Verordening 2021/1056 - Fonds voor een rechtvaardige transitie

1.

Wettekst

30.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/1

 

VERORDENING (EU) 2021/1056 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 juni 2021

tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea, en artikel 322, lid 1, punt a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Rekenkamer (1),

Gezien de adviezen van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (3),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (4),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het regelgevingskader voor het cohesiebeleid van de Unie voor de periode 2021-2027 — in de context van het volgende meerjarig financieel kader — draagt bij tot de nakoming van de verbintenissen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs die is vastgesteld uit hoofde van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (5) (de “Overeenkomst van Parijs”), waarbij ernaar gestreefd wordt de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 °C ten opzichte van het pre-industriële niveau, en tot de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties door de EU-financiering op groene doelstellingen te concentreren. Deze verordening moet een van de in de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 getiteld “De Europese Green Deal” beschreven prioriteiten uitvoeren en maakt deel uit van het investeringsplan voor een duurzaam Europa, dat in specifieke financiering uit hoofde van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie in het kader van het cohesiebeleid voorziet om de sociale, economische en milieukosten van de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie aan te pakken, waarbij de resterende broeikasgasemissies worden gecompenseerd door equivalente absorpties.

 

(2)

De transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie vormt een van de belangrijkste beleidsdoelstellingen van de Unie. Op 12 december 2019 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de doelstelling om tegen 2050 een klimaatneutrale Unie tot stand te brengen in overeenstemming met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Hoewel de strijd tegen de klimaatverandering en de achteruitgang van het milieu op lange termijn iedereen ten goede zal komen en op middellange termijn iedereen kansen en uitdagingen biedt, starten de regio’s en de lidstaten hun transitie niet allemaal vanaf hetzelfde beginpunt en beschikken ze niet allemaal over dezelfde capaciteit om maatregelen te nemen. Sommige zijn verder gevorderd dan andere, en de transitie heeft een groter sociaal, economisch en milieueffect op regio’s die, wat energieconsumptie betreft, sterk afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen — vooral steenkool, bruinkool, turf en olieschalie — of van broeikasgasintensieve industrieën. Een dergelijke situatie brengt niet alleen het risico mee dat de transitie in de Unie op het gebied van klimaatactie niet overal even snel verloopt, maar ook dat de verschillen tussen de regio’s toenemen, waardoor de doelstellingen van sociale, economische en territoriale cohesie in het gedrang komen.

 

(3)

Alleen een eerlijke en inclusieve transitie heeft kans op slagen en zal sociaal aanvaardbaar zijn voor iedereen. Daarom moeten de Unie, de lidstaten en hun regio’s vanaf het begin rekening houden met de sociale, economische en milieugevolgen ervan en alle mogelijke instrumenten inzetten om negatieve gevolgen te verzachten. De begroting van de Unie speelt daarbij een belangrijke rol.

 

(4)

Zoals uiteengezet in de Europese Green Deal en het investeringsplan voor een duurzaam Europa moet een mechanisme voor een rechtvaardige transitie de andere acties aanvullen in het kader van het volgende meerjarig financieel kader voor de periode 2021-2027. Het mechanisme moet de sociale, economische en milieugevolgen, met name voor de werknemers die worden getroffen door het proces van transitie naar een klimaatneutrale Unie in 2050, helpen aanpakken door de begrotingsuitgaven van de Unie voor sociale en klimaatdoelstellingen op regionaal niveau samen te brengen en door hoge sociale en milieunormen na te streven.

 

(5)

Bij deze verordening moet het Fonds voor een rechtvaardige transitie (Just Transition Fund, hierna “JTF”) worden opgericht, een van de pijlers van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, dat in het kader van het cohesiebeleid wordt geïmplementeerd. Doelen van het JTF zijn de negatieve gevolgen van de klimaattransitie te verzachten door steun te verlenen aan de meest getroffen gebieden en werknemers en een evenwichtige sociaaleconomische transitie te bevorderen. Overeenkomstig de ene specifieke doelstelling van het JTF moeten de door het JTF gesteunde acties het effect van de transitie rechtstreeks helpen temperen door de negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid te verzachten en door de diversificatie en de modernisering van de lokale economie te financieren. De ene specifieke doelstelling van het JTF is op hetzelfde niveau vastgesteld als de in Verordening (EU) 2021/1060van het Europees Parlement en de Raad (6) genoemde beleidsdoelstellingen en wordt samen daarmee vermeld.

 

(6)

Om, in overeenstemming met de door de Unie gedane toezeggingen om de Overeenkomst van Parijs uit te voeren en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties te verwezenlijken, recht te doen aan de Europese Green Deal als de strategie van de Unie voor duurzame groei en aan het belang van de strijd tegen de klimaatverandering, is het JTF bedoeld om bij te dragen tot de mainstreaming van actie op klimaatgebied en duurzaamheid op milieugebied en tot de verwezenlijking van de doelstelling om 30 % van alle uitgaven van de Uniebegroting aan te wenden voor het ondersteunen van klimaatdoelen, en tot de ambitie om in 2024 7,5% en in 2026 en 2027 10 % van de jaarlijkse uitgaven uit hoofde van het meerjarig financieel kader te besteden aan biodiversiteitsdoelstellingen, daarbij rekening houdend met de bestaande doublures tussen klimaatdoelstellingen en biodiversiteitsdoelstellingen. De middelen uit het eigen budget van het JTF zijn aanvullende middelen bovenop de investeringen die nodig zijn om het algemene streefcijfer van 30 % van de begrotingsuitgaven van de Unie voor klimaatdoelstellingen te halen. Samen met de middelen die op vrijwillige basis uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, ingesteld bij Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad (7) en uit het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), ingesteld bij Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad (8), worden overgedragen, moeten die middelen ten volle bijdragen tot het halen van dit streefcijfer. In deze context moet het JTF activiteiten ondersteunen die de klimaat- en milieunormen en -prioriteiten van de Unie eerbiedigen, die de milieudoelstellingen in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (9) niet op significante wijze schaden en die de transitie naar een koolstofarme economie op weg naar een klimaatneutrale Unie uiterlijk in 2050 waarborgen.

 

(7)

De middelen uit het JTF moeten de beschikbare middelen uit hoofde van het cohesiebeleid aanvullen.

 

(8)

De transitie naar een klimaatneutrale economie is een uitdaging voor alle lidstaten. De transitie zal bijzonder lastig zijn voor lidstaten die sterk afhankelijk zijn of tot voor kort sterk afhankelijk waren van fossiele brandstoffen of broeikasgasintensieve industriële activiteiten die geleidelijk moeten verdwijnen, of die zich moeten aanpassen vanwege de transitie naar een klimaatneutrale economie en daartoe niet over de nodige financiële middelen beschikken. Het JTF moet daarom alle lidstaten ten goede komen, maar bij de verdeling van de financiële middelen van het JTF moet voorrang worden gegeven aan de gebieden die het meest door het klimaattransitieproces worden getroffen, en deze verdeling moet de capaciteit van de lidstaten weerspiegelen om de nodige investeringen te financieren om de transitie naar een klimaatneutrale economie te realiseren.

 

(9)

De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn neergelegd in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (10) (het “Financieel Reglement”) en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, prijzen, indirect beheer, financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties, financiële bijstand en de vergoeding van externe deskundigen, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De krachtens artikel 322 VWEU vastgestelde regels omvatten ook een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting.

 

(10)

Teneinde ervoor te zorgen dat de middelen van het JTF doeltreffend worden aangewend, moet de toegang tot het JTF worden beperkt tot 50 % van de nationale toewijzing voor de lidstaten die zich er nog niet toe hebben verbonden om overeenkomstig de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs uiterlijk in 2050 de doelstelling van een klimaatneutrale Unie te verwezenlijken, waarbij de andere 50 % beschikbaar wordt gesteld zodra zij zich daar wel toe hebben verbonden. Om een eerlijke en gelijke behandeling van de lidstaten te waarborgen, moet, wanneer een lidstaat zich uiterlijk op 31 december van enig jaar vanaf 2022 nog niet aan de doelstelling van een klimaatneutrale Unie in 2050 heeft gecommitteerd, de vastlegging in de begroting voor het voorgaande jaar volledig worden geannuleerd in het volgende jaar.

 

(11)

Overeenkomstig Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad (11) en binnen de grenzen van de daarin toegewezen middelen, moeten maatregelen voor herstel en veerkracht in het kader van het JTF worden uitgevoerd om de ongekende gevolgen van de COVID-19-crisis aan te pakken. Deze aanvullende middelen moeten zodanig worden benut dat de in die verordening vastgestelde termijnen worden geëerbiedigd.

 

(12)

In deze verordening moeten de soorten investeringen worden vermeld waarvoor uitgavensteun door het JTF zou worden toegestaan. Alle ondersteunde activiteiten moeten worden uitgevoerd met volledige inachtneming van de klimaat-, de milieu- en de maatschappelijke verbintenissen en prioriteiten van de Unie. De lijst van investeringen moet de investeringen omvatten die lokale economieën ondersteunen door hun endogene groeipotentieel te stimuleren in overeenstemming met de respectieve strategieën voor slimme specialisatie, met inbegrip van duurzaam toerisme indien passend. Investeringen moeten duurzaam zijn op lange termijn, rekening houdend met alle doelstellingen van de Europese Green Deal. De gefinancierde projecten moeten bijdragen tot een transitie naar een duurzame, klimaatneutrale en circulaire economie, onder meer met maatregelen die gericht zijn op een betere hulpbronnenefficiëntie. Afvalverbranding mag geen steun krijgen, omdat deze activiteit onderaan in de afvalhiërarchie van de circulaire economie staat. Adviesdiensten die tot de uitvoering van door het JTF ondersteunde maatregelen bijdragen, moeten in aanmerking komen. De renaturatie van locaties, de ontwikkeling van groene infrastructuur en waterbeheer moeten kunnen worden ondersteund in het kader van een bodemherstelproject. Bij het ondersteunen van energie-efficiëntiemaatregelen moet het JTF investeringen kunnen ondersteunen die bijdragen tot het terugdringen van energiearmoede, hoofdzakelijk door de energie-efficiëntie van het woningbestand te verbeteren. Het JTF moet ook de ontwikkeling van innovatieve opslagtechnologieën kunnen ondersteunen.

 

(13)

Ter bescherming van de burgers die het meest kwetsbaar voor de klimaattransitie zijn, moet het JTF ook worden gebruikt voor de om- en bijscholing, inclusief opleiding, van de getroffen werknemers, ongeacht of zij nog in dienst zijn, dan wel hun baan hebben verloren als gevolg van de transitie. Het JTF moet hen helpen nieuwe arbeidskansen te benutten. Het JTF moet voorts iedere passende vorm van steun verlenen aan werkzoekenden, waaronder begeleiding bij het zoeken naar werk en met het oog op hun actieve inclusie in de arbeidsmarkt. Alle werkzoekenden die hun baan hebben verloren in sectoren die getroffen zijn door de transitie in een regio die onder het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie valt, moeten in aanmerking komen voor steun uit het JTF, zelfs als de ontslagen werknemers niet in die regio wonen. Passende aandacht moet uitgaan naar burgers die een risico lopen op energiearmoede, in het bijzonder bij de uitvoering van energie-efficiëntiemaatregelen ter verbetering van de sociale huisvesting.

 

(14)

Steun voor activiteiten op het gebied van onderwijs en sociale inclusie, alsook steun voor sociale infrastructuur ten behoeve van kinder- en ouderenzorgvoorzieningen en opleidingscentra moeten worden toegestaan, op voorwaarde dat deze activiteiten naar behoren worden gemotiveerd in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie. Voor de ouderenzorg moet het beginsel van bevordering van gemeenschapsgerichte zorg behouden blijven. Sociale en openbare diensten op deze gebieden zouden de investeringsmix kunnen aanvullen. Alle steun op deze gebieden vereist een passende rechtvaardiging in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie en moet aansluiten bij de doelstellingen van de Europese pijler van sociale rechten.

 

(15)

Om recht te doen aan de specifieke situatie en rol van vrouwen in de transitie naar een klimaatneutrale economie moet gendergelijkheid worden bevorderd. De arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, vrouwelijk ondernemerschap en gelijke beloning spelen een belangrijke rol bij het waarborgen van gelijke kansen. Het JTF moet ook bijzondere aandacht besteden aan kwetsbare groepen die onevenredig zwaar te lijden hebben onder de nadelige gevolgen van de transitie, zoals werknemers met een handicap. De identiteit van mijnbouwgemeenschappen moet behouden blijven en de continuïteit van vroegere en toekomstige gemeenschappen moet worden gewaarborgd. Daarbij moet bijzondere aandacht worden besteed aan hun tastbaar en niet-tastbaar mijnbouwerfgoed, daaronder begrepen hun cultuur.

 

(16)

Om de economische diversificatie van door de transitie getroffen gebieden te bevorderen moet het JTF steun verlenen aan ondernemingen en economische belanghebbenden, waaronder steun voor productieve investeringen in kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (12) (kmo’s). Onder productieve investeringen worden investeringen verstaan in vaste activa of immateriële activa van ondernemingen met het oog op de productie van goederen en diensten, waardoor wordt bijgedragen tot de vorming van bruto-kapitaal en het scheppen van werkgelegenheid. Voor andere ondernemingen dan kmo’s mogen productieve investeringen alleen worden ondersteund indien deze noodzakelijk zijn om het banenverlies als gevolg van de transitie te beperken — door een aanzienlijk aantal banen te creëren of te beschermen — en niet leiden tot of het gevolg zijn van relocatie. Investeringen in bestaande industriële installaties, met inbegrip van die welke onder het emissiehandelssysteem van de Unie vallen, moeten worden toegestaan als deze bijdragen tot de transitie naar een klimaatneutrale economie in de Unie tegen 2050, aanzienlijk lager zijn dan de relevante benchmarks voor kosteloze toewijzing uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (13) en leiden tot de bescherming van een aanzienlijk aantal banen. Dergelijke investeringen moeten bijgevolg worden gerechtvaardigd in het betrokken territoriale plan voor een rechtvaardige transitie. Om de integriteit van de interne markt en het cohesiebeleid te beschermen, is het zaak dat de steun voor ondernemingen voldoet aan de in de artikelen 107 en 108 VWEU vastgestelde staatssteunregels van de Unie en dat met name de steun voor productieve investeringen in andere ondernemingen dan kmo’s wordt beperkt tot ondernemingen die gevestigd zijn in gebieden die zijn aangewezen als steungebieden in de zin van artikel 107, lid 3, punten a) en c), VWEU.

 

(17)

Met het oog op flexibiliteit bij de programmering van de JTF-middelen in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” moet het mogelijk zijn een op zichzelf staand JTF-programma op te stellen of JTF-middelen te programmeren voor een of meer specifieke prioriteiten van door het EFRO, het ESF+ of het Cohesiefonds ondersteunde programma’s. Overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1060 zouden de JTF-middelen vrijwillig kunnen worden versterkt met aanvullende financiering uit het EFRO en het ESF+. De respectieve bedragen die uit het EFRO en het ESF+ worden overgedragen, moeten in dat geval consistent zijn met het soort concrete acties dat in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie wordt beschreven.

 

(18)

De steun van het JTF moet afhankelijk worden gesteld van de daadwerkelijke uitvoering van een transitieproces in een specifiek gebied om een klimaatneutrale economie tot stand te brengen. In dat verband moeten de lidstaten — in het kader van de maatschappelijke dialoog en in samenwerking met de betrokken belanghebbenden, in overeenstemming met de relevante bepaling van Verordening (EU) 2021/1060 inzake partnerschap en ondersteund door de Commissie — territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie opstellen waarin het transitieproces wordt beschreven en die consistent zijn met hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen. Daartoe moet de Commissie - op basis van het bestaande platform voor steenkoolregio’s in transitie - een platform voor een rechtvaardige transitie opzetten voor bilaterale en multilaterale uitwisselingen van ervaringen en beste praktijken in alle getroffen sectoren. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat hun steden en gemeenten worden betrokken bij het inzetten van de JTF-middelen en dat rekening wordt gehouden met hun behoeften in dat verband.

 

(19)

In de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie moeten de meest getroffen gebieden worden vermeld waarop de steun van het JTF moet worden geconcentreerd, en de nodige specifieke acties worden beschreven om de 2030-streefcijfers voor energie en klimaat van de Unie te behalen en uiterlijk in 2050 tot een klimaatneutrale economie van de Unie te komen, met name wat betreft de omschakeling of sluiting van installaties die met de productie van fossiele brandstoffen of met andere broeikasgasintensieve activiteiten verband houden. Die gebieden moeten nauwkeurig worden gedefinieerd en overeenkomen met regio’s van niveau 3 van de gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (“regio’s van NUTS-niveau 3”), als vastgesteld door Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (14), of delen daarvan. In de plannen moeten de uitdagingen en behoeften van die gebieden worden beschreven, rekening houdend met het risico van ontvolking, en het soort concrete acties worden vermeld die nodig zijn voor het scheppen van banen op het niveau van de begunstigden van het plan, en wel op een manier die de coherente ontwikkeling waarborgt van klimaatbestendige economische activiteiten die ook consistent zijn met de transitie naar een klimaatneutrale economie en de doelstellingen van de Europese Green Deal. Wanneer dergelijke gebieden worden aangewezen, moet extra aandacht worden besteed aan de specifieke kenmerken van eilanden, eilandgebieden en ultraperifere gebieden waar de geografische en sociaaleconomische kenmerken mogelijk een andere aanpak vereisen om het transitieproces naar een klimaatneutrale economie te ondersteunen. Alleen investeringen die met de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie stroken, mogen financiële steun van het JTF krijgen. De territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie moeten deel uitmaken van de door de Commissie goedgekeurde programma’s, ondersteund, naar gelang het geval, door het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds of het JTF.

 

(20)

Om de resultaatgerichtheid van het gebruik van JTF-middelen te vergroten moet de Commissie — overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel — financiële correcties kunnen toepassen als ernstig wordt tekortgeschoten bij de verwezenlijking van de voor de specifieke doelstelling van het JTF vastgestelde streefcijfers.

 

(21)

Met het oog op de vaststelling van een passend financieel kader voor het JTF moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de jaarlijkse verdeling van de beschikbare middelen per lidstaat vast te stellen.

 

(22)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk steun verlenen aan de bevolking, de economie en het milieu van gebieden die een economische en sociale transformatie ondergaan bij de transitie naar een klimaatneutrale economie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt door de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de verschillende gebieden en de achterstand van de minst begunstigde gebieden, alsook de beperkte financiële middelen van de lidstaten en gebieden, maar beter, wegens de noodzaak van een coherent uitvoeringskader dat verschillende fondsen van de Unie onder gedeeld beheer bestrijkt, op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

 

(23)

Met het oog op de vaststelling van deze verordening na het begin van de programmeringsperiode, en rekening houdend met de noodzaak om het JTF op gecoördineerde en geharmoniseerde wijze uit te voeren, alsmede om een snelle uitvoering ervan mogelijk te maken, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Bij deze verordening wordt het Fonds voor een rechtvaardige transitie (“Just Transition Fund”, hierna “JTF”) opgericht om steun te verlenen aan de bevolking, de economie en het milieu van gebieden die met ernstige sociaal-economische uitdagingen worden geconfronteerd als gevolg van het transitieproces dat leidt tot de verwezenlijking van de in artikel 2, punt 11, van Verordening 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (15) gedefinieerde 2030-streefcijfers voor klimaat en energie van de Unie, en van een klimaatneutrale economie van de Unie tegen 2050.

Bij deze verordening worden de specifieke doelstelling van het JTF, het geografisch bereik en de middelen ervan, het toepassingsgebied van de steun ervan met betrekking tot de in artikel 5, lid 2, punt a), van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” en specifieke bepalingen voor de programmering en de voor de monitoring noodzakelijke indicatoren vastgesteld.

Artikel 2

Specifieke doelstelling

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/1060 draagt het JTF bij tot het verwezenlijken van de specifieke doelstelling “regio’s en mensen in staat stellen om te gaan met de sociale, werkgelegenheids-, economische en milieueffecten van de transitie naar de 2030-streefcijfers voor energie en klimaat van de Unie en een klimaatneutrale economie van de Unie uiterlijk in 2050, op basis van de Overeenkomst van Parijs”.

Artikel 3

Geografisch bereik en middelen in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”

  • 1. 
    Het JTF ondersteunt de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” in alle lidstaten.
  • 2. 
    De middelen voor het JTF in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” die voor de periode 2021-2027 beschikbaar zijn voor vastlegging in de begroting, bedragen 7 500 000 000 EUR in prijzen van 2018, als bepaald in artikel 110, lid 1, punt g), van Verordening (EU) 2021/1060.
  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde middelen kunnen, al naargelang het geval, worden verhoogd met in de begroting van de Unie toegewezen aanvullende middelen en andere middelen overeenkomstig de toepasselijke basishandeling.
  • 4. 
    De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling een besluit vast tot vaststelling van de jaarlijkse verdeling van de beschikbare middelen, met inbegrip van de eventuele in lid 3 bedoelde aanvullende middelen, per lidstaat volgens de in bijlage I vermelde toewijzingen.

Artikel 4

Middelen uit het herstelinstrument van de Europese Unie

  • 1. 
    De in artikel 1, lid 2 van Verordening (EU) 2020/2094 bedoelde maatregelen worden in het kader van deze verordening ten uitvoer gelegd voor een bedrag van 10 000 000 000 EUR, in prijzen van 2018, zoals vastgelegd in artikel 109, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/1060, en met inachtneming van artikel 3, leden 3, 4, 7 en 9, van Verordening (EU) 2020/2094.

Dit bedrag wordt beschouwd als extra middelen als bedoeld in artikel 3, lid 3 van deze Verordening. Als bepaald in artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 vormt dit bedrag externe bestemmingsontvangsten voor de toepassing van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement.

  • 2. 
    Het in lid 1 van dit artikel bedoelde bedrag wordt beschikbaar gesteld voor begrotingsvastleggingen in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” voor de jaren 2021, 2022 en 2023, bovenop de middelen van artikel 3, en wel als volgt:
 

2021: 2 000 000 000 EUR;

 

2022: 4 000 000 000 EUR;

 

2023: 4 000 000 000 EUR.

Uit de in de eerste alinea bedoelde middelen wordt een bedrag van 15 600 000 EUR in prijzen van 2018 beschikbaar gesteld voor administratieve uitgaven.

  • 3. 
    De jaarlijkse verdeling van het in lid 1, eerste alinea, van dit artikel bedoelde bedrag over de lidstaten wordt opgenomen in het in artikel 3, lid 4, bedoelde besluit van de Commissie overeenkomstig de in bijlage I vastgelegde toewijzingen.
  • 4. 
    In afwijking van artikel 14, lid 3, van het Financieel Reglement zijn de vrijmakingsregels van titel VII, hoofdstuk IV, van Verordening (EU) 2021/1060 van toepassing op de vastleggingen in de begroting op basis van de in lid 1 van dit artikel bedoelde middelen. In afwijking van artikel 12, lid 4, punt c), van het Financieel Reglement worden deze middelen niet gebruikt voor een vervolgprogramma of -actie.
  • 5. 
    De betalingen aan de programma’s worden gekoppeld aan de vroegste openstaande betalingsverplichting van het JTF, te beginnen met de vastleggingen uit de in lid 1, eerste alinea, bedoelde middelen totdat deze zijn opgebruikt.

Artikel 5

Groen beloningsmechanisme

  • 1. 
    Indien, op grond van artikel 3, lid 3, de middelen voor het JTF vóór 31 december 2024 worden verhoogd, worden de extra middelen over de lidstaten verdeeld op basis van de in bijlage I vermelde nationale aandelen.
  • 2. 
    Indien, op grond van artikel 3, lid 3 van deze verordening, de middelen voor het JTF na 31 december 2024 worden verhoogd, worden de extra middelen over de lidstaten verdeeld overeenkomstig de in de tweede alinea van dit lid vastgestelde methode, op basis van de verandering in broeikasgasemissies van hun industriële installaties in de periode van het jaar 2018 tot het laatste jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn, op basis van de rapportage overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad (16). De verandering in de broeikasgasemissies van elke lidstaat wordt berekend door het aggregeren van de broeikasgasemissies van alleen die regio’s van NUTS-niveau 3 welke overeenkomstig artikel 11, lid 1, van deze verordening in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie zijn vermeld.

De toewijzing van aanvullende middelen aan de lidstaten geschiedt als volgt:

 

a)

voor lidstaten die erin geslaagd zijn hun broeikasgasemissies te verminderen, wordt de door elke lidstaat bereikte vermindering in broeikasgasemissies berekend door het niveau van broeikasgasemissies van het laatste referentiejaar uit te drukken als een percentage van de in 2018 waargenomen broeikasgasemissies; voor lidstaten die er niet in geslaagd zijn hun broeikasgasemissies te verminderen, wordt dat percentage vastgesteld op 100 %;

 

b)

het definitieve aandeel voor elke lidstaat wordt berekend door de in bijlage I vermelde nationale aandelen te delen door de volgens punt a) verkregen percentages, en

 

c)

het resultaat van de in punt b) bedoelde berekening wordt omgerekend naar 100 % in totaal.

  • 3. 
    De lidstaten nemen de aanvullende middelen op in hun programma’s en dienen een programmawijziging in overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) 2021/1060.

Artikel 6

Specifieke toewijzingen voor ultraperifere gebieden en eilanden

Bij het opstellen van hun territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie overeenkomstig artikel 11, lid 1, houden de lidstaten in het bijzonder rekening met de situatie van eilanden en ultraperifere regio’s die met ernstige sociaal-economische uitdagingen worden geconfronteerd als gevolg van het transitieproces naar de 2030-streefcijfers voor klimaat en energie van de Unie en een klimaatneutrale economie van de Unie tegen 2050, rekening houdend met hun specifieke behoeften zoals erkend in de artikelen 174 en 349 VWEU.

Wanneer de lidstaten dergelijke gebieden in hun territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie opnemen, stellen zij het specifieke bedrag vast dat aan die gebieden wordt toegewezen, met de bijbehorende motivering, en rekening houdend met de specifieke uitdagingen van die gebieden.

Artikel 7

Voorwaardelijke toegang tot middelen

  • 1. 
    Indien een lidstaat zich niet heeft verbonden tot het verwezenlijken van de doelstelling om tegen 2050 een klimaatneutrale Unie tot stand te brengen, wordt slechts 50 % van de overeenkomstig artikel 3, lid 4, en artikel 4, lid 3, voor die lidstaat vastgestelde jaarlijkse toewijzingen voor programmering beschikbaar gesteld en in de prioriteiten opgenomen.

In afwijking van artikel 10, lid 1, van deze verordening wordt de resterende 50 % van de jaarlijkse toewijzingen niet in de prioriteiten opgenomen. In dergelijke gevallen wordt voor de uit het JTF ondersteunde en overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2021/1060 ingediende programma’s slechts 50 % van de jaarlijkse JTF-toewijzingen opgenomen in de in artikel 22, lid 3, onder g), ii), van die verordening bedoelde tabel. In de in artikel 22, lid 3, onder g), i), van die verordening bedoelde tabel worden de voor programmering beschikbare toewijzingen en de toewijzingen die niet zullen worden geprogrammeerd, afzonderlijk vermeld.

  • 2. 
    Aan programma’s die een JTF-prioriteit bevatten of wijzigingen daarvan verleent de Commissie alleen haar goedkeuring indien is voldaan aan de voorschriften van het overeenkomstig lid 1 geprogrammeerde deel van de toewijzing.
  • 3. 
    Zodra een lidstaat zich ertoe heeft verbonden de doelstelling van een klimaatneutrale Unie tegen 2050 te verwezenlijken, kan hij overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) 2021/1060 een verzoek tot wijziging van elk uit het JTF ondersteund programma indienen en de niet-geprogrammeerde toewijzingen die niet zijn vrijgemaakt, opnemen.
  • 4. 
    Vastleggingen in de begroting worden verricht op basis van de in artikel 22, lid 3, punt g), i), van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde tabel. De vastleggingen in verband met de niet-geprogrammeerde toewijzingen worden niet gebruikt voor betalingen en worden niet in de grondslag voor de berekening van de voorfinanciering overeenkomstig artikel 90 van die verordening opgenomen totdat zij beschikbaar worden gesteld voor programmering overeenkomstig lid 3 van dit artikel.

In afwijking van artikel 105 van Verordening (EU) 2021/1060 worden, indien de betrokken lidstaat zich niet heeft verbonden tot het verwezenlijken van de doelstelling de Unie tegen 2050 klimaatneutraal te maken uiterlijk op 31 december van een bepaald jaar vanaf 2022, de begrotingsvastleggingen voor het voorgaande jaar die betrekking hebben op niet-geprogrammeerde toewijzingen, in hun geheel vrijgemaakt in het volgende jaar.

Artikel 8

Reikwijdte van de steun

  • 1. 
    Het JTF verleent alleen steun aan activiteiten die rechtstreeks met de in artikel 2 bedoelde specifieke doelstelling van het JTF verband houden en tot de uitvoering van de overeenkomstig artikel 11 opgestelde territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie bijdragen.
  • 2. 
    Overeenkomstig lid 1 ondersteunt het JTF uitsluitend de volgende activiteiten:
 

a)

productieve investeringen in kleine en middelgrote ondernemingen, daaronder begrepen micro-ondernemingen en startende ondernemingen — die leiden tot economische diversificatie, modernisering en reconversie;

 

b)

investeringen in de oprichting van nieuwe bedrijven, onder meer via bedrijfsincubatoren en adviesdiensten, die leiden tot het scheppen van banen;

 

c)

investeringen in onderzoek en innovatie, onder meer door universiteiten en openbare onderzoeksorganisaties, en ter bevordering van de overdracht van geavanceerde technologieën;

 

d)

investeringen in het gebruik van technologie, alsook in systemen en infrastructuur voor betaalbare schone energie, met inbegrip van technologieën voor energieopslag, en ter vermindering van broeikasgasemissies;

 

e)

investeringen in hernieuwbare energie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (17), met inbegrip van de daarin vastgestelde duurzaamheidscriteria, en in energie-efficiëntie, onder meer met het oog op het terugdringen van energiearmoede;

 

f)

investeringen in slimme en duurzame lokale mobiliteit, met inbegrip van het koolstofvrij maken van de lokale vervoerssector en de infrastructuur daarvan;

 

g)

herstel en modernisering van stadsverwarmingsnetten met het oog op de verbetering van de energie-efficiëntie van stadsverwarmingssystemen en investeringen in warmteproductie, op voorwaarde dat de voorzieningen voor warmteproductie uitsluitend door hernieuwbare energiebronnen worden gevoed;

 

h)

investeringen in digitalisering, digitale innovatie en digitale connectiviteit;

 

i)

investeringen in de regeneratie en decontaminatie van brownfieldsites en in bodemherstel, waar nodig met inbegrip van de noodzakelijke groene infrastructuur en herbestemmingsprojecten, rekening houdend met het beginsel “de vervuiler betaalt”;

 

j)

investeringen in de bevordering van de circulaire economie, onder meer door het voorkomen en verminderen van afval, efficiënt gebruik van hulpbronnen, hergebruik, herstel en recycling;

 

k)

bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden;

 

l)

begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken van een baan;

 

m)

actieve inclusie van werkzoekenden;

 

n)

technische bijstand;

 

o)

andere activiteiten op het gebied van onderwijs en sociale inclusie, met inbegrip van, in naar behoren gemotiveerde gevallen, investeringen in infrastructuur ten behoeve van opleidingscentra en kinder- en ouderenzorgvoorzieningen zoals aangegeven in territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie overeenkomstig artikel 11.

Daarnaast kan het JTF in gebieden die zijn aangewezen als steungebieden voor de toepassing van artikel 107, lid 3, punten a) en c), VWEU, steun verlenen voor productieve investeringen in andere ondernemingen dan kmo’s, op voorwaarde dat dergelijke investeringen zijn goedgekeurd als onderdeel van het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie op basis van de krachtens artikel 11, lid 2, punt h), van deze verordening, vereiste informatie. Dergelijke investeringen komen alleen voor steun in aanmerking indien zij noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie, indien zij bijdragen aan de transitie naar een klimaatneutrale economie van de Unie tegen 2050 en aan de verwezenlijking van daarmee verband houdende milieudoelstellingen, indien hun steun noodzakelijk is voor het scheppen van banen op het vastgestelde grondgebied, en indien zij niet leiden tot relocatie, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 27, van Verordening (EU) 2021/1060.

Het JTF kan ook steun verlenen voor investeringen ter vermindering van de broeikasgasemissies van de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG vermelde activiteiten, op voorwaarde dat dergelijke investeringen zijn goedgekeurd als onderdeel van het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie op basis van de krachtens artikel 11, lid 2, punt i), van deze verordening, vereiste informatie. Dergelijke investeringen komen alleen in aanmerking als ze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie.

Artikel 9

Uitsluiting van het toepassingsgebied van de steun

Het JTF verleent geen steun aan:

 

a)

de ontmanteling of de bouw van kerncentrales;

 

b)

de productie, de verwerking en de afzet van tabak en tabaksproducten;

 

c)

een onderneming in moeilijkheden, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 18, van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie (18), tenzij het verlenen van steun is toegestaan op grond van tijdelijke staatssteunregels die zijn vastgesteld om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke omstandigheden of in het kader van de-minimissteun ter ondersteuning van investeringen ter vermindering van de energiekosten in het kader van het energietransitieproces;

 

d)

investeringen met betrekking tot de productie, de verwerking, het vervoer, de distributie, de opslag of de verbranding van fossiele brandstoffen;

Artikel 10

Programmering van de JTF-middelen

  • 1. 
    De JTF-middelen worden geprogrammeerd voor de categorieën regio’s waar de betrokken gebieden zich bevinden, op basis van territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie die overeenkomstig artikel 11 zijn opgesteld en door de Commissie zijn goedgekeurd als onderdeel van een programma of een programmawijziging. De geprogrammeerde middelen bestaan uit een of meer specifieke programma’s of een of meer prioriteiten binnen een programma.

De Commissie keurt een programma of een wijziging daarvan alleen goed wanneer de vaststelling van de zwaarst door het transitieproces getroffen gebieden in het betrokken territoriale plan voor een rechtvaardige transitie naar behoren is gemotiveerd en het betrokken territoriale plan voor een rechtvaardige transitie consistent is met het geïntegreerde nationaal energie- en klimaatplan van de betreffende lidstaat.

  • 2. 
    Een prioriteit of prioriteiten van het JTF omvatten de JTF-middelen die bestaan uit de volledige of gedeeltelijke JTF-toewijzing voor de lidstaten en de overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/1060 overgedragen middelen. Het totaal van de naar de JTF-prioriteit overgedragen middelen van het EFRO en het ESF+ bedraagt niet meer dan driemaal het bedrag van steun uit het JTF voor die prioriteit, met uitzondering van de in artikel 4, lid 1, van deze verordening, bedoelde middelen.
  • 3. 
    Overeenkomstig artikel 112 van Verordening (EU) 2021/1060 mag het medefinancieringspercentage, dat van toepassing is op de regio waar zich het gebied of de gebieden bevindt of bevinden die overeenkomstig artikel 11 in de plannen voor een rechtvaardige transitie worden vermeld, voor de prioriteit of prioriteiten van het JTF niet hoger zijn dan:
 

a)

85 % voor de minder ontwikkelde regio’s;

 

b)

70 % voor de overgangsregio’s;

 

c)

50 % voor de meer ontwikkelde regio’s.

Artikel 11

Territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie

  • 1. 
    De lidstaten stellen samen met de betrokken plaatselijke en regionale autoriteiten van de betreffende gebieden en volgens het model in bijlage II een of meer territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie op voor een of meer met regio’s van NUTS-niveau 3 overeenkomende getroffen gebieden, of delen daarvan. Het betreft gebieden die het zwaarst getroffen zijn door de economische en sociale effecten van de transitie, met name wat betreft de verwachte aanpassing van werknemers of het verwachte banenverlies bij de productie en het gebruik van fossiele brandstoffen en de transformatiebehoeften van de productieprocessen van industriële installaties met de hoogste broeikasgasintensiteit.
  • 2. 
    Een territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie bevat de volgende elementen:
 

a)

een beschrijving van het transitieproces op nationaal niveau naar een klimaatneutrale economie, met inbegrip van een tijdschema voor de belangrijkste stappen in het transitieproces naar de 2030-streefcijfers voor klimaat en energie van de Unie en een klimaatneutrale economie van de Unie tegen 2050, die consistent zijn met de meest recente versie van het geïntegreerde nationaal energie- en klimaatplan;

 

b)

een motivering voor het vaststellen van de gebieden die het zwaarst door het in punt a) van dit lid bedoelde transitieproces worden getroffen en door het JTF moeten worden ondersteund overeenkomstig lid 1;

 

c)

een beoordeling van de transitieproblemen in de als zwaarst getroffen aangewezen gebieden, met inbegrip van de sociale, economische en milieueffecten van de transitie naar een klimaatneutrale economie van de Unie tegen 2050, waarbij het potentiële aantal getroffen banen en banenverlies, het risico van ontvolking, en de tegen 2030 te verwezenlijken ontwikkelingsbehoeften en doelstellingen worden vastgesteld met betrekking tot de transformatie of de stopzetting van broeikasgasintensieve activiteiten in die gebieden;

 

d)

een beschrijving van de bijdrage die de JTF-steun naar verwachting zal leveren tot het aanpakken van de sociale, demografische, economische, gezondheids- en milieueffecten van de transitie naar een klimaatneutrale economie van de Unie tegen 2050, waaronder de verwachte bijdrage aan het scheppen en behouden van banen;

 

e)

een beoordeling van de samenhang ervan met andere nationale, regionale of territoriale strategieën en plannen ter zake;

 

f)

een beschrijving van de governancemechanismen, die bestaan uit de partnerschapsregelingen, de geplande monitoring- en evaluatiemaatregelen en de verantwoordelijke instanties;

 

g)

een beschrijving van het soort voorgenomen concrete acties en de verwachte bijdrage ervan om het effect van de transitie te verzachten;

 

h)

wanneer steun dient te worden verleend voor productieve investeringen in andere ondernemingen dan kmo’s, een indicatieve lijst van te steunen concrete acties en ondernemingen en een motivering van de noodzaak van dergelijke steun op basis van een kloofanalyse waaruit blijkt dat het verwachte banenverlies zonder de investering groter zou zijn dan het verwachte aantal gecreëerde banen;

 

i)

wanneer steun dient te worden verleend voor investeringen ter vermindering van de broeikasgasemissies van activiteiten die zijn opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG, een lijst van de te ondersteunen concrete acties en een motivering dat ze bijdragen tot de transitie naar een klimaatneutrale economie en leiden tot een vermindering van de broeikasgasemissies die aanzienlijk verder gaat dan de betreffende benchmarks voor kosteloze toewijzing in het kader van Richtlijn 2003/87/EG, en mits deze concrete acties noodzakelijk zijn voor de bescherming van een aanzienlijk aantal banen;

 

j)

synergie en complementariteit met andere programma’s van de Unie ter zake om in de vastgestelde ontwikkelingsbehoeften te voorzien, en

 

k)

synergie en complementariteit met geplande steun uit de andere pijlers van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie.

  • 3. 
    Bij het opstellen en uitvoeren van territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie worden de betreffende partners overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2021/1060 en, zo nodig, de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds betrokken.
  • 4. 
    Territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie zijn consistent met de in artikel 29 van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde territoriale strategieën ter zake en de betreffende strategieën voor slimme specialisatie, de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de Europese pijler van sociale rechten.

Wanneer de actualisering van een geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan op grond van artikel 14 van Verordening (EU) 2018/1999 een herziening van een territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie vereist, wordt die herziening uitgevoerd als onderdeel van de tussentijdse evaluatie overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2021/1060.

  • 5. 
    Indien lidstaten voornemens zijn gebruik te maken van de mogelijkheid steun te ontvangen in het kader van de andere pijlers van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, worden in hun territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie de sectoren en thematische gebieden vermeld waarvoor steun in het kader van die pijlers wordt beoogd.

Artikel 12

Indicatoren

  • 1. 
    De in bijlage III vermelde gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren en, indien naar behoren gemotiveerd in het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie, programmaspecifieke output- en resultaatindicatoren worden gebruikt overeenkomstig artikel 16, lid 1, tweede alinea, punt a), artikel 22, lid 3, punt d), ii), en artikel 42, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2021/1060
  • 2. 
    Voor de outputindicatoren bedragen de uitgangswaarden nul. De intermediaire streefdoelen voor 2024 en de streefcijfers voor 2029 zijn cumulatief. De streefcijfers worden niet herzien nadat het op grond van artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060 ingediende verzoek tot wijziging van het programma door de Commissie is goedgekeurd.
  • 3. 
    Indien een JTF-prioriteit de in artikel 8, lid 2, punt k), l) of m), bedoelde activiteiten ondersteunt, worden gegevens over de indicatoren voor deelnemers alleen verstrekt, wanneer alle overeenkomstig bijlage III vereiste gegevens met betrekking tot die deelnemer beschikbaar zijn.

Artikel 13

Financiële correcties

Op basis van het onderzoek van het eindverslag over de prestaties van het programma kan de Commissie, wanneer voor een of meer outputindicatoren minder dan 65 % van het streefcijfer is gehaald, financiële correcties toepassen overeenkomstig artikel 104 van Verordening (EU) 2021/1060.

Financiële correcties staan in verhouding tot de prestaties en worden niet toegepast als de streefcijfers niet gehaald zijn als gevolg van sociaaleconomische of milieufactoren, ingrijpende veranderingen in de economische of milieuomstandigheden in de betrokken lidstaat, of in gevallen van overmacht met ernstige gevolgen voor de uitvoering van de prioriteiten in kwestie.

Artikel 14

Evaluatie

Uiterlijk op 30 juni 2025 evalueert de Commissie de uitvoering van het JTF met betrekking tot de specifieke doelstelling van artikel 2, rekening houdend met mogelijke wijzigingen in Verordening (EU) 2020/852 en de klimaatdoelstellingen van de Unie als vastgelegd in een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 401/2009 en (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”), en de ontwikkeling van de uitvoering van het investeringsplan voor een duurzaam Europa. Op basis daarvan dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, dat vergezeld kan gaan van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juni 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS

 

  • (4) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 18 mei 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 juni 2021.
  • (6) 
    Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (zie bladzijde 159 van dit Publicatieblad).
  • (7) 
    Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (zie bladzijde 60 van dit Publicatieblad).
  • (8) 
    Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (zie bladzijde 21 van dit Publicatieblad).
  • (9) 
    Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
  • Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).
  • Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
  • Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 166/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 1).
  • Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
  • Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).
 

BIJLAGE I

TOEWIJZINGEN AAN DE LIDSTATEN

 
 

Toewijzingen uit het herstelinstrument van de Europese Unie

Toewijzingen uit MFK-middelen

Totaal toewijzingen

Aandeel van de lidstaten in totaal

België

95

71

166

0,95 %

Bulgarije

673

505

1 178

6,73 %

Tsjechië

853

640

1 493

8,53 %

Denemarken

46

35

81

0,46 %

Duitsland

1 288

966

2 254

12,88 %

Estland

184

138

322

1,84 %

Ierland

44

33

77

0,44 %

Griekenland

431

324

755

4,31 %

Spanje

452

339

790

4,52 %

Frankrijk

535

402

937

5,35 %

Kroatië

97

72

169

0,97 %

Italië

535

401

937

5,35 %

Cyprus

53

39

92

0,53 %

Letland

100

75

174

1,00 %

Litouwen

142

107

249

1,42 %

Luxemburg

5

4

8

0,05 %

Hongarije

136

102

237

1,36 %

Malta

12

9

21

0,12 %

Nederland

324

243

567

3,24 %

Oostenrijk

71

53

124

0,71 %

Polen

2 000

1 500

3 500

20,00 %

Portugal

116

87

204

1,16 %

Roemenië

1 112

834

1 947

11,12 %

Slovenië

134

101

235

1,34 %

Slowakije

239

179

418

2,39 %

Finland

242

182

424

2,42 %

Zweden

81

61

142

0,81 %

EU-27

10 000

7 500

17 500

100,00 %

Toewijzingen in miljoen EUR, in prijzen van 2018 en vóór inhoudingen voor technische bijstand en administratieve uitgaven (door het naar boven of naar beneden afronden klopt het totaal mogelijk niet exact)

 

BIJLAGE II

MODEL VOOR TERRITORIALE PLANNEN VOOR EEN RECHTVAARDIGE TRANSITIE

1.   

Overzicht van het transitieproces en vaststelling van de zwaarst getroffen gebieden in de lidstaat

Tekstveld [12000]

Referentie: Artikel 11, lid 2, punt a)

 
 

1.1.

Overzicht van het verwachte transitieproces naar de 2030-streefcijfers voor klimaat en energie van de Unie en een klimaatneutrale economie van de Unie tegen 2050, in overeenstemming met de doelstellingen van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en andere bestaande transitie plannen, met inbegrip van een tijdschema voor het stopzetten of afbouwen van activiteiten als de winning van steenkool en bruinkool of de elektriciteitsproductie op basis van steenkool

Referentie: Artikel 11, lid 2, punt b)

 
 

1.2.

Vaststelling van de gebieden die naar verwachting het zwaarst zullen worden getroffen en motivering van deze keuze, met een overeenkomstige raming van de gevolgen voor de economie en de werkgelegenheid op basis van het overzicht in punt 1.1

Referentie: Artikel 6

 
 

1.3.

Vaststelling van de ultraperifere gebieden en eilanden met specifieke uitdagingen binnen de in afdeling 1.1 genoemde gebieden en van de specifieke bedragen die voor die gebieden zijn toegewezen, met de bijbehorende motivering

2.   

Beoordeling van de transitieproblemen voor elk van de vastgestelde gebieden

2.1.   

Beoordeling van de economische, sociale en territoriale gevolgen van de transitie naar een klimaatneutrale economie van de Unie tegen 2050

Referentie: Artikel 11, lid 2, punt c)

 

Tekstveld [12000]

 

Vaststelling van de getroffen economische activiteiten en industriële sectoren, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

 

krimpende sectoren, die naar verwachting hun met de transitie verband houdende activiteiten zullen stopzetten of aanzienlijk zullen afbouwen, met bijbehorend tijdschema;

 

sectoren die een transformatie ondergaan, waarvan de activiteiten, processen en productie naar verwachting een transformatie zullen ondergaan.

Voor elk van beide categorieën sectoren:

 

het verwachte banenverlies en de verwachte behoeften aan omscholing, rekening houdend met de prognoses voor de vaardigheidsbehoeften;

 

het potentieel aan economische diversificatie en de ontwikkelingskansen.

2.2.   

Ontwikkelingsbehoeften en -doelstellingen tegen 2030 met het oog op het bereiken van een klimaatneutrale economie van de Unie tegen 2050

Referentie: Artikel 11, lid 2, punt d)

 

Tekstveld [6000]

 

ontwikkelingsbehoeften om de problemen die met de transitie gepaard gaan, aan te pakken;

 

doelstellingen en verwachte resultaten van de uitvoering van de prioriteit van het JTF, waaronder de verwachte bijdrage aan het scheppen en behouden van banen.

2.3.   

Samenhang met andere nationale, regionale of territoriale strategieën en plannen ter zake

Referentie: Artikel 11, lid 2, punt e)

 

Tekstveld [6000]

 

strategieën voor slimme specialisatie;

 

territoriale strategieën als bedoeld in artikel 29 van Verordening (EU) 2021/…;

 

andere regionale of nationale ontwikkelingsplannen.

2.4.   

Soort voorgenomen concrete acties

Tekstveld [12000]

Referentie: Artikel 11, lid 2, punt g)

 

soort voorgenomen concrete acties en de verwachte bijdrage ervan om het effect van de transitie te verzachten.

Referentie: Artikel 11, lid 2, punt h)

 

Alleen invullen wanneer steun wordt verleend voor productieve investeringen in andere ondernemingen dan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s):

 

een indicatieve lijst van te ondersteunen concrete acties en ondernemingen en voor elk ervan een motivering van de noodzaak van dergelijke steun op basis van een kloofanalyse waaruit blijkt dat het verwachte banenverlies zonder de investering groter zou zijn dan het verwachte aantal gecreëerde banen.

Dit onderdeel bijwerken of invullen in het kader van de herziening van de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie, afhankelijk van het besluit dergelijke steun te verlenen.

Referentie: Artikel 11, lid 2, punt i);

 

Alleen invullen wanneer steun wordt verleend voor investeringen ter vermindering van de broeikasgasemissies van de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG vermelde activiteiten:

 

een lijst van de te ondersteunen concrete acties en een motivering dat deze bijdragen tot de transitie naar een klimaatneutrale economie en leiden tot een aanzienlijke vermindering van de broeikasgasemissies die aanzienlijk verder gaat dan de relevante benchmarks die zijn vastgesteld voor kosteloze toewijzing uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG, mits zij noodzakelijk zijn voor de bescherming van een aanzienlijk aantal banen.

Dit onderdeel bijwerken of invullen in het kader van de herziening van de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie, afhankelijk van het besluit dergelijke steun te verlenen.

Referentie: Artikel 11, lid 2, punt j)

 

synergie en complementariteit van de voorgenomen acties met andere relevante programma’s van de Unie in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” (ondersteuning van het transitieproces), andere financieringsinstrumenten (het Moderniseringsfonds van het emissiehandelssysteem van de EU) om in de vastgestelde ontwikkelingsbehoeften te voorzien.

Referentie: Artikel 11, lid 2, punt k), en artikel 11, lid 5

 

synergie en complementariteit met geplande steun uit de andere pijlers van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

 

sectoren en thematische gebieden waarvoor steun in het kader van de andere pijlers wordt beoogd

3.   

Governancemechanismen

Referentie: Artikel 11, lid 2, punt f)

 

Tekstveld [5000]

3.1.   

Partnerschap

regelingen voor de betrokkenheid van partners bij de opstelling, uitvoering, monitoring en evaluatie van het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie;

 

resultaten van openbare raadpleging

3.2.   

Monitoring en evaluatie

geplande monitoring- en evaluatiemaatregelen, met inbegrip van indicatoren voor het meten van de capaciteit van het plan om de doelstellingen te verwezenlijken

3.3.   

Coördinatie- en monitoringinstantie(s)

Instantie(s) die verantwoordelijk is (zijn) voor de coördinatie en de monitoring van de uitvoering van het plan en de rol daarvan

4.   

Programmaspecifieke output- of resultaatindicatoren

Referentie: Artikel 12, lid 1

 

Alleen invullen indien programmaspecifieke indicatoren worden beoogd:

 

motivering van de noodzaak van programmaspecifieke output- of resultaatindicatoren op basis van de voorgenomen soorten acties.

Tabel 1.

Outputindicatoren

 

Specifieke doelstelling

ID [5]

Indicator [255]

Meeteenheid

Intermediair streefdoel (2024)

Streefcijfer (2029)

           

Tabel 2.

Resultaatindicatoren

 

Specifieke doelstelling

ID [5]

Indicator [255]

Meeteenheid

Uitgangs- of referentiewaarde

Referentiejaar

Streefcijfer (2029)

Bron van gegevens [200]

Opmerkingen [200]

                 
 

BIJLAGE III

GEMEENSCHAPPELIJKE OUTPUTINDICATOREN EN GEMEENSCHAPPELIJKE RESULTAATINDICATOREN VOOR HET FONDS VOOR EEN RECHTVAARDIGE TRANSITIE (1)

 

Gemeenschappelijke outputindicatoren voor regionaal beleid (“RCO”) en gemeenschappelijke resultaatindicatoren voor regionaal beleid (“RCR”)

Output

Resultaten

RCO 01 – Ondersteunde ondernemingen (waarvan: micro-, klein, middelgroot, groot) (*1)

RCO 02 – Ondernemingen ondersteund door subsidies

RCO 03 – Ondernemingen ondersteund door financieringsinstrumenten

RCO 04 – Ondernemingen met niet-financiële steun

RCO 05 – Ondersteunde startende ondernemingen

RCO 07 - Onderzoeksorganisaties die deelnemen aan gezamenlijke onderzoeksprojecten

RCO 10 – Ondernemingen die samenwerken met onderzoeksorganisaties

RCO 121 – Ondernemingen die worden ondersteund om een vermindering van de broeikasgasemissies van de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG vermelde activiteiten te verwezenlijken

RCR 01 – Banen gecreëerd in ondersteunde entiteiten

RCR 102 – Onderzoeksbanen gecreëerd in ondersteunde entiteiten

RCR 02 – Particuliere investeringen voor gelijke delen als overheidssteun (waarvan: subsidies, financieringsinstrumenten) (*1)

RCR 03 – Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s/mkb’s) die product- of procesinnovatie

RCR 04 – Kmo’s/mkb’s die innovatie op het gebied van marketing of bedrijfsorganisatie introduceren

RCR 05 – Kmo’s/mkb’s die intern innoveren

RCR 06 – Ingediende octrooiaanvragen

RCR 29a – Geraamde broeikasgasemissies van de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG vermelde activiteiten in ondersteunde ondernemingen

RCO 13 – Waarde van digitale diensten, producten en processen die voor ondernemingen zijn ontwikkeld

RCR 11 – Gebruikers van nieuwe en verbeterde openbare digitale diensten, producten en processen

RCR 12 – Gebruikers van nieuwe en verbeterde digitale diensten, producten en processen die door ondernemingen zijn ontwikkeld

RCO 15 – Gecreëerde opstartcapaciteit

RCR 17 – nieuwe ondernemingen die op de markt overleven

RCR 18 – Kmo’s/mkb’s die na de opstart de diensten van starterscentra gebruiken

RCO 101 – Kmo’s/mkb’s die investeren in vaardigheden voor slimme specialisatie, industriële transitie en ondernemerschap

RCR 97 – Ondersteunde leerplaatsen in kmo’s/mkb’s

RCR 98 – Kmo/mkb-personeel dat een opleiding in vaardigheden voor slimme specialisatie, industriële transitie en ondernemerschap voltooit (naar type vaardigheid: technisch, management, ondernemerschap, groen, overig) (*1)

RCO 18 – Woningen met verbeterde energieprestatie

RCO 19 – Openbare gebouwen met verbeterde energieprestatie

RCO 20 – Nieuw aangelegde of verbeterde leidingen van de stadsverwarmings- en stadskoelingsnetten

RCO 104 – Aantal hoogrenderende warmtekrachtkoppelingseenheden

RCR 26 – Jaarlijks primair energieverbruik (waarvan: woningen, openbare gebouwen, ondernemingen, andere) (*1)

RCR 29 – Geraamde uitstoot van broeikasgassen

RCO 22 – Bijkomende productiecapaciteit voor hernieuwbare energie (waarvan: elektriciteit, thermisch) (*1)

RCR 31 – Totale geproduceerde hernieuwbare energie (waarvan: elektriciteit, thermisch) (*1)

RCR 32 – Extra operationeel vermogen geïnstalleerd voor hernieuwbare energie

RCO 34 – Bijkomende capaciteit voor afvalrecycling

RCO 107 – Investeringen in installaties voor gescheiden afvalinzameling

RCO 119 – Voor hergebruik voorbereid afval

RCR 47 – Gerecycleerd afval

RCR 48 – Gerecycleerd afval gebruikt als grondstof

RCO 36 – Groene infrastructuur die wordt ondersteund voor andere doeleinden dan klimaatadaptatie

RCO 38 – Oppervlakte van ondersteunde gesaneerde bodem

RCO 39 – Gebied bestreken door geïnstalleerde systemen voor monitoring van luchtverontreiniging

RCR 50 – Inwoners die profiteren van maatregelen voor luchtkwaliteit (*2)

RCR 52 – Gesaneerde bodem gebruikt voor groengebieden, sociale huisvesting, economisch of ander gebruik

RCO 55 – Lengte van nieuwe tram- en metrolijnen

RCO 56 – Lengte van heraangelegde of gemoderniseerde tram- en metrolijnen

RCO 57 – Capaciteit van milieuvriendelijk rollend materieel voor openbaar vervoer

RCO 58 – Ondersteunde specifieke fietsinfrastructuur

RCO 60 – Steden en gemeenten met nieuwe of gemoderniseerde gedigitaliseerde stadsvervoerssystemen

RCR 62 – Jaarlijks aantal gebruikers van nieuw of gemoderniseerd openbaar vervoer

RCR 63 – Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde tram- en metrolijnen

RCR 64 – Jaarlijks aantal gebruikers van specifieke fietsinfrastructuur

RCO 61 – Oppervlakte van nieuwe of gemoderniseerde faciliteiten voor diensten voor arbeidsvoorziening

RCR 65 – Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde faciliteiten voor diensten voor arbeidsvoorziening

RCO 66 – Klaslokaalcapaciteit van nieuwe of gemoderniseerde kinderopvangvoorzieningen

RCO 67 – Klaslokaalcapaciteit voor nieuwe of gemoderniseerde onderwijsvoorzieningen

RCR 70 – Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde kinderopvangvoorzieningen

RCR 71 – Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde onderwijsvoorzieningen

RCO 113 – Inwoners die vallen onder projecten in het kader van geïntegreerde acties voor sociaal-economische inclusie van gemarginaliseerde gemeenschappen, huishoudens met een laag inkomen en achterstandsgroepen (*2)

 

RCO 69 – Capaciteit van nieuwe of gemoderniseerde gezondheidszorgvoorzieningen

RCO 70 – Capaciteit van nieuwe of gemoderniseerde sociale-zorgvoorzieningen (andere dan huisvesting)

RCR 72 – Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde diensten voor digitale gezondheidszorg

RCR 73 – Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde gezondheidszorgvoorzieningen

RCR 74 – Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde sociale-zorgvoorzieningen

Gemeenschappelijke directe outputindicatoren (EECO) en gemeenschappelijke directe resultaatsindicatoren (EECR) voor deelnemers (2) ,  (3)

Output

Resultaten

EECO 01 – werklozen, onder wie langdurig werklozen (*2)

EECO 02 – langdurig werklozen (*2)

EECO 03 – inactieven (*2)

EECO 04 – werkenden, onder wie zelfstandigen (*2)

EECO 05 – aantal kinderen jonger dan 18 jaar (*2)

EECO 06 – jongeren tussen 18 en 29 jaar (*2)

EECO 07 – aantal deelnemers van 55 jaar en ouder (*2)

EECO 08 – met lager secundair onderwijs of minder (ISCED 0-2) (*2)

EECO 09 – met hoger middelbaar (ISCED 3) of postsecundair onderwijs (ISCED 4) (*2)

EECO 10 – met hoger onderwijs (ISCED 5 tot en met 8) (*2)

EECO 11 – totaal aantal deelnemers (4)

EECR 01 – deelnemers die na de deelname op zoek gaan naar werk (*2)

EECR 02 – deelnemers die na de deelname onderwijs of opleiding volgen (*2)

EECR 03 – deelnemers die na de deelname een kwalificatie behalen (*2)

EECR 04 – deelnemers die na de deelname aan het werk zijn, met inbegrip van werk als zelfstandige (*2)

 

  • (1) 
    Omwille van de presentatie zijn de indicatoren gegroepeerd zodat zij gemakkelijker kunnen worden vergeleken met de indicatoren die in andere fondsspecifieke verordeningen zijn opgenomen.

(*1)  Uitsplitsing wordt alleen gevraagd voor rapportage, niet voor programmering.

(*2)  De gerapporteerde gegevens zijn persoonsgegevens overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

  • (2) 
    Alle output- en resultaatindicatoren met betrekking tot de deelnemers moeten worden gerapporteerd.
  • (3) 
    Alle persoonsgegevens moeten worden uitgesplitst naar geslacht (man/vrouw — non-binaire personen, overeenkomstig het nationale recht).

Indien bepaalde resultaten niet mogelijk zijn, hoeven de gegevens voor deze resultaten niet te worden verzameld of gerapporteerd.

In voorkomend geval kunnen gemeenschappelijke outputindicatoren worden gerapporteerd op basis van de doelgroep van de concrete actie.

Wanneer gegevens uit registers of equivalente bronnen worden verzameld, kunnen de lidstaten nationale definities gebruiken.

  • (4) 
    Deze indicator moet automatisch worden berekend op basis van de gemeenschappelijke outputindicatoren met betrekking tot de arbeidssituatie.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.