorzien in een vergunningsprocedure, met inbegrip van de tussentijdse termijnen voor die procedure, die niet langer mag duren dan vier jaar vanaf het begin van de vergunningsprocedure. De lidstaten kunnen de nodige maatregelen vaststellen om de beschikbare periode in verschillende eenheden op te delen, overeenkomstig het Unierecht en het nationale recht.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde termijn van vier jaar doet geen afbreuk aan de verplichtingen die voortvloeien uit het internationale en het Unierecht en omvat niet de perioden die nodig zijn voor de uitvoering van administratieve en gerechtelijke beroepsprocedures en voor verzoeken bij een hof of een rechtbank om maatregelen of voorzieningen te treffen, noch perioden die nodig zijn voor het uitvoeren van daaruit voortvloeiende besluiten, maatregelen of voorzieningen.
  • 3. 
    De in lid 1 bedoelde termijn van vier jaar doet geen afbreuk aan het recht van een lidstaat om te bepalen dat de vergunningsprocedure middels de vaststelling van een specifieke nationale rechtshandeling dient te worden afgerond, in welk geval de procedure voor de vaststelling van die handeling in afwijking van lid 1 de termijn van vier jaar mag overschrijden, mits de voorbereidende werkzaamheden op basis waarvan de nationale rechtshandeling is vastgesteld, binnen die termijn van vier jaar worden beëindigd. De voorbereidende werkzaamheden worden geacht te zijn beëindigd wanneer de specifieke nationale wetgevingshandeling bij het nationale parlement wordt ingediend.
  • 4. 
    De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in naar behoren gemotiveerde gevallen een passende verlenging van de in lid 1 bedoelde termijn van vier jaar kan worden toegekend. De duur van de verlenging wordt per geval bepaald, wordt naar behoren gemotiveerd en het doel ervan is beperkt tot het voltooien van de vergunningsprocedure en het nemen van het vergunningsbesluit. Wanneer een dergelijke verlenging is toegestaan, wordt de initiatiefnemer in kennis gesteld van de redenen daarvoor. Een verdere verlenging kan één keer, onder dezelfde voorwaarden, worden toegekend.
  • 5. 
    De lidstaten worden niet verantwoordelijk gesteld indien de in lid 1 bedoelde termijn van vier jaar, zoals verlengd overeenkomstig lid 4, niet in acht wordt genomen wanneer de vertraging te wijten is aan de initiatiefnemer.

Artikel 6

Organisatie van de vergunningsprocedure

  • 1. 
    De initiatiefnemer stelt de aangewezen instantie of in voorkomend geval de overeenkomstig artikel 7, lid 2, opgerichte gezamenlijke instantie in kennis van het project. De kennisgeving van het project door de initiatiefnemer geldt als het begin van de vergunningsprocedure.
  • 2. 
    Om gemakkelijker te kunnen beoordelen of het project rijp is, kunnen de lidstaten bepalen hoe gedetailleerd de informatie moet zijn die initiatiefnemers bij kennisgeving van een project moeten verstrekken, en welke documenten zij daarbij moeten indienen. Indien het project niet rijp is, wordt de kennisgeving uiterlijk vier maanden na de ontvangst van de kennisgeving afgewezen met een naar behoren gemotiveerd besluit.
  • 3. 
    De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat initiatiefnemers algemene informatie ontvangen als richtsnoer voor de kennisgeving, die waar nodig is aangepast aan de betrokken vervoerswijze, en die informatie bevat over de vergunningen, besluiten en adviezen die vereist zijn voor de uitvoering van een project.

Die informatie omvat voor elke vergunning, elk besluit of elk advies het volgende:

 

a)

algemene informatie over de materiële reikwijdte en de mate van gedetailleerdheid van de informatie die de initiatiefnemer moet verstrekken;

 

b)

toepasselijke termijnen of, indien er geen termijnen zijn, indicatieve termijnen, en

 

c)

nadere gegevens van de autoriteiten en belanghebbenden die gewoonlijk betrokken zijn bij raadplegingen in verband met de verschillende vergunningen, besluiten en adviezen.

Die informatie is gemakkelijk toegankelijk voor alle betrokken initiatiefnemers, met name via elektronische of fysieke informatieportalen.

  • 4. 
    Met het oog op het faciliteren van een succesvolle kennisgeving kunnen de lidstaten vereisen dat de aangewezen instantie, wanneer een initiatiefnemer daarom verzoekt, een gedetailleerd vergunningsschema opstelt dat de volgende, op het afzonderlijke project toegesneden informatie bevat:
 

a)

de afzonderlijke fasen van de procedure en de toepasselijke termijnen of, indien er geen termijnen zijn, indicatieve termijnen;

 

b)

de materiële reikwijdte en de mate van gedetailleerdheid van de informatie die door de initiatiefnemer moet worden ingediend;

 

c)

een lijst met vergunningen, besluiten en adviezen die tijdens de vergunningsprocedure door de initiatiefnemer moeten worden verkregen overeenkomstig het Unierecht en het nationale recht;

 

d)

de nadere gegevens van de instanties en belanghebbenden die bij de respectieve verplichtingen, onder meer tijdens de formele fase van de openbare raadpleging, moeten worden betrokken.

  • 5. 
    Het gedetailleerde vergunningsschema blijft geldig tijdens de vergunningsprocedure. Elke wijziging van het gedetailleerde vergunningsschema wordt naar behoren gemotiveerd.
  • 6. 
    De aangewezen instantie kan de initiatiefnemer op zijn verzoek de informatie ter aanvulling van de in lid 4 bedoelde elementen verstrekken.
  • 7. 
    Wanneer de initiatiefnemer het volledige projectaanvraagdossier heeft ingediend, wordt het vergunningsbesluit binnen de in artikel 5, lid 1, bedoelde termijn genomen.
  • 8. 
    De bij de vergunningsprocedure betrokken instanties stellen de aangewezen instantie ervan in kennis dat de vereiste vergunningen, besluiten, adviezen of het vergunningsbesluit zijn afgegeven.

Artikel 7

Coördinatie van grensoverschrijdende vergunningsprocedures

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat, voor projecten waarbij twee of meer lidstaten betrokken zijn, de aangewezen instanties van die lidstaten samenwerken om hun tijdschema’s te coördineren en een gezamenlijke planning voor de vergunningsprocedure overeen te komen.
  • 2. 
    Voor grensoverschrijdende projecten kan een gezamenlijke instantie worden opgericht.
  • 3. 
    De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EU) nr. 1315/2013 aangewezen Europese coördinatoren informatie ontvangen over de vergunningsprocedures en dat de Europese coördinatoren contacten tussen de aangewezen instanties kunnen faciliteren in het kader van de vergunningsprocedures voor projecten waarbij twee of meer lidstaten betrokken zijn.
  • 4. 
    Indien de in artikel 5, lid 1, bedoelde termijn niet wordt nageleefd, verstrekken de lidstaten de betrokken Europese coördinatoren op verzoek informatie over de maatregelen die zij hebben genomen of voornemens zijn te nemen om de vergunningsprocedure met zo weinig mogelijk vertraging af te ronden.

Artikel 8

Overheidsopdrachten voor grensoverschrijdende projecten

  • 1. 
    Indien aanbestedingsprocedures worden uitgevoerd door een gezamenlijke entiteit in een grensoverschrijdend project, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de gezamenlijke entiteit het nationale recht van één van die lidstaten toepast en, in afwijking van de Richtlijnen 2014/24/EU en 2014/25/EU, wordt dat recht bepaald overeenkomstig artikel 39, lid 5, punt a), van Richtlijn 2014/24/EU of artikel 57, lid 5, punt a), van Richtlijn 2014/25/EU, naargelang het geval, tenzij in een overeenkomst tussen de deelnemende lidstaten anders is bepaald. Die overeenkomst voorziet in elk geval in de toepassing van het nationaal recht van één lidstaat op de aanbestedingsprocedures die door een gezamenlijke entiteit worden uitgevoerd.
  • 2. 
    Voor overheidsopdrachten die worden uitgevoerd door een dochteronderneming van een gezamenlijke entiteit, nemen de betrokken lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de dochteronderneming het nationale recht van één van de lidstaten toepast. In dit verband kunnen de betrokken lidstaten besluiten dat de dochteronderneming het op de gezamenlijke entiteit toepasselijke nationale recht moet toepassen.

Artikel 9

Overgangsbepalingen

  • 1. 
    Deze richtlijn is niet van toepassing op projecten waarvoor de vergunningsprocedures zijn begonnen vóór 10 augustus 2023.
  • 2. 
    Artikel 8 is enkel van toepassing op contracten waarvoor een oproep tot mededinging is verzonden of, in gevallen waarin niet in een oproep tot mededinging is voorzien, contracten waarvoor de aanbestedende dienst of instantie de aanbestedingsprocedure is begonnen na 10 augustus 2023.
  • 3. 
    Artikel 8 is niet van toepassing op een vóór 9 augustus 2021 opgerichte gezamenlijke entiteit indien de aanbestedingsprocedures van die entiteit beheerst blijven door het recht dat op die datum van toepassing is op haar aanbestedingen.

Artikel 10

Verslaglegging

  • 1. 
    Voor het eerst uiterlijk op 10 februari 2027, en vervolgens op regelmatige tijdstippen, brengt de Commissie verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van deze richtlijn en de resultaten daarvan.
  • 2. 
    Het verslag is gebaseerd op informatie die om de twee jaar en voor het eerst uiterlijk op 10 augustus 2026 door de lidstaten moet worden verstrekt over het aantal onder deze richtlijn vallende vergunningsprocedures, de gemiddelde duur van de vergunningsprocedures, het aantal vergunningsprocedures dat de termijn overschrijdt en de oprichting van een gezamenlijke instantie tijdens de verslagperiode.

Artikel 11

Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 10 augustus 2023 te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De methoden voor het maken van een dergelijke verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste nationaalrechtelijke bepalingen mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 7 juli 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    LOGAR
 

  • (4) 
    Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).
  • (6) 
    Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
  • (7) 
    Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
 

BIJLAGE

Vooraf bepaalde segmenten van grensoverschrijdende verbindingen en ontbrekende schakels in de kernnetwerkcorridors [als bedoeld in artikel 1, lid 1, punt a)]

 

“Atlantische” kernnetwerkcorridor

Grensoverschrijdende verbindingen

Évora-Mérida

Spoor

Vitoria-Gasteiz-San Sebastian-Bayonne-Bordeaux

Aveiro-Salamanca

Dourorivier (Via Navegável do Douro)

Binnenwateren

Ontbrekende schakels

Interoperabele lijnen op het Iberisch schiereiland, niet op UIC-breedte

Spoor

Kernnetwerkcorridor “Oostzee-Adriatische Zee”

Grensoverschrijdende verbindingen

Katowice/Opole-Ostrava-Brno

Katowice-Žilina

Bratislava-Wien

Graz-Maribor

Venezia-Trieste-Divača-Ljubljana

Spoor

Katowice-Žilina

Brno-Wien

Weg

Ontbrekende schakels

Gloggnitz-Mürzzuschlag: Semmeringbasistunnel

Graz-Klagenfurt: Koralmspoorlijn en tunnel

Koper-Divača

Spoor

Kernnetwerkcorridor “Middellandse Zeegebied”

Grensoverschrijdende verbindingen

Barcelona-Perpignan

Spoor

Lyon-Torino: basistunnel en toegangswegen

Nice-Ventimiglia

Venezia-Trieste-Divača-Ljubljana

Ljubljana-Zagreb

Zagreb-Budapest

Budapest-Miskolc-grens met Oekraïne

Lendava-Letenye

Weg

Vásárosnamény-grens met Oekraïne

Ontbrekende schakels

Almería-Murcia

Spoor

Interoperabele lijnen op het Iberisch schiereiland, niet op UIC-breedte

Perpignan-Montpellier

Koper-Divača

Rijeka-Zagreb

Milano-Cremona-Mantova-Porto Levante/Venezia-Ravenna/Trieste

Binnenwateren

Kernnetwerkcorridor “Noordzee-Oostzee”

Grensoverschrijdende verbindingen

Tallinn-Riga-Kaunas-Warschau: nieuwe volledig interoperabele Baltica-spoorlijn op UIC-breedte

Spoor

Świnoujście/Szczecin-Berlin

Spoor en binnenwateren

De “Via Baltica” corridor EE-LV-LT-PL

Weg

Ontbrekende schakels

Kaunas-Vilnius: deel van de nieuwe volledig interoperabele Baltica-spoorlijn op UIC-breedte

Spoor

Warszawa/Idzikowice-Poznań/Wrocław, inclusief verbindingen met de geplande Central Transport Hub

Nord-Ostsee-Kanal

Binnenwateren

Berlin-Magdeburg-Hannover; Mittellandkanal; Westelijke Duitse kanalen

Rijn, Waal

Noordzeekanaal, IJssel, Twentekanaal

Kernnetwerkcorridor “Noordzee-Middellandse Zee”

Grensoverschrijdende verbindingen

Brussel of Bruxelles-Luxembourg-Strasbourg

Spoor

Terneuzen-Gent

Binnenwateren

Seine-Scheldenetwerk en de daarmee verbonden stroomgebieden van de Seine, Schelde en Maas

Rijn-Scheldecorridor

Ontbrekende schakels

Albertkanaal/Canal Albert en Kanaal Bocholt-Herentals

Binnenwateren

Kernnetwerkcorridor “Oriënt/Oostelijke Middellandse Zee”

Grensoverschrijdende verbindingen

Dresden-Praha/Kolín

Spoor

Wien/Bratislava-Budapest

Békéscsaba-Arad-Timișoara

Craiova-Calafat-Vidin-Sofia-Thessaloniki

Sofia-grens met Servië/grens met MK

Grens met Turkije-Alexandroúpoli

Grens met MK-Thessaloniki

Ioannina-Kakavia (grens met Albanië)

Weg

Drobeta Turnu Severin/Craiova-Vidin-Montana

Sofia-grens met Servië

Hamburg-Dresden-Praha-Pardubice

Binnenwateren

Ontbrekende schakels

Igoumenitsa-Ioannina

Spoor

Praha-Brno

Thessaloniki-Kavala-Alexandroúpoli

Timişoara-Craiova

Kernnetwerkcorridor “Rijn-Alpen”

Grensoverschrijdende verbindingen

Zevenaar-Emmerich-Oberhausen

Spoor

Karlsruhe-Basel

Milano/Novara-grens met Zwitserland

Basel-Antwerpen/Rotterdam-Amsterdam

Binnenwateren

Ontbrekende schakels

Genova-Tortona/Novi Ligure

Spoor

Zeebrugge-Gent

Kernnetwerkcorridor “Rijn-Donau”

Grensoverschrijdende verbindingen

München-Praha

Spoor

Nürnberg-Plzeň

München-Mühldorf-Freilassing-Salzburg

Strasbourg-Kehl Appenweier

Hranice-Žilina

Košice-grens met Oekraïne

Wien-Bratislava/Budapest

Bratislava-Budapest

Békéscsaba-Arad-Timișoara-grens met Servië

București-Giurgiu-Rousse

Donau (Kehlheim-Constanța/Midia/Sulina) en de daarmee verbonden stroomgebieden van de Váh, de Sava en de Tisza

Binnenwateren

Zlín-Žilina

Weg

Timișoara-grens met Servië

Ontbrekende schakels

Stuttgart-Ulm

Spoor

Salzburg-Linz

Craiova-București

Arad-Sighișoara-Brașov-Predeal

Kernnetwerkcorridor “Scandinavië-Middellandse Zee”

Grensoverschrijdende verbindingen

Grens met Rusland-Helsinki

Spoor

København-Hamburg: Toegangswegen tot de vaste Fehmarnbeltverbinding

München-Wörgl-Innsbruck-Fortezza-Bolzano-Trento-Verona: Brennerbasistunnel en toegangswegen

Göteborg-Oslo

København-Hamburg: Vaste Fehmarnbeltverbinding

Spoor/weg

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.