Richtlijn 2021/2101 - Wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren

1.

Wettekst

1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/1

 

RICHTLIJN (EU) 2021/2101 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 november 2021

tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 50, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Transparantie is van essentieel belang voor een goede werking van de interne markt. In haar mededelingen van 27 oktober 2015, met als titel “Het werkprogramma van de Commissie voor 2016 — Tijd voor verandering”, en van 16 december 2014, met als titel “Het werkprogramma van de Commissie voor 2015 — Een nieuwe start”, heeft de Commissie de noodzaak om tegemoet te komen aan de roep van de burgers van de Unie om rechtvaardigheid en transparantie en de noodzaak voor de Unie om zich als mondiaal rolmodel op te stellen, als prioriteit aangeduid. Het is van essentieel belang dat er bij inspanningen om de transparantie te vergroten sprake is van wederkerigheid tussen concurrenten.

 

(2)

Het Europees Parlement drong in zijn resolutie van 26 maart 2019 (3) aan op een ambitieuze openbare verslaglegging per land als middel om de transparantie van ondernemingen te vergroten en het openbaar toezicht te verbeteren. Parallel met de Raadswerkzaamheden ter bestrijding van ontwijking van vennootschapsbelasting, moet er meer openbaar toezicht komen op de vennootschapsbelasting die betaald wordt door multinationale ondernemingen die actief zijn binnen de Unie, om ervoor te zorgen dat zij zich transparanter en verantwoordelijker opstellen en daarmee bijdragen aan het welzijn van onze samenleving. Dergelijk toezicht is eveneens noodzakelijk voor een beter onderbouwd publiek debat over met name de mate waarin bepaalde in de Unie opererende multinationale ondernemingen de belastingwetgeving naleven, en over de gevolgen van het naleven van de belastingwetgeving voor de reële economie. Ook het algemeen economisch belang zou zijn gebaat bij gemeenschappelijke regels inzake vennootschapsbelastingstechnische transparantie, en wel doordat die regels in de hele Unie gelijkwaardige waarborgen ter bescherming van investeerders, schuldeisers en andere derden in het algemeen bieden, en aldus helpen het vertrouwen van de burgers van de Unie in de billijkheid van de nationale belastingstelsels terug te winnen. Dit openbaar toezicht kan worden bereikt door middel van een verslag inzake informatie over de winstbelasting, ongeacht waar de uiteindelijke moederonderneming van de multinationale groep gevestigd is.

 

(3)

Openbare verslaglegging per land vormt een doeltreffend en passend instrument om de transparantie met betrekking tot de activiteiten van multinationale ondernemingen te vergroten en het publiek in staat te stellen het effect van deze activiteiten op de reële economie te beoordelen. Ook stelt het aandeelhouders beter in staat de door ondernemingen genomen risico’s naar behoren te evalueren, zorgt het ervoor dat investeringsstrategieën worden gebaseerd op nauwkeurige informatie en geeft het besluitvormers meer mogelijkheden om de doeltreffendheid en de effecten van nationale wetgeving te beoordelen. Het openbaar toezicht moet worden uitgeoefend zonder het investeringsklimaat in de Unie of het concurrentievermogen van ondernemingen van de Unie, kleine en middelgrote ondernemingen als bepaald in Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) inbegrepen, te benadelen.

 

(4)

Openbare verslaglegging per land zou naar verwachting ook positieve gevolgen hebben voor het recht van werknemers op informatie en raadpleging, zoals bedoeld in Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) en, doordat er meer kennis over de activiteiten van ondernemingen beschikbaar wordt, voor de kwaliteit van de dialoog binnen ondernemingen.

 

(5)

Naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad van 22 mei 2013 werd in Richtlijn 2013/34/EU een evaluatieclausule ingevoegd. Bij die evaluatieclausule werd de Commissie opgedragen de mogelijkheid te onderzoeken om voor grote ondernemingen in andere bedrijfssectoren de verplichting in te voeren om jaarlijks een verslaglegging per land op te stellen, rekening houdend met de ontwikkelingen in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en met de resultaten van aanverwante Europese initiatieven.

 

(6)

De Unie heeft openbare verslaglegging per land al ingevoerd in de bankensector door Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (6), alsmede in de winningsindustrie en in de houtkap door Richtlijn 2013/34/EU.

 

(7)

Met de door deze richtlijn vastgestelde invoering van openbare verslaglegging per land is de Unie een wereldleider geworden als het om het bevorderen van financiële transparantie en transparantie van het bedrijfsleven gaat.

 

(8)

Transparantere financiële verslaglegging zal gunstig zijn voor iedereen, want het maatschappelijk middenveld zal zo nauwer betrokken raken, werknemers zullen beter worden geïnformeerd en beleggers zullen minder risicomijdend worden. Bovendien zullen ondernemingen profiteren van betere relaties met belanghebbende partijen, wat dankzij een duidelijker risicoprofiel en een betere reputatie op zijn beurt leiden zal tot grotere stabiliteit en een gemakkelijkere toegang tot financiering.

 

(9)

In haar mededeling van 25 oktober 2011, met als titel “Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen”, heeft de Commissie maatschappelijk verantwoord ondernemen gedefinieerd als de verantwoordelijkheid die ondernemingen dragen voor de effecten van hun activiteiten op de samenleving. Maatschappelijk verantwoord ondernemen moet door ondernemingen worden aangestuurd. De overheid kan een ondersteunende rol spelen door middel van een slimme mix van vrijwillige beleidsmaatregelen en, waar nodig, aanvullende regelgeving. Ondernemingen kunnen verder gaan dan loutere naleving van de wet en maatschappelijk verantwoord gaan ondernemen door sociale, ecologische, ethische, consument- of mensenrechtengerelateerde aspecten te integreren in hun bedrijfsstrategie en -activiteiten.

 

(10)

Het publiek moet zicht kunnen krijgen op alle activiteiten van een groep ondernemingen indien zij bepaalde soorten entiteiten heeft die in de Unie zijn gevestigd. Ingeval een groep uitsluitend via dochterondernemingen of bijkantoren activiteiten binnen de Unie uitoefent, moeten die dochterondernemingen en bijkantoren het verslag van de uiteindelijke moederonderneming openbaar en toegankelijk maken. Indien die informatie of dat verslag niet beschikbaar is of de uiteindelijke moederonderneming de dochterondernemingen of bijkantoren niet alle vereiste informatie verstrekt, stellen die dochterondernemingen en bijkantoren een verslag op, dat zij toegankelijk maken, met daarin alle informatie over de winstbelasting waarover zij beschikken, c.q. die zij verkregen of verworven hebben, en een verklaring dat hun uiteindelijke moederonderneming niet de benodigde informatie beschikbaar heeft gesteld. Echter, om redenen van evenredigheid en doeltreffendheid moet de verplichting om het verslag inzake de winstbelasting te publiceren en toegankelijk te maken beperkt blijven tot middelgrote en grote in de Unie gevestigde dochterondernemingen en tot in de Unie opgerichte bijkantoren van een vergelijkbare grootte. Het toepassingsgebied van Richtlijn 2013/34/EU moet daarom worden uitgebreid tot bijkantoren die in een lidstaat zijn opgericht door een onderneming die buiten de Unie is gevestigd onder een rechtsvorm die vergelijkbaar is met de ondernemingsvormen in de lijst van bijlage I bij Richtlijn 2013/34/EU. Bijkantoren die gesloten zijn als bedoeld in artikel 37, punt k), van Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad (7), moeten niet langer onder de verslagleggingsverplichtingen van onderhavige richtlijn vallen.

 

(11)

Multinationale groepen en, in voorkomend geval, bepaalde op zichzelf staande ondernemingen moeten een verslag inzake informatie over de winstbelasting openbaar maken indien hun inkomsten, gemeten naar de geconsolideerde inkomsten van de groep of de inkomsten van de op zichzelf staande onderneming, over twee opeenvolgende boekjaren een bepaalde omvang overschrijden. Anderzijds dient deze verplichting te eindigen ingeval die inkomsten over een periode van twee opeenvolgende boekjaren het relevante bedrag niet langer overschrijden. In dergelijke gevallen dient de multinationale groep of de op zichzelf staande onderneming nog verplicht te zijn te rapporteren over het eerste boekjaar volgend op het laatste boekjaar waarin haar inkomsten het relevante bedrag nog overschreden. De multinationale groep of de op zichzelf staande onderneming dient opnieuw aan de verslagleggingsverplichtingen te worden onderworpen zodra haar inkomsten het relevante bedrag opnieuw over een periode van twee opeenvolgende boekjaren overschrijden. Gezien de brede waaier aan stelsels voor financiële verslaglegging waaraan financiële overzichten kunnen voldoen, moet “inkomsten” voor het bepalen van het toepassingsgebied dezelfde betekenis hebben als “netto-omzet” voor ondernemingen die onder het recht van een lidstaat vallen en moeten zij worden begrepen conform het nationale stelsel voor financiële verslaglegging van die lidstaat. Artikel 43, lid 2, punt c), van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad (8) en artikel 66, lid 2, van Richtlijn 91/674/EEG van de Raad (9) bevatten definities voor het bepalen van de netto-omzet van respectievelijk een kredietinstelling en een verzekeringsonderneming. Voor andere ondernemingen moeten de inkomsten worden beoordeeld volgens het stelsel voor financiële verslaglegging op basis waarvan hun financiële overzichten worden opgesteld. Voor de inhoud van het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet echter een andere definitie van “inkomsten” van toepassing zijn.

 

(12)

Om dubbele verslaglegging voor de banksector te voorkomen, moeten de uiteindelijke moederondernemingen en de op zichzelf staande ondernemingen die onder Richtlijn 2013/36/EU vallen en die in hun verslag overeenkomstig artikel 89 van die richtlijn melding maken van al hun activiteiten en, in voorkomend geval, van alle activiteiten van hun verbonden ondernemingen die in hun geconsolideerde financiële overzichten zijn opgenomen, met inbegrip van activiteiten die niet onder de bepalingen in deel drie, titel I, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10) vallen, van de verslagleggingsvereisten in deze richtlijn worden vrijgesteld.

 

(13)

Het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet, indien van toepassing, een lijst bevatten van alle dochterondernemingen, met betrekking tot het desbetreffende boekjaar, die zijn gevestigd in de Unie of in fiscale jurisdicties die zijn opgenomen in bijlage I en, indien van toepassing, in bijlage II bij de toepasselijke versie van de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet coöperatief zijn op belastinggebied. Om te voorkomen dat er administratieve lasten ontstaan, moet de uiteindelijke moederonderneming kunnen uitgaan van de lijst van dochterondernemingen de ondernemingen die in de geconsolideerde financiële overzichten van de uiteindelijke moederonderneming zijn opgenomen. Het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet ook informatie verstrekken over alle activiteiten van de verbonden ondernemingen van de groep, geconsolideerd in de financiële overzichten van de uiteindelijke moederonderneming, of, afhankelijk van de omstandigheden, over alle activiteiten van de op zichzelf staande onderneming. De informatie moet beperkt zijn tot wat nodig is om daadwerkelijk openbaar toezicht mogelijk te maken, zodat de openbaarmaking geen aanleiding geeft tot disproportionele risico’s of nadelen voor de betrokken ondernemingen wat betreft concurrentievermogen of verkeerde interpretaties. Het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet uiterlijk twaalf maanden na de balansdatum toegankelijk worden gemaakt. Eventuele kortere termijnen voor de publicatie van financiële overzichten mogen niet van toepassing zijn op het verslag inzake informatie over de winstbelasting. De door deze richtlijn ingevoerde bepalingen doen geen afbreuk aan de bepalingen van Richtlijn 2013/34/EU in verband met jaarlijkse financiële overzichten en geconsolideerde financiële overzichten.

 

(14)

Om te voorkomen dat er administratieve lasten ontstaan, moeten ondernemingen het recht hebben om de informatie op te stellen volgens de verslagleggingsinstructies in bijlage III, afdeling III, delen B en C, bij Richtlijn 2011/16/EU van de Raad (11) wanneer zij overeenkomstig deze richtlijn een verslag inzake informatie over de winstbelasting opstellen. Het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet vermelden welk verslagleggingstelsel is gevolgd. Het verslag inzake informatie over de winstbelasting zou daarnaast een algemene commentaar met uitleg kunnen bevatten voor het geval er op groepsniveau aanzienlijke discrepanties bestaan tussen de bedragen van toerekenbare belastingen en van de betaalde belastingen, rekening houdend met de overeenkomstige bedragen in vorige boekjaren.

 

(15)

Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de gegevens vergelijkbaar zijn. Met het oog daarop moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een gemeenschappelijk model en formaten voor elektronische verslaglegging vast te stellen — die machineleesbaar moeten zijn — voor het opstellen van het verslag inzake informatie over de winstbelasting krachtens deze richtlijn. Bij het vaststellen van dat gemeenschappelijk model en die formaten voor verslaglegging moet de Commissie rekening houden met de vooruitgang die is geboekt op het gebied van digitalisering en toegankelijkheid van door ondernemingen bekendgemaakte informatie, vooral wat betreft de ontwikkeling van het centraal Europees toegangspunt, zoals voorgesteld in haar mededeling van 24 september 2020 met titel als “Een kapitaalmarktenunie ten dienste van mensen en ondernemingen — Een nieuw actieplan”. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12).

 

(16)

Om ervoor te zorgen dat burgers over voldoende gedetailleerde informatie beschikken om in staat te zijn beter te beoordelen in hoeverre multinationale ondernemingen in de lidstaten tot het welzijn van de samenleving bijdragen, moet de informatie naar lidstaat worden uitgesplitst. Daarnaast moet de informatie over de activiteiten van multinationale ondernemingen ook gedetailleerde informatie bevatten over fiscale jurisdicties in derde landen die specifieke uitdagingen opleveren. Voor alle andere activiteiten in derde landen moet de informatie worden verstrekt op geaggregeerde basis, tenzij de onderneming meer gedetailleerde cijfers wil presenteren.

 

(17)

Voor bepaalde fiscale jurisdicties moet sterk in detail worden getreden. In het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet informatie steeds afzonderlijk worden bekendgemaakt voor elke jurisdictie die is opgenomen in de bijlagen bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet coöperatief zijn op belastinggebied (13), en de latere bijwerkingen daarvan die tweemaal per jaar specifiek worden goedgekeurd, doorgaans in februari en oktober, en in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt. Bijlage I bij deze conclusies van de Raad bevat de “EU-lijst van jurisdicties die niet coöperatief zijn op belastinggebied” en bijlage II de “Stand van zaken van de samenwerking met de EU in verband met de gedane toezeggingen van coöperatieve jurisdicties inzake de toepassing van de beginselen van goed fiscaal bestuur”. Wat bijlage I betreft, moet rekening worden gehouden met de jurisdicties die op 1 maart van het boekjaar waarover het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet worden opgesteld, zijn opgenomen in de lijst. Wat bijlage II betreft, moet rekening worden gehouden met de jurisdicties die op 1 maart van het boekjaar waarover het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet worden opgesteld en op 1 maart van het voorgaande boekjaar in die bijlage zijn vermeld.

 

(18)

Onmiddellijke openbaarmaking van de gegevens die in het verslag inzake informatie over de winstbelasting moeten worden opgenomen, kan in bepaalde gevallen bijzonder nadelig zijn voor de handelspositie van een onderneming. Daarom zouden de lidstaten ondernemingen moeten kunnen toestaan de openbaarmaking van specifieke gegevens een beperkt aantal jaren uit te stellen, mits zij dat uitstel duidelijk meedelen en motiveren in het verslag, en hun motivering documenteren. De door ondernemingen weggelaten informatie moet in een later verslag openbaar worden gemaakt. Informatie in verband met fiscale jurisdicties die zijn opgenomen in de bijlagen I en II bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied mag nooit worden weggelaten.

 

(19)

Om de transparantie en de verantwoordelijkheid van vennootschappen ten opzichte van investeerders, schuldeisers, andere derden en het grote publiek te versterken en passende governance te garanderen, moeten de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van de uiteindelijke moederonderneming of van de op zichzelf staande onderneming die in de Unie is gevestigd en die verplicht is het verslag inzake informatie over de winstbelasting op te stellen, te publiceren en toegankelijk te maken, collectief verantwoordelijk zijn voor de naleving van de verslagleggingsverplichtingen uit hoofde van deze richtlijn. Aangezien de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van dochterondernemingen die in de Unie zijn gevestigd en waarover een buiten de Unie gevestigde uiteindelijke moederonderneming zeggenschap uitoefent, of de persoon (personen) die voor bijkantoren met de openbaarmakingsformaliteiten is (zijn) belast, mogelijk maar over een beperkte kennis beschikt (beschikken) van de inhoud van het door de uiteindelijke moederonderneming opgestelde verslag inzake informatie over de winstbelasting of mogelijk slechts beperkt in staat is (zijn) die informatie of dat verslag van de uiteindelijke moederonderneming te verkrijgen, dient het tot de verantwoordelijkheid van deze leden of deze personen te behoren er naar beste kennis en vermogen op toe te zien dat het verslag inzake informatie over de winstbelasting van de uiteindelijke moederonderneming of de op zichzelf staande onderneming opgesteld en openbaar gemaakt wordt op een wijze die strookt met deze richtlijn, of dat de dochteronderneming of het bijkantoor alle beschikbare, verkregen of verworven informatie overeenkomstig deze richtlijn heeft opgesteld, bekendgemaakt en toegankelijk gemaakt. Indien de informatie of het verslag onvolledig is, dient het tot de verantwoordelijkheid van deze leden of deze personen te behoren een verklaring bekend te maken dat de uiteindelijke moederonderneming of de op zichzelf staande onderneming niet de nodige informatie beschikbaar heeft gesteld.

 

(20)

Om ervoor te zorgen dat het publiek weet heeft van de reikwijdte en de naleving van de door onderhavige richtlijn in Richtlijn 2013/34/EU ingevoegde verslagleggingsverplichtingen, moeten de lidstaten voorschrijven dat de wettelijke auditoren en de wettelijke auditkantoren aangeven of een onderneming verplicht was een verslag inzake informatie over de winstbelasting te publiceren, en zo ja, of dit verslag werd gepubliceerd.

 

(21)

De verplichtingen voor de lidstaten om in sancties te voorzien en alle nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat die sancties worden gehandhaafd krachtens Richtlijn 2013/34/EU, geldt voor inbreuken op de op grond van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen inzake de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren.

 

(22)

Met deze richtlijn wordt beoogd de transparantie van vennootschappen en de transparantie van en het openbaar toezicht op informatie over de winstbelasting van vennootschappen te vergroten door het bestaande wettelijke kader betreffende de verplichtingen voor vennootschappen en ondernemingen met betrekking tot de publicatie van verslagen aan te passen om de belangen zowel van deelnemers als van derden te beschermen in de zin van artikel 50, lid 2, punt g) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Zoals het Hof van Justitie met name heeft geoordeeld in zaak C-97/96, Verband deutscher Daihatsu-Händler (14), spreekt artikel 50, lid 2, punt g), VWEU van de bescherming van de belangen van “derden” in het algemeen, zonder daarbij onderscheid te maken of bepaalde categorieën uit te zonderen. De term “derden” heeft dus niet alleen betrekking op investeerders en schuldeisers maar bestrijkt ook andere belanghebbende derden, onder wie concurrenten en het grote publiek. Bovendien kan het verwezenlijken van de vrijheid van vestiging, een taak die artikel 50, lid 1, VWEU in zeer ruime bewoordingen aan de instellingen toevertrouwt, niet door artikel 50, lid 2, VWEU worden ingeperkt. Aangezien deze richtlijn alleen verplichtingen om verslagen inzake informatie over de winstbelasting te publiceren betreft, en niet over de harmonisatie van belastingen gaat, vormt artikel 50, lid 1, VWEU de juiste rechtsgrondslag.

 

(23)

Om ervoor te zorgen dat de interne markt ten volle functioneert en er voor multinationale ondernemingen van de Unie en die van derde landen een gelijk speelveld bestaat, moet de Commissie blijven zoeken naar mogelijkheden voor meer rechtvaardigheid en fiscale transparantie. Met name moet de Commissie binnen het kader van de evaluatieclausule nagaan of, onder meer, volledige splitsing deze richtlijn doeltreffender zou maken.

 

(24)

Daar de doelstelling van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

 

(25)

Deze richtlijn komt tegemoet aan de bezorgdheid die belanghebbende partijen hebben uitgesproken in verband met de noodzaak om iets te doen aan verstoringen op de interne markt zonder afbreuk te doen aan het concurrentievermogen van de Unie. Zij mag geen onnodige administratieve lasten voor ondernemingen veroorzaken. In het kader van deze richtlijn staat de omvang van de openbaar te maken informatie in het algemeen in verhouding tot de doelstellingen van grotere bedrijfstransparantie en meer openbaar toezicht. Deze richtlijn eerbiedigt derhalve de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

 

(26)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

 

(27)

Richtlijn 2013/34/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2013/34/EU

Richtlijn 2013/34/EU wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In artikel 1 wordt het volgende lid ingevoegd:

“1 bis.   De coördinatiemaatregelen die in de artikelen 48 bis tot en met 48 sexies en artikel 51 worden voorgeschreven, zijn ook van toepassing op de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten met betrekking tot bijkantoren die in een lidstaat zijn opgericht door een onderneming die niet onder het recht van een lidstaat valt, maar een rechtsvorm heeft die vergelijkbaar is met een van de in bijlage I genoemde ondernemingsvormen. Artikel 2 is van toepassing op deze bijkantoren voor zover de artikelen 48 bis tot en met 48 sexies en artikel 51 van toepassing zijn op dergelijke bijkantoren.”.

 

2)

Na artikel 48 wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd:

“HOOFDSTUK 10 BIS

VERSLAG INZAKE INFORMATIE OVER DE WINSTBELASTING

Artikel 48 bis

Definities betreffende de verslaglegging inzake informatie over de winstbelasting

  • 1. 
    Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
 

1)

“uiteindelijke moederonderneming”: een onderneming die de geconsolideerde financiële overzichten opstelt van het grootste geheel van ondernemingen;

 

2)

“geconsolideerde financiële overzichten”: de door een moederonderneming van een groep opgestelde financiële overzichten waarin de activa, de passiva, het eigen vermogen, de baten en de lasten worden gepresenteerd als die van één economische eenheid;

 

3)

“fiscale jurisdictie”: een jurisdictie van een staat of van een niet-staat die fiscale autonomie heeft wat de vennootschapsbelasting betreft;

 

4)

“op zichzelf staande onderneming”: onderneming die geen deel uitmaakt van een groep als gedefinieerd in artikel 2, punt 11.

  • 2. 
    Voor de toepassing van artikel 48 ter van deze richtlijn heeft “inkomsten” dezelfde betekenis als:
 

a)

“netto-omzet”, voor ondernemingen die onder het recht van een lidstaat vallen die de op basis van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vastgestelde internationale standaarden voor jaarrekeningen niet toepassen, of

 

b)

“inkomsten” als gedefinieerd door of in de zin van het stelsel voor financiële verslaglegging op basis waarvan de financiële overzichten worden opgesteld, voor andere ondernemingen.

Artikel 48 ter

Ondernemingen en bijkantoren die een verslag inzake informatie over de winstbelasting moeten opstellen

  • 1. 
    De lidstaten verplichten de onder hun nationaal recht vallende uiteindelijke moederondernemingen waarvan de totale geconsolideerde inkomsten op hun balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens hun geconsolideerde financiële overzichten meer bedroegen dan 750 000 000 EUR, om met betrekking tot het laatste van deze twee opeenvolgende boekjaren een verslag inzake informatie over de winstbelasting op te stellen, te publiceren en toegankelijk te maken.

De lidstaten bepalen dat een uiteindelijke moederonderneming niet langer aan in de eerste alinea bedoelde verslagleggingsverplichtingen onderworpen is wanneer de totale geconsolideerde inkomsten op haar balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens haar geconsolideerde financiële overzichten minder dan 750 000 000 EUR bedroegen.

De lidstaten verplichten de onder hun nationaal recht vallende op zichzelf staande ondernemingen waarvan de totale inkomsten op hun balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens hun jaarlijkse financiële overzichten meer bedroegen dan 750 000 000 EUR, om met betrekking tot het laatste van de meest recente twee opeenvolgende boekjaren een verslag inzake informatie over de winstbelasting op te stellen, te publiceren en toegankelijk te maken.

De lidstaten bepalen dat een op zichzelf staande onderneming niet langer aan in de derde alinea bedoelde verslagleggingsverplichtingen onderworpen is wanneer de totale inkomsten op haar balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens haar financiële overzichten minder dan 750 000 000 EUR bedroegen.

  • 2. 
    De lidstaten bepalen dat de regel in lid 1 niet van toepassing is op op zichzelf staande ondernemingen of uiteindelijke moederondernemingen en hun verbonden ondernemingen indien die ondernemingen, inclusief hun bijkantoren, zijn gevestigd of een vaste inrichting of permanente bedrijfsactiviteit hebben op het grondgebied van één enkele lidstaat en in geen enkel andere fiscale jurisdictie.
  • 3. 
    De lidstaten bepalen dat de regel in lid 1 van dit artikel niet van toepassing is op op zichzelf staande ondernemingen en uiteindelijke moederondernemingen indien die ondernemingen of hun verbonden ondernemingen, overeenkomstig artikel 89 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (*1), een verslag openbaar maken dat informatie bevat over al hun activiteiten en, in het geval van uiteindelijke moederondernemingen, over alle activiteiten van alle verbonden ondernemingen die in de geconsolideerde financiële overzichten zijn opgenomen.
  • 4. 
    De lidstaten verplichten respectievelijk in artikel 3, leden 3 en 4, bedoelde middelgrote en grote dochterondernemingen die onder hun nationaal recht vallen en onder zeggenschap staan van een uiteindelijke moederonderneming die niet onder het recht van een lidstaat valt en waarvan de totale geconsolideerde inkomsten op haar balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens haar geconsolideerde financiële overzichten meer bedroegen dan 750 000 000 EUR, om met betrekking tot het laatste van die meest recente twee opeenvolgende boekjaren een verslag inzake informatie over de winstbelasting betreffende die uiteindelijke moederonderneming te publiceren en toegankelijk te maken.

Indien die informatie of dat verslag niet beschikbaar is, verzoekt de dochteronderneming haar uiteindelijke moederonderneming om alle informatie te verstrekken die zij nodig heeft om zich van haar verplichtingen uit hoofde van de eerste alinea te kwijten. Indien de uiteindelijke moederonderneming niet alle vereiste informatie verstrekt, zorgt de dochteronderneming voor het opstellen, de publicatie en de toegankelijkheid van een verslag inzake informatie over de winstbelasting, dat alle informatie bevat waarover zij beschikt c.q. die zij verkregen of verworven heeft, en een verklaring dat haar uiteindelijke moederonderneming de nodige informatie niet beschikbaar heeft gesteld.

De lidstaten bepalen dat middelgrote en grote dochterondernemingen niet langer aan de in dit lid beschreven verslagleggingsverplichtingen onderworpen zijn wanneer de totale geconsolideerde inkomsten van de uiteindelijke moederonderneming op haar balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens haar geconsolideerde financiële overzichten minder dan 750 000 000 EUR bedroegen.

  • 5. 
    De lidstaten verplichten bijkantoren die op hun grondgebied zijn opgericht door niet onder het recht van een lidstaat vallende ondernemingen, om met betrekking tot het laatste van de meest recente twee opeenvolgende boekjaren een verslag inzake informatie over de winstbelasting betreffende de uiteindelijke moederonderneming of de in de zesde alinea, punt a), bedoelde op zichzelf staande onderneming bedoeld in de zesde alinea, punt a), te publiceren en toegankelijk te maken.

Indien die informatie of dat verslag niet beschikbaar is, verzoekt (verzoeken) de persoon (personen) die is (zijn) belast met de in artikel 48 sexies, lid 2, bedoelde openbaarmakingsformaliteiten de uiteindelijke moederonderneming of de in de zesde alinea, punt a), van dit lid bedoelde op zichzelf staande onderneming om alle informatie die hij (zij) nodig heeft (hebben) om zich van zijn (hun) verplichtingen te kwijten.

Indien niet alle vereiste informatie wordt verstrekt, zorgt het bijkantoor voor het opstellen, de publicatie en de toegankelijkheid van een verslag inzake informatie over de winstbelasting, dat alle informatie bevat waarover het beschikt c.q. die het verworven of verkregen heeft, en een verklaring om aan te geven dat de uiteindelijke moederonderneming of de op zichzelf staande onderneming de nodige informatie niet beschikbaar heeft gesteld.

De lidstaten bepalen dat de in dit lid beschreven verslagleggingsverplichtingen alleen van toepassing zijn op bijkantoren met een netto-omzet die in elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren de op grond van artikel 3, lid 2, omgezette drempelwaarde heeft overschreden.

De lidstaten bepalen dat een bijkantoor dat onderworpen is aan de in dit lid bedoelde verslagleggingsverplichtingen niet langer aan deze verplichtingen is onderworpen, wanneer zijn netto-omzet in elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren minder dan de op grond van artikel 3, lid 2, omgezette drempelwaarde bedroeg.

De lidstaten bepalen dat de regels van dit lid alleen van toepassing zijn op een bijkantoor indien aan de volgende criteria is voldaan:

 

a)

de onderneming die het bijkantoor heeft opgericht, is hetzij een verbonden onderneming van een groep waarvan de uiteindelijke moederonderneming niet onder het recht van een lidstaat valt en waarvan de totale geconsolideerde inkomsten op haar balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens haar geconsolideerde financiële overzichten meer bedroegen dan 750 000 000 EUR, hetzij een op zichzelf staande onderneming waarvan de totale inkomsten op haar balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens haar financiële overzichten meer bedroegen dan 750 000 000 EUR, en

 

b)

de in punt a) van deze alinea bedoelde uiteindelijke moederonderneming heeft geen middelgrote of grote dochteronderneming als bedoeld in lid 4.

De lidstaten bepalen dat een bijkantoor niet langer aan de in dit lid bedoelde verslagleggingsverplichtingen is onderworpen wanneer gedurende twee opeenvolgende boekjaren niet langer aan het in punt a) bepaalde criterium wordt voldaan.

  • 6. 
    De lidstaten passen de regels van de leden 4 en 5 van dit artikel niet toe indien een niet onder het recht van een lidstaat vallende uiteindelijke moederonderneming of op zichzelf staande onderneming een verslag inzake informatie over de winstbelasting heeft opgesteld op een wijze die strookt met artikel 48 quater, en aan de volgende criteria is voldaan:
 

a)

het verslag wordt gratis, in een elektronische, machineleesbare vorm voor het publiek toegankelijk gemaakt:

 

i)

op de website van die uiteindelijke moederonderneming of die op zichzelf staande onderneming;

 

ii)

in ten minste een van de officiële talen van de Unie;

 

iii)

niet later dan twaalf maanden na de balansdatum van het boekjaar waarover het verslag wordt opgesteld, en

 

b)

het verslag vermeldt de naam en het hoofdkantoor van een enkele onder het recht van een lidstaat vallende dochteronderneming of de naam en het adres van een enkel onder het recht van een lidstaat vallend bijkantoor die, respectievelijk dat, overeenkomstig artikel 48 quinquies, lid 1, een verslag heeft gepubliceerd.

  • 7. 
    De lidstaten schrijven voor dat dochterondernemingen of bijkantoren die niet onder de bepalingen van de leden 4 en 5 van dit artikel vallen, een verslag inzake informatie over de winstbelasting publiceren en toegankelijk maken indien die dochterondernemingen of bijkantoren slechts dienen om de verslagleggingsverplichtingen in dit hoofdstuk te omzeilen.

Artikel 48 quater

Inhoud van het verslag inzake informatie over de winstbelasting

  • 1. 
    Het uit hoofde van artikel 48 ter vereiste verslag inzake informatie over de winstbelasting omvat informatie over alle activiteiten van de op zichzelf staande onderneming of uiteindelijke moederonderneming, inclusief de activiteiten van alle verbonden ondernemingen die in de financiële overzichten van het betrokken boekjaar zijn geconsolideerd.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde informatie omvat:
 

a)

de naam van de uiteindelijke moederonderneming of de op zichzelf staande onderneming, het betrokken boekjaar, de voor het opstellen van het verslag gebruikte munteenheid en, indien van toepassing, de lijst van alle dochterondernemingen die in de geconsolideerde financieel overzichten van de uiteindelijke moederonderneming zijn opgenomen, met betrekking tot het desbetreffende boekjaar, gevestigd in de Unie of in fiscale jurisdicties die zijn opgenomen in de bijlagen I en II bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied;

 

b)

een korte beschrijving van de aard van haar activiteiten;

 

c)

het aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdequivalenten;

 

d)

inkomsten, die worden berekend als:

 

i)

de som van de netto-omzet, overige bedrijfsopbrengsten, opbrengsten uit deelnemingen, exclusief van verbonden ondernemingen ontvangen dividenden, opbrengsten uit andere effecten en vorderingen die tot de vaste activa behoren, overige rentebaten en soortgelijke opbrengsten, als genoemd in de bijlagen V en VI bij deze richtlijn, of

 

ii)

de inkomsten als gedefinieerd door het stelsel voor financiële verslaglegging op basis waarvan de financiële overzichten worden opgesteld, exclusief waardecorrecties en van verbonden ondernemingen ontvangen dividenden;

 

e)

het bedrag van de winst of het verlies vóór winstbelasting;

 

f)

het bedrag van de toerekenbare winstbelasting tijdens het betrokken boekjaar, te berekenen als de belastinglasten van het lopende jaar die in de betrokken fiscale jurisdictie zijn erkend met betrekking tot de belastbare winsten of verliezen van het boekjaar door ondernemingen en bijkantoren;

 

g)

het bedrag van de winstbelasting betaald op kasmiddelenbasis, te berekenen als het bedrag van de winstbelasting die ondernemingen en bijkantoren in de betrokken fiscale jurisdictie tijdens het betrokken boekjaar hebben betaald, en

 

h)

het bedrag van de gecumuleerde winst aan het eind van het betrokken boekjaar.

Voor de toepassing van punt d) omvatten de inkomsten transacties met verbonden partijen.

Voor de toepassing van punt f) hebben de belastinglasten van het lopende jaar alleen betrekking op de activiteiten van een onderneming in het relevante boekjaar en omvatten deze geen uitgestelde belastingen of voorzieningen voor onzekere belastingverplichtingen.

Voor de toepassing van punt g) omvatten de betaalde belastingen de door andere ondernemingen betaalde bronbelastingen in verband met betalingen aan ondernemingen en bijkantoren binnen een groep.

Voor de toepassing van punt h) wordt onder gecumuleerde winst de som verstaan van de winsten van voorgaande boekjaren en het betrokken boekjaar, over de uitkering waarvan nog geen beslissing is genomen. Wat betreft bijkantoren is de gecumuleerde winst de winst van de onderneming die het bijkantoor heeft opgericht.

  • 3. 
    De lidstaten staan toe dat de in lid 2 van dit artikel opgesomde informatie wordt gerapporteerd op basis van de verslagleggingsinstructies bedoeld in afdeling III, delen B en C, van bijlage III bij Richtlijn 2011/16/EU van de Raad (*2).
  • 4. 
    De in de leden 2 en 3 van dit artikel genoemde informatie wordt gepresenteerd aan de hand van een gemeenschappelijk model en machineleesbare formaten voor elektronische verslaglegging. De Commissie stelt dat gemeenschappelijk model en die formaten voor elektronische verslaglegging vast door middel van uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
  • 5. 
    Het verslag inzake informatie over de winstbelasting geeft de in lid 2 of lid 3 bedoelde informatie voor elke lidstaat afzonderlijk weer. Indien een lidstaat meerdere fiscale jurisdicties omvat, wordt de informatie op het niveau van de lidstaat geaggregeerd.

Het verslag inzake informatie over de winstbelasting geeft ook de in lid 2 of lid 3 van dit artikel genoemde informatie afzonderlijk weer voor elke fiscale jurisdictie die op 1 maart van het boekjaar waarover het verslag wordt opgesteld, is opgenomen in bijlage I bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied, en verstrekt deze informatie afzonderlijk voor elke fiscale jurisdictie die, op 1 maart van het boekjaar waarover het verslag wordt opgesteld en op 1 maart van het voorgaande boekjaar is opgenomen in bijlage II bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied.

Het verslag inzake informatie over de winstbelasting geeft ook de in lid 2 of lid 3 bedoelde informatie voor andere fiscale jurisdicties op geaggregeerde basis weer.

De informatie wordt aan elke betrokken fiscale jurisdictie toegewezen op basis van vestiging, het bestaan van een vaste inrichting of permanente bedrijfsactiviteiten die, vanwege de activiteiten van de groep of de op zichzelf staande onderneming, in die fiscale jurisdictie onderworpen kunnen zijn aan winstbelastingen.

Indien de activiteiten van meerdere verbonden ondernemingen binnen één fiscale jurisdictie aan winstbelasting onderworpen kunnen zijn, is de aan die fiscale jurisdictie toegewezen informatie de som van de informatie over die activiteiten van elke verbonden onderneming en hun bijkantoren in die fiscale jurisdictie.

Informatie over een bepaalde activiteit wordt niet gelijktijdig aan meer dan één fiscale jurisdictie toegewezen.

  • 6. 
    De lidstaten kunnen toestaan dat een of meer specifieke gegevens die anderszins overeenkomstig lid 2 of lid 3 openbaar moeten worden gemaakt, tijdelijk uit het verslag worden weggelaten indien de openbaarmaking ervan bijzonder nadelig zou zijn voor de handelspositie van de ondernemingen waarop het verslag betrekking heeft. Alle weglatingen worden in het verslag duidelijk aangegeven, met een terdege gemotiveerde uitleg over de redenen daarvoor.

De lidstaten zorgen ervoor dat alle op grond van de eerste alinea weggelaten informatie maximaal vijf jaar na de datum van de oorspronkelijke weglating openbaar wordt gemaakt in een later verslag inzake informatie over de winstbelasting.

De lidstaten zorgen ervoor dat in lid 5 van dit artikel bedoelde informatie in verband met fiscale jurisdicties die zijn opgenomen in de bijlagen I en II bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied nooit mag worden weggelaten.

  • 7. 
    Het verslag inzake informatie over de winstbelasting kan, waar toepasselijk op groepsniveau, een algemene commentaar met uitleg bevatten voor eventuele materiële discrepanties tussen de overeenkomstig lid 2, punten f) en g), openbaar gemaakte bedragen, in voorkomend geval rekening houdend met de overeenkomstige bedragen in vorige boekjaren.
  • 8. 
    De in het verslag inzake informatie over de winstbelasting gebruikte munteenheid is de munteenheid waarin de geconsolideerde financiële overzichten van de uiteindelijke moederonderneming of de jaarlijkse financiële overzichten van de op zichzelf staande onderneming worden gepresenteerd. De lidstaten mogen niet eisen dat dit verslag in een andere munteenheid wordt gepubliceerd dan de munteenheid die in de financiële overzichten wordt gebruikt.

In het geval vermeld in artikel 48 ter, lid 4, tweede alinea, is de in het verslag inzake informatie over de winstbelasting gebruikte munteenheid evenwel die waarin de dochteronderneming haar jaarlijkse financiële overzichten publiceert.

  • 9. 
    Lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd mogen de drempel van 750 000 000 EUR in de nationale munteenheid omzetten. Bij die omzetting passen die lidstaten de wisselkoers toe die op 21 december 2021 in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt. Die lidstaten mogen de drempel met maximaal 5 % vermeerderen of verminderen om ronde bedragen in de nationale munteenheid te verkrijgen.

De in artikel 48 ter, leden 4 en 5, genoemde drempelwaarden worden omgezet in een bedrag van dezelfde waarde in de nationale munteenheid van de betrokken derde landen door toepassing van de wisselkoers op 21 december 2021, afgerond op het dichtstbijzijnde duizendtal.

  • 10. 
    Het verslag inzake informatie over de winstbelasting vermeldt of het overeenkomstig lid 2 dan wel overeenkomstig lid 3 van dit artikel is opgesteld.

Artikel 48 quinquies

Publicatie en toegankelijkheid

  • 1. 
    Het verslag inzake informatie over de winstbelasting en de verklaring die zijn bedoeld in artikel 48 ter van deze richtlijn, worden gepubliceerd binnen twaalf maanden na de balansdatum van het boekjaar waarover het verslag wordt opgesteld als voorgeschreven bij elke lidstaat overeenkomstig de artikelen 14 tot en met 28 van Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad (*3) en, in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn (EU) 2017/1132.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat het verslag inzake informatie over de winstbelasting en de verklaring die overeenkomstig lid 1 van dit artikel door de ondernemingen worden gepubliceerd, in ten minste een van de officiële talen van de Unie gratis en uiterlijk twaalf maanden na de balansdatum van het boekjaar waarover het verslag wordt opgesteld, toegankelijk worden gemaakt voor het publiek, op de website van:
 

a)

de onderneming indien artikel 48 ter, lid 1, van toepassing is;

 

b)

de dochteronderneming of een verbonden onderneming indien artikel 48 ter, lid 4, van toepassing is, of

 

c)

het bijkantoor, de onderneming die het bijkantoor heeft opgericht of een verbonden onderneming indien artikel 48 ter, lid 5, van toepassing is.

  • 3. 
    De lidstaten mogen ondernemingen vrijstellen van de toepassing van de regels in lid 2 van dit artikel indien het overeenkomstig lid 1 van dit artikel gepubliceerde verslag inzake informatie over de winstbelasting gelijktijdig gratis voor iedere binnen de Unie gevestigde derde in een machineleesbaar formaat voor elektronische verslaglegging toegankelijk wordt gemaakt op de website van het in artikel 16 van Richtlijn (EU) 2017/1132 bedoelde register. De website van de in lid 2 van dit artikel bedoelde ondernemingen en bijkantoren bevat informatie over die vrijstelling en een verwijzing naar de website van het betrokken register.
  • 4. 
    Het in artikel 48 ter, leden 1, 4, 5, 6 en 7, bedoelde verslag, en in voorkomend geval, de in leden 4 en 5 van dat artikel bedoelde verklaring, blijven minstens vijf opeenvolgende jaren toegankelijk op de betrokken website.

Artikel 48 sexies

Verantwoordelijkheid voor het opstellen, publiceren en toegankelijk maken van het verslag inzake informatie over de winstbelasting

  • 1. 
    De lidstaten bepalen dat de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van de in artikel 48 ter, lid 1, bedoelde uiteindelijke moederondernemingen of op zichzelf staande ondernemingen, handelend binnen de hun krachtens het nationaal recht toegewezen bevoegdheden, collectief verantwoordelijk zijn om ervoor te zorgen dat het verslag inzake informatie over de winstbelasting wordt opgesteld, gepubliceerd en toegankelijk gemaakt overeenkomstig de artikelen 48 ter, 48 quater en 48 quinquies.
  • 2. 
    De lidstaten bepalen dat de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van de in artikel 48 ter, lid 4, van deze richtlijn bedoelde dochterondernemingen en de persoon (personen) die is (zijn) aangewezen voor het vervullen van de in artikel 41 van Richtlijn (EU) 2017/1132 bedoelde openbaarmakingsformaliteiten voor de bijkantoren als bedoeld in artikel 48 ter, lid 5, van deze richtlijn, handelend binnen de hun krachtens het nationaal recht toegewezen bevoegdheden, collectief verantwoordelijk zijn om er naar hun beste weten en vermogen voor te zorgen dat het verslag inzake informatie over de winstbelasting wordt opgesteld op een wijze die, naargelang het geval, strookt met of in overeenstemming is met artikelen 48 ter en 48 quater, en dat het wordt gepubliceerd en toegankelijk gemaakt overeenkomstig artikel 48 quinquies.

Artikel 48 septies

Verklaring van de wettelijke auditor

De lidstaten schrijven voor dat, indien de financiële overzichten van een onder het recht van een lidstaat vallende onderneming moeten worden gecontroleerd door een of meer wettelijke auditors of auditkantoren, in het auditverslag wordt aangegeven of de onderneming, met betrekking tot het boekjaar dat voorafging aan het boekjaar waarover de te controleren financiële overzichten zijn opgesteld, uit hoofde van artikel 48 ter verplicht was een verslag inzake informatie over de winstbelasting te publiceren en zo ja, of het verslag in overeenstemming met artikel 48 quinquies is gepubliceerd.

Artikel 48 octies

Aanvangsdatum voor de verslaglegging inzake informatie over de winstbelasting

De lidstaten zorgen ervoor dat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen tot omzetting van de artikelen 48 bis tot en met 48 septies van toepassing zijn uiterlijk vanaf de aanvangsdatum van het eerste boekjaar dat op of na 22 juni 2024 van start gaat.

Artikel 48 nonies

Evaluatieclausule

Uiterlijk op 22 juni 2027 dient de Commissie een verslag in over de naleving, en het effect, van de verslagleggingsverplichtingen beschreven in de artikelen 48 bis tot en met 48 septies, en, rekening houdend met de situatie op OESO-niveau, de noodzaak om afdoende transparantie te waarborgen en de noodzaak om een concurrerend klimaat voor ondernemingen en particuliere investeringen te behouden en te waarborgen, evalueert en beoordeelt zij met name of de verplichting tot verslaglegging inzake informatie over de winstbelasting als beschreven in artikel 48 ter moet worden uitgebreid naar grote ondernemingen en grote groepen, als omschreven in artikel 3, lid 4 respectievelijk lid 7, en of de bij artikel 48 quater vastgestelde inhoud van het verslag inzake informatie over de winstbelasting met aanvullende gegevens moet worden uitgebreid. In dat verslag beoordeelt de Commissie ook het effect van de presentatie van de fiscale informatie op geaggregeerde basis voor fiscale jurisdicties in derde landen, als bepaald in artikel 48 quater, lid 5, en van de tijdelijke weglating van gegevens, als bepaald in artikel 48 quater, lid 6, op de doeltreffendheid van deze richtlijn.

De Commissie brengt hierover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

(*1)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338)."

(*2)  Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1)."

(*3)  Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).”."

 

3)

In artikel 49 wordt het volgende lid ingevoegd:

“3 bis.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (*4).

(*4)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.”."

Artikel 2

Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 22 juni 2023 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 24 november 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    LOGAR
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 27 maart 2019 (PB C 108 van 26.3.2021, blz. 623) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 28 september 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 11 november 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (4) 
    Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
  • (5) 
    Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap (PB L 80 van 23.3.2002, blz. 29).
  • (6) 
    Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
  • (7) 
    Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).
  • (8) 
    Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1).
  • (9) 
    Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen (PB L 374 van 31.12.1991, blz. 7).
  • Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
  • Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • Arrest van het Hof van Justitie van 4 december 1997, Verband deutscher Daihatsu-Händler, C-97/96, ECLI:EU:C:1997:581.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.