Verordening 2021/2116 - Financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

1.

Wettekst

6.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 435/187

 

VERORDENING (EU) 2021/2116 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 2 december 2021

inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, en artikel 322, lid 1, punt a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Rekenkamer (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (3),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (4),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In de mededeling van de Commissie van 29 november 2017 met als titel “De toekomst van voeding en landbouw” wordt geconcludeerd dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) nog sterker moet gaan inspelen op toekomstige uitdagingen en kansen door het bevorderen van werkgelegenheid, groei en investeringen, door de strijd tegen en de aanpassing aan klimaatverandering en door het brengen van onderzoek en innovatie van de laboratoria naar het veld en de markt. Voorts moet het GLB tegemoetkomen aan de zorgen en wensen van burgers inzake een duurzame landbouwproductie.

 

(2)

Krachtens artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moet bij de uitvoering van het GLB rekening worden gehouden met de doelstellingen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties, met inbegrip van de verplichtingen van de Unie inzake matiging van de klimaatverandering en ontwikkelingssamenwerking.

 

(3)

Het huidige nalevingsgestuurde uitvoeringsmodel van het GLB moet zodanig worden aangepast dat een grotere nadruk komt te liggen op resultaten en prestaties. In het kader daarvan moet de Unie de basisbeleidsdoelstellingen, interventietypen en basisvereisten van de Unie vaststellen terwijl de lidstaten meer verantwoordelijkheid moeten dragen voor en meer verantwoording moeten afleggen over de wijze waarop zij aan die doelstellingen voldoen. Bijgevolg moet worden gezorgd voor een grotere subsidiariteit en flexibiliteit zodat beter rekening kan worden gehouden met de lokale omstandigheden en behoeften. Daarom moeten de lidstaten in het nieuwe GLB-uitvoeringsmodel de verantwoordelijkheid krijgen om hun GLB-interventies toe te spitsen op hun specifieke behoeften en de basisvereisten van de Unie zodat ze maximaal kunnen bijdragen aan de GLB-doelstellingen van de Unie. Om te blijven zorgen voor een gemeenschappelijke aanpak en een gelijk speelveld, moeten de lidstaten ook het nalevings- en controlekader voor begunstigden opzetten en uitwerken, dat onder meer de naleving van standaarden voor goede landbouw- en milieucondities en uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen betreft.

 

(4)

Het GLB omvat interventies en maatregelen die in veel gevallen onder de in titel III van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad (5) bedoelde strategische GLB-plannen vallen. Andere volgen nog de traditionele nalevingslogica. Het is van belang dat financiering wordt verstrekt voor alle interventies en maatregelen die bijdragen tot de verwezenlijking van de GLB-doelstellingen. Omdat die beide maatregelen en interventies bepaalde elementen gemeen hebben, moet de financiering ervan worden geregeld in hetzelfde samenstel van bepalingen. Waar nodig, moeten deze bepalingen echter in een verschillende behandeling voorzien. Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) bevat voorschriften voor twee Europese landbouwfondsen, namelijk het Europees landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo). Die twee fondsen moeten in deze verordening in stand worden gehouden. Gezien de reikwijdte van de huidige GLB-hervorming moet Verordening (EU) nr. 1306/2013 worden vervangen.

 

(5)

De bepalingen van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (7) (“het Financieel Reglement”), en met name die welke betrekking hebben op het gedeeld beheer met de lidstaten, de werking van geaccrediteerde instanties en de begrotingsbeginselen, moeten gelden voor de interventies en maatregelen in deze verordening.

 

(6)

Om tussen de lidstaten de praktijken inzake de toepassing van de overmachtsclausule te harmoniseren, moet deze verordening, waar nodig, voorzien in vrijstellingen van de GLB-regels voor gevallen van overmacht en uitzonderlijke omstandigheden en in een niet-uitputtende lijst van mogelijke, door de nationale bevoegde autoriteiten te erkennen gevallen van overmacht en uitzonderlijke omstandigheden. De nationale bevoegde autoriteiten moeten hun besluiten inzake overmacht of uitzonderlijke omstandigheden per geval nemen op basis van relevant bewijsmateriaal.

 

(7)

Voorts moet deze verordening voorzien in vrijstellingen van de GLB-regels voor gevallen van overmacht en uitzonderlijke omstandigheden, zoals in geval van extreme weersomstandigheden waarbij het bedrijf van de begunstigde dermate ernstige schade wordt toegebracht dat deze vergelijkbaar is met de schade ten gevolge van een ernstige natuurramp.

 

(8)

De GLB-uitgaven, met inbegrip van de uitgaven voor interventies van het strategisch GLB-plan in het kader van titel III van Verordening (EU) 2021/2115, moeten hetzij rechtstreeks via het ELGF en het Elfpo hetzij in het kader van gedeeld beheer met de lidstaten worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie (“de Uniebegroting”). De soorten uitgaven die uit deze twee fondsen kunnen worden gefinancierd, moeten worden gespecificeerd.

 

(9)

Om de in artikel 39 VWEU vastgelegde doelstellingen van het GLB te kunnen verwezenlijken en om te voldoen aan het principe van gedeeld beheer waarin artikel 63 van het Financieel Reglement voorziet, moeten de lidstaten de nodige governancesystemen opzetten. Daarom moeten in deze verordening voorschriften worden vastgesteld voor het aanwijzen van de governance-instanties, te weten de bevoegde autoriteit, het betaalorgaan, de coördinerende instantie en de certificerende instantie.

 

(10)

Er moet een regeling komen voor de accreditatie door de lidstaten van betaalorganen, voor het aanwijzen en accrediteren van coördinerende instanties, voor de instelling van de procedures voor het verkrijgen van de beheersverklaringen, de jaarlijkse documenten inzake de financiële goedkeuring, een jaarlijkse samenvatting van de definitieve auditverslagen en de jaarlijkse prestatieverslagen, en voor het verkrijgen van de certificering van de beheers- en monitoringsystemen, van de rapportagesystemen en de certificering van de jaarrekeningen door onafhankelijke instanties. Voor de transparantie van het systeem van op nationaal niveau te verrichten controles, vooral wat de autorisatie-, validerings- en betalingsprocedures betreft, en voor een vermindering van de administratieve en de auditdruk voor de Commissie en voor de lidstaten wanneer elk afzonderlijk betaalorgaan moet worden geaccrediteerd, moet voorts het aantal diensten en instanties waaraan die taken worden gedelegeerd, worden beperkt, zulks met inachtneming van de grondwettelijke bepalingen van elke lidstaat. Wanneer in het constitutionele kader van een lidstaat ook regio’s zijn opgenomen, moet die lidstaat de mogelijkheid hebben onder bepaalde voorwaarden regionale betaalorganen te accrediteren.

 

(11)

Een lidstaat die meer dan één betaalorgaan accrediteert, moet één publieke coördinerende instantie aanwijzen die voor consistentie in het beheer van het ELGF en het Elfpo moet zorgen, als schakel tussen de Commissie en de verschillende geaccrediteerde betaalorganen moet fungeren en ervoor moet zorgen dat de gegevens die de Commissie vraagt over de verrichtingen van de diverse betaalorganen, vlot worden verstrekt. Die coördinerende instantie moet daarnaast acties ondernemen en coördineren om tekortkomingen van algemene aard die op nationaal vlak worden ondervonden, op te lossen, moet de Commissie op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen ter zake, en moet zorgen voor een geharmoniseerde toepassing van de regels van de Unie, rekening houdend met alle beperkingen die voortvloeien uit de bestaande grondwettelijke bepalingen.

 

(12)

Het betrekken van door de lidstaten geaccrediteerde betaalorganen is in het nieuwe GLB-uitvoeringsmodel een belangrijke voorwaarde om een redelijke zekerheid te verkrijgen dat de doelstellingen en streefcijfers van de desbetreffende strategische GLB-plannen worden gehaald met de interventies die uit de Uniebegroting worden gefinancierd. Daarom moet in deze verordening uitdrukkelijk worden bepaald dat alleen uitgaven van geaccrediteerde betaalorganen vergoed mogen worden uit de Uniebegroting. Daarnaast moet tegenover de uitgaven die de Unie financiert voor de in Verordening (EU) 2021/2115 genoemde interventies, een corresponderende output staan die voldoet aan de basisvereisten van de Unie en de governancesystemen.

 

(13)

Om een overzicht te hebben van de publieke en particuliere certificerende instanties en actuele informatie over de actieve certificerende instanties te verkrijgen, moet de Commissie informatie van de lidstaten ontvangen en een geactualiseerd register van die instanties bijhouden. Om ervoor te zorgen dat ook het Europees Parlement over accurate en actuele informatie beschikt, is het nodig dat de Commissie de lijst van aangewezen certificerende instanties jaarlijks aan het Europees Parlement doet toekomen.

 

(14)

In het kader van de naleving van de begrotingsdiscipline moet het jaarlijkse maximum voor de door het ELGF gefinancierde uitgaven worden bepaald door uit te gaan van de maximumbedragen die voor het ELGF zijn vastgesteld in het meerjarig financieel kader in Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (8).

 

(15)

In het kader van de begrotingsdiscipline is het tevens noodzakelijk dat het jaarlijkse maximum van de uit het ELGF gefinancierde uitgaven onder alle omstandigheden en in elk stadium van de begrotingsprocedure en van de uitvoering van de begroting in acht wordt genomen. Derhalve moet het nationale maximum voor de rechtstreekse betalingen per lidstaat als vermeld in Verordening (EU) 2021/2115, worden beschouwd als financieel maximum voor dergelijke rechtstreekse betalingen voor de betrokken lidstaat en moeten de vergoedingen van deze betalingen binnen dat financiële maximum blijven.

 

(16)

Om ervoor te zorgen dat de bedragen ter financiering van het GLB binnen de jaarlijkse maxima blijven, moet het mechanisme van financiële discipline dat voorziet in aanpassing van de hoogte van de rechtstreekse steun, worden gehandhaafd. Ter ondersteuning van de landbouwsector in het geval van marktontwikkelingen of crisissituaties die de landbouwproductie of -distributie treffen, moet er een landbouwreserve blijven bestaan. In artikel 12, lid 2, punt d), van het Financieel Reglement is bepaald dat niet-vastgelegde kredieten uitsluitend naar het volgende begrotingsjaar mogen worden overgedragen, in de zin van artikel 9 van het Financieel Reglement (“begrotingsjaar”). Om de uitvoering voor begunstigden en nationale instanties aanzienlijk te vergemakkelijken, is voor ongebruikte bedragen van de in het jaar 2022 aan te leggen reserve voor crises in de landbouwsector een doorrolmechanisme nodig. Daartoe is een afwijking van artikel 12, lid 2, punt d), van het Financieel Reglement nodig, waardoor niet-vastgelegde kredieten van de landbouwreserve naar volgende begrotingsjaren kunnen worden overgedragen voor de financiering van de landbouwreserve in die volgende begrotingsjaren tot en met het jaar 2027. Voorts is er voor het begrotingsjaar 2022 een afwijking nodig aangezien het totale ongebruikte bedrag van de reserve voor crises in de landbouwsector dat aan het eind van het begrotingsjaar 2022 beschikbaar is, moet worden overgedragen naar het desbetreffende begrotingsonderdeel van de krachtens deze verordening opgerichte nieuwe landbouwreserve voor het begrotingsjaar 2023 zonder dat het volledig terugvloeit naar de begrotingsonderdelen voor de interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen in het kader van het strategisch GLB-plan. Om de in het begrotingsjaar 2023 aan landbouwers te vergoeden bedragen te maximaliseren, moeten alle andere onder het ELGF-submaximum voor het begrotingsjaar 2023 beschikbare middelen, zoals vastgesteld in Verordening (EU, Euratom) 2020/2093, echter eerst worden gebruikt voor het aanleggen van de nieuwe landbouwreserve in het begrotingsjaar 2023.

 

(17)

Om een buitensporige administratieve druk op de nationale instanties en landbouwers te voorkomen, om de procedures zoveel mogelijk te vereenvoudigen en om steunaanvragen minder ingewikkeld te maken, mag er geen terugbetaling van de uit het voorgaande landbouwbegrotingsjaar overgedragen bedragen van de financiële discipline plaatsvinden wanneer voor een tweede opeenvolgende jaar (jaar N+1) financiële discipline wordt toegepast dan wel wanneer het totale bedrag van de niet-vastgelegde kredieten minder dan 0,2 % van het jaarlijkse ELGF-maximum is.

 

(18)

De maatregelen die worden genomen om de financiële bijdrage uit het ELGF en het Elfpo te bepalen met betrekking tot de berekening van de financiële maxima, laten de bevoegdheden van de in het VWEU aangewezen begrotingsautoriteit onverlet. Die maatregelen moeten derhalve zijn gebaseerd op de financiële enveloppes die zijn vastgesteld overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (9).

 

(19)

De begrotingsdiscipline vereist ook een voortdurend onderzoek van de begrotingssituatie op middellange termijn. De Commissie moet het Europees Parlement en de Raad, indien nodig, passende maatregelen voorstellen die ervoor zorgen dat de lidstaten de maxima van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 in acht nemen. Bovendien moet de Commissie te allen tijde haar beheersbevoegdheden ten volle gebruiken om de inachtneming van het jaarlijkse maximum te waarborgen, en moet zij het Europees Parlement en de Raad, dan wel enkel de Raad, naargelang van het geval, zo nodig passende maatregelen voorstellen om de begrotingssituatie te corrigeren. Indien aan het einde van een begrotingsjaar het jaarlijkse maximum als gevolg van de door de lidstaten gevraagde vergoedingen niet in acht kan worden genomen, moet de Commissie maatregelen kunnen nemen om de beschikbare bedragen voorlopig over de lidstaten te verdelen naar evenredigheid van hun nog hangende vergoedingsverzoeken, alsook maatregelen die de naleving van het voor het betrokken jaar vastgestelde maximum waarborgen. Betalingen voor het betrokken jaar moeten dan ten laste komen van het volgende begrotingsjaar, en het totale Uniefinancieringsbedrag per lidstaat alsook de aan de lidstaten verschuldigde verrekeningen moeten definitief worden vastgesteld, om ervoor te zorgen dat het vastgestelde bedrag in acht wordt genomen.

 

(20)

Bij de uitvoering van de begroting moet de Commissie een maandelijks systeem voor vroegtijdige waarschuwing en monitoring voor de landbouwuitgaven toepassen zodat zij bij een dreigende overschrijding van het jaarlijkse maximum zo snel mogelijk kan ingrijpen in het kader van haar beheersbevoegdheden en, als de eerdere maatregelen niet afdoende blijken, andere maatregelen kan voorstellen. In een periodiek verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad moet de ontwikkeling van de tot dan toe verrichte uitgaven worden vergeleken met de profielen en moet een inschatting worden gemaakt van de voor de rest van het begrotingsjaar te verwachten uitvoering van de begroting.

 

(21)

Wat betreft het ELGF, moet de Commissie de lidstaten de financiële middelen ter dekking van de uitgaven van de geaccrediteerde betaalorganen verstrekken in de vorm van vergoedingen op basis van de boeking van de door deze betaalorganen verrichte uitgaven. In afwachting van die vergoedingen in de vorm van maandelijkse betalingen, moeten de lidstaten de nodige middelen verstrekken naargelang van de behoeften van hun geaccrediteerde betaalorganen. In deze verordening moet uitdrukkelijk worden vastgesteld dat de administratieve en personeelskosten die de lidstaten en de bij de uitvoering van het GLB betrokken begunstigden maken, voor rekening van die lidstaten en begunstigden zijn.

 

(22)

Om de Commissie te voorzien van de middelen om met name a) de landbouwmarkten te beheren, b) de monitoring van de landbouwuitgaven te vergemakkelijken en c) de agrarische hulpbronnen op middellange en lange termijn te monitoren, inclusief met betrekking tot het milieu en de veerkracht ten aanzien van klimaatverandering en vooruitgang in de richting van relevante doelstellingen van de Unie, moet voorzien worden in het gebruik van het agrometeorologische systeem en in de verwerving en verbetering van satellietgegevens.

 

(23)

De Commissie moet de middelen krijgen voor marktmonitoring, rekening houdend met de doelstellingen en verbintenissen van de Unie, waaronder beleidssamenhang ten aanzien van ontwikkeling, om bij te dragen aan de markttransparantie.

 

(24)

Wat het financiële beheer van het Elfpo betreft, moeten bepalingen worden vastgesteld voor begrotingsvastleggingen, betalingstermijnen, schrappingen en onderbrekingen. Plattelandsontwikkelingsinterventies moeten worden gefinancierd uit de Uniebegroting op basis van vastleggingen in jaarlijkse tranches. Als de strategische GLB-plannen eenmaal zijn goedgekeurd, moeten de lidstaten over de Uniemiddelen kunnen beschikken. Daarom is een op passende wijze begrensd voorfinancieringssysteem nodig dat voor een gestage geldstroom zorgt zodat de betalingen aan de begunstigden in het kader van de interventies tijdig worden verricht.

 

(25)

Naast de voorfinanciering moet ook een onderscheid worden gemaakt tussen tussentijdse betalingen en de saldobetaling van de Commissie aan de geaccrediteerde betaalorganen. Ook moet worden voorzien in nadere regels voor die betalingen. De regel inzake automatische schrapping moet leiden tot een snellere uitvoering van interventies en moet bijdragen tot een solide financieel beheer. De regels voor de nationale kaders van lidstaten met regionale interventies zoals beschreven in Verordening (EU) 2021/2115, bieden de lidstaten eveneens een hulpmiddel om de uitvoering en een goed financieel beheer zeker te stellen.

 

(26)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de steun van de Unie tijdig aan de begunstigden wordt betaald zodat de begunstigden er doeltreffend gebruik van kunnen maken. Als de lidstaten de in het Unierecht bepaalde betalingstermijnen niet naleven, kunnen de begunstigden ernstige problemen ondervinden en kan de jaarlijkse opstelling van de Uniebegroting in gevaar komen. Daarom moeten de na het verstrijken van de betalingstermijnen verrichte uitgaven worden onttrokken aan Uniefinanciering. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel moet de Commissie echter voor het ELGF en het Elfpo kunnen voorzien in uitzonderingen op die algemene regel.

 

(27)

De Commissie dient zich bij de uitoefening van haar taken in verband met de uitvoering van de begroting van de Unie, te houden aan het evenredigheidsbeginsel, zoals vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Daarnaast moet dit evenredigheidsbeginsel ook in de regelingen voor de uitvoering en het gebruik van het ELGF en het Elfpo in acht worden genomen, rekening houdend met de algemene doelstelling om de administratieve lasten voor de bij het beheer en de controle van de programma’s betrokken instanties te verlichten.

 

(28)

Conform de structuur en sleutelkenmerken van het nieuwe GLB-uitvoeringsmodel mag de subsidiabiliteit van door de lidstaten gedane betalingen die voor Uniefinanciering in aanmerking komen, niet meer afhangen van de wettigheid en regelmatigheid van de betalingen aan individuele begunstigden. In plaats daarvan moeten, wat de in Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventietypes betreft, en onverminderd de in die verordening vastgelegde specifieke subsidiabiliteitsregels voor de gewasspecifieke betaling voor katoen, betalingen van de lidstaten subsidiabel zijn als ze matchen met een corresponderende output en de toepasselijke basisvereisten van de Unie in acht worden genomen.

 

(29)

Ter ondersteuning van de controle van de wettigheid en regelmatigheid voorziet Verordening (EU) nr. 1306/2013 in verlagingen en schorsingen van maandelijkse en tussentijdse betalingen. In het nieuwe GLB-uitvoeringsmodel moeten die instrumenten worden gebruikt ter ondersteuning van de prestatiegerichte uitvoering. Ook moet duidelijkheid worden verschaft over het verschil tussen verlagingen en schorsingen.

 

(30)

De procedure voor de verlaging van ELGF-betalingen vanwege niet-inachtneming van de in het Unierecht vastgestelde financiële maxima moet worden gestroomlijnd en worden aangepast aan de procedure welke in dit verband gevolgd wordt voor Elfpo-betalingen.

 

(31)

Ieder jaar en uiterlijk op 15 februari moeten de lidstaten de jaarrekeningen en een jaarlijks prestatieverslag over de uitvoering van het strategisch GLB-plan, de jaarlijkse samenvatting van de definitieve auditverslagen en de beheersverklaring toezenden aan de Commissie. Ingeval die documenten niet worden toegezonden en de Commissie de rekeningen voor het betrokken betaalorgaan dus niet kan goedkeuren en de subsidiabiliteit van de uitgaven niet kan toetsen aan de gerapporteerde output, moet de Commissie de maandelijkse betalingen kunnen schorsen en de kwartaalvergoeding kunnen onderbreken tot die documenten zijn ontvangen.

 

(32)

Voor situaties waarin sprake is van een abnormaal lage output, moet een nieuwe vorm van schorsing van betaling worden ingevoerd. Ingeval de gerapporteerde output op een abnormaal laag niveau ligt ten opzichte van de gedeclareerde uitgaven en indien de lidstaten geen naar behoren gemotiveerde redenen voor die situatie kunnen aanvoeren, moet de Commissie naast een verlaging van de uitgaven voor landbouwbegrotingsjaar N-1 ook toekomstige uitgaven kunnen schorsen voor interventies waarbij de output abnormaal laag was. Dergelijke schorsingen moeten worden bevestigd in het jaarlijkse prestatiegoedkeuringsbesluit.

 

(33)

Wat de meerjarige prestatiemonitoring betreft, moet de Commissie betalingen kunnen schorsen. Daarom moet de Commissie ingeval er sprake is van te trage of onvoldoende vooruitgang richting de streefcijfers als vermeld in het strategisch GLB-plan van een lidstaat en waarvoor de lidstaat geen naar behoren gemotiveerde redenen kan geven, de betrokken lidstaat kunnen verzoeken de nodige corrigerende acties uit te voeren op basis van een actieplan met duidelijke voortgangsindicatoren en een tijdschema waarbinnen de voortgang moet worden bereikt, dat is opgesteld in overleg met de Commissie. Ingeval de lidstaat het actieplan niet indient of uitvoert of ingeval het actieplan duidelijk tekortschiet of niet wordt gewijzigd overeenkomstig het schriftelijk verzoek van de Commissie, moet de Commissie de maandelijkse of tussentijdse betalingen kunnen schorsen. De Commissie moet de geschorste betalingen alsnog uitvoeren indien op basis van de prestatie-evaluatie of op basis van de tijdens het begrotingsjaar door de lidstaat vrijwillig afgegeven kennisgeving over de voortgang van het actieplan en de voortgang van de corrigerende acties om het tekort te verhelpen, bevredigende vooruitgang in de richting van de doelstellingen is geboekt.

 

(34)

Gelet op de noodzaak om over te gaan naar een resultaatgericht prestatiemodel, mag het verzoek van de Commissie om een actieplan voor het landbouwbegrotingsjaar 2025 niet leiden tot een opschorting van betalingen vóór de prestatie-evaluatie voor het landbouwbegrotingsjaar 2026.

 

(35)

Evenals in het kader van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet de Commissie betalingen kunnen schorsen wanneer zich ernstige tekortkomingen in de goede werking van de governancesystemen voordoen, zoals niet-naleving van de basisvereisten van de Unie en onbetrouwbaarheid van de rapportage. Wel moeten de voorwaarden voor de schorsing van betalingen worden getoetst om het mechanisme efficiënter te maken. De financiële gevolgen van dergelijke schorsingen moeten in een ad-hocconformiteitsprocedure worden bepaald.

 

(36)

De bevoegde nationale autoriteiten moeten de GLB-betalingen waarin het Unierecht voorziet, volledig aan de begunstigden uitkeren.

 

(37)

Om bepaalde soorten GLB-gerelateerde uitgaven te kunnen hergebruiken voor het GLB, moeten deze worden aangemerkt als bestemmingsontvangsten. Het overzicht van de bedragen in artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet worden gewijzigd en die bepalingen moeten worden geharmoniseerd en samengevoegd met de bestaande bepalingen inzake bestemmingsontvangsten.

 

(38)

Verordening (EU) nr. 1306/2013 bevat een overzicht van de GLB-voorlichtingsmaatregelen en de doelstellingen ervan en bevat de regels voor de financiering ervan en voor de uitvoering van de desbetreffende projecten. De specifieke bepalingen inzake de doelstellingen en soorten voorlichtingsmaatregelen die moeten worden gefinancierd, moeten worden overgenomen in deze verordening.

 

(39)

De in het kader van het GLB vereiste maatregelen en interventies worden grotendeels volgens het beginsel van gedeeld beheer gefinancierd. Met het oog op een solide beheer van die Uniemiddelen moet de Commissie controleren op welke wijze de instanties van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het doen van betalingen, de fondsen beheren. Het is wenselijk de aard van de door de Commissie te verrichten controles te bepalen, de voorwaarden voor de uitvoering van de Uniebegroting te specificeren en de door de lidstaten na te komen samenwerkingsverplichtingen te verduidelijken.

 

(40)

Om ervoor te zorgen dat de Commissie kan voldoen aan haar verplichting om het bestaan en correct functioneren in de lidstaten van de beheers- en inspectiesystemen voor de Unie-uitgaven te controleren, moet, onafhankelijk van de door de lidstaten zelf verrichte inspecties, worden voorzien in controles door personen die door de Commissie zijn gemachtigd om namens haar te handelen, en in de mogelijkheid dat de andere lidstaten bij deze werkzaamheden om bijstand kan worden verzocht.

 

(41)

Voor het samenstellen van de aan de Commissie te verstrekken informatie moet zo ruim mogelijk gebruik worden gemaakt van informatietechnologie. Bij de controles moet de Commissie volledig en onmiddellijk toegang hebben tot de op papier en in elektronische vorm vastgelegde informatie over de uitgaven.

 

(42)

Om de vereisten van het Financieel Reglement met betrekking tot het wederzijds gebruik van audits te kunnen toepassen, het risico van overlapping van audits van de diverse instellingen te verkleinen en de kosten van controles en de administratieve lasten voor de begunstigden en de lidstaten te beperken, moeten regels worden vastgesteld voor de single audit-benadering en moet worden voorzien in de mogelijkheid voor de Commissie om zekerheid aan het werk van betrouwbare certificerende instanties te ontlenen, rekening houdend met het single audit-beginsel en het evenredigheidsbeginsel met betrekking tot de omvang van het risico voor de Uniebegroting.

 

(43)

Wat de toepassing van de single audit-benadering betreft, moet de Commissie, hoewel zij in het algemeen zekerheid moet ontlenen aan het werk van de certificerende instanties, rekening houdend met haar eigen risicobeoordeling van de noodzaak van controles die zij zou moeten uitvoeren in de betrokken lidstaat, controles kunnen uitvoeren wanneer zij de betrokken lidstaat heeft meegedeeld dat zij niet op het werk van de certificerende instantie kan afgaan. Voorts moet de Commissie, met het oog op de uitoefening van haar verantwoordelijkheden uit hoofde van artikel 317 VWEU, controles kunnen verrichten wanneer zich ernstige tekortkomingen in de goede werking van de governancesystemen voordoen waaraan die lidstaat geen gevolg geeft.

 

(44)

Om heldere financiële betrekkingen tussen de geaccrediteerde betaalorganen en de Uniebegroting tot stand te brengen, moet de Commissie de rekeningen van die betaalorganen jaarlijks goedkeuren in het kader van de jaarlijkse financiële goedkeuring van de rekeningen. Het besluit inzake de goedkeuring van de rekeningen moet beperkt blijven tot de volledigheid, nauwkeurigheid en waarheidsgetrouwheid van de rekeningen en mag geen betrekking hebben op de conformiteit van de uitgaven met het Unierecht.

 

(45)

In lijn met het nieuwe GLB-uitvoeringsmodel moet een jaarlijkse prestatiegoedkeuring worden ingesteld waarbij de subsidiabiliteit van de uitgaven wordt getoetst aan de gerapporteerde output. Voor situaties waarin de gedeclareerde uitgaven geen corresponderende gerapporteerde output hebben en de lidstaat deze afwijking niet kan verklaren, moet een mechanisme van verlaging van betalingen worden opgezet.

 

(46)

Overeenkomstig artikel 317 VWEU is de Commissie verantwoordelijk voor de uitvoering van de Uniebegroting in samenwerking met de lidstaten. De Commissie moet derhalve kunnen bepalen of de door de lidstaten verrichte uitgaven in overeenstemming zijn met het Unierecht. De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen hun betalingsbesluiten te verantwoorden en een beroep te doen op bemiddeling wanneer zij het niet met de Commissie eens kunnen worden. Om de lidstaten juridische en financiële zekerheid te bieden over de in het verleden verrichte uitgaven moet een verjaringstermijn worden vastgesteld waarbinnen de Commissie moet bepalen welke financiële gevolgen niet-conformiteit moet hebben.

 

(47)

De lidstaten zijn op grond van artikel 9 van Verordening (EU) 2021/2115 verplicht de strategische GLB-plannen, zoals goedgekeurd door de Commissie overeenkomstig de artikelen 118 en 119 van die verordening, uit te voeren. Aangezien deze verplichting een basisvereiste van de Unie vormt, moet de Commissie, indien er ernstige tekortkomingen in de uitvoering van het strategisch GLB-plan door een lidstaat worden geconstateerd, kunnen besluiten de door dergelijke tekortkomingen getroffen risico-uitgaven uit te sluiten van Uniefinanciering.

 

(48)

Ter bescherming van de financiële belangen van de Uniebegroting moeten de lidstaten systemen invoeren om ervoor te zorgen dat de uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde interventies daadwerkelijk plaatsvinden en correct worden uitgevoerd, waarbij het bestaande robuuste kader voor een solide financieel beheer in stand moet worden gehouden. Die systemen moeten onder meer bij begunstigden controleren of zij voldoen aan de subsidiabiliteitscriteria en andere voorwaarden, alsook aan de in de strategische GLB-plannen vermelde verplichtingen en de toepasselijke regels van de Unie.

 

(49)

Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10) en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 (11), (Euratom, EG) nr. 2185/96 (12) en (EU) 2017/1939 van de Raad (13) moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, onder meer maatregelen met betrekking tot preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, met betrekking tot terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen, en, voor zover van toepassing, met betrekking tot het opleggen van administratieve sancties.

Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig de Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratief onderzoek, daaronder begrepen controles ter plaatse en inspecties, te verrichten om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 heeft het Europees Openbaar Ministerie (EOM) de bevoegdheid over te gaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (14). Personen of entiteiten die Uniemiddelen ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie meewerken, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, wat betreft de lidstaten die deelnemen aan de versterkte samenwerking krachtens Verordening (EU) 2017/1939, het EOM alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van Uniemiddelen gelijkwaardige rechten verlenen.

 

(50)

Om ervoor te zorgen dat OLAF zijn bevoegdheden kan uitoefenen en voor een efficiënte analyse van gevallen van onregelmatigheden kan zorgen, moeten de lidstaten over systemen beschikken waarmee zij verslag kunnen uitbrengen aan de Commissie over ontdekte onregelmatigheden en andere gevallen van niet-naleving van de voorwaarden die de lidstaten in hun strategisch GLB-plan hebben vastgelegd, fraude daaronder begrepen, en over de follow-up ervan, alsmede over de follow-up van onderzoek van OLAF. De lidstaten moeten over de nodige regelingen beschikken die een doeltreffend onderzoek van klachten over het ELGF en het Elfpo waarborgen.

 

(51)

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moeten de lidstaten op verzoek van de Commissie de bij de Commissie ingediende klachten die in het toepassingsgebied van hun strategisch GLB-plan vallen, onderzoeken en de Commissie over de resultaten van die onderzoeken informeren. De Commissie moet ervoor zorgen dat aan klachten die rechtstreeks bij haar worden ingediend, op adequate wijze een gevolg wordt gegeven, overeenkomstig de discretionaire bevoegdheid waarover de Commissie beschikt om te bepalen of zij al dan niet een procedure inleidt (15).

 

(52)

Om de lidstaten te helpen de financiële belangen van de Unie doeltreffend te beschermen, moet de Commissie een datamininginstrument voor de beoordeling van risico’s ter beschikking stellen. De Commissie moet uiterlijk in 2025 een verslag indienen ter evaluatie van het gebruik van het centrale datamininginstrument en de interoperabiliteit ervan met het oog op het algemene gebruik door de lidstaten, indien nodig vergezeld van passende voorstellen.

 

(53)

De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 VWEU hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn neergelegd in het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde voorschriften betreffen ook de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene rechtsstatelijke gebreken in de lidstaten, aangezien respect voor de rechtsstaat een wezenlijke voorwaarde is voor goed financieel beheer en doeltreffende Uniefinanciering.

 

(54)

Het is dienstig ervoor te zorgen dat de weigering of terugvordering van betalingen die het gevolg is van de niet-naleving van de regels voor de plaatsing van overheidsopdrachten, de ernst van een dergelijke niet-naleving markeert en het evenredigheidsbeginsel eerbiedigt, zoals verwoord in de richtsnoeren van de Commissie voor de financiële correcties die vanwege niet-naleving van dergelijke regels moeten worden toegepast op de uitgaven die de Unie in het kader van gedeeld beheer heeft gefinancierd. Voorts moet worden verduidelijkt dat de wettigheid en regelmatigheid van de transacties alleen in het geding is voor ten hoogste het gedeelte van de steun dat niet mag worden betaald of moet worden ingetrokken.

 

(55)

Krachtens diverse bepalingen in de landbouwwetgeving moet een zekerheid worden gesteld die waarborgt dat een verschuldigde som wordt betaald als een verplichting niet wordt nagekomen. Ter versterking van het kader voor zekerheden moet voor al deze bepalingen één horizontale regeling gelden.

 

(56)

De lidstaten moeten een geïntegreerd beheers- en controlesysteem (het “geïntegreerd systeem”) opzetten en in gebruik nemen voor bepaalde interventies waarin Verordening (EU) 2021/2115 voorziet, en voor de maatregelen als bedoeld in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad (16) en in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad (17). Om de Uniesteun doeltreffender te maken en beter te kunnen monitoren, moet het de lidstaten worden toegestaan om het geïntegreerd systeem te gebruiken voor andere interventies van de Unie.

 

(57)

Om een gelijk speelveld tussen begunstigden in verschillende lidstaten te waarborgen, is het noodzakelijk dat bepaalde algemene regels voor controles en sancties op Unieniveau worden ingevoerd.

 

(58)

De bestaande hoofdelementen van het geïntegreerd systeem, en met name de bepalingen inzake een systeem voor de identificatie van landbouwpercelen, een geospatiaal en een diergebonden aanvraagsysteem, een systeem voor de identificatie en registratie van betalingsrechten, een systeem voor de registratie van de identiteit van begunstigden en een controle- en sanctiesysteem, moeten blijven bestaan. Voor de monitoring van het agromilieuklimaatbeleid, met inbegrip van de impact van het GLB, de milieuprestaties en de voortgang richting de doelstellingen van de Unie, alsook om het gebruik van volledige, gratis en open gegevens en informatie van de Sentinel-satellieten en -diensten van het Copernicus-programma te bevorderen, moeten de lidstaten naast informatietechnologieën als Galileo en Egnos ook gebruik blijven maken van de gegevens- of informatieproducten van het Copernicus-programma zodat gewaarborgd is dat de gegevens in de gehele Unie onderling vergelijkbaar zijn. Daartoe moet het geïntegreerd systeem ook een areaalmonitoringsysteem bevatten.

 

(59)

Het geïntegreerd systeem moet, als onderdeel van de vereiste governancesystemen voor de uitvoering van het GLB, ervoor zorgen dat de geaggregeerde gegevens in de jaarlijkse prestatierapportage betrouwbaar en verifieerbaar zijn. Gezien het belang van een correct werkend geïntegreerd systeem moeten ook kwaliteitseisen worden vastgesteld. De lidstaten moeten een jaarlijkse kwaliteitsbeoordeling van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, van het geospatiale aanvraagsysteem en van het areaalmonitoringsysteem verrichten. De lidstaten moeten ook tekortkomingen verhelpen en op verzoek van de Commissie een actieplan opstellen.

 

(60)

In de mededelingen van de Commissie getiteld “De toekomst van voeding en landbouw”, “De Europese Green Deal”, “Een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem” en “EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 — De natuur terug in ons leven brengen” worden het intensiveren van milieuzorg en klimaatactie en het bijdragen tot de verwezenlijking van de milieu- en klimaatdoelstellingen en -streefcijfers van de Unie genoemd als strategische hoofdlijnen van het toekomstige GLB. Derhalve is het voor milieu- en klimaatdoeleinden op nationaal en Unieniveau nodig dat gegevens uit het systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen en andere gegevens uit het geïntegreerd beheers- en controlesysteem worden gedeeld. Er moet een regeling komen die ervoor zorgt dat de met het geïntegreerd systeem verzamelde milieu- en klimaatrelevante gegevens worden gedeeld tussen de publieke instanties van de lidstaten en met de instellingen en organen van de Unie. Om de gegevens van de verschillende publieke instanties efficiënter te kunnen gebruiken voor de productie van Europese statistieken, moet ook worden bepaald dat gegevens uit het geïntegreerd systeem voor statistische doeleinden beschikbaar moeten worden gesteld aan de organen die deel uitmaken van het Europees statistisch systeem.

 

(61)

De doorlichting van handelsdocumenten van ondernemingen die betalingen ontvangen of verrichten, kan een zeer doeltreffend middel zijn om toe te zien op transacties die deel uitmaken van het ELGF-financieringssysteem. Een dergelijke doorlichting vormt een aanvulling op andere, door de lidstaten al verrichte controles. Voorts moeten nationale doorlichtingsvoorschriften verder kunnen gaan dan wat volgens het Unierecht is vereist.

 

(62)

De voor een dergelijke doorlichting te gebruiken documenten moeten zo worden gekozen dat een volledige doorlichting mogelijk wordt. De keuze van de door te lichten ondernemingen moet berusten op de aard van de transacties die onder hun verantwoordelijkheid plaatsvinden, en op de verdeling per sector van de ondernemingen die betalingen ontvangen of verrichten, naargelang van hun financiële betekenis in het systeem van financiering door het ELGF.

 

(63)

De opdracht van de voor doorlichtingen verantwoordelijke ambtenaren moet worden vastgesteld, alsmede de plicht van ondernemingen om handelsdocumenten voor een bepaalde periode ter beschikking van deze ambtenaren te houden en alle door de ambtenaren gevraagde informatie te verstrekken. Ook moet het mogelijk zijn dat handelsdocumenten in sommige gevallen in beslag kunnen worden genomen.

 

(64)

Gelet op de internationale structuur van het handelsverkeer van landbouwproducten en omwille van een goede werking van de interne markt, is het noodzakelijk dat de lidstaten samenwerken. Ook moet op Unieniveau een centraal documentatiesysteem worden opgezet over in derde landen gevestigde ondernemingen die betalingen ontvangen of verrichten.

 

(65)

Hoewel de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de vaststelling van hun eigen doorlichtingsprogramma’s, moeten deze aan de Commissie worden meegedeeld zodat zij haar toezichthoudende en coördinerende rol kan vervullen en ervoor kan zorgen dat deze programma’s op basis van passende criteria worden vastgesteld en doorlichtingen worden toegespitst op sectoren of ondernemingen met een hoog frauderisico. Het is van essentieel belang dat elke lidstaat een instantie of instanties aanwijst die verantwoordelijk zijn voor de monitoring van doorlichtingen van handelsdocumenten en voor de coördinatie van deze doorlichtingen. Die aangewezen instanties moeten onafhankelijk zijn van de diensten die doorlichtingen vóór betalingen uitvoeren. De in de loop van die doorlichtingen verzamelde informatie moet onder het beroepsgeheim worden beschermd.

 

(66)

Conditionaliteit is een belangrijk onderdeel van het GLB, aangezien ze maakt dat betalingen een stimulans vormen voor een hoge mate van duurzaamheid en een gelijk speelveld garandeert voor landbouwers in de lidstaten en in de Unie, met name wat de sociale, milieu- en klimaatelementen van het GLB betreft, maar ook in het kader van de volksgezondheid en het dierenwelzijn. Dit impliceert dat controles moeten worden verricht en zo nodig sancties moeten worden toegepast om de doeltreffendheid van het conditionaliteitssysteem te waarborgen. Om dit gelijke speelveld tussen begunstigden in verschillende lidstaten te garanderen, is het noodzakelijk dat bepaalde algemene regels voor conditionaliteit, alsook voor controles en sancties in verband met niet-naleving, op Unieniveau worden ingevoerd.

 

(67)

Om ervoor te zorgen dat de lidstaten conditionaliteit op geharmoniseerde wijze handhaven, moet worden voorzien in een minimumcontrolepercentage op Unieniveau, terwijl de lidstaten de bevoegde controle-instanties en de controles naar eigen inzicht mogen organiseren.

 

(68)

Hoewel het de lidstaten moet worden toegestaan om zelf een nadere invulling te geven aan sancties, moeten die sancties wel evenredig, doeltreffend en afschrikkend zijn en moeten ze andere in nationaal of Unierecht vastgelegde sancties onverlet laten. Om de evenredigheid, doeltreffendheid en afschrikkende werking van de sancties te waarborgen, moeten er regels voor de toepassing en berekening van die sancties worden vastgesteld. Rekening houdend met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (“Hof van Justitie”) in zaak C-361/19 (18), moet, om het verband tussen de gedraging van de landbouwer en de sanctie te waarborgen, worden bepaald dat de sanctie in de regel moet worden berekend op basis van de betalingen die zijn toegekend of zullen worden toegekend voor het kalenderjaar waarin de niet-naleving heeft plaatsgevonden. Wanneer op grond van de aard van de bevinding echter niet kan worden vastgesteld in welk jaar de niet-naleving heeft plaatsgevonden, moet, om de doeltreffendheid van het sanctiesysteem te waarborgen, worden vastgesteld dat voor die gevallen de sanctie moet worden berekend op basis van de betalingen die zijn toegekend of zullen worden toegekend voor het kalenderjaar waarin de niet-naleving is geconstateerd. Voor een doeltreffende en coherente aanpak van de lidstaten is het noodzakelijk dat wordt voorzien in een minimumsanctiepercentage op Unieniveau voor gevallen van niet-naleving. Deze minimumpercentages moeten worden toegepast door de lidstaten naargelang de ernst, de omvang, het permanente karakter of de herhaling en de opzettelijkheid van de geconstateerde niet-naleving. Om de evenredigheid van de sancties te waarborgen, moeten de lidstaten bepalen dat geen sancties worden toegepast indien de niet-naleving geen of slechts onbeduidende gevolgen heeft voor het bereiken van de doelstelling van de betrokken norm of eis, en moeten zij een bewustmakingsmechanisme opzetten om ervoor te zorgen dat begunstigden worden geïnformeerd over geconstateerde gevallen van niet-naleving en mogelijke te nemen corrigerende maatregelen.

 

(69)

Het mechanisme voor sociale conditionaliteit moet gebaseerd zijn op de handhavingsprocedures die worden uitgevoerd door de bevoegde handhavingsinstanties of -organen die verantwoordelijk zijn voor controles inzake arbeidsomstandigheden en -voorwaarden en toepasselijke arbeidsnormen. Deze handhavingsprocedures kunnen verschillende vormen aannemen, afhankelijk van het nationale systeem. De resultaten van de controles en de handhavingsprocedure moeten aan de betaalorganen worden meegedeeld, samen met een beoordeling gerangschikt volgens de ernst van de inbreuk op de relevante wetgeving.

 

(70)

Wanneer in de strategische GLB-plannen en in de respectieve overeenkomsten tussen de betaalorganen en de voor de handhaving van de sociale en arbeidswetgeving en van de toepasselijke arbeidsnormen verantwoordelijke instanties of organen het mechanisme inzake sociale conditionaliteit wordt toegepast, moet er nauwlettend op worden toegezien dat de autonomie van die handhavingsinstanties of -organen en de specifieke manier waarop de sociale en arbeidswetgeving en de toepasselijke arbeidsnormen in elke lidstaat ten uitvoer worden gelegd en gehandhaafd, worden geëerbiedigd. Dat mechanisme moet onafhankelijk blijven van en mag geen invloed hebben op de werking van het specifieke sociale model van elke lidstaat, noch op enigerlei wijze afbreuk doen aan de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Daartoe moet worden gezorgd voor een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden tussen de voor de handhaving van de sociale en arbeidswetgeving en van de toepasselijke arbeidsnormen verantwoordelijke instanties of organen enerzijds en de betaalorganen in de landbouwsector anderzijds, waarbij de rol van deze laatsten bestaat in de uitvoering van betalingen en de toepassing van sancties. De autonomie van de sociale partners evenals hun recht om na onderhandelingen collectieve overeenkomsten te sluiten moeten ten volle worden geëerbiedigd. De autonomie van de sociale partners moet eveneens worden geëerbiedigd wanneer zij verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van controles op arbeidsomstandigheden.

 

(71)

Om voor een harmonieuze samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten op het gebied van de financiering van de GLB-uitgaven te zorgen, en in het bijzonder om de Commissie in staat te stellen om het financiële beheer van de lidstaten te monitoren en de rekeningen van de geaccrediteerde betaalorganen goed te keuren, moeten de lidstaten bepaalde informatie bewaren en aan de Commissie meedelen.

 

(72)

Voor de samenstelling van de aan de Commissie toe te zenden gegevens en om ervoor te zorgen dat de Commissie volledig en onmiddellijk toegang kan hebben tot de gegevens over de uitgaven, niet alleen op papier maar ook in elektronische vorm, moeten voorschriften worden vastgesteld voor de presentatie en indiening van gegevens, zoals de uiterste datums.

 

(73)

Aangezien de toepassing van de nationale controlesystemen en de conformiteitsgoedkeuring gevolgen kan hebben voor persoonsgegevens en gevoelige bedrijfsinformatie, moeten de lidstaten en de Commissie zorgen voor de vertrouwelijkheid van de in dit verband ontvangen informatie.

 

(74)

Voor een goed financieel beheer van de Uniebegroting, waarbij de beginselen van billijkheid zowel op het niveau van de lidstaten als op dat van de begunstigden in acht worden genomen, moeten voorschriften voor het gebruik van de euro worden vastgesteld.

 

(75)

De wisselkoers voor de omrekening van de euro in nationale valuta kan variëren in de periode waarin een verrichting wordt uitgevoerd. Daarom moet de voor de betrokken bedragen toe te passen koers worden bepaald met inachtneming van het feit waarmee het economisch doel van de betrokken verrichting wordt verwezenlijkt. De gehanteerde wisselkoers moet de koers zijn die geldt op de dag waarop dat feit zich voordoet. Het is noodzakelijk om dat ontstaansfeit of de afwijking van de toepassing ervan te preciseren, met inachtneming van bepaalde criteria, en met name de snelheid waarmee valutaschommelingen zich doen gelden. Er moeten bijzondere bepalingen worden vastgesteld voor uitzonderlijke monetaire situaties die zich zowel binnen de Unie als op de wereldmarkt kunnen voordoen en waarop onmiddellijk moet worden gereageerd met het oog op het goed functioneren van de in het kader van het GLB vastgestelde regelingen.

 

(76)

De lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, moeten de mogelijkheid hebben om uitgaven die verband houden met de GLB-wetgeving in euro’s in plaats van nationale valuta te betalen. Er zijn specifieke voorschriften nodig die ervoor zorgen dat deze mogelijkheid geen ongerechtvaardigd voordeel verschaft aan partijen die betalingen verrichten of ontvangen.

 

(77)

Het Unierecht inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en met name de Verordeningen (EU) 2016/679 (19) en (EU) 2018/1725 (20) van het Europees Parlement en de Raad, moet van toepassing zijn op persoonsgegevens die de lidstaten en de Commissie met het oog op het vervullen van hun beheers-, controle-, audit-, monitoring- en evaluatieverplichtingen uit hoofde van deze verordening verzamelen.

 

(78)

De bekendmaking van de naam van de begunstigden van het ELGF en het Elfpo is een middel om de publieke controle op de aanwending van die fondsen te versterken, en is derhalve nodig om het financiële belang van de Unie te beschermen. Dit wordt gedeeltelijk bereikt door het preventieve en afschrikkende effect van een dergelijke bekendmaking, gedeeltelijk door het ontmoedigen van individuele begunstigden om onregelmatigheden te begaan, en ook gedeeltelijk door het versterken van de persoonlijke verantwoordingsplicht van de landbouwers voor de besteding van de door hen ontvangen publieke middelen. De bekendmaking van de desbetreffende informatie strookt met recente arresten van het Hof van Justitie en ook met de aanpak van het Financieel Reglement.

 

(79)

In dat verband moeten de rol van het maatschappelijk middenveld, en die van de media en niet-gouvernementele organisaties en hun bijdrage aan het versterken van het overheidscontrolekader tegen fraude en misbruik van publieke gelden, worden onderkend.

 

(80)

Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (21) bevat regels die voorzien in transparantie bij de uitvoering van de Europese structuur- en investeringsfondsen en bij de communicatie over programma’s in het kader van die fondsen. Met het oog op coherentie moet worden bepaald dat die regels in voorkomend geval ook gelden voor begunstigden van ELGF- en Elfpo-interventies.

 

(81)

De doelstelling van de publieke controle op het gebruik van middelen uit het ELGF en het Elfpo kan alleen worden bereikt als een bepaald niveau van informatie over de begunstigden ter kennis van het publiek wordt gebracht. Die informatie moet de identiteit van de begunstigde, het toegekende bedrag, het fonds waaruit het afkomstig is, en de bedoeling en de specifieke doelstelling van de betrokken verrichting omvatten. Deze informatie moet op een zodanige wijze bekend worden gemaakt dat zo weinig mogelijk afbreuk wordt gedaan aan het recht van de begunstigden op eerbiediging van hun privéleven en hun recht op bescherming van hun persoonsgegevens. Deze beide rechten zijn erkend in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

 

(82)

Gezien de behoefte aan meer transparantie over de verdeling van de GLB-middelen uit het ELGF en het Elfpo, ook als het gaat om eigendomsstructuren in verband met GLB-begunstigden, moet op basis van de lijst met begunstigden van GLB-middelen, die achteraf per lidstaat wordt gepubliceerd, ook de identiteit van concerns vastgesteld kunnen worden. Dit zou aanzienlijk bijdragen tot het toezicht op eigendomsstructuren, en het onderzoek naar mogelijk misbruik van Uniemiddelen, belangenconflicten en corruptie vergemakkelijken.

 

(83)

Door het bekendmaken van nadere informatie over de verrichting op grond waarvan de landbouwer recht op steun heeft, en over de bedoeling en de specifieke doelstelling van de steun, krijgt het publiek concrete informatie over de gesubsidieerde activiteit en het doel waarvoor de steun is verleend. Van die openbaar toegankelijke informatie gaat een preventief en afschrikkend effect uit en zij helpt bij de bescherming van het financiële belang van de Unie.

 

(84)

Samen met de algemene voorlichting waarin deze verordening voorziet, zorgt de bekendmaking van die informatie voor een grotere transparantie op het gebied van de besteding van de Uniemiddelen voor het GLB waardoor de zichtbaarheid van en het inzicht in dat beleid worden vergroot. Het stelt burgers in staat om meer invloed uit te oefenen op het besluitvormingsproces, en zorgt ervoor dat de overheid een grotere legitimiteit krijgt en doeltreffender werkt en meer verantwoording aflegt aan de burger. Ook kunnen de burgers concreet zien welke publieke goederen de landbouw levert, hetgeen de legitimiteit van nationale en Uniesteun voor de landbouwsector ten goede komt.

 

(85)

Derhalve gaat de algemene bekendmaking van de relevante informatie niet verder dan hetgeen in een democratische samenleving nodig is om de financiële belangen van de Unie te beschermen en het hoofddoel van inzicht van het publiek in de besteding van de gelden uit het ELGF en het Elfpo te bereiken.

 

(86)

In het kader van de gegevensbeschermingseisen moeten begunstigden van het ELGF en het Elfpo ervan in kennis worden gesteld dat hun gegevens bekend worden gemaakt, voordat die bekendmaking plaatsvindt. Zij moeten ook worden geïnformeerd over de mogelijkheid dat deze gegevens door audit- en onderzoeksorganen van de Unie en de lidstaten worden verwerkt ten behoeve van de bescherming van de financiële belangen van de Unie. De begunstigden moeten voorts worden ingelicht over hun rechten uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679 en over de voor de uitoefening van die rechten geldende procedures.

 

(87)

Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen of te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (22). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

 

(88)

Met het oog op het verzekeren van de goede werking van de betaalorganen en coördinerende instanties, de financiering door het ELGF van de uitgaven aan openbare interventie en het goede beheer van de kredieten die in de Uniebegroting voor het ELGF zijn opgenomen, moet die bevoegdheidsoverdracht betrekking hebben op de minimumvoorwaarden voor de accreditatie van de betaalorganen en de aanwijzing en accreditatie van coördinerende instanties, de verplichtingen van de betaalorganen op het gebied van openbare interventie en de regels inzake de inhoud van de beheers- en controletaken van de betaalorganen. Om ervoor te zorgen dat de financiële discipline in de lidstaten op coherente wijze wordt toegepast, moet die bevoegdheidsoverdracht bovendien ook betrekking hebben op de regels inzake de berekening van de financiële discipline die de lidstaten op de landbouwers moeten toepassen. Om ervoor te zorgen dat de openbare-interventieuitgaven behoorlijk worden beheerd, moet die bevoegdheidsoverdracht ook betrekking hebben op de soorten maatregelen die in het kader van openbare interventie moeten worden gefinancierd uit de Uniebegroting, en de vergoedingsvoorwaarden, de subsidiabiliteitsvoorwaarden en berekeningsmethoden op basis van de feitelijke waarnemingen van de betaalorganen, op basis van door de Commissie bepaalde forfaits, of op basis van forfaitaire of niet-forfaitaire bedragen waarin de landbouwwetgeving betreffende specifieke sectoren voorziet, de waardering van de verrichtingen die verband houden met openbare interventie, de maatregelen die moeten worden genomen bij verlies of achteruitgang van producten die onder de openbare interventie vallen, en de bepaling van de te financieren bedragen.

 

(89)

Om de Commissie in staat te stellen uitgaven die gedaan zijn vóór de vroegst mogelijke datum van betaling of na de laatst mogelijke datum van betaling, in aanmerking te laten komen voor Uniefinanciering, terwijl de financiële gevolgen daarvan beperkt blijven, moet die bevoegdheidsoverdracht ook gelden voor afwijkingen van de niet-subsidiabiliteit van betalingen die de betaalorganen aan de begunstigden doen vóór de vroegst mogelijke of na de laatst mogelijke datum van betaling. Om tot duidelijke regels en voorwaarden voor de lidstaten te komen, moet die bevoegdheidsoverdracht daarnaast ook gelden voor het schorsingspercentage voor betalingen in het kader van de jaarlijkse goedkeuringen, alsmede het percentage en de duur van schorsingen van betalingen en de voorwaarden om die bedragen te verlagen of alsnog te vergoeden in het kader van de meerjarige prestatiemonitoring. Die bevoegdheidsoverdracht moet ook gelden voor de interventies of maatregelen waarvoor de lidstaten voorschotten mogen betalen, om te zorgen voor continuïteit met de regels van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en de desbetreffende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, terwijl de financiële limieten van artikel 11, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement in acht worden genomen. Om bij de betalingen op basis van de uitgavendeclaraties van de lidstaten rekening te houden met de ontvangsten die door de betaalorganen voor de begroting van de Unie worden geïnd, moet die bevoegdheidsoverdracht ook gelden voor de voorwaarden waaronder bepaalde soorten uitgaven en ontvangsten in het kader van het ELGF en het Elfpo onderling moeten worden verrekend. Voor een billijke verdeling onder de lidstaten van de beschikbare kredieten, moet die bevoegdheidsoverdracht daarnaast gelden voor de methoden die van toepassing zijn op de vastleggingen en de betaling van de bedragen indien de Uniebegroting aan het begin van het begrotingsjaar niet is aangenomen of indien het totale bedrag van de geplande begrotingsvastleggingen de drempel van artikel 11, lid 2, van het Financieel Reglement overschrijdt.

 

(90)

Verder moet, om een correcte en efficiënte toepassing van de bepalingen betreffende controles ter plaatse en de toegang tot documenten van deze afdeling te waarborgen, die bevoegdheidsoverdracht gelden voor de specifieke verplichtingen waaraan de lidstaten moeten voldoen op het gebied van controles en toegang tot documenten en informatie, de criteria voor de verantwoording door de lidstaten, de methode en criteria voor de toepassing van verlagingen in het kader van de jaarlijkse prestatiegoedkeuring, alsmede de criteria en methode voor de toepassing van financiële correcties in het kader van de conformiteitsgoedkeuring.

 

(91)

Om ervoor te zorgen dat de controles correct en efficiënt worden uitgevoerd en dat de toetsing aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden op een zodanig efficiënte, coherente en niet-discriminerende wijze wordt uitgevoerd dat de financiële belangen van de Unie worden beschermd, moet die bevoegdheidsoverdracht ook gelden voor, wanneer het goede beheer van het systeem zulks vereist, aanvullende vereisten voor de douaneprocedures, en in het bijzonder die welke zijn vervat in Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (23). Om te zorgen voor een gelijke behandeling, billijkheid en evenredigheid ingeval er een zekerheid wordt gesteld, moet die bevoegdheidsoverdracht gelden voor regels voor zekerheden waarbij de aansprakelijke partij wordt aangewezen ingeval een verplichting niet wordt nagekomen, regels waarin specifieke situaties worden beschreven waarin de bevoegde autoriteit mag afzien van de eis dat een zekerheid wordt gesteld, regels waarin de voorwaarden worden vastgelegd die verbonden zijn aan de te stellen zekerheid en de zekerheidssteller en de voorwaarden voor het stellen en vrijgeven van de zekerheden, regels waarin wordt vastgelegd welke specifieke voorwaarden verbonden zijn aan de zekerheid die in verband met betalingen van voorschotten wordt gesteld, en regels waarin wordt aangegeven wat de gevolgen zijn van niet-naleving van de verplichtingen waarvoor een zekerheid is gesteld.

 

(92)

Wat het geïntegreerd systeem betreft, moet die bevoegdheidsoverdracht gelden voor regels inzake de kwaliteitsbeoordeling van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, van het geospatiale aanvraagsysteem en van het areaalmonitoringsysteem, en regels voor het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, het systeem voor de identificatie van begunstigden en het systeem voor de identificatie en registratie van betalingsrechten.

 

(93)

Bovendien moet, teneinde te kunnen reageren op wijzigingen in de landbouwwetgeving betreffende specifieke sectoren en om de doeltreffendheid van het stelsel van controles achteraf te waarborgen, die bevoegdheidsoverdracht betrekking hebben op het opstellen van een lijst van interventies die uitgesloten zijn van de doorlichting van transacties. Om te zorgen voor een gelijk speelveld voor de lidstaten en voor de doeltreffendheid, de evenredigheid en een afschrikkend effect van de sanctiesystemen in het kader van conditionaliteit en sociale conditionaliteit, moet die bevoegdheidsoverdracht ook gelden voor gedetailleerde regels voor de toepassing en berekening van dergelijke sancties.

 

(94)

Om het ontstaansfeit nader te bepalen of vast te stellen om redenen die eigen zijn aan de marktordening of aan het betrokken bedrag, en om te voorkomen dat de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, verschillende wisselkoersen hanteren wanneer zij de geïnde ontvangsten of de aan de begunstigden betaalde steun boeken in een andere munteenheid dan de euro, en de uitgavendeclaraties van de betaalorganen opstellen, moet die bevoegdheidsoverdracht ook gelden voor de ontstaansfeiten en de wisselkoers die gehanteerd moet worden door de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, en voor de wisselkoers die geldt bij de opstelling van uitgavendeclaraties door het betaalorgaan en bij de vastlegging van openbare-opslagverrichtingen in de rekeningen van het betaalorgaan. Om te verhinderen dat monetaire praktijken van uitzonderlijke aard met betrekking tot een nationale munteenheid de toepassing van het Unierecht zouden bemoeilijken, moet die bevoegdheidsoverdracht ook gelden voor afwijkingen van de in deze verordening vastgestelde regels voor het gebruik van de euro.

 

(95)

Om te zorgen voor een vlotte overgang tussen de regels die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1306/2013 en de regels die zijn vastgesteld bij deze verordening, moet die bevoegdheidsoverdracht gelden voor het vaststellen van overgangsbepalingen.

 

(96)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (24).

 

(97)

Die uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie moeten betrekking hebben op de regels voor de procedures voor toekenning, intrekking en evaluatie van de accreditatie van betaalorganen en de aanwijzing en accreditatie van coördinerende instanties, alsmede de procedures voor het toezicht op de accreditatie van betaalorganen; op de regelingen en procedures voor de controles die ten grondslag liggen aan de beheersverklaring van de betaalorganen, alsmede de structuur en het format ervan; op de werking van de coördinerende instantie en het doorgeven door die coördinerende instantie van informatie aan de Commissie; op de werking van de certificerende instanties, waaronder de te verrichten controles en de te controleren instanties, en op de door de certificerende instanties op te stellen certificaten en rapporten, samen met de begeleidende documenten.

 

(98)

De uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie moeten ook gelden voor de auditbeginselen waarop de oordelen van de certificerende instantie gebaseerd zijn, waaronder een beoordeling van de risico’s, interne controles en het vereiste auditbewijs en de auditmethoden die de certificerende instanties, gelet op internationale auditnormen, moeten volgen voor het uitbrengen van hun oordeel.

 

(99)

Daarnaast moeten de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie gelden voor, in het kader van de procedure inzake financiële discipline, de vaststelling van het aanpassingspercentage voor de interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen en de bijstelling van dat percentage, alsmede de bedragen van niet-vastgelegde kredieten die worden overgedragen overeenkomstig artikel 12, lid 2, punt d), van het Financieel Reglement om die interventies te financieren; en, in het kader van de procedure inzake begrotingsdiscipline, de voorlopige vaststelling van het bedrag van de betalingen en de voorlopige verdeling van de beschikbare begrotingsmiddelen over de lidstaten en de vaststelling van het totale bedrag van Uniefinanciering uitgesplitst naar lidstaat.

 

(100)

De uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie moeten ook gelden voor de vaststelling van de bedragen voor de financiering van openbare-interventiemaatregelen, regels voor de financiering van de verwerving door de Commissie van de satellietgegevens die nodig zijn voor het areaalmonitoringsysteem en de acties die de Commissie onderneemt met behulp van teledetectietoepassingen voor het monitoren van agrarische hulpbronnen, de procedure volgens welke de Commissie die satellietgegevens verwerft en agrarische hulpbronnen monitort, en het kader voor de verwerving, de verbetering en het gebruik van satellietgegevens en meteorologische gegevens, en de toepasselijke termijnen.

 

(101)

Voorts moeten de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie gelden voor de vaststelling van de termijnen waarbinnen geaccrediteerde betaalorganen tussentijdse uitgavendeclaraties voor plattelandsontwikkelingsinterventies moeten opstellen en indienen bij de Commissie, alsmede regels voor de procedure en andere praktische regelingen voor de goede werking van het mechanisme voor betalingstermijnen; de schorsing, alsook het opheffen van de schorsing, en de verlaging van de maandelijkse en tussentijdse betalingen aan de lidstaten, alsmede regels inzake de structuur van de actieplannen en de procedure voor de opstelling ervan. Verder moeten de uitvoeringsbevoegdheden ook gelden voor regels inzake het bijhouden van afzonderlijke rekeningen door de betaalorganen en specifieke voorwaarden waaraan de informatie in de boekhouding van de betaalorganen moet voldoen; regels die in een spoedeisende situatie noodzakelijk en verdedigbaar zijn om specifieke problemen op te lossen in verband met betalingstermijnen en de betaling van voorschotten; regels voor de financiering en boekhoudkundige verantwoording van interventiemaatregelen in de vorm van openbare opslag en andere uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde uitgaven, en de voorwaarden voor de uitvoering van de procedure voor automatische schrappingen.

 

(102)

De uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie moeten bovendien gelden voor de voorwaarden waaronder de bewijsstukken en informatie inzake betalingen moeten worden bewaard; de procedures inzake de samenwerkingsverplichtingen waaraan de lidstaten moeten voldoen met betrekking tot de door de Commissie uit te voeren controles en toegang tot informatie; de jaarlijkse financiële goedkeuring, waaronder de regels betreffende acties die nodig zijn voor de vaststelling en uitvoering van die uitvoeringshandelingen, de jaarlijkse prestatiegoedkeuring, waaronder de regels betreffende de acties die nodig zijn voor de vaststelling en uitvoering van die uitvoeringshandelingen, en de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten, de procedures en de in acht te nemen termijnen; de conformiteitsprocedure, waaronder de regels betreffende de acties die nodig zijn voor de vaststelling en uitvoering van die uitvoeringshandelingen, de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten, de in acht te nemen termijnen en de bemiddelingsprocedure; regels betreffende de eventuele verrekening van de bedragen afkomstig van de terugvordering van onverschuldigde betalingen en de onttrekking van ten laste van de Uniebegroting gebrachte bedragen aan Uniefinanciering, en de wijze waarop de lidstaten aan de Commissie kennisgeving of mededeling moeten doen in verband met terugvorderingen vanwege niet-naleving.

 

(103)

Daarnaast moeten de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie gelden voor regels om te komen tot een uniforme uitvoering van de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de bescherming van de financiële belangen van de Unie en regels die nodig zijn voor een uniforme toepassing van controles in de Unie.

 

(104)

Voorts moeten de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie gelden voor de vorm van te stellen zekerheden en de procedure voor het stellen van zekerheden, voor de aanvaarding ervan en voor de vervanging van de oorspronkelijke zekerheden; de procedures voor het vrijgeven van zekerheden; en de kennisgeving die door de lidstaten of de Commissie moet worden gedaan in het kader van zekerheden.

 

(105)

Ook moeten de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie gelden voor regels voor de vorm, inhoud en regelingen voor de toezending of terbeschikkingstelling aan de Commissie van de beoordelingsverslagen over de kwaliteit van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, van het geospatiale aanvraagsysteem en van het areaalmonitoringsysteem, de door de lidstaten uit te voeren corrigerende acties met betrekking tot tekortkomingen die in die systemen aan het licht zijn gekomen, alsmede de basiskenmerken van en regels voor het steunaanvraagsysteem en het areaalmonitoringsysteem, met inbegrip van de geleidelijke invoering ervan.

 

(106)

Daarnaast moeten de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie gelden voor regels die nodig zijn voor een uniforme toepassing van de regels voor de doorlichting van handelsdocumenten. Ook moeten ze gelden voor regels voor de mededeling van informatie door de lidstaten aan de Commissie en maatregelen om de toepassing van het Unierecht te vrijwaren indien ervan kan worden uitgegaan dat het in gevaar wordt gebracht door uitzonderlijke monetaire praktijken in verband met een nationale munteenheid.

 

(107)

Verder moeten de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie gelden voor de vorm en het tijdschema van de bekendmaking van de begunstigden van het ELGF en het Elfpo, de uniforme toepassing van de verplichting om de begunstigden ervan in kennis te stellen dat hen betreffende gegevens openbaar zullen worden gemaakt, en de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten in het kader van de bekendmaking van de begunstigden van het ELGF en het Elfpo.

 

(108)

Voor de vaststelling van bepaalde uitvoeringshandelingen moet de raadplegingsprocedure worden gevolgd. Wat de uitvoeringshandelingen voor de berekening van bedragen door de Commissie betreft, kan de Commissie haar volle verantwoordelijkheid voor het beheer van de begroting nemen dankzij de raadplegingsprocedure, die bedoeld is om de efficiëntie, voorspelbaarheid en snelheid te verhogen bij de naleving van de termijnen en de begrotingsprocedures. Wat de uitvoeringshandelingen in het kader van de betalingen aan de lidstaten en de werking van de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen en de jaarlijkse prestatiegoedkeuring betreft, kan de Commissie dankzij de raadplegingsprocedure haar volle verantwoordelijkheid nemen voor het beheer van de begroting en voor de verificatie van de jaarrekeningen van de nationale betaalorganen met het oog op de aanvaarding van deze rekeningen of, indien de uitgaven niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn verricht, met het oog op de onttrekking van dergelijke uitgaven aan Uniefinanciering. Voor de vaststelling van de andere uitvoeringshandelingen moet de onderzoeksprocedure worden gevolgd.

 

(109)

Om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om zonder toepassing van Verordening (EU) nr. 182/2011 uitvoeringshandelingen vast te stellen voor de vaststelling van het voor de ELGF-uitgaven beschikbare nettosaldo, de bepaling van de maandelijkse betalingen die zij moet doen op basis van de uitgavendeclaraties van de lidstaten, en het bepalen van de aanvullende betalingen of het in mindering brengen van bedragen in het kader van de procedure voor maandelijkse betalingen.

 

(110)

Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet derhalve worden ingetrokken.

 

(111)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt gezien de samenhang van deze verordening met de andere instrumenten van het GLB en de beperkte financiële middelen van de lidstaten, maar, vanwege de meerjarengarantie van Uniefinanciering en door het op één punt samenbrengen van de prioriteiten van de Unie, beter op Unieniveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(112)

Om te zorgen voor een vlotte uitvoering van de beoogde maatregelen, moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening bevat regels betreffende de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), en met name betreffende:

 

a)

de financiering van de uitgaven in het kader van het GLB;

 

b)

de door de lidstaten op te zetten beheers- en controlesystemen;

 

c)

goedkeurings- en conformiteitsprocedures.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

a)

“onregelmatigheid”: een onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95;

 

b)

“governancesystemen”: de in titel II, hoofdstuk II, van deze verordening bedoelde governance-instanties en de basisvereisten van de Unie, met inbegrip van de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in artikel 59 van deze verordening bedoelde doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie, alsook uitvoering, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2021/2115, van hun strategisch GLB-plan zoals goedgekeurd door de Commissie, en het verslagleggingssysteem dat is opgezet voor het in artikel 134 van die verordening bedoelde jaarlijkse prestatieverslag;

 

c)

“basisvereisten van de Unie”: de vereisten van Verordening (EU) 2021/2115, van deze verordening, van het Financieel Reglement en van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (25);

 

d)

“ernstige tekortkomingen in de goede werking van de governancesystemen”: het bestaan van een systemische tekortkoming, rekening houdend met de herhaling, de ernst en de schadelijke gevolgen ervan voor de juistheid van de uitgavendeclaratie, de verslaglegging over de prestaties, of de naleving van het Unierecht;

 

e)

“outputindicator”: een outputindicator als bedoeld in artikel 7, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2021/2115;

 

f)

“resultaatindicator”: een resultaatindicator als bedoeld in artikel 7, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2021/2115;

 

g)

“actieplan”: voor de toepassing van de artikelen 41 en 42 van deze verordening, een door een lidstaat op verzoek van en in overleg met de Commissie opgesteld plan indien ernstige tekortkomingen in de goede werking van de governancesystemen van die lidstaat worden vastgesteld of in de omstandigheden als bedoeld in artikel 135 van Verordening (EU) 2021/2115, met de nodige corrigerende maatregelen en het desbetreffende tijdsbestek voor de uitvoering ervan overeenkomstig de artikelen 41 en 42 van deze verordening.

Artikel 3

Vrijstellingen voor gevallen van overmacht en voor uitzonderlijke omstandigheden

  • 1. 
    Voor de financiering, het beheer en de monitoring van het GLB kunnen overmacht en uitzonderlijke omstandigheden met name worden erkend in de volgende gevallen:
 

a)

het bedrijf is zwaar getroffen door een ernstige natuurramp of extreme weersomstandigheden;

 

b)

de veehouderijgebouwen op het bedrijf zijn door een ongeluk verloren gegaan;

 

c)

al het vee of alle landbouwgewassen van de begunstigde of een gedeelte ervan zijn getroffen door een epizoötie, de uitbraak van een plantenziekte of de aanwezigheid van een plaagorganisme;

 

d)

het volledige bedrijf of een groot deel ervan is onteigend, indien deze onteigening op de dag van indiening van de aanvraag niet was te voorzien;

 

e)

overlijden van de begunstigde;

 

f)

langdurige arbeidsongeschiktheid van de begunstigde.

  • 2. 
    Wanneer een ernstige natuurramp of extreme weersomstandigheden als bedoeld in lid 1, punt a), een welbepaald gebied ernstig treft, kan de betrokken lidstaat dat hele gebied als ernstig door die ramp of weersomstandigheden getroffen gebied beschouwen.

TITEL II

ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE DE LANDBOUWFONDSEN

HOOFDSTUK I

Landbouwfondsen

Artikel 4

Fondsen voor de financiering van de landbouwuitgaven

De financiering van de diverse onder het GLB vallende interventies en maatregelen uit de algemene begroting van de Unie (“de Uniebegroting”) wordt gedaan door:

 

a)

het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF);

 

b)

het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo).

Artikel 5

ELGF-uitgaven

  • 1. 
    Het ELGF wordt ten uitvoer gelegd hetzij in het kader van gedeeld beheer tussen de lidstaten en de Unie overeenkomstig lid 2, hetzij in het kader van rechtstreeks beheer overeenkomstig lid 3.
  • 2. 
    Het ELGF financiert de volgende uitgaven in het kader van gedeeld beheer:
 

a)

maatregelen ter regulering of ondersteuning van landbouwmarkten, vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (26);

 

b)

de financiële bijdrage van de Unie aan interventies in bepaalde sectoren als bedoeld intitel III, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/2115;

 

c)

interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het strategisch GLB-plan als bedoeld in artikel 16 van Verordening (EU) 2021/2115;

 

d)

de financiële bijdrage van de Unie aan voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen voor landbouwproducten op de interne markt van de Unie en in derde landen die door de lidstaten worden uitgevoerd en door de Commissie zijn geselecteerd;

 

e)

de financiële bijdrage van de Unie aan de specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie vastgelegd in Verordening (EU) nr. 228/2013, en aan de specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee vastgelegd in Verordening (EU) nr. 229/2013.

  • 3. 
    Het ELGF financiert de volgende uitgaven in het kader van direct beheer:
 

a)

de afzetbevordering voor landbouwproducten, hetzij rechtstreeks door de Commissie hetzij door tussenkomst van internationale organisaties;

 

b)

overeenkomstig het Unierecht genomen maatregelen voor de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw;

 

c)

de totstandbrenging en het onderhoud van de informatiesystemen inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen;

 

d)

systemen voor landbouwenquêtes, waaronder enquêtes inzake de structuur van landbouwbedrijven.

Artikel 6

Elfpo-uitgaven

Het Elfpo wordt uitgevoerd in het kader van gedeeld beheer tussen de lidstaten en de Unie. Het financiert de financiële bijdrage van de Unie aan de plattelandsontwikkelingsinterventies bedoeld in titel III, hoofdstuk IV, van Verordening (EU) 2021/2115 als gespecificeerd in de strategische GLB-plannen en aan acties in het kader van artikel 125 van die verordening.

Artikel 7

Andere uitgaven, waaronder de uitgaven voor technische bijstand

Het ELGF en het Elfpo kunnen elk hetzij op initiatief van de Commissie hetzij namens de Commissie rechtstreeks de activiteiten op het gebied van de voorbereiding, monitoring, administratieve en technische ondersteuning, evaluatie, audit en inspectie financieren die nodig zijn voor de uitvoering van het GLB. Daaronder valt met name het volgende:

 

a)

maatregelen die nodig zijn om het GLB te analyseren, te beheren, te monitoren, er informatie over uit te wisselen, en uit te voeren, met inbegrip van de beoordeling van de effecten, de milieuprestaties en de vorderingen met het oog op het halen van streefdoelen van de Unie, en maatregelen inzake de uitvoering van controlesystemen en technische en administratieve ondersteuning;

 

b)

de in artikel 24 bedoelde verwerving door de Commissie van de satellietgegevens die nodig zijn voor het areaalmonitoringsysteem;

 

c)

de acties die de Commissie uitvoert met behulp van teledetectietoepassingen voor de in artikel 25 bedoelde monitoring van agrarische hulpbronnen;

 

d)

maatregelen die nodig zijn voor de instandhouding en ontwikkeling van methoden en technische middelen op het gebied van de informatie, de onderlinge koppeling, de monitoring en de controle met betrekking tot het financiële beheer van de fondsen die gebruikt worden voor de financiering van het GLB;

 

e)

de in artikel 46 bedoelde voorlichting over het GLB;

 

f)

studies over het GLB en evaluaties van de uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde maatregelen, met inbegrip van de verbetering van evaluatiemethoden en de uitwisseling van informatie over beste praktijken in het kader van het GLB en overleg met de betrokken belanghebbenden, en studies die samen met de Europese Investeringsbank (EIB) zijn verricht;

 

g)

in voorkomend geval, de bijdrage aan uitvoerende agentschappen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad (27) zijn opgericht en die optreden in het kader van het GLB;

 

h)

de bijdrage aan de in het kader van de plattelandsontwikkelingsinterventies genomen maatregelen op het gebied van de verspreiding van informatie, de bewustmaking, de bevordering van samenwerking en de uitwisseling van ervaringen met de betrokken belanghebbenden op Unieniveau, waaronder het netwerken van de betrokken partijen;

 

i)

informatietechnologienetwerken voor informatieverwerking en -uitwisseling, met inbegrip van institutionele informatietechnologiesystemen, die nodig zijn voor het beheer van het GLB;

 

j)

maatregelen die nodig zijn voor de ontwikkeling, registratie en bescherming van logo’s in het kader van de kwaliteitsregelingen van de Unie overeenkomstig artikel 44, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (28), en voor de bescherming van de daaraan verbonden intellectuele-eigendomsrechten, en de nodige ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie (IT).

HOOFDSTUK II

Governance-instanties

Artikel 8

Bevoegde autoriteit

  • 1. 
    Elke lidstaat wijst een bevoegde autoriteit op ministerieel niveau aan die verantwoordelijk is voor:
 

a)

de toekenning, evaluatie en intrekking van de accreditatie van de betaalorganen als bedoeld in artikel 9, lid 2;

 

b)

de aanwijzing van en de toekenning, evaluatie en intrekking van de accreditatie van de coördinerende instantie als bedoeld in artikel 10;

 

c)

de aanwijzing en intrekking van de aanwijzing van een certificerende instantie als bedoeld in artikel 12, en het waarborgen dat er te allen tijde een certificerende instantie is aangewezen;

 

d)

de uitvoering van de krachtens dit hoofdstuk aan de bevoegde autoriteit toegewezen taken.

  • 2. 
    Op basis van een onderzoek van de minimumvoorwaarden die overeenkomstig artikel 11, lid 1, punt a), moeten worden vastgesteld door de Commissie, beslist de bevoegde autoriteit bij formeel besluit over de toekenning of, na een evaluatie, de intrekking van de accreditatie van het betaalorgaan en over de aanwijzing en de accreditatie en de intrekking van de accreditatie van de coördinerende instantie.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteit beslist, door middel van een formele handeling, over de aanwijzing en de intrekking van de aanwijzing van de certificerende instantie, waarbij wordt gewaarborgd dat er te allen tijde een certificerende instantie is aangewezen.
  • 4. 
    De bevoegde autoriteit stelt de Commissie onverwijld in kennis van alle accreditaties en intrekkingen van de accreditatie van het betaalorgaan en van de aanwijzing en de accreditatie en de intrekking van accreditatie van de coördinerende instantie, en van de aanwijzing en de intrekking van de aanwijzing van de certificerende instantie.

Artikel 9

Betaalorganen

  • 1. 
    Betaalorganen zijn diensten of instanties van de lidstaten en, in voorkomend geval, van hun regio’s, die verantwoordelijk zijn voor het beheer en de controle van de in artikel 5, lid 2, en artikel 6 bedoelde uitgaven.

Met uitzondering van het verrichten van betalingen kunnen de betaalorganen de uitvoering van de in de eerste alinea bedoelde taken delegeren.

  • 2. 
    De lidstaten accrediteren als betaalorgaan de diensten of instanties die beschikken over een administratieve organisatie en een intern controlesysteem die voldoende garanties bieden dat de betalingen wettig en regelmatig zijn en naar behoren worden geboekt. Daartoe voldoen de betaalorganen aan de minimumvoorwaarden voor de accreditatie met betrekking tot de interne omgeving, controleactiviteiten, informatie en communicatie en monitoring die de Commissie op grond van artikel 11, lid 1, punt a), vaststelt.

Elke lidstaat beperkt, rekening houdend met zijn grondwettelijke bepalingen, zijn geaccrediteerde betaalorganen:

 

a)

tot één betaalorgaan op nationaal niveau of, in voorkomend geval, tot één per regio; en

 

b)

tot één betaalorgaan voor het beheer van zowel de ELGF- als de Elfpo-uitgaven, indien er alleen betaalorganen op nationaal niveau bestaan.

Wanneer betaalorganen op regionaal niveau worden opgezet, accrediteert een lidstaat daarnaast een betaalorgaan op nationaal niveau voor steunregelingen die vanwege de aard ervan op nationaal niveau moeten worden beheerd, of belast hij de regionale betaalorganen met het beheer van deze regelingen.

In afwijking van de tweede alinea van dit lid kunnen de lidstaten de betaalorganen die vóór 15 oktober 2020 zijn geaccrediteerd, aanhouden, mits de bevoegde autoriteit door middel van het in artikel 8, lid 2, bedoelde besluit bevestigt dat zij voldoen aan de in de eerste alinea van dit lid bedoelde minimumvoorwaarden voor accreditatie.

De accreditatie van betaalorganen die ten minste drie jaar lang geen ELGF- of Elfpo-uitgaven hebben beheerd, wordt ingetrokken.

Na 7 december 2021 kunnen de lidstaten geen aanvullende, nieuwe betaalorganen meer accrediteren, tenzij er in gevallen die onder de tweede alinea van punt a) vallen, waarbij, in overeenstemming met de grondwettelijke bepalingen, aanvullende regionale betaalorganen vereist zijn.

  • 3. 
    Voor de toepassing van artikel 63, leden 5 en 6, van het Financieel Reglement wordt door de persoon die verantwoordelijk is voor het geaccrediteerde betaalorgaan, uiterlijk op 15 februari van het jaar dat volgt op het betrokken landbouwbegrotingsjaar, het volgende opgesteld en bij de Commissie ingediend:
 

a)

de jaarrekeningen betreffende de uitgaven die gedaan zijn bij de uitvoering van de aan dat geaccrediteerde betaalorgaan toevertrouwde taken, als bedoeld in artikel 63, lid 5, punt a), van het Financieel Reglement, vergezeld van de informatie die vereist is voor de goedkeuring overeenkomstig artikel 53 van deze verordening;

 

b)

het in artikel 54, lid 1, van deze verordening en in artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde jaarlijkse prestatieverslag waaruit blijkt dat de uitgaven in overeenstemming met artikel 37 van deze verordening zijn gedaan;

 

c)

een jaarlijkse samenvatting van de definitieve auditverslagen en van de uitgevoerde controles, een analyse van de aard en de omvang van de geconstateerde fouten en tekortkomingen in de governancesystemen, en een overzicht van de genomen of geplande corrigerende actie, overeenkomstig artikel 63, lid 5, punt b), van het Financieel Reglement;

 

d)

een in artikel 63, lid 6, van het Financieel Reglement bedoelde beheersverklaring:

 

i)

over het feit dat de informatie op juiste, volledige en accurate wijze is gepresenteerd, overeenkomstig artikel 63, lid 6, punt a), van het Financieel Reglement;

 

ii)

over de goede werking van de ingestelde governancesystemen, met uitzondering van de bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 8, de coördinerende instantie bedoeld in artikel 10 en de certificerende instantie bedoeld in artikel 12 van deze verordening, ervoor zorgende dat de uitgaven zijn gedaan overeenkomstig artikel 37 van deze verordening, zoals bepaald in artikel 63, lid 6, punten b) en c), van het Financieel Reglement.

Overeenkomstig artikel 63, lid 7, tweede alinea, van het Financieel Reglement kan de Commissie na kennisgeving van de betrokken lidstaat de in de eerste alinea van dit lid bedoelde uiterste datum van 15 februari bij uitzondering verlengen tot 1 maart.

  • 4. 
    Wanneer een geaccrediteerd betaalorgaan niet of niet meer aan één of meer van de minimumvoorwaarden voor accreditatie als bedoeld in lid 2, eerste alinea, voldoet, trekt de betrokken lidstaat op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie de accreditatie van dat betaalorgaan in tenzij het betaalorgaan de nodige aanpassingen doorvoert binnen een termijn die door de bevoegde autoriteit van die lidstaat wordt bepaald naargelang van de ernst van het probleem.
  • 5. 
    De betaalorganen zorgen voor het beheer en de controle van de verrichtingen in verband met de openbare interventie waarvoor zij verantwoordelijk zijn, en blijven eindverantwoordelijk op dit gebied.

Wanneer steun wordt verleend via een financieringsinstrument van de EIB of door een andere internationale financiële instelling waarvan een lidstaat aandeelhouder is, baseert het betaalorgaan zich op een controleverslag dat de ingediende betalingsaanvragen staaft. Die instellingen bezorgen het controleverslag aan de lidstaten.

  • 6. 
    Voor de toepassing van artikel 33 wordt voor de Elfpo-uitgaven uiterlijk op 30 juni 2030 overeenkomstig lid 3 van dit artikel en artikel 10, lid 3, een aanvullend prestatieverslag ingediend dat betrekking heeft op de periode tot en met 31 december 2029.

Artikel 10

Coördinerende instanties

  • 1. 
    Wanneer in een lidstaat meer dan één betaalorgaan is geaccrediteerd, wijst die lidstaat een publieke coördinerende instantie aan, die hij met de volgende taken belast:
 

a)

verzameling van de aan de Commissie te verstrekken informatie en toezending van die informatie aan de Commissie;

 

b)

verstrekking aan de Commissie van het in artikel 54, lid 1, van deze verordening en in artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde jaarlijkse prestatieverslag;

 

c)

uitvoering of coördinatie van acties om tekortkomingen van gemeenschappelijke aard te verhelpen, en de Commissie op de hoogte stellen van iedere ontwikkeling;

 

d)

bevordering en, waar mogelijk, waarborging van de geharmoniseerde toepassing van de Unieregelgeving.

  • 2. 
    De coördinerende instantie wordt onderworpen aan een specifieke door de lidstaat uit te voeren accreditatie voor de verwerking van de in lid 1, punt a), bedoelde financiële informatie.
  • 3. 
    Het in lid 1, punt b), van dit artikel bedoelde jaarlijkse prestatieverslag valt onder het in artikel 12, lid 2, bedoelde advies, en wordt bij de Commissie ingediend samen met een beheersverklaring die de compilatie van het volledige verslag bestrijkt.

Artikel 11

Bevoegdheden van de Commissie met betrekking tot betaalorganen en coördinerende instanties

  • 1. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de goede werking van de krachtens de artikelen 9 en 10 ingestelde betaalorganen en coördinerende instanties te waarborgen en deze verordening aan te vullen met regels betreffende:
 

a)

de minimumvoorwaarden voor de accreditatie van de betaalorganen als bedoeld in artikel 9, lid 2, eerste alinea, en voor de aanwijzing en accreditatie van de coördinerende instanties als bedoeld in artikel 10;

 

b)

de verplichtingen van de betaalorganen wat betreft openbare interventie, alsmede de regels inzake de inhoud van hun verantwoordelijkheden op het gebied van beheer en controle.

  • 2. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor:
 

a)

de procedures voor de toekenning, intrekking en evaluatie van de accreditatie van betaalorganen en voor de aanwijzing van en de toekenning, intrekking en evaluatie van de accreditatie van coördinerende instanties, en de procedures voor het toezicht op de accreditatie van betaalorganen;

 

b)

de regelingen en -procedures voor de controles die ten grondslag liggen aan de beheersverklaring van de betaalorganen, als bedoeld in artikel 9, lid 3, eerste alinea, punt d), alsook de structuur en het formaat ervan;

 

c)

de werking van de coördinerende instantie en de indiening van informatie bij de Commissie overeenkomstig artikel 10.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 12

Certificerende instanties

  • 1. 
    De certificerende instantie is een publieke of particuliere auditorganisatie die voor een periode van ten minste drie jaar wordt aangewezen door de lidstaat, onverminderd het nationaal recht. Wanneer de instantie een particuliere auditorganisatie is en het nationale of Unierecht dit voorschrijft, wordt deze door de lidstaat geselecteerd via een openbare aanbesteding.

Een lidstaat die meer dan één certificerende instantie aanwijst, kan een publieke certificerende instantie op nationaal niveau aanwijzen die wordt belast met coördinatietaken.

  • 2. 
    Voor de toepassing van artikel 63, lid 7, eerste alinea, van het Financieel Reglement brengt de certificerende instantie een overeenkomstig internationaal aanvaarde auditnormen opgesteld advies uit waarin wordt aangegeven of:
 

a)

de rekeningen een juist en getrouw beeld geven;

 

b)

de governancesystemen van de lidstaten naar behoren functioneren, met name:

 

i)

de governance-instanties als bedoeld in de artikelen 9 en 10, van deze verordening en in artikel 123 van Verordening (EU) 2021/2115;

 

ii)

de basisvereisten van de Unie;

 

iii)

het verslagleggingssysteem dat is opgezet voor het in artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde jaarlijkse prestatieverslag;

 

c)

de prestatieverslaglegging over outputindicatoren voor de jaarlijkse prestatiegoedkeuring als bedoeld in artikel 54 van deze verordening, en de prestatieverslaglegging over resultaatindicatoren voor de meerjarige prestatiemonitoring als bedoeld in artikel 128 van Verordening (EU) 2021/2115, waaruit blijkt dat aan artikel 37 van deze verordening is voldaan, correct zijn;

 

d)

de uitgaven voor de maatregelen van Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013 en (EU) nr. 1308/2013 en van Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad (29) waarvoor bij de Commissie om terugbetaling is verzocht, wettig en regelmatig zijn.

In dat advies wordt ook aangegeven of bij het onderzoek twijfels zijn gerezen over de beweringen in de in artikel 9, lid 3, eerste alinea, punt d), bedoelde beheersverklaring. Het onderzoek heeft ook betrekking op de analyse van de aard en de omvang van de bij audits en controles vastgestelde fouten en tekortkomingen in de governancesystemen, en op de door het betaalorgaan genomen of geplande corrigerende actie, bedoeld in artikel 9, lid 3, eerste alinea, punt c).

Wanneer steun wordt verleend via een financieringsinstrument van de EIB of een andere internationale financiële instelling waarvan een lidstaat aandeelhouder is, baseert de certificerende instantie zich op het jaarlijkse auditverslag van de externe auditors van die instellingen. Die instellingen bezorgen het jaarlijkse auditverslag aan de lidstaten.

  • 3. 
    De certificerende instantie beschikt over de nodige technische expertise en kennis van het GLB. Zij is operationeel onafhankelijk van het betaalorgaan en de coördinerende instantie, evenals van de bevoegde autoriteit die dat betaalorgaan heeft geaccrediteerd, en van de voor de uitvoering en de monitoring van het GLB verantwoordelijke instanties.
  • 4. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de werking van de certificerende instanties, waaronder de te verrichten controles en de te controleren instanties, en voor de door de certificerende instanties op te stellen certificaten en rapporten, samen met de begeleidende documenten.

Die uitvoeringshandelingen bevatten ook een beschrijving van:

 

a)

de auditbeginselen waarop de adviezen van de certificerende instantie gebaseerd moeten zijn, waaronder een beoordeling van de risico’s, interne controles en het vereiste auditbewijs;

 

b)

de auditmethoden die de certificerende instanties, gelet op internationale auditnormen, moeten volgen voor het uitbrengen van hun advies.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 13

Uitwisseling van beste praktijken

De Commissie bevordert de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten, met name wat betreft de werkzaamheden van de bestuursorganen in het kader van dit hoofdstuk.

TITEL III

FINANCIEEL BEHEER VAN HET ELGF EN HET ELFPO

HOOFDSTUK I

ELGF

Afdeling 1

Begrotingsdiscipline

Artikel 14

Begrotingsmaximum

  • 1. 
    Het jaarlijkse maximum voor de ELGF-uitgaven wordt gevormd door de maximumbedragen die voor dit fonds zijn vastgesteld krachtens Verordening (EU, Euratom) 2020/2093.
  • 2. 
    Wanneer het Unierecht voorziet in sommen die moeten worden opgeteld bij of afgetrokken van de in lid 1 bedoelde bedragen, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast, zonder de in artikel 103 bedoelde procedure toe te passen, waarbij het voor de ELGF-uitgaven beschikbare nettosaldo wordt bepaald op basis van de in het Unierecht bedoelde gegevens.

Artikel 15

Inachtneming van het maximum

  • 1. 
    Wanneer in het Unierecht met betrekking tot een lidstaat een financieel maximum voor landbouwuitgaven is vastgesteld in euro’s, worden de desbetreffende uitgaven tot dat maximum terugbetaald, waarbij die uitgaven zo nodig worden aangepast wanneer de artikelen 39 tot en met 42 van toepassing zijn.
  • 2. 
    De in artikel 87 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde toewijzingen van lidstaten voor interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen, gecorrigeerd voor de aanpassingen op grond van artikel 17 van deze verordening, komen voor de toepassing van lid 1 van dit artikel overeen met de financiële maxima in euro’s.

Artikel 16

Landbouwreserve

  • 1. 
    Aan het begin van elk jaar wordt in het ELGF een Unielandbouwreserve (“de reserve”) aangelegd die bedoeld is om aanvullende steun aan de landbouwsector te verlenen voor het beheer of de stabilisatie van de markt en om snel te reageren in crisissituaties die de landbouwproductie of -distributie treffen.

De kredieten voor de reserve worden rechtstreeks opgenomen in de Uniebegroting. In het landbouwbegrotingsjaar of de landbouwbegrotingsjaren waarvoor aanvullende steun nodig is, worden middelen uit de reserve beschikbaar gesteld voor de volgende maatregelen:

 

a)

maatregelen tot stabilisatie van de landbouwmarkten als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 21 van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

 

b)

uitzonderlijke maatregelen als bedoeld in de artikelen 219, 220 en 221 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

  • 2. 
    Het bedrag van de reserve is 450 miljoen EUR in lopende prijzen aan het begin van elk jaar van de periode 2023-2027, tenzij in de begroting van de Unie een hoger bedrag is vastgesteld. De Commissie kan het bedrag van de reserve in de loop van het jaar aanpassen wanneer dat wenselijk is gelet op marktontwikkelingen of -vooruitzichten in het lopende of het daaropvolgende jaar en rekening houdend met de onder het ELGF-submaximum beschikbare kredieten.

Indien die beschikbare kredieten niet toereikend zijn, kan in laatste instantie financiële discipline worden gebruikt overeenkomstig artikel 17 van deze verordening om de reserve te financieren tot maximaal het in de eerste alinea van dit lid genoemde startbedrag.

In afwijking van artikel 12, lid 2, derde alinea, van het Financieel Reglement worden niet-vastgelegde kredieten van de reserve tot en met het jaar 2027 overgedragen om de reserve in de daaropvolgende begrotingsjaren te financieren.

Bovendien wordt, in afwijking van artikel 12, lid 2, derde alinea, van het Financieel Reglement, het totale ongebruikte bedrag van de bij Verordening (EU) nr. 1306/2013 ingestelde reserve voor crises in de landbouwsector dat aan het eind van het jaar 2022 beschikbaar is, overgedragen naar het jaar 2023 zonder dat het volledig terugvloeit naar de begrotingsonderdelen voor de in artikel 5, lid 2, punt c), van deze verordening bedoelde acties, en wordt het voor zover nodig beschikbaar gesteld voor de financiering van de bij dit artikel ingestelde reserve, na rekening te hebben gehouden met de onder het ELGF-submaximum beschikbare kredieten. Indien na de financiering van de bij dit artikel ingestelde reserve kredieten van de reserve voor crises in de landbouwsector beschikbaar blijven, worden deze weer toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor de in artikel 5, lid 2, punt c), van deze verordening bedoelde acties.

Artikel 17

Financiële discipline

  • 1. 
    De Commissie stelt een aanpassingspercentage vast voor de in artikel 5, lid 2, punt c), van deze verordening bedoelde interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen en voor de financiële bijdrage van de Unie aan rechtstreekse betalingen krachtens hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 en hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr 229/2013 voor de in artikel 5, lid 2, punt e), van deze verordening bedoelde specifieke maatregelen (“het aanpassingspercentage”) wanneer de ramingen voor de financiering van de interventies en maatregelen die krachtens het overeenkomstige submaximum voor een bepaald begrotingsjaar worden gefinancierd, erop wijzen dat de toepasselijke jaarlijkse maxima zullen worden overschreden.

Het aanpassingspercentage is van toepassing op betalingen boven 2 000 EUR die voor het overeenkomstige kalenderjaar voor de in de eerste alinea van dit lid bedoelde interventies en specifieke maatregelen aan landbouwers worden toegekend. Voor de toepassing van deze alinea is artikel 17, lid 4, van Verordening (EU) 2021/2115 van overeenkomstige toepassing.

Uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar waarop het aanpassingspercentage van toepassing is, stelt de Commissie bij uitvoeringshandelingen het aanpassingspercentage vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

  • 2. 
    Tot 1 december van het kalenderjaar waarop het aanpassingspercentage van toepassing is, kan de Commissie op basis van nieuwe informatie uitvoeringshandelingen vaststellen om het overeenkomstig lid 1 van dit artikel bepaalde aanpassingspercentage bij te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
  • 3. 
    Wanneer financiële discipline is toegepast, worden de kredieten die zijn overgedragen overeenkomstig artikel 12, lid 2, punt d), van het Financieel Reglement gebruikt voor de financiering van uitgaven krachtens artikel 5, lid 2, punt c), van deze verordening voor zover dit nodig is om een herhaalde toepassing van financiële discipline te vermijden.

Wanneer de overeenkomstig de eerste alinea over te dragen kredieten beschikbaar blijven en het totale bedrag aan niet-vastgelegde kredieten dat beschikbaar is voor terugbetalingen ten minste 0,2 % van het jaarlijkse maximum voor de ELGF-uitgaven is, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin per lidstaat de bedragen aan niet-vastgelegde kredieten worden vermeld die aan de eindbegunstigden moeten worden terugbetaald. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

  • 4. 
    De lidstaten betalen de bedragen die de Commissie overeenkomstig lid 3, tweede alinea, heeft vastgesteld, terug aan de eindbegunstigden op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria. De lidstaten kunnen een ondergrens toepassen voor het bedrag dat per eindbegunstigde wordt terugbetaald. Die terugbetaling geldt alleen voor eindbegunstigden in lidstaten waarin in het voorgaande landbouwbegrotingsjaar financiële discipline is toegepast.
  • 5. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die nodig zijn om een coherente toepassing van de financiële discipline in de lidstaten te waarborgen, en deze verordening aan te vullen met regels voor de berekening van de financiële discipline die de lidstaten op landbouwers moeten toepassen.

Artikel 18

Procedure voor de begrotingsdiscipline

  • 1. 
    Wanneer bij de opstelling van de ontwerpbegroting voor begrotingsjaar N blijkt dat het in artikel 14 van deze verordening bedoelde bedrag voor begrotingsjaar N dreigt te worden overschreden, stelt de Commissie de maatregelen voor die nodig zijn om dat bedrag alsnog in acht te nemen. Die maatregelen moeten worden aangenomen door het Europees Parlement en de Raad wanneer de betrokken maatregel gebaseerd is op artikel 43, lid 2, VWEU of door de Raad wanneer de betrokken maatregel gebaseerd is op artikel 43, lid 3, VWEU.
  • 2. 
    Indien de Commissie op enig moment van oordeel is dat het in artikel 14 van deze verordening bedoelde bedrag dreigt te worden overschreden en dat zij geen adequate maatregelen kan nemen om de situatie recht te zetten, stelt zij andere maatregelen voor die ervoor zorgen dat dat bedrag alsnog in acht wordt genomen. Die maatregelen moeten worden aangenomen door het Europees Parlement en de Raad wanneer de betrokken maatregel gebaseerd is op artikel 43, lid 2, VWEU of door de Raad wanneer de betrokken maatregel gebaseerd is op artikel 43, lid 3, VWEU.
  • 3. 
    Wanneer aan het einde van begrotingsjaar N de terugbetalingsaanvragen van de lidstaten het in artikel 14 bedoelde bedrag overschrijden of waarschijnlijk zullen overschrijden, handelt de Commissie als volgt:
 

a)

zij neemt de door de lidstaten ingediende verzoeken naar rato in aanmerking, afhankelijk van de beschikbare begrotingsmiddelen, en stelt uitvoeringshandelingen vast waarin het bedrag van de betalingen voor de betrokken maand voorlopig wordt vastgesteld;

 

b)

zij bepaalt op of vóór 28 februari van begrotingsjaar N+1 voor alle lidstaten hun situatie met betrekking tot de Uniefinanciering voor begrotingsjaar N;

 

c)

zij stelt uitvoeringshandelingen vast waarin het totale Uniefinancieringsbedrag, verdeeld over de lidstaten, wordt vastgesteld op basis van een uniform Uniefinancieringspercentage, afhankelijk van het bedrag dat voor de maandelijkse betalingen beschikbaar was;

 

d)

zij betaalt uiterlijk bij de maandelijkse betalingen voor de maand maart van begrotingsjaar N+1 de aan de lidstaten verschuldigde verrekeningen uit.

De uitvoeringshandelingen waarin de eerste alinea, punten a) en c), van dit lid, voorziet, worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 19

Systeem voor vroegtijdige waarschuwing en monitoring

Om te voorkomen dat het in artikel 14 bedoelde begrotingsmaximum wordt overschreden, past de Commissie een systeem voor vroegtijdige waarschuwing en monitoring toe waarmee de ELGF-uitgaven per maand worden gevolgd.

Aan het begin van elk begrotingsjaar bepaalt de Commissie daartoe profielen van de maandelijkse uitgaven, waarbij zij zich, voor zover dienstig, baseert op het gemiddelde van de maandelijkse uitgaven in de voorgaande drie jaren.

De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad periodiek een verslag in waarin de ontwikkeling van de gedane uitgaven wordt getoetst aan de profielen en waarin de voor het lopende begrotingsjaar verwachte uitvoering van de begroting wordt beoordeeld.

Afdeling 2

Financiering van de uitgaven

Artikel 20

Maandelijkse betalingen

  • 1. 
    De Commissie stelt de kredieten die nodig zijn voor de financiering van de in artikel 5, lid 2, bedoelde uitgaven, in de vorm van maandelijkse betalingen ter beschikking van de lidstaten op basis van de uitgaven die de geaccrediteerde betaalorganen in een referentieperiode hebben gedaan.
  • 2. 
    Totdat de Commissie de maandelijkse betalingen overmaakt, voorzien de lidstaten in de voor de uitgaven benodigde middelen naargelang van de behoeften van hun geaccrediteerde betaalorganen.

Artikel 21

Procedure voor de maandelijkse betalingen

  • 1. 
    Onverminderd de artikelen 53, 54 en 55 doet de Commissie maandelijkse betalingen voor de uitgaven die de geaccrediteerde betaalorganen van de lidstaten in de referentiemaand hebben verricht.
  • 2. 
    De maandelijkse betalingen worden aan elke lidstaat gedaan op of vóór de derde werkdag van de tweede maand na de maand waarin de uitgaven zijn verricht, waarbij rekening wordt gehouden met de in het kader van de artikelen 39 tot en met 42 toegepaste verlagingen en opschortingen en met alle andere correcties. Uitgaven die door de lidstaten zijn gedaan in de periode van 1 tot en met 15 oktober, worden beschouwd als uitgaven over de maand oktober. De uitgaven die in de periode van 16 tot en met 31 oktober zijn gedaan, worden beschouwd als uitgaven over de maand november.
  • 3. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de door haar te verrichten maandelijkse betalingen worden bepaald op basis van een uitgavendeclaratie van de lidstaten en de overeenkomstig artikel 90, lid 1, verstrekte informatie. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld zonder de in artikel 103 bedoelde procedure toe te passen.
  • 4. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin aanvullende betalingen of inhoudingen worden bepaald ter aanpassing van de betalingen die overeenkomstig lid 3 zijn verricht. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld zonder de in artikel 103 bedoelde procedure toe te passen.
  • 5. 
    De Commissie stelt de lidstaat onverwijld in kennis van een overschrijding van de financiële maxima door de lidstaat.

Artikel 22

Administratieve en personeelskosten

Administratieve en personeelskosten van de lidstaten en van de begunstigden van ELGF-steun worden niet uit het ELGF gefinancierd.

Artikel 23

Uitgaven aan openbare interventie

  • 1. 
    Wanneer voor een openbare interventie geen bedrag per eenheid wordt vastgesteld in het kader van de gemeenschappelijke marktordening, financiert het ELGF de betrokken maatregel op basis van uniforme standaardbedragen, met name voor de van de lidstaten afkomstige middelen die worden gebruikt voor de aankoop van producten, voor materiële opslagverrichtingen en, in voorkomend geval, voor de verwerking van de producten die in aanmerking komen voor openbare interventie, als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
  • 2. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met voorschriften betreffende:
 

a)

de voor Uniefinanciering in aanmerking komende soorten maatregelen en de voorwaarden voor de terugbetaling ervan;

 

b)

de subsidiabiliteitsvoorwaarden en berekeningswijze op basis van de feitelijke waarnemingen van de betaalorganen, van door de Commissie vastgestelde vaste percentages, of van forfaitaire of niet-forfaitaire bedragen die bij de landbouwwetgeving betreffende specifieke sectoren zijn vastgesteld.

 

c)

de waardering van verrichtingen in verband met openbare interventie, voor de maatregelen die moeten worden genomen bij verlies of achteruitgang van producten die onder de openbare interventie vallen, en voor de bepaling van de te financieren bedragen.

  • 3. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de in lid 1 bedoelde bedragen worden bepaald. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 24

Verwerving van satellietgegevens

De Commissie en de lidstaten komen de lijst van satellietgegevens die nodig zijn voor het in artikel 66, lid 1, punt c), bedoelde areaalmonitoringsysteem, overeen op basis van de door elke lidstaat opgestelde specificaties.

Overeenkomstig artikel 7, punt b), stelt de Commissie die satellietgegevens gratis ter beschikking aan de voor het areaalmonitoringsysteem bevoegde autoriteiten of aan de dienstverleners die van deze autoriteiten toestemming hebben gekregen om hen te vertegenwoordigen.

De Commissie blijft de eigenaar van de satellietgegevens.

De Commissie kan gespecialiseerde instanties belasten met taken op het gebied van technieken of werkmethoden die verband houden met het in artikel 66, lid 1, punt c), bedoelde areaalmonitoringsysteem.

Artikel 25

Monitoring van agrarische hulpbronnen

  • 1. 
    De in het kader van artikel 7, punt c), gefinancierde acties zijn bedoeld om de Commissie de middelen te bieden om:
 

a)

de landbouwmarkten van de Unie in een mondiale context te beheren;

 

b)

te zorgen voor agro-economische en agromilieuklimaatmonitoring van het gebruik van landbouwgrond en veranderingen in het gebruik van landbouwgrond, waaronder boslandbouw, en monitoring van de toestand van de bodem, de gewassen, agrarische landschappen en landbouwgrond zodat ramingen van met name de opbrengsten en de landbouwproductie en de landbouweffecten van uitzonderlijke omstandigheden kunnen worden gemaakt, en zodat de weerbaarheid van landbouwsystemen en de vorderingen in de richting van het halen van de relevante duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties kunnen worden beoordeeld;

 

c)

de toegang tot de in punt b) bedoelde ramingen te delen in een internationale context, waaronder de initiatieven die gecoördineerd worden door organisaties van de Verenigde Naties, zoals het opmaken van broeikasgasinventarissen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, of andere internationale organisaties;

 

d)

bij te dragen tot specifieke maatregelen ter vergroting van de transparantie van de mondiale markten, rekening houdend met de doelstellingen en verbintenissen van de Unie;

 

e)

te zorgen voor een technologische follow-up van het agrometeorologische systeem.

  • 2. 
    Krachtens artikel 7, punt c), financiert de Commissie de acties die betrekking hebben op:
 

a)

de verzameling of aankoop van gegevens die nodig zijn voor de uitvoering en monitoring van het GLB, waaronder satellietgegevens, geospatiale gegevens en meteorologische gegevens;

 

b)

de ontwikkeling van een infrastructuur voor ruimtelijke gegevens en van een website;

 

c)

de uitvoering van specifieke studies over klimaatomstandigheden;

 

d)

teledetectie als ondersteuning van de monitoring van veranderingen in het gebruik van landbouwgrond en de bodemkwaliteit; en

 

e)

de actualisering van agrometeorologische en econometrische modellen.

Zo nodig worden die acties in samenwerking met het Europees Milieuagentschap, het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, nationale laboratoria en instanties uitgevoerd of wordt hierbij de particuliere sector betrokken.

Artikel 26

Uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de artikelen 24 en 25

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met:

 

a)

regels voor de financiering op grond van artikel 7, punten b) en c);

 

b)

de procedure volgens welke de in de artikelen 24 en 25 bedoelde maatregelen moeten worden uitgevoerd om de gestelde doelen te bereiken;

 

c)

het kader voor de verwerving, de verbetering en het gebruik van satellietgegevens en meteorologische gegevens, en de toepasselijke termijnen.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK II

ELFPO

Afdeling 1

Algemene bepalingen inzake het Elfpo

Artikel 27

Bepalingen die voor alle betalingen gelden

  • 1. 
    De door de Commissie te betalen Elfpo-bijdrage als bedoeld in artikel 6, is niet hoger dan het bedrag aan begrotingsvastleggingen.

Onverminderd artikel 34, lid 1, worden die betalingen afgeboekt op de oudste openstaande begrotingsvastlegging.

  • 2. 
    Artikel 110 van het Financieel Reglement is van toepassing.

Afdeling 2

Elfpo-financiering in het kader van het strategisch GLB-plan

Artikel 28

Financiële bijdrage uit het Elfpo

De financiële Elfpo-bijdrage in de uitgaven in het kader van de strategische GLB-plannen wordt voor elk strategisch GLB-plan bepaald binnen de grenzen van de maxima die zijn vastgelegd in het Unierecht inzake Elfpo-steun voor interventies van het strategisch GLB-plan.

Artikel 29

Begrotingsvastleggingen

  • 1. 
    Het uitvoeringsbesluit van de Commissie tot goedkeuring van een strategisch GLB-plan vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 110, lid 1, van het Financieel Reglement en vormt na kennisgeving aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van dat reglement. Dat uitvoeringsbesluit vermeldt de bijdrage per jaar.
  • 2. 
    De begrotingsvastleggingen van de Unie voor elk strategisch GLB-plan vinden in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027 in jaarlijkse tranches plaats. In afwijking van artikel 111, lid 2, van het Financieel Reglement geschieden voor elk strategisch GLB-plan de begrotingsvastleggingen voor de eerste tranche na de goedkeuring van het strategisch GLB-plan door de Commissie en de daaropvolgende kennisgeving ervan aan de betrokken lidstaat. De begrotingsvastleggingen van de daaropvolgende tranches worden vóór 1 mei van elk jaar door de Commissie verricht op basis van het in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringsbesluit, tenzij artikel 16 van het Financieel Reglement van toepassing is.

Afdeling 3

Financiële bijdrage voor plattelandsontwikkelingsinterventies

Artikel 30

Bepalingen inzake betalingen voor plattelandsontwikkelingsinterventies

  • 1. 
    De kredieten die nodig zijn voor de financiering van de in artikel 6 bedoelde uitgaven, worden aan de lidstaten ter beschikking gesteld in de vorm van voorfinanciering, tussentijdse betalingen en een saldobetaling, zoals beschreven in deze afdeling.
  • 2. 
    Het gecumuleerde totaal van de voorfinanciering en de tussentijdse betalingen bedraagt ten hoogste 95 % van de Elfpo-bijdrage voor elk strategisch GLB-plan.

Wanneer het maximum van 95 % is bereikt, blijven de lidstaten betalingsverzoeken bij de Commissie indienen.

Artikel 31

Voorfinanciering

  • 1. 
    Na het uitvoeringsbesluit van de Commissie tot goedkeuring van het strategisch GLB-plan keert de Commissie aan de lidstaat een eerste voorfinanciering voor de gehele looptijd van het strategisch GLB-plan uit. Deze initiële voorfinanciering wordt in tranches uitgekeerd, en wel als volgt:
 

a)

in 2023: 1 % van het Elfpo-steunbedrag voor de gehele looptijd van het strategisch GLB-plan;

 

b)

in 2024: 1 % van het Elfpo-steunbedrag voor de gehele looptijd van het strategisch GLB-plan;

 

c)

in 2025: 1 % van het Elfpo-steunbedrag voor de gehele looptijd van het strategisch GLB-plan;

Indien een strategisch GLB-plan in 2024 of later wordt goedgekeurd, worden de tranches uit eerdere jaren na goedkeuring ervan onverwijld betaald.

  • 2. 
    Het totale bedrag dat als voorfinanciering is uitgekeerd, wordt aan de Commissie terugbetaald indien er geen uitgaven zijn gedaan en geen uitgavendeclaratie voor het strategisch GLB-plan is toegezonden binnen 24 maanden te rekenen vanaf de datum waarop de Commissie de eerste tranche van de voorfinanciering heeft uitgekeerd. Die voorfinanciering wordt verrekend met de eerste uitgaven die in het kader van het strategisch GLB-plan zijn gedeclareerd.
  • 3. 
    Wanneer een overheveling naar of uit het Elfpo heeft plaatsgevonden overeenkomstig artikel 103 van Verordening (EU) 2021/2115 wordt geen aanvullende voorfinanciering betaald of teruggevorderd.
  • 4. 
    De renteopbrengsten van de voorfinanciering worden voor het betrokken strategisch GLB-plan gebruikt en in mindering gebracht op het bedrag aan overheidsuitgaven dat in de einddeclaratie van de uitgaven is vermeld.
  • 5. 
    Het totale voorfinancieringsbedrag wordt vóór de afsluiting van het strategisch GLB-plan goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 53 bedoelde procedure.

Artikel 32

Tussentijdse betalingen

  • 1. 
    Voor elk strategisch GLB-plan worden tussentijdse betalingen gedaan. Ze worden berekend door het in artikel 91 van Verordening (EU) 2021/2115 vermelde bijdragepercentage toe te passen op de overheidsuitgaven voor elk interventietype, met uitzondering van betalingen uit de aanvullende nationale financiering vermeld in artikel 115, lid 5, van die verordening.

Tussentijdse betalingen omvatten tevens de bedragen bedoeld in artikel 94, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115.

  • 2. 
    Afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen verricht de Commissie, rekening houdend met de verlagingen en opschortingen ingevolge de artikelen 39 tot en met 42, tussentijdse betalingen voor de uitgaven die de geaccrediteerde betaalorganen hebben gedaan bij de uitvoering van de strategische GLB-plannen.
  • 3. 
    In het geval van de uitvoering van financieringsinstrumenten overeenkomstig artikel 59, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060, bevat de uitgavendeclaratie de totale bedragen die de beheersautoriteit heeft uitgekeerd aan of, in het geval van garanties, die zij voor garantiecontracten heeft gereserveerd voor of ten voordele van eindbegunstigden als bedoeld in artikel 80, lid 5, eerste alinea, punten a), b) en c) van Verordening (EU) 2021/2115.
  • 4. 
    In het geval van de uitvoering van financieringsinstrumenten overeenkomstig artikel 59, lid 2, van Verordening (EU) 2021/1060, worden de uitgavendeclaraties die uitgaven voor financieringsinstrumenten bevatten ingediend overeenkomstig de volgende voorwaarden:
 

a)

het in de eerste uitgavendeclaratie opgenomen bedrag moet voordien in het kader van het financieringsinstrument zijn betaald en mag niet hoger zijn dan 30 % van het totale bedrag van de subsidiabele overheidsuitgaven zoals in het kader van de desbetreffende financieringsregeling is vastgelegd voor de financieringsinstrumenten;

 

b)

het bedrag dat is opgenomen in de daaropvolgende uitgavendeclaraties die zijn ingediend in de subsidiabiliteitsperiode bepaald in artikel 86, lid 4, van Verordening (EU) 2021/2115, omvat de subsidiabele uitgaven bedoeld in artikel 80, lid 5, van die verordening.

  • 5. 
    Overeenkomstig lid 4, punt a), van dit artikel, betaalde bedragen worden voor de toepassing van artikel 37, lid 2, als voorschotten beschouwd. De Commissie keurt het in lid 4, punt a), van dit artikel bedoelde bedrag van de eerste uitgavendeclaratie niet later goed dan in haar jaarrekeningen van het laatste jaar van uitvoering van het desbetreffende strategisch GLB-plan.
  • 6. 
    Elke tussentijdse betaling wordt door de Commissie afhankelijk gesteld van de naleving van de volgende voorwaarden:
 

a)

overeenkomstig artikel 90, lid 1, punt c), is een door het geaccrediteerde betaalorgaan ondertekende uitgavendeclaratie bij de Commissie ingediend;

 

b)

over de gehele looptijd van het betrokken strategisch GLB-plan is voor geen enkel interventietype de totale Elfpo-bijdrage overschreden;

 

c)

de overeenkomstig artikel 9, lid 3, en artikel 12, lid 2, in te dienen documenten zijn aan de Commissie toegezonden.

  • 7. 
    Indien niet is voldaan aan enige van de voorwaarden van lid 6, deelt de Commissie dit onmiddellijk mee aan het geaccrediteerde betaalorgaan of, wanneer er een coördinerende instantie is aangewezen, aan deze instantie. Indien niet is voldaan aan enige van de eisen van lid 6, punt a) of punt c), wordt de uitgavendeclaratie niet ontvankelijk geacht.
  • 8. 
    Onverminderd de artikelen 53, 54 en 55 verricht de Commissie tussentijdse betalingen binnen 45 dagen na registratie van een uitgavendeclaratie die voldoet aan de eisen van lid 6.
  • 9. 
    Binnen de door de Commissie vastgestelde termijnen stellen de geaccrediteerde betaalorganen tussentijdse uitgavendeclaraties voor de strategische GLB-plannen op en dienen zij deze hetzij rechtstreeks hetzij via de coördinerende instantie, wanneer er één is aangewezen, bij de Commissie in. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin die termijnen worden bepaald. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Uitgavendeclaraties hebben betrekking op de uitgaven die de betaalorganen in elk van de betrokken perioden hebben gedaan. Ze hebben tevens betrekking op de bedragen bedoeld in artikel 94, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115. Wanneer echter in artikel 86, lid 3, van die verordening bedoelde uitgaven niet in de betrokken periode bij de Commissie kunnen worden gedeclareerd omdat een wijziging van het strategisch GLB-plan nog op de goedkeuring van de Commissie wacht, overeenkomstig artikel 119, lid 10, van die verordening, kunnen deze uitgaven in een daaropvolgende periode worden gedeclareerd.

Tussentijdse uitgavendeclaraties voor vanaf 16 oktober gedane uitgaven worden ten laste gebracht van de begroting van het volgende jaar.

  • 10. 
    Wanneer de gesubdelegeerde ordonnateur een verdere verificatie eist omdat de verstrekte informatie onvolledig of onduidelijk is of omdat er meningsverschillen, interpretatieverschillen of onsamenhangendheden bestaan met betrekking tot een uitgavendeclaratie voor een referentieperiode en zulks met name te wijten is aan het niet-meedelen van de informatie die vereist is krachtens Verordening (EU) 2021/2115 en krachtens de op basis van die verordening vastgestelde handelingen van de Commissie, verstrekt de betrokken lidstaat binnen een termijn die naargelang van de ernst van het probleem in dat verzoek is vastgesteld, aanvullende informatie.

De in lid 8 vastgelegde termijn voor tussentijdse betalingen kan voor het gehele bedrag van de betalingsclaim of een deel daarvan worden onderbroken voor ten hoogste zes maanden vanaf de datum van verzending van het verzoek om informatie tot de gevraagde informatie is ontvangen en afdoende wordt geacht. De lidstaat kan ermee instemmen dat de onderbrekingsperiode met een periode van nog eens drie maanden wordt verlengd.

Wanneer de betrokken lidstaat het verzoek om aanvullende informatie niet binnen de in dat verzoek vastgestelde termijn beantwoordt of wanneer het antwoord niet afdoende wordt geacht of erop wijst dat de regelgeving niet is nageleefd of dat Uniemiddelen onjuist zijn gebruikt, kan de Commissie de betalingen overeenkomstig de artikelen 39 tot en met 42 van deze verordening opschorten of verlagen.

Artikel 33

Saldobetaling en afsluiting van de plattelandsontwikkelingsinterventies uit het strategisch GLB-plan

  • 1. 
    Na ontvangst van het laatste jaarlijkse prestatieverslag over de uitvoering van een strategisch GLB-plan verricht de Commissie, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, de saldobetaling op basis van het vigerende financieringsplan op het niveau van de Elfpo-interventietypes, van de jaarrekeningen voor het laatste jaar van uitvoering van het desbetreffende strategisch GLB-plan, en van de bijbehorende goedkeuringsbesluiten. Die rekeningen worden uiterlijk zes maanden na de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven waarin artikel 86, lid 4, van Verordening (EU) 2021/2115 voorziet, ingediend bij de Commissie en hebben betrekking op de uitgaven die het betaalorgaan tot en met de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven heeft gedaan.
  • 2. 
    Het saldo wordt betaald uiterlijk zes maanden na de datum waarop de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie en documenten door de Commissie ontvankelijk zijn bevonden en de laatste reeks jaarrekeningen is goedgekeurd. Onverminderd artikel 34, lid 5, worden de na de saldobetaling nog vastgelegde bedragen binnen zes maanden door de Commissie vrijgemaakt.
  • 3. 
    Indien de Commissie het laatste jaarlijkse prestatieverslag en de documenten die nodig zijn voor de goedkeuring van de jaarrekeningen over het laatste jaar van uitvoering van het strategische GLB-plan, niet binnen de in lid 1 van dit artikel vastgestelde termijn heeft ontvangen, wordt het saldo overeenkomstig artikel 34 automatisch vrijgemaakt.

Artikel 34

Automatische vrijmaking van vastleggingen voor strategische GLB-plannen

  • 1. 
    De Commissie maakt automatisch elk gedeelte van een begrotingsvastlegging voor plattelandsontwikkelingsinterventies uit een strategisch GLB-plan vrij, indien het uiterlijk op 31 december van het tweede jaar na het jaar van de vastlegging niet is gebruikt voor de voorfinanciering of voor tussentijdse betalingen of indien zij daarvoor uiterlijk op die datum geen uitgavendeclaratie heeft ontvangen die voldoet aan de eisen van artikel 32, lid 6, punten a) en c).
  • 2. 
    Het gedeelte van de begrotingsvastleggingen dat nog openstaat op de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven als bedoeld in artikel 86, lid 4, van Verordening (EU) 2021/2115, en waarvoor binnen zes maanden na die datum geen uitgavendeclaratie is ingediend, wordt automatisch vrijgemaakt.
  • 3. 
    In het geval van een gerechtelijke procedure of administratief beroep met schorsende werking wordt de in lid 1 of lid 2 bedoelde termijn waarna vastleggingen automatisch worden vrijgemaakt, gedurende die procedure of dat administratief beroep onderbroken voor het bedrag van de betrokken verrichtingen, mits de Commissie uiterlijk op 31 januari van jaar N+3 een gemotiveerde kennisgeving van de lidstaat ontvangt.
  • 4. 
    Bij de berekening van de automatisch vrij te maken vastleggingen worden niet meegeteld:
 

a)

het gedeelte van de begrotingsvastleggingen waarvoor uiterlijk op 31 december van jaar N+2 al wel een uitgavendeclaratie is ingediend, maar waarvan de Commissie de vergoeding heeft verlaagd of opgeschort;

 

b)

het gedeelte van de begrotingsvastleggingen waarvoor het betaalorgaan vanwege overmacht geen betaling heeft kunnen verrichten omdat de overmachtsituatie ernstige gevolgen heeft gehad voor de uitvoering van strategisch GLB-plan; nationale autoriteiten die zich op overmacht beroepen, moeten de rechtstreekse gevolgen van de overmachtsituatie voor de uitvoering van alle of een deel van de plattelandsontwikkelingsinterventies uit het strategisch GLB-plan aantonen.

De lidstaat zendt de Commissie uiterlijk op 31 januari van elk jaar informatie toe over de in de eerste alinea genoemde uitzonderingen met betrekking tot de bedragen die tot het eind van het voorgaande jaar zijn gedeclareerd.

  • 5. 
    De Commissie brengt de lidstaat tijdig op de hoogte wanneer er risico van automatische vrijmaking bestaat. Zij stelt de lidstaat in kennis van het vastgelegde bedrag dat volgens haar informatie automatisch moet worden vrijgemaakt. De lidstaat beschikt over een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van die informatie om akkoord te gaan met het betrokken bedrag of om opmerkingen in te dienen. De Commissie gaat uiterlijk negen maanden na het verstrijken van de laatste in de leden 1, 2 en 3 bedoelde termijn, over tot automatische vrijmaking.
  • 6. 
    Bij automatische vrijmaking wordt de Elfpo-bijdrage voor het desbetreffende strategisch GLB-plan voor het betrokken jaar verlaagd met het automatisch vrijgemaakte bedrag. De betrokken lidstaat legt een herzien financieringsplan waarin de verlaging van de steun over de interventietypes is verdeeld, ter goedkeuring over aan de Commissie. Bij ontstentenis daarvan verlaagt de Commissie de aan elk interventietype toegewezen bedragen naar rato.

HOOFDSTUK III

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 35

Landbouwbegrotingsjaar

Onverminderd de bijzondere bepalingen inzake de declaraties van uitgaven en ontvangsten in verband met de openbare interventie die de Commissie krachtens artikel 47, lid 2, eerste alinea, punt a), heeft vastgesteld, omvat het landbouwbegrotingsjaar de gedane uitgaven en de geïnde ontvangsten die door de betaalorganen zijn opgenomen in de rekeningen van de begroting van het ELGF en het Elfpo voor landbouwbegrotingsjaar N, dat begint op 16 oktober van jaar N-1 en eindigt op 15 oktober van jaar N.

Artikel 36

Geen dubbele financiering

De lidstaten zorgen ervoor dat uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde uitgaven niet anderszins uit de Uniebegroting worden gefinancierd.

In het kader van het Elfpo kan een verrichting diverse vormen van steun ontvangen, namelijk uit het strategisch GLB-plan, uit de andere fondsen bedoeld in artikel 1, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 of uit andere instrumenten van de Unie, mits het totale gecumuleerde steunbedrag dat in het kader van de verschillende steunsoorten is toegekend niet hoger is dan de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die/dat van toepassing is op dat interventietype als bedoeld in titel III van Verordening (EU) 2021/2115 In dergelijke gevallen declareren de lidstaten bij de Commissie niet dezelfde uitgaven voor steun uit:

 

a)

een ander fonds bedoeld in artikel 1, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 of uit een ander instrument van de Unie; of

 

b)

hetzelfde strategisch GLB-plan.

Het in een uitgavendeclaratie op te nemen uitgavenbedrag kan naar rato worden berekend overeenkomstig het document waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.

Artikel 37

Subsidiabiliteit van de uitgaven van de betaalorganen

  • 1. 
    De in artikel 5, lid 2, en artikel 6 bedoelde uitgaven kunnen uitsluitend door de Unie worden gefinancierd indien deze gedaan zijn door erkende betaalorganen, en indien:
 

a)

ze gedaan zijn overeenkomstig de toepasselijke Unieregelgeving; of

 

b)

wat betreft de in Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventietypes:

 

i)

ze overeenstemmen met een corresponderende gerapporteerde output, en

 

ii)

ze zijn gedaan overeenkomstig de toepasselijke governancesystemen, hetgeen niet de in het relevante strategische GLB-plan vastgelegde subsidiabiliteitsvoorwaarden voor individuele begunstigden omvat.

  • 2. 
    Het bepaalde in lid 1, punt b), i), geldt niet voor voorschotten die aan begunstigden worden betaald in het kader van de in Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventietypes.

Artikel 38

Inachtneming van de betalingstermijnen

  • 1. 
    Indien er in het Unierecht betalingstermijnen zijn vastgelegd, komt een betaling van een betaalorgaan aan een begunstigde vóór de vroegst mogelijke datum van betaling of na de laatst mogelijke datum van betaling niet in aanmerking voor Uniefinanciering.
  • 2. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de omstandigheden en voorwaarden waaronder een in lid 1 van dit artikel bedoelde betaling toch subsidiabel kan worden geacht op grond van het evenredigheidsbeginsel.

Artikel 39

Verlaging van maandelijkse en tussentijdse betalingen

  • 1. 
    Indien de Commissie uit de uitgavendeclaraties of de in artikel 90 bedoelde informatie, declaraties en documenten opmaakt dat de in het Unierecht vastgestelde financiële maxima zijn overschreden, verlaagt zij de maandelijkse of de tussentijdse betalingen aan de betrokken lidstaat in het kader van de uitvoeringshandelingen inzake de maandelijkse betalingen als bedoeld in artikel 21, lid 3, of in het kader van de tussentijdse betalingen als bedoeld in artikel 32.
  • 2. 
    Indien de Commissie uit de uitgavendeclaraties of de in artikel 90 bedoelde informatie, declaraties en documenten opmaakt dat de in artikel 38 bedoelde betalingstermijnen niet zijn nageleefd, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis en geeft zij deze de gelegenheid om binnen ten minste 30 dagen opmerkingen in te dienen. Indien de lidstaat in deze periode geen opmerkingen maakt of ingeval de Commissie tot de conclusie komt dat het antwoord duidelijk tekortschiet, kan de Commissie de maandelijkse of de tussentijdse betalingen aan de betrokken lidstaat verlagen in het kader van de uitvoeringshandelingen inzake de maandelijkse betalingen als bedoeld in artikel 21, lid 3, of in het kader van de tussentijdse betalingen als bedoeld in artikel 32.
  • 3. 
    Verlagingen krachtens dit artikel laten artikel 53 onverlet.
  • 4. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met verdere regels voor de procedure en andere praktische regelingen voor een correct functioneren van het in artikel 38 bedoelde mechanisme. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 40

Opschorting van betalingen in het kader van de jaarlijkse goedkeuring

  • 1. 
    Wanneer de lidstaten de in artikel 9, lid 3, en artikel 12, lid 2, bedoelde documenten niet indienen binnen de in artikel 9, lid 3, bepaalde termijnen, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen houdende opschorting van het totaal van de in artikel 21, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen. Na ontvangst van de ontbrekende documenten van de betrokken lidstaat voert de Commissie de opgeschorte betalingen alsnog uit, mits deze documenten uiterlijk zes maanden na de uiterste datum in kwestie zijn ontvangen.

Wat de in artikel 32 bedoelde tussentijdse betalingen betreft, worden uitgavendeclaraties op grond van lid 7 van dat artikel niet ontvankelijk geacht.

  • 2. 
    Indien de Commissie in het kader van de in artikel 54 bedoelde jaarlijkse prestatiegoedkeuring vaststelt dat het verschil tussen de gedeclareerde uitgaven en het met de relevante gerapporteerde output corresponderende bedrag meer dan 50 % bedraagt en de lidstaat dat niet naar behoren kan motiveren, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen houdende opschorting van de in artikel 21, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 32 bedoelde tussentijdse betalingen.

Opschorting vindt plaats voor relevante uitgaven die betrekking hebben op de interventies die aan de in artikel 54, lid 2, bedoelde verlaging zijn onderworpen, en de op te schorten betaling mag niet hoger zijn dan het percentage dat correspondeert met de verlaging zoals toegepast overeenkomstig artikel 54, lid 2. De opgeschorte betalingen worden, uiterlijk door middel van de in artikel 54 bedoelde uitvoeringshandeling met betrekking tot het jaar waarin de betalingen werden opgeschort, door de Commissie aan de lidstaten terugbetaald dan wel blijvend verlaagd. Indien de lidstaten echter aantonen dat de nodige corrigerende maatregelen zijn genomen, kan de Commissie middels een afzonderlijke uitvoeringshandeling de opschorting eerder opheffen.

  • 3. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor het percentage van de schorsing van betalingen.
  • 4. 
    De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Voordat de Commissie de in lid 1 en in lid 2, eerste alinea, van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen vaststelt, brengt zij de betrokken lidstaat op de hoogte van haar voornemen en vraagt zij de lidstaat om binnen een termijn van ten minste 30 dagen te reageren.

  • 5. 
    In de uitvoeringshandelingen tot vaststelling van de in artikel 21, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 32 bedoelde tussentijdse betalingen, wordt rekening gehouden met de in het kader van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandelingen.

Artikel 41

Opschorting van betalingen naar aanleiding van de meerjarige prestatiemonitoring

  • 1. 
    Indien overeenkomstig artikel 135, leden 2 en 3, van Verordening (EU) 2021/2115 de Commissie de betrokken lidstaat verzoekt een actieplan in te dienen, bepaalt die lidstaat in overleg met de Commissie een dergelijk actieplan. Het actieplan bevat onder meer de beoogde corrigerende maatregelen en duidelijke voortgangsindicatoren en de termijn waarbinnen de voortgang moet worden verwezenlijkt. Die termijn kan langer duren dan één landbouwbegrotingsjaar.

De betrokken lidstaat reageert binnen twee maanden na het verzoek van de Commissie om een actieplan.

Binnen twee maanden na ontvangst van het actieplan van de betrokken lidstaat stelt de Commissie die lidstaat in voorkomend geval schriftelijk in kennis van haar bezwaren tegen het ingediende actieplan en verzoekt zij om wijziging ervan. De betrokken lidstaat geeft uitvoering aan het door de Commissie aanvaarde actieplan en neemt het verwachte tijdschema voor de uitvoering ervan in acht.

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met verdere regels voor de structuur van de actieplannen en voor de procedure voor het opstellen van de actieplannen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

  • 2. 
    Indien de lidstaat het in lid 1 van dit artikel bedoelde actieplan niet indient of niet uitvoert, indien dat actieplan duidelijk tekortschiet, of indien het actieplan niet is gewijzigd in overeenstemming met het in dat lid bedoelde schriftelijke verzoek van de Commissie, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de in artikel 21, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 32 bedoelde tussentijdse betalingen worden geschorst.

In afwijking van de eerste alinea van dit lid leidt het verzoek van de Commissie om een actieplan voor het landbouwbegrotingsjaar 2025 niet tot een opschorting van betalingen vóór de prestatie-evaluatie voor het landbouwbegrotingsjaar 2026, als bedoeld in artikel 135, lid 3, van Verordening (EU) 2021/2115.

Opschorting van betalingen als bedoeld in de eerste alinea vindt overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel plaats voor relevante uitgaven die verband houden met de interventies uit hoofde van dat actieplan.

De Commissie voert de geschorste betalingen alsnog uit indien op basis van de prestatie-evaluatie als bedoeld in artikel 135 van Verordening (EU) 2021/2115 of op basis van de tijdens het landbouwbegrotingsjaar door de betrokken lidstaat spontane kennisgeving over de voortgang van het actieplan en de voortgang van de corrigerende acties om het tekort te verhelpen, bevredigende vooruitgang in de richting van de doelstellingen is geboekt.

Indien de situatie aan het einde van de twaalfde maand na de schorsing van de betalingen nog niet is gecorrigeerd, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin het geschorste bedrag voor de betrokken lidstaat definitief wordt verlaagd.

De in dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Voordat de Commissie deze uitvoeringshandelingen vaststelt, brengt zij de betrokken lidstaat op de hoogte van haar voornemen en vraagt zij de lidstaat om binnen een termijn van ten minste 30 dagen te reageren.

  • 3. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor het percentage en de duur van de schorsing van betalingen en voor de voorwaarde om die bedragen te verlagen of alsnog uit te keren in het kader van de meerjarige prestatiemonitoring.

Artikel 42

Opschorting van betalingen in verband met tekortkomingen in de governancesystemen

  • 1. 
    Bij ernstige tekortkomingen in de goede werking van de governancesystemen vraagt de Commissie de betrokken lidstaat desgevallend een actieplan in te dienen met de nodige corrigerende maatregelen en duidelijke voortgangsindicatoren. Dat actieplan wordt opgesteld in overleg met de Commissie. De betrokken lidstaat reageert binnen twee maanden na het verzoek van de Commissie om de noodzaak van een actieplan te beoordelen.

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de structuur van de actieplannen en voor de procedure voor het opstellen van de actieplannen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

  • 2. 
    Indien de lidstaat het in lid 1 van dit artikel bedoelde actieplan niet indient of niet uitvoert, of indien dat actieplan duidelijk tekortschiet, of indien het actieplan niet is uitgevoerd in overeenstemming met het in dat lid bedoelde schriftelijke verzoek van de Commissie, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de in artikel 21, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 32 bedoelde tussentijdse betalingen worden geschorst.

Schorsing vindt overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel plaats voor de relevante uitgaven van de lidstaat waar de tekortkomingen bestaan, en wel voor een in de in de eerste alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen te bepalen duur van maximaal twaalf maanden. Wordt nog altijd aan de schorsingsvoorwaarden voldaan, dan kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarbij die termijn wordt verlengd met periodes van in totaal maximaal twaalf maanden. Bij de vaststelling van de in artikel 55 bedoelde uitvoeringshandelingen wordt rekening gehouden met de geschorste bedragen.

  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Voordat de Commissie deze uitvoeringshandelingen vaststelt, brengt zij de betrokken lidstaat van haar voornemen op de hoogte en vraagt zij de lidstaat om binnen een termijn van ten minste 30 dagen te reageren.

  • 4. 
    Met de op grond van lid 2 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandelingen wordt rekening gehouden bij de opstelling van de uitvoeringshandelingen tot vaststelling van de in artikel 21, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 32 bedoelde tussentijdse betalingen.

Artikel 43

Voeren van afzonderlijke rekeningen

  • 1. 
    Elk betaalorgaan voert afzonderlijke rekeningen voor de kredieten die voor het ELGF en het Elfpo zijn opgenomen in de Uniebegroting.
  • 2. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met nadere regels voor de verplichting van dit artikel en voor de specifieke voorwaarden waaraan de informatie in de boekhouding van de betaalorganen moet voldoen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 44

Betalingen aan begunstigden

  • 1. 
    Tenzij in het Unierecht uitdrukkelijk anders is bepaald, zorgen de lidstaten ervoor dat betalingen die verband houden met de financiering in het kader van deze verordening, volledig aan de begunstigden worden uitgekeerd.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de betalingen uit hoofde van de in artikel 65, lid 2, bedoelde interventies en maatregelen uitgevoerd worden met ingang van 1 december van het betreffende en uiterlijk op 30 juni van het daaropvolgende kalenderjaar.

Niettegenstaande de eerste alinea kunnen de lidstaten:

 

a)

vóór 1 december maar niet vóór 16 oktober, voorschotten betalen van ten hoogste 50 % voor interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen en voor de maatregelen als bedoeld in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 en in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013;

 

b)

vóór 1 december voorschotten betalen van ten hoogste 75 % voor de steun die wordt verleend in het kader van de plattelandsontwikkelingsinterventies als bedoeld in artikel 65, lid 2.

  • 3. 
    De lidstaten kunnen besluiten om krachtens de in de artikelen 73 en 77 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventies voorschotten te betalen van ten hoogste 50 %.
  • 4. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van dit artikel via regels krachtens welke lidstaten voorschotten mogen betalen voor de in titel III, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventies en voor maatregelen ter regulering of ondersteuning van landbouwmarkten, zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1308/2013, om te waarborgen dat voorschotten op een coherente en niet-discriminerende wijze worden betaald.
  • 5. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met specifieke voorwaarden voor de betaling van voorschotten, om te waarborgen dat voorschotten op een coherente en niet-discriminerende wijze worden betaald.
  • 6. 
    Op verzoek van een lidstaat stelt de Commissie in een spoedeisende situatie en binnen de grenzen van artikel 11, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement, in voorkomend geval uitvoeringshandelingen vast betreffende de toepassing van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen kunnen afwijken van lid 2 van dit artikel, maar slechts voor zover en zolang dat strikt noodzakelijk is. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 45

Bestemming van ontvangsten

  • 1. 
    Als bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement worden beschouwd:
 

a)

wat de uitgaven uit hoofde van zowel het ELGF als het Elfpo betreft, de sommen krachtens de artikelen 38, 54 en 55 van deze verordening en artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zoals van toepassing overeenkomstig artikel 104 van deze verordening, en wat de ELGF-uitgaven betreft, de sommen krachtens artikelen 53 en 56 van deze verordening die aan de Uniebegroting moeten worden afgedragen, met inbegrip van de rente daarop;

 

b)

wat de ELGF-uitgaven betreft, de bedragen van de sancties die toegepast worden overeenkomstig de artikelen 12 en 14 van Verordening (EU) 2021/2115;

 

c)

zekerheden, borgsommen en garanties die zijn verstrekt krachtens het in het kader van het GLB vastgestelde Unierecht, met uitzondering van plattelandsontwikkelingsinterventies, en die vervolgens verbeurd zijn verklaard; verbeurde zekerheden die gesteld zijn bij de afgifte van uitvoer- of invoercertificaten of in het kader van een inschrijving waarbij het uitsluitend de bedoeling is geweest ervoor te zorgen dat een inschrijver een serieuze inschrijving indient, worden echter door de lidstaten ingehouden;

 

d)

sommen die overeenkomstig artikel 41, lid 2, definitief zijn verlaagd.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde sommen worden aan de Uniebegroting afgedragen en worden in het geval van hergebruik uitsluitend gebruikt om uitgaven uit het ELGF of het Elfpo te financieren.
  • 3. 
    Deze verordening is van overeenkomstige toepassing op de in lid 1 bedoelde bestemmingsontvangsten.
  • 4. 
    Wat het ELGF betreft, is artikel 113 van het Financieel Reglement van overeenkomstige toepassing op de boeking van de in de onderhavige verordening bedoelde bestemmingsontvangsten.

Artikel 46

Voorlichtingsmaatregelen

  • 1. 
    De voorlichting die op grond van artikel 7, punt e), wordt gefinancierd, is met name gericht op de verduidelijking, uitvoering en ontwikkeling van het GLB en op een grotere bekendheid van het publiek met de inhoud en doelstellingen ervan, met inbegrip van de interactie ervan met klimaat, het milieu en dierenwelzijn. Doel is de verstrekking van informatie aan de burgers over de uitdagingen op het gebied van landbouw en voeding, informatieverstrekking aan landbouwers en consumenten, herstel van het consumentenvertrouwen na een crisis via voorlichtingscampagnes en de verstrekking van informatie aan andere partijen die actief zijn in landelijke gebieden, alsook het promoten van een duurzamer landbouwmodel in de Unie alsook de bevordering van het inzicht van de burgers in dit model.

De informatie is coherent, empirisch onderbouwd, objectief en uitgebreid, zowel binnen als buiten de Unie, en omvat een overzicht van de communicatieacties die zijn gepland in het strategisch meerjarenplan voor landbouw en plattelandsontwikkeling van de Commissie.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde maatregelen kunnen omvatten:
 

a)

jaarlijkse werkprogramma’s of andere specifieke maatregelen die door derden worden voorgesteld;

 

b)

op initiatief van de Commissie uitgevoerde activiteiten.

Wettelijk verplichte maatregelen en maatregelen die al krachtens een andere actie van de Unie worden gefinancierd, zijn uitgesloten.

Bij de uitvoering van de in de eerste alinea, punt b), bedoelde activiteiten kan de Commissie een beroep doen op externe deskundigen.

De in de eerste alinea bedoelde maatregelen dragen ook bij aan de communicatie van de instellingen over de politieke prioriteiten van de Unie voor zover deze prioriteiten verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening.

  • 3. 
    De Commissie publiceert eenmaal per jaar een oproep tot het indienen van voorstellen die aan de voorwaarden van het Financieel Reglement voldoen.
  • 4. 
    Het in artikel 103, lid 1, bedoelde comité wordt in kennis gesteld van de krachtens dit artikel voorgenomen en genomen maatregelen.
  • 5. 
    De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad om de twee jaar verslag in over de uitvoering van dit artikel.

Artikel 47

Andere bevoegdheden van de Commissie met betrekking tot dit hoofdstuk

  • 1. 
    De Commissie is overeenkomstig artikel 102 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met de voorwaarden waaronder bepaalde soorten uitgaven en ontvangsten in het kader van het ELGF en het Elfpo onderling moeten worden verrekend.

Indien de Uniebegroting aan het begin van het begrotingsjaar niet is aangenomen of indien het totale bedrag van de geprogrammeerde vastleggingen de in artikel 11, lid 2, van het Financieel Reglement vastgelegde drempel overschrijdt, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 102 van deze verordening van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de wijze van vastlegging en betaling van de bedragen.

  • 2. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor:
 

a)

de financiering en boekhoudkundige verantwoording van interventiemaatregelen in de vorm van openbare opslag en andere uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde uitgaven;

 

b)

de voorwaarden voor de uitvoering van de procedure voor automatische vrijmaking.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK IV

Goedkeuring van de rekeningen

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 48

Single audit-benadering

Overeenkomstig artikel 127 van het Financieel Reglement ontleent de Commissie zekerheid aan het werk van de in artikel 12 van deze verordening bedoelde certificerende instanties, tenzij zij de betrokken lidstaat heeft meegedeeld dat zij voor een bepaald landbouwbegrotingsjaar niet op het werk van de certificerende instanties kan afgaan, waarmee zij dan rekening houdt in haar risicobeoordeling van de noodzaak om zelf audits in die lidstaat te verrichten. De Commissie brengt die lidstaat op de hoogte van de redenen waarom zij niet op het werk van de betrokken certificerende instantie kan afgaan.

Artikel 49

Controles door de Commissie

  • 1. 
    Onverminderd de controles die de lidstaten krachtens hun nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of krachtens artikel 287 VWEU verrichten, onverminderd de controles krachtens artikel 322 VWEU of op basis van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96, en onverminderd artikel 127 van het Financieel Reglement, kan de Commissie controles in de lidstaten organiseren om met name na te gaan of:
 

a)

de administratieve praktijken in overeenstemming zijn met de Unievoorschriften;

 

b)

tegenover de uitgaven die onder artikel 5, lid 2, en artikel 6 van deze verordening vallen en corresponderen met de in Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventies, een corresponderende output staat zoals gerapporteerd in het jaarlijkse prestatieverslag;

 

c)

de uitgaven die corresponderen met de maatregelen in de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013, (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1144/2014 zijn verricht en gecontroleerd overeenkomstig de toepasselijke Unieregels;

 

d)

het werk van de certificerende instantie is verricht overeenkomstig artikel 12 en voor de toepassing van afdeling 2 van dit hoofdstuk;

 

e)

een betaalorgaan voldoet aan de minimumvoorwaarden voor accreditatie van artikel 9, lid 2, en of de lidstaat artikel 9, lid 4, correct toepast;

 

f)

de betrokken lidstaat het strategisch GLB-plan uitvoert overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2021/2115;

 

g)

de in artikel 42 bedoelde actieplannen op correcte wijze worden uitgevoerd.

Personen die door de Commissie zijn gemachtigd om namens haar controles uit te voeren, of personeelsleden van de Commissie die handelen binnen de aan hen verleende bevoegdheden, hebben toegang tot de boeken en alle andere documenten, met inbegrip van alle op een elektronische informatiedrager opgestelde of ontvangen en bewaarde documenten en metagegevens die betrekking hebben op de uit het ELGF of het Elfpo gefinancierde uitgaven.

De bevoegdheden om controles te verrichten, doen geen afbreuk aan de toepassing van nationale bepalingen op grond waarvan bepaalde handelingen alleen mogen worden verricht door personeelsleden die daartoe specifiek in het nationaal recht zijn aangewezen. Onverminderd de specifieke bepalingen in de Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 nemen de personen die door de Commissie zijn gemachtigd om namens haar te handelen, niet deel aan onder meer een huisbezoek of aan een formeel verhoor van personen op basis van het recht van de betrokken lidstaat. Wel hebben zij toegang tot de aldus verkregen informatie.

  • 2. 
    De Commissie stelt voorafgaand aan een controle de betrokken lidstaat of de lidstaat op wiens grondgebied de controle moet plaatsvinden tijdig in kennis, en houdt bij het organiseren van dergelijke controles rekening met de administratieve impact voor de betaalorganen. Personeelsleden van de betrokken lidstaat kunnen aan deze controles deelnemen.

Op verzoek van de Commissie en met instemming van de lidstaat voeren de bevoegde instanties van deze lidstaat aanvullende controles of onderzoeken uit met betrekking tot de verrichtingen die onder deze verordening vallen. Personeelsleden van de Commissie of personen die door de Commissie zijn gemachtigd om namens haar te handelen, kunnen aan deze controles deelnemen.

Ter verbetering van de controles kan de Commissie met instemming van de betrokken lidstaten de overheidsdiensten van deze lidstaten verzoeken haar bij bepaalde controles of onderzoeken bij te staan.

Artikel 50

Toegang tot informatie

  • 1. 
    De lidstaten houden alle informatie die voor een probleemloos functioneren van het ELGF en het Elfpo nodig is, ter beschikking van de Commissie en treffen alle maatregelen om de controles die de Commissie in het kader van het beheer van de Uniefinanciering nuttig acht, mogelijk te maken.
  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie op haar verzoek de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen mee die zij in het kader van de uitvoering van de rechtshandelingen van de Unie inzake het GLB hebben vastgesteld, en die financiële gevolgen hebben voor het ELGF of het Elfpo.
  • 3. 
    De lidstaten houden over de volgende aangelegenheden informatie ter beschikking van de Commissie: onregelmatigheden in de zin van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 en andere gevallen van niet-naleving van de voorwaarden die de lidstaten in hun strategische GLB-plan hebben vastgesteld, geconstateerde gevallen van mogelijke fraude en de stappen die krachtens afdeling 3 van dit hoofdstuk zijn gezet om onverschuldigde betalingen die verband houden met deze onregelmatigheden en fraudegevallen terug te vorderen. De Commissie zorgt ervoor dat die informatie jaarlijks wordt samengevat en bekendgemaakt, en stelt het Europees Parlement ervan in kennis.

Artikel 51

Toegang tot documenten

  • 1. 
    De geaccrediteerde betaalorganen bewaren de bewijsstukken over de verrichte betalingen en de documenten over de uitvoering van de krachtens het Unierecht vereiste controles, en houden deze bewijsstukken en daarmee verband houdende informatie ter beschikking van de Commissie.

Die bewijsstukken en die informatie kunnen in elektronische vorm worden bewaard onder de door de Commissie krachtens lid 3 bepaalde voorwaarden.

Indien die bewijsstukken en die informatie worden bewaard door een in opdracht van een betaalorgaan handelende instantie die verantwoordelijk is voor de autorisatie van de uitgaven, dient die instantie bij het geaccrediteerde betaalorgaan verslagen in over het aantal verrichte controles, over de inhoud ervan en over de in het licht van de resultaten ervan getroffen maatregelen.

  • 2. 
    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de certificerende instanties.
  • 3. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor de voorwaarden waaronder de in dit artikel bedoelde bewijsstukken en informatie moeten worden bewaard, met inbegrip van de vorm en de opslagtermijn ervan. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 52

Bevoegdheden van de Commissie met betrekking tot controles en documenten en informatie en de samenwerkingsverplichting

  • 1. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die nodig zijn voor een correcte en efficiënte toepassing van de in dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen betreffende controles en de toegang tot documenten en informatie, en die deze verordening aanvullen met de specifieke verplichtingen waaraan de lidstaten krachtens dit hoofdstuk moeten voldoen, en met regels voor de criteria ter bepaling van de te rapporteren gevallen van onregelmatigheden in de zin van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 en andere gevallen van niet-naleving van de door de lidstaten in de strategische GLB-plannen vastgestelde voorwaarden, en voor de in deze context te verstrekken gegevens.
  • 2. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor de procedures voor de samenwerkingsverplichtingen waaraan de lidstaten moeten voldoen met het oog op uitvoering van de artikelen 49 en 50. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Afdeling 2

Goedkeuring

Artikel 53

Jaarlijkse financiële goedkeuring

  • 1. 
    Voor de in artikel 5, lid 2, en artikel 6 bedoelde uitgaven stelt de Commissie vóór 31 mei van het jaar na het betrokken begrotingsjaar op basis van de in artikel 9, lid 3, eerste alinea, punten a) en d), bedoelde informatie uitvoeringshandelingen vast houdende haar besluit over de goedkeuring van de rekeningen van de geaccrediteerde betaalorganen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Deze uitvoeringshandelingen hebben betrekking op de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen en laten de inhoud van de daarna krachtens de artikelen 54 en 55 vastgestelde uitvoeringshandelingen onverlet.

  • 2. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de acties die nodig zijn ter vaststelling en uitvoering van de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling, waaronder de regels voor de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten, en de in acht te nemen termijnen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 54

Jaarlijkse prestatiegoedkeuring

  • 1. 
    Indien tegenover de in artikel 5, lid 2, en artikel 6 van deze verordening bedoelde uitgaven die corresponderen met de in titel III van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventies, geen corresponderende output staat als gerapporteerd in het jaarlijkse prestatieverslag als bedoeld in artikel 9, lid 3, en artikel 10, van deze verordening en in artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115, stelt de Commissie vóór 15 oktober van het jaar na het betrokken begrotingsjaar uitvoeringshandelingen vast houdende de te verlagen Uniefinancieringsbedragen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Deze uitvoeringshandelingen laten de inhoud van de daarna krachtens artikel 55 van deze verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen onverlet.

  • 2. 
    De Commissie beoordeelt de bedragen die moeten worden verlaagd op basis van het verschil tussen de voor een interventie gedeclareerde jaaruitgaven en het bedrag dat correspondeert met de relevante, overeenkomstig het strategisch GLB-plan gerapporteerde output, waarbij zij rekening houdt met de argumenten in de overeenkomstig artikel 134, lid 8, van Verordening (EU) 2021/2115 door de lidstaat ingediende jaarlijkse prestatieverslagen.
  • 3. 
    Voordat de Commissie de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling vaststelt, stelt zij de betrokken lidstaat in de gelegenheid binnen een termijn van ten minste 30 dagen opmerkingen te maken en verschillen te verklaren, indien de in artikel 9, lid 3, artikel 10, en artikel 12, lid 2, bedoelde documenten binnen de termijn zijn ingediend.
  • 4. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de criteria waaraan de argumentatie van de betrokken lidstaat moet voldoen, en voor de methode en criteria voor de toepassing van verlagingen.
  • 5. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de acties die nodig zijn ter vaststelling en uitvoering van de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen, waaronder de regels voor de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten, en de in acht te nemen termijnen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 55

Conformiteitsprocedure

  • 1. 
    Indien de Commissie constateert dat de in artikel 5, lid 2, en artikel 6 bedoelde uitgaven niet in overeenstemming met het Unierecht zijn gedaan, stelt zij uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de aan Uniefinanciering te onttrekken bedragen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Wat de in Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventietypes betreft, gelden de in de eerste alinea van dit lid bedoelde onttrekkingen aan Uniefinanciering echter alleen bij ernstige tekortkomingen in de goede werking van de governancesystemen van de lidstaten.

De eerste alinea geldt niet voor gevallen van niet-naleving van de in de strategische GLB-plannen en in de nationale regelgeving vastgelegde subsidiabiliteitsvoorwaarden voor individuele begunstigden.

  • 2. 
    De Commissie bepaalt de aan financiering te onttrekken bedragen in het licht van de ernst van de geconstateerde tekortkomingen. Zij houdt in dat kader naar behoren rekening met de aard van deze tekortkomingen en met de door de Unie opgelopen financiële schade.
  • 3. 
    De Commissie en de betrokken lidstaat doen vóór vaststelling van de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling schriftelijk mededeling aan elkaar van respectievelijk haar bevindingen en zijn opmerkingen bij deze bevindingen, waarna beide partijen pogen overeenstemming over de te ondernemen actie te bereiken. De betrokken lidstaat wordt in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat de niet-naleving in werkelijkheid minder omvangrijk is dan de Commissie in haar beoordeling stelt.

Indien geen overeenstemming wordt bereikt, kan de betrokken lidstaat verzoeken om een procedure tot bemiddeling in te leiden teneinde binnen vier maanden de standpunten van beide partijen tot elkaar te brengen. De procedure wordt gevoerd door een bemiddelingsorgaan. De resultaten van die procedure worden vermeld in een bij de Commissie in te dienen verslag. De Commissie houdt rekening met de aanbevelingen van het verslag alvorens een besluit tot weigering van financiering te nemen, en motiveert haar besluit ingeval zij besluit de aanbevelingen niet te volgen.

  • 4. 
    Financiering wordt niet geweigerd voor:
 

a)

de uitgaven bedoeld in artikel 5, lid 2, daterend van meer dan 24 maanden vóór de schriftelijke kennisgeving van de bevindingen van de Commissie aan de betrokken lidstaat;

 

b)

uitgaven voor meerjarige interventies die onder artikel 5, lid 2, of onder de in artikel 6 bedoelde plattelandsontwikkelingsinterventies vallen, ingeval de eindverplichting waaraan de begunstigde moet voldoen meer dan 24 maanden vóór de schriftelijke kennisgeving van de Commissie van haar bevindingen aan de betrokken lidstaat ligt;

 

c)

uitgaven voor andere in artikel 6 bedoelde plattelandsontwikkelingsinterventies dan de in punt b) bedoelde interventies, ingeval het betaalorgaan de betaling of, in voorkomend geval, de eindbetaling meer dan 24 maanden vóór de schriftelijke kennisgeving van de Commissie van haar bevindingen aan de betrokken lidstaat heeft gedaan.

  • 5. 
    Lid 4 geldt niet voor:
 

a)

door een lidstaat toegekende steun waarvoor de Commissie de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU heeft ingeleid,

 

b)

inbreuken die de Commissie in een met redenen omkleed advies overeenkomstig artikel 258 VWEU aan de betrokken lidstaat heeft meegedeeld;

 

c)

inbreuken van de lidstaten op hun verplichtingen krachtens titel IV, hoofdstuk III, van deze verordening, mits de Commissie binnen twaalf maanden na ontvangst van het verslag van de lidstaat over de resultaten van zijn controles van de betrokken uitgaven, haar bevindingen schriftelijk aan de betrokken lidstaat heeft gemeld.

  • 6. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de criteria en methodiek voor de toepassing van financiële correcties.
  • 7. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de acties die nodig zijn ter vaststelling en uitvoering van de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen, waaronder de regels voor de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten, voor de in acht te nemen termijnen en de in lid 3 van dit artikel bedoelde bemiddelingsprocedure, alsook voor de oprichting, taken, samenstelling en werkwijze van het bemiddelingsorgaan. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Afdeling 3

Terugvorderingen in verband met niet-naleving

Artikel 56

Specifieke bepalingen voor het ELGF

  • 1. 
    De sommen die door de lidstaten zijn teruggevorderd in verband met onregelmatigheden en andere gevallen van niet-naleving door begunstigden van de voorwaarden van de interventies van het strategisch GLB-plan en de rente daarop worden overgemaakt aan het betaalorgaan en door hem geboekt als ELGF-bestemmingsontvangsten voor de maand waarin de sommen daadwerkelijk zijn ontvangen.
  • 2. 
    De lidstaten kunnen, onverminderd lid 1, het betaalorgaan — als verantwoordelijke voor de terugvordering van de schuld — de opdracht geven nog niet door een begunstigde voldane vorderingen te verrekenen met toekomstige betalingen aan die begunstigde.
  • 3. 
    Bij afdrachten aan de Uniebegroting als bedoeld in lid 1, mag de betrokken lidstaat 20 % van de desbetreffende bedragen inhouden als forfaitaire vergoeding voor de terugvorderingskosten, tenzij de niet-naleving te wijten is aan de overheidsdienst of andere officiële instantie van de betrokken lidstaat.

Artikel 57

Specifieke bepalingen voor het Elfpo

  • 1. 
    Indien onregelmatigheden worden ontdekt, of andere gevallen waarin begunstigden of, wat financieringsinstrumenten betreft, specifieke fondsen uit hoofde van holdingfondsen of eindbegunstigden de in het strategisch GLB-plan gespecificeerde voorwaarden van de plattelandsontwikkelingsinterventies van het niet naleven, verrichten de lidstaten financiële correcties door de betrokken Uniefinanciering gedeeltelijk of, indien gegrond, geheel in te trekken. De lidstaten houden daarbij rekening met aard en ernst van de niet-naleving en met de omvang van het financiële verlies voor het Elfpo.

De ingetrokken bedragen aan Uniefinanciering uit het Elfpo alsmede teruggevorderde bedragen, inclusief de rente daarop, worden opnieuw toegewezen aan andere plattelandsontwikkelingsverrichtingen van het strategisch GLB-plan. De lidstaten kunnen de ingetrokken of geïnde Uniemiddelen echter uitsluitend volledig hergebruiken voor een plattelandsontwikkelingsverrichting in het kader van hun strategisch GLB-plan, en mogen deze niet opnieuw toewijzen aan plattelandsontwikkelingsverrichtingen waarvoor een financiële correctie heeft plaatsgevonden.

De lidstaten brengen elk bedrag dat onterecht is betaald als gevolg van een nog in behandeling zijnde onregelmatigheid van een begunstigde, overeenkomstig dit artikel, in mindering op alle toekomstige betalingen aan de begunstigde door het betaalorgaan.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1, tweede alinea, kan bij plattelandsontwikkelingsinterventies die steun ontvangen in het kader van de financieringsinstrumenten bedoeld in artikel 58 van Verordening (EU) 2021/1060, een bijdrage die is ingetrokken vanwege een individuele niet-naleving, binnen hetzelfde financieringsinstrument worden hergebruikt, en wel als volgt:
 

a)

indien de niet-naleving die aanleiding tot intrekking van de bijdrage geeft, is geconstateerd op het niveau van de eindontvanger als gedefinieerd in artikel 2, punt 18), van Verordening (EU) 2021/1060, dan alleen voor andere eindontvangers binnen hetzelfde financieringsinstrument;

 

b)

indien de niet-naleving die aanleiding tot intrekking van de bijdrage geeft, is geconstateerd op het niveau van het specifieke fonds als gedefinieerd in artikel 2, punt 21), van Verordening (EU) 2021/1060, binnen een holdingfonds als gedefinieerd in artikel 2, punt 20), van die verordening, dan alleen voor andere specifieke fondsen.

Artikel 58

Uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de eventuele verrekening van de bedragen en de wijzen van kennisgeving

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de eventuele verrekening van de bedragen afkomstig van de terugvordering van onverschuldigde betalingen en voor de wijze waarop de lidstaten de Commissie moeten informeren ten aanzien van de verplichtingen van deze afdeling. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

TITEL IV

CONTROLESYSTEMEN EN SANCTIES

HOOFDSTUK I

Algemene voorschriften

Artikel 59

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

  • 1. 
    In het kader van het GLB eerbiedigen de lidstaten de van toepassing zijnde governancesystemen en stellen zij alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en andere maatregelen vast die nodig zijn om een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen, inclusief effectieve toepassing van de in artikel 37 vastgestelde subsidiabiliteitscriteria voor uitgaven. Daarbij gaat het met name om handelingen en maatregelen om:
 

a)

de wettigheid en regelmatigheid van de uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde verrichtingen te controleren, ook op het niveau van de begunstigden en zoals beschreven in de strategische GLB-plannen;

 

b)

te zorgen voor een doeltreffende fraudepreventie, met name daar waar het risiconiveau hoger ligt, met afdoende afschrikkende werking en met oog voor de kosten en baten en de evenredigheid van de maatregelen;

 

c)

onregelmatigheden en fraude te voorkomen, op te sporen en te corrigeren;

 

d)

overeenkomstig het Unierecht of, bij ontstentenis daarvan, nationaal recht, sancties op te leggen die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, en daartoe gerechtelijke procedures in te leiden indien nodig;

 

e)

onverschuldigd betaalde bedragen met rente terug te vorderen en daartoe voor zover nodig gerechtelijke procedures in te leiden, ook voor onregelmatigheden in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95.

  • 2. 
    De lidstaten zetten efficiënte beheers- en controlesystemen op waarmee naleving van de Uniewetgeving inzake interventies van de Unie gewaarborgd wordt.

De lidstaten treffen de nodige maatregelen om de goede werking van hun beheers- en controlesysteem en de wettigheid en regelmatigheid van de bij de Commissie gedeclareerde uitgaven te waarborgen.

Om de lidstaten hierbij te helpen, stelt de Commissie hen een datamininginstrument beschikbaar teneinde de risico’s met betrekking tot projecten, begunstigden, contractanten en contracten te beoordelen, de administratieve lasten te minimaliseren en de financiële belangen van de Unie doeltreffend te beschermen. Het datamininginstrument kan ook worden gebruikt om omzeiling van de regels in de zin van artikel 62 te voorkomen. Uiterlijk in 2025 legt de Commissie een beoordelingsverslag van het gebruik van het centrale datamininginstrument en de interoperabiliteit ervan voor, met het oog op het algemene gebruik ervan door de lidstaten.

  • 3. 
    De lidstaten waarborgen de kwaliteit en de betrouwbaarheid van het verslagleggingssysteem en van de gegevens over indicatoren.
  • 4. 
    De lidstaten waarborgen dat de begunstigden van het ELGF en het Elfpo de nodige identificatiegegevens verstrekken, in voorkomend geval met inbegrip van informatie over de groep waartoe zij behoren, als gedefinieerd in artikel 2, punt 11), van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (30).
  • 5. 
    De lidstaten nemen passende voorzorgsmaatregelen om ervoor te zorgen dat de toegepaste sancties als bedoeld in lid 1, punt d), in verhouding staan tot de ernst, de omvang, het permanent karakter of de herhaling van de geconstateerde niet-naleving.

De regelingen van de lidstaten zorgen er met name voor dat geen sancties worden opgelegd in de volgende gevallen:

 

a)

de niet-naleving is toe te schrijven aan overmacht of uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig artikel 3;

 

b)

de niet-naleving is te wijten aan een fout van de bevoegde autoriteit of van een andere autoriteit, en de persoon aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, heeft de fout redelijkerwijze niet kunnen opmerken;

 

c)

de betrokkene kan ten genoegen van de bevoegde autoriteit aantonen dat hij geen schuld heeft aan de niet-naleving van de in lid 1 van dit artikel genoemde verplichtingen, of de bevoegde autoriteit oordeelt anderszins dat de betrokkene geen schuld treft.

Indien de niet-naleving van de voorwaarden voor steunverlening te wijten is aan overmacht of aan uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig artikel 3, behoudt de begunstigde het recht op steun.

  • 6. 
    De lidstaten kunnen in hun beheers- en controlesysteem de mogelijkheid bieden om steun- en betalingsaanvragen na indiening ervan te corrigeren zonder dat dit gevolgen heeft voor het recht op steun, op voorwaarde dat de te corrigeren of ontbrekende gegevens naar goeddunken van de bevoegde autoriteit niet het gevolg zijn van kwade wil en dat de gegevens worden gecorrigeerd voordat de aanvrager ervan in kennis wordt gesteld dat hij geselecteerd is voor een controle ter plaatse of voordat de bevoegde autoriteit een besluit heeft genomen over de aanvraag.
  • 7. 
    De lidstaten voeren regelingen in ter waarborging van een doeltreffende behandeling van klachten over het ELGF en het Elfpo, en onderzoeken op verzoek van de Commissie bij haar ingediende klachten die onder hun strategisch GLB-plan vallen. De lidstaten lichten de Commissie in over de resultaten van die onderzoeken. De Commissie waarborgt dat klachten die rechtstreeks bij haar worden ingediend, naar behoren worden opgevolgd. Indien de Commissie een klacht doorverwijst naar een lidstaat en de lidstaat hier binnen de door de Commissie gestelde termijn geen gevolg aan geeft, neemt de Commissie de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de lidstaat zijn verplichtingen uit hoofde van dit lid nakomt.
  • 8. 
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de krachtens de leden 1 en 2 genomen maatregelen en acties.

Door de lidstaten zelf vastgestelde voorwaarden ter aanvulling op de Unievoorwaarden voor steunverlening uit het ELGF of het Elfpo, zijn verifieerbaar.

  • 9. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels die nodig zijn voor een eenvormige toepassing van dit artikel wat betreft:
 

a)

de procedures, de termijnen, de uitwisseling van informatie, de vereisten voor het datamininginstrument en de te verzamelen identificatiegegevens van de begunstigden, in verband met de verplichtingen van de leden 1, 2 en 4;

 

b)

de informatie die de lidstaten aan de Commissie moeten verstrekken in verband met de in de leden 5 en 7 bedoelde verplichtingen.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 60

Regels voor de te verrichten controles

  • 1. 
    De overeenkomstig artikel 59, lid 2, door de lidstaten opgezette beheers- en controlesystemen voorzien onder meer in systematische controles die onder meer gericht zijn op de sectoren met het hoogste foutenrisico.

De lidstaten zien erop toe dat het niveau van de controles die nodig zijn voor een doeltreffend beheer van de risico’s voor de financiële belangen van de Unie afdoende is. De desbetreffende autoriteit stelt haar te controleren groep samen uit de gehele populatie van aanvragers, waar nodig, uit een aselect gedeelte en een op een risicoanalyse gebaseerd gedeelte.

  • 2. 
    Controles van verrichtingen waarvoor steun wordt ontvangen uit financieringsinstrumenten als bedoeld in artikel 58 van Verordening (EU) 2021/1060, worden uitsluitend verricht op het niveau van het holdingfonds en specifieke fondsen, en – in het kader van garantiefondsen – op het niveau van de instanties die de onderliggende nieuwe leningen verstrekken.

Controles worden niet verricht op het niveau van de EIB of andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is.

  • 3. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen om ervoor te zorgen dat de controles correct en efficiënt worden uitgevoerd en dat de toetsing aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden op een zodanig efficiënte, coherente en niet-discriminerende wijze wordt uitgevoerd dat de financiële belangen van de Unie worden beschermd, en die deze verordening aanvullen met, indien het goede beheer van dat systeem zulks vereist, verdere vereisten voor de douaneprocedures, en in het bijzonder die welke zijn vervat in Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad.
  • 4. 
    Voor de maatregelen als bedoeld in de landbouwwetgeving, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast met regels die nodig zijn voor een uniforme toepassing van dit artikel, en met name:
 

a)

de specifieke controlemaatregelen en methoden voor de bepaling van de tetrahydrocannabinolgehalten van hennep, als bedoeld in artikel 4, lid 4, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/2115;

 

b)

een systeem ter controle van de erkende brancheorganisaties in het geval van katoen, als bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, onderafdeling 2, van Verordening (EU) 2021/2115;

 

c)

de meting van arealen, de controles en de specifieke financiële procedures voor de verbetering van controles in het geval van wijn, als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1308/2013;

 

d)

de tests en methoden om te kunnen vaststellen of producten in aanmerking komen voor openbare interventie en particuliere opslag, alsmede het gebruik van aanbestedingsprocedures, zowel voor openbare interventie als voor particuliere opslag;

 

e)

de door de lidstaten uit te voeren controles in het kader van de maatregelen van hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 en hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 61

Niet-naleving van de regels voor overheidsopdrachten

Indien de niet-naleving betrekking heeft op Unie- of nationale voorschriften voor het plaatsen van overheidsopdrachten, zorgen de lidstaten ervoor dat het gedeelte van de steun dat niet mag worden uitbetaald of moet worden ingetrokken, wordt bepaald op basis van de ernst van de niet-naleving en overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel.

De lidstaten zorgen ervoor dat wettigheid en regelmatigheid van de transactie alleen in het geding zijn voor ten hoogste het gedeelte van de steun dat niet mag worden uitbetaald of moet worden ingetrokken.

Artikel 62

Omzeilingsclausule

Onverminderd specifieke bepalingen van het Unierecht treffen de lidstaten doeltreffende en evenredige maatregelen tegen omzeiling van bepalingen van het Unierecht, en zorgen zij er met name voor dat geen van de voordelen uit hoofde van de landbouwwetgeving wordt toegekend aan natuurlijke of rechtspersonen van wie is vast komen te staan dat zij, in strijd met de doelstellingen van deze verordening, kunstmatig voorwaarden hebben gecreëerd om voor dergelijke voordelen in aanmerking te komen.

Artikel 63

Compatibiliteit van interventies ten aanzien van controles in de wijnsector

Voor de toepassing van de interventies in de wijnsector als bedoeld in titel III, hoofdstuk III, afdeling 4, van Verordening (EU) 2021/2115, zorgen de lidstaten ervoor dat de voor deze interventies geldende beheers- en controleprocedures compatibel zijn met het in hoofdstuk II van deze titel bedoelde geïntegreerd systeem wat betreft:

 

a)

de identificatiesystemen voor landbouwpercelen;

 

b)

de controles.

Artikel 64

Zekerheden

  • 1. 
    In de bij de landbouwwetgeving voorgeschreven gevallen eisen de lidstaten dat een zekerheid wordt gesteld als verzekering dat een bepaalde geldsom aan een bevoegde autoriteit wordt betaald of wordt verbeurd ingeval een bepaalde verplichting in het kader van die wetgeving niet wordt nagekomen.
  • 2. 
    Behalve in geval van overmacht wordt de zekerheid geheel of gedeeltelijk verbeurd indien een bepaalde verplichting niet of slechts ten dele wordt nagekomen.
  • 3. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels die een gelijke behandeling, billijkheid en evenredigheid waarborgen ingeval er een zekerheid wordt gesteld en die:
 

a)

de aansprakelijke partij aanwijzen ingeval een verplichting niet wordt nagekomen;

 

b)

specifieke situaties beschrijven waarin de bevoegde autoriteit mag afzien van de eis dat er een zekerheid wordt gesteld;

 

c)

vastleggen welke voorwaarden verbonden zijn aan de te stellen zekerheid en de zekerheidssteller, en wat de voorwaarden zijn voor het stellen en vrijgeven van die zekerheid;

 

d)

vastleggen welke specifieke voorwaarden verbonden zijn aan de zekerheid die in verband met betalingen van voorschotten wordt gesteld;

 

e)

de gevolgen beschrijven van niet-naleving van de verplichtingen waarvoor een zekerheid is gesteld, zoals bepaald in lid 1, met inbegrip van het verbeuren van zekerheden en het verlagingspercentage dat moet worden toegepast bij het vrijgeven van zekerheden voor restituties, certificaten, offertes, inschrijvingen of specifieke aanvragen, en ingeval een aan die zekerheid verbonden verplichting niet of slechts ten dele in acht is genomen, rekening houdend met de aard van de verplichting, de hoeveelheid waarvoor de verplichting niet is nageleefd, de mate waarin de termijn voor het naleven van de verplichting is overschreden en de termijn binnen welke het bewijs dat de verplichting is nageleefd, wordt voorgelegd.

  • 4. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor:
 

a)

de vorm van de te stellen zekerheid en de procedure voor het stellen van de zekerheid, voor de aanvaarding ervan en voor de vervanging van de oorspronkelijke zekerheid;

 

b)

de procedures voor het vrijgeven van een zekerheid;

 

c)

de kennisgevingen die door de lidstaten en de Commissie moeten worden gedaan.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK II

Geïntegreerd beheers- en controlesysteem

Artikel 65

Toepassingsgebied en definities met betrekking tot dit hoofdstuk

  • 1. 
    Elke lidstaat zet een geïntegreerd beheers- en controlesysteem op (het “geïntegreerd systeem”) en neemt dat in gebruik.
  • 2. 
    Het geïntegreerd systeem is van toepassing op de areaal- en diergebonden interventies die zijn vermeld in titel III, hoofdstukken II en IV, van Verordening (EU) 2021/2115, en op de maatregelen die zijn bedoeld in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 en in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013.
  • 3. 
    Voor zover nodig, wordt het geïntegreerd systeem ook gebruikt voor het beheer en de controle in het kader van de conditionaliteit en de interventies in de wijnsector als bedoeld in titel III van Verordening (EU) 2021/2115.
  • 4. 
    Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
 

a)

“geospatiale aanvraag”: een elektronisch aanvraagformulier met een informatietechnologie-applicatie op basis van een geografisch informatiesysteem waarmee begunstigden de landbouwpercelen van het bedrijf als gedefinieerd in artikel 3, punt 2), van Verordening (EU) 2021/2115 en de niet-landbouwarealen waarvoor een betalingsclaim wordt ingediend, ruimtelijk kunnen aangeven;

 

b)

“areaalmonitoringsysteem”: een procedure van regelmatige en systematische waarneming, tracering en beoordeling van landbouwactiviteiten en -praktijken op landbouwarealen met gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde;

 

c)

“identificatie- en registratieregeling voor dieren”: het systeem voor de identificatie en registratie van gehouden landdieren vastgelegd in deel IV, titel I, hoofdstuk 2, afdeling 1, van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (31);

 

d)

“landbouwperceel”: een eenheid, gedefinieerd door een lidstaat, bestaande uit landbouwareaal als bepaald overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2021/2115;

 

e)

“geografisch informatiesysteem”: een computersysteem dat gegeorefereerde informatie kan vastleggen, opslaan, analyseren en weergeven;

 

f)

“geautomatiseerd claimsysteem”: een aanvraagsysteem voor areaal- of diergebonden interventies waarin de door de overheid vereiste gegevens over ten minste individuele arealen of dieren waarvoor een claim wordt ingediend, beschikbaar zijn in officiële computerdatabanken van de lidstaat en indien nodig beschikbaar worden gesteld aan de begunstigde.

Artikel 66

Onderdelen van het geïntegreerd systeem

  • 1. 
    Het geïntegreerd systeem omvat de volgende onderdelen:
 

a)

een identificatiesysteem voor landbouwpercelen;

 

b)

een geospatiaal aanvraagsysteem en, indien van toepassing, een diergebonden aanvraagsysteem;

 

c)

een areaalmonitoringsysteem;

 

d)

een systeem ter identificatie van begunstigden van de interventies en maatregelen als bedoeld in artikel 65, lid 2;

 

e)

een controle- en sanctiesysteem;

 

f)

indien van toepassing, een systeem ter identificatie en registratie van betalingsrechten;

 

g)

indien van toepassing, een systeem ter identificatie en registratie van dieren.

  • 2. 
    Het geïntegreerd systeem biedt informatie die van belang is voor de verslaglegging over de in artikel 7 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde indicatoren.
  • 3. 
    Het geïntegreerd systeem werkt op basis van elektronische databanken en geografische informatiesystemen en zorgt ervoor dat gegevens tussen de elektronische databanken en geografische informatiesystemen kunnen worden uitgewisseld en geïntegreerd. Voor zover nodig maken de geografische informatiesystemen deze uitwisseling en integratie mogelijk voor gegevens over landbouwpercelen in overeenkomstig de in bijlage XIII bij Verordening (EU) 2021/2115 vermelde wetgeving van de Unie vastgestelde afgebakende beschermde zones en aangewezen gebieden, zoals Natura 2000-gebieden of gebieden aangemerkt als kwetsbaar voor nitraten in de zin van artikel 2, punt k), van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad (32), alsmede voor de landschapskenmerken in het kader van de goede landbouw- en milieucondities zoals die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) 2021/2115, of die vallen onder interventies in titel III, hoofdstukken II en IV, van die verordening.
  • 4. 
    Onverminderd de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de invoering en toepassing van het geïntegreerd systeem, kan de Commissie de hulp van gespecialiseerde instanties of personen inroepen om het opzetten, de monitoring en de werking van het geïntegreerd systeem te vergemakkelijken, en met name om de bevoegde autoriteiten van de lidstaten technische adviezen te verstrekken.
  • 5. 
    De lidstaten nemen de maatregelen die nodig zijn voor een juiste opzet en werking van het geïntegreerd systeem, en verlenen elkaar op verzoek van een andere lidstaat de bijstand die nodig is voor de toepassing van dit hoofdstuk.

Artikel 67

Bijhouden en delen van gegevens

  • 1. 
    De lidstaten leggen gegevens en documentatie vast over de jaarlijkse output die is gerapporteerd in het kader van de jaarlijkse prestatiegoedkeuring als bedoeld in artikel 54, en over de gerapporteerde vooruitgang richting de streefcijfers vermeld in het strategisch GLB-plan en gemonitord overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EU) 2021/2115, en houden deze gegevens en documentatie bij.

De in de eerste alinea bedoelde gegevens en documentatie over het lopende kalenderjaar of verkoopseizoen en over de tien voorgaande kalenderjaren of verkoopseizoenen kunnen via de digitale databanken van de bevoegde autoriteit van de lidstaat worden ingezien.

Voor het areaalmonitoringsysteem gebruikte gegevens kunnen als ruwe gegevens worden opgeslagen op een server die niet bij de bevoegde autoriteit is ondergebracht. Die gegevens worden gedurende ten minste drie jaar op een server bewaard.

In afwijking van de tweede alinea hoeven de lidstaten die in of na het jaar 2013 tot de Unie zijn toegetreden, er alleen voor te zorgen dat de gegevens kunnen worden ingezien vanaf het toetredingsjaar.

In afwijking van de tweede alinea hoeven de lidstaten er alleen voor te zorgen dat de gegevens en documentatie over het in artikel 66, lid 1, punt c), bedoelde areaalmonitoringsysteem kunnen worden ingezien vanaf de datum van invoering van het areaalmonitoringsysteem.

  • 2. 
    De lidstaten kunnen de vereisten van lid 1 toepassen op regionaal niveau, mits die vereisten en de administratieve procedures voor het vastleggen van en het verkrijgen van toegang tot gegevens op het gehele grondgebied van de lidstaat qua opzet eenvormig zijn en de gegevens aldus op nationaal niveau kunnen worden geaggregeerd.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de met het geïntegreerd systeem verzamelde gegevensreeksen die van belang zijn voor de toepassing van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad (33) of voor de monitoring van Uniebeleid, gratis tussen hun autoriteiten worden gedeeld en voor het publiek beschikbaar zijn op nationaal niveau. De lidstaten bieden eveneens de instellingen en organen van de Unie toegang tot deze gegevensreeksen.
  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de met het geïntegreerd systeem verzamelde gegevensreeksen die van belang zijn voor de productie van Europese statistieken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (34), gratis worden gedeeld met de Commissie (Eurostat), de nationale bureaus voor de statistiek en, zo nodig, met andere nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de productie van Europese statistieken.
  • 5. 
    De lidstaten beperken de toegang van het publiek tot de in de leden 3 en 4 bedoelde gegevensreeksen indien een dergelijke toegang afbreuk doet aan de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679.
  • 6. 
    De lidstaten zetten hun systemen op die begunstigden toegang verschaffen tot al hun relevante gegevens met betrekking tot het land dat zij gebruiken of voornemens zijn te gebruiken, zodat zij nauwkeurige aanvragen kunnen indienen.

Artikel 68

Systeem voor de identificatie van landbouwpercelen

  • 1. 
    Het identificatiesysteem voor landbouwpercelen is een geografisch informatiesysteem dat de lidstaten opzetten en regelmatig bijhouden op basis van orthobeelden van lucht- of satellietopnamen, met een uniforme norm die een precisie waarborgt die ten minste overeenkomt met die van kaarten op schaal 1:5 000.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat het identificatiesysteem voor landbouwpercelen:
 

a)

een unieke identificatie bevat van elk landbouwperceel en van grondeenheden bestaande uit niet-landbouwarealen die door de lidstaten geacht worden in aanmerking te komen voor steun voor de interventies als bedoeld in titel III van Verordening (EU) 2021/2115;

 

b)

actuele waarden bevat voor de arealen die door de lidstaten geacht worden in aanmerking te komen voor steun voor de interventies als bedoeld in artikel 65, lid 2;

 

c)

een correcte lokalisatie mogelijk maakt van de landbouwpercelen en niet-landbouwpercelen waarvoor een betalingsaanvraag is ingediend.

  • 3. 
    De lidstaten beoordelen jaarlijks de kwaliteit van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen overeenkomstig de op Unieniveau opgezette methode.

Indien er bij de beoordeling tekortkomingen in het systeem aan het licht komen, treft de lidstaat passende corrigerende maatregelen of wordt hem bij gebreke daarvan door de Commissie verzocht een actieplan overeenkomstig artikel 42 op te zetten.

Uiterlijk op 15 februari na het betrokken kalenderjaar wordt bij de Commissie een beoordelingsverslag ingediend met, in voorkomend geval, vermelding van de corrigerende acties en het tijdschema voor de uitvoering ervan.

Artikel 69

Geospatiaal en diergebonden aanvraagsysteem

  • 1. 
    Wat betreft de steun voor de in artikel 65, lid 2, bedoelde areaalgebonden interventies die in het kader van de nationale strategische GLB-plannen worden uitgevoerd, schrijven de lidstaten voor dat een aanvraag moet worden ingediend via het door de bevoegde autoriteit verstrekte geospatiale aanvraagformulier.
  • 2. 
    Wat betreft de steun voor de in artikel 65, lid 2, bedoelde diergebonden interventies die in het kader van hun strategische GLB-plan worden uitgevoerd, schrijven de lidstaten voor dat er een aanvraag moet worden ingediend.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat in de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde aanvragen vooringevuld worden met informatie uit de in artikel 66, lid 1, punt g), en in de artikelen 68, 70, 71 en 73 genoemde systemen of informatie uit andere relevante publieke databanken.
  • 4. 
    De lidstaten kunnen een geautomatiseerd claimsysteem opzetten en bepalen welke van de in de leden 1 en 2 bedoelde aanvragen daarmee kunnen worden ingediend.
  • 5. 
    Een lidstaat die besluit een geautomatiseerd claimsysteem te gebruiken, stelt een systeem op dat de overheid in staat stelt betalingen aan de begunstigden te verrichten op basis van de informatie die al voorhanden is in de officiële computerdatabanken. Wanneer zich een wijziging heeft voorgedaan wordt die voorhanden zijnde informatie aangevuld met bijkomende informatie indien dit nodig is om rekening te houden met die wijziging. De voorhanden zijnde informatie en de via het geautomatiseerde claimsysteem beschikbare bijkomende informatie worden bevestigd door de begunstigde.
  • 6. 
    De lidstaten beoordelen jaarlijks de kwaliteit van het geospatiale aanvraagsysteem overeenkomstig de op Unieniveau opgezette methode.

Indien er bij de beoordeling tekortkomingen in het systeem aan het licht komen, treft de lidstaat passende corrigerende maatregelen of wordt hem bij gebreke daarvan door de Commissie verzocht een actieplan overeenkomstig artikel 42 op te zetten.

Uiterlijk op 15 februari na het betrokken kalenderjaar wordt bij de Commissie een beoordelingsverslag ingediend met, in voorkomend geval, vermelding van de corrigerende acties en het tijdschema voor de uitvoering ervan.

Artikel 70

Areaalmonitoringsysteem

  • 1. 
    De lidstaten zetten een areaalmonitoringsysteem op, dat met ingang van 1 januari 2023 operationeel en in gebruik genomen moet zijn. Indien de volledige uitrol van het systeem met ingang van die datum niet haalbaar is door technische beperkingen, kunnen de lidstaten ervoor kiezen het systeem geleidelijk op te zetten en in gebruik te nemen, en voor slechts een beperkt aantal interventies informatie te verschaffen. Uiterlijk op 1 januari 2024 moet in alle lidstaten echter een volledig operationeel areaalmonitoringsysteem beschikbaar zijn.
  • 2. 
    De lidstaten beoordelen jaarlijks de kwaliteit van het areaalmonitoringsysteem overeenkomstig de op Unieniveau opgezette methode.

Indien er bij de beoordeling tekortkomingen in het systeem aan het licht komen, treft de lidstaat passende corrigerende maatregelen of wordt hem bij gebreke daarvan door de Commissie verzocht een actieplan overeenkomstig artikel 42 op te zetten.

Uiterlijk op 15 februari na het betrokken kalenderjaar wordt bij de Commissie een beoordelingsverslag ingediend met, in voorkomend geval, vermelding van de corrigerende acties en het tijdschema voor de uitvoering ervan.

Artikel 71

Systeem voor de identificatie van begunstigden

Het systeem voor de registratie van de identiteit van alle begunstigden van de interventies en maatregelen bedoeld in artikel 65, lid 2, waarborgt dat alle aanvragen die door een en dezelfde begunstigde worden ingediend, als zodanig kunnen worden geïdentificeerd.

Artikel 72

Controle- en sanctiesysteem

De lidstaten zetten een controle- en sanctiesysteem op bedoeld in artikel 66, lid 1, punt e). De lidstaten voeren via de betaalorganen of de door hen gemachtigde instanties jaarlijks administratieve controles van de steun- en betalingsaanvragen uit om de wettigheid en regelmatigheid ervan na te gaan overeenkomstig artikel 59, lid 1, punt a). Die controles worden aangevuld met controles ter plaatse, die met het gebruik van technologie op afstand kunnen worden uitgevoerd.

Artikel 73

Systeem voor de identificatie en registratie van betalingsrechten

Met het systeem voor de identificatie en registratie van betalingsrechten kunnen de betalingsrechten worden geverifieerd via vergelijking met de aanvragen en met het identificatiesysteem voor landbouwpercelen.

Artikel 74

Gedelegeerde bevoegdheden van de Commissie met betrekking tot het geïntegreerde systeem

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die ervoor zorgen dat het in dit hoofdstuk bedoelde geïntegreerde systeem op een zodanig efficiënte, coherente en niet-discriminerende wijze wordt toegepast dat de financiële belangen van de Unie worden beschermd, en die deze verordening aanvullen met:

 

a)

regels voor de in de artikelen 68, 69 en 70 bedoelde kwaliteitsbeoordeling;

 

b)

regels voor het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, het systeem voor de identificatie van begunstigden en het systeem voor de identificatie en registratie van betalingsrechten bedoeld in de artikelen 68, 71 en 73.

Artikel 75

Uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de artikelen 68, 69 en 70

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor:

 

a)

de vorm en inhoud van, en de wijze van toezending of terbeschikkingstelling aan de Commissie van:

 

i)

de beoordelingsverslagen over de kwaliteit van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, van het geospatiale aanvraagsysteem en van het areaalmonitoringsysteem;

 

ii)

de corrigerende maatregelen bedoeld in de artikelen 68, 69 en 70;

 

b)

basiskenmerken van en regels voor het steunaanvraagsysteem uit hoofde van artikel 69 en het areaalmonitoringsysteem bedoeld in artikel 70, met inbegrip van parameters voor de geleidelijke toename van het aantal interventies in het kader van het areaalmonitoringsysteem.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK III

Doorlichting van transacties

Artikel 76

Toepassingsgebied en definities met betrekking tot dit hoofdstuk

  • 1. 
    Dit hoofdstuk bevat specifieke regels voor het doorlichten van de handelsdocumenten van entiteiten die betalingen ontvangen of verrichten die direct of indirect verband houden met het ELGF-financieringssysteem of van vertegenwoordigers van die entiteiten (“ondernemingen”), om na te gaan of de transacties die deel uitmaken van het ELGF-financieringssysteem, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en correct zijn uitgevoerd.
  • 2. 
    Dit hoofdstuk is niet van toepassing op interventies die vallen onder het geïntegreerd systeem als bedoeld in hoofdstuk II van deze titel, of onder titel III, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/2115.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met een lijst van interventies die zich vanwege de structuur ervan en de controlevereisten niet lenen voor aanvullende controles achteraf in de vorm van een doorlichting van handelsdocumenten en die derhalve niet onder een dergelijke doorlichting uit hoofde van dit hoofdstuk vallen.

  • 3. 
    Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
 

a)

“handelsdocument”: alle boeken, registers, nota’s en bewijsstukken, de boekhouding, de productie- en kwaliteitsadministraties, briefwisseling in verband met de bedrijfsactiviteiten, en commerciële gegevens, in welke vorm dan ook, inclusief elektronisch opgeslagen gegevens, voor zover die documenten of gegevens direct of indirect betrekking hebben op de in lid 1 bedoelde transacties;

 

b)

“derde”: een natuurlijke of een rechtspersoon die direct of indirect betrokken is bij transacties in het kader van het ELGF-financieringssysteem.

Artikel 77

Doorlichting door de lidstaten

  • 1. 
    De lidstaten verrichten een systematische doorlichting van de handelsdocumenten van de ondernemingen, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de door te lichten transacties. De lidstaten zorgen ervoor dat de door te lichten ondernemingen dusdanig worden gekozen dat de doeltreffendheid van de maatregelen voor preventie en opsporing van onregelmatigheden maximaal gewaarborgd is. Bij de keuze wordt onder meer rekening gehouden met het financiële belang van de ondernemingen en met andere risicofactoren.
  • 2. 
    De in lid 1 van dit artikel bedoelde doorlichting wordt in passende gevallen uitgebreid met aan de ondernemingen verbonden natuurlijke of rechtspersonen, en met elke andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die van belang kan zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 78 beschreven doelstellingen.
  • 3. 
    De met de toepassing van dit hoofdstuk belaste instanties zijn zodanig georganiseerd dat zij los staan van de diensten of afdelingen die belast zijn met de betalingen en de daaraan voorafgaande controles.
  • 4. 
    Ondernemingen waarbij de som van de ontvangsten of betalingen lager was dan 40 000 EUR, worden overeenkomstig dit hoofdstuk uitsluitend doorgelicht om bijzondere redenen, die door de lidstaten worden aangegeven in hun in artikel 80, lid 1, genoemde jaarlijkse controleprogramma.
  • 5. 
    Doorlichtingen uit hoofde van dit hoofdstuk laten de controles uit hoofde van de artikelen 49 en 50 onverlet.

Artikel 78

Kruiscontroles

  • 1. 
    De juistheid van de door te lichten primaire gegevens wordt geverifieerd aan de hand van een aan het risiconiveau aangepast aantal kruiscontroles, indien nodig ook van de handelsdocumenten van derden, die onder meer inhouden:
 

a)

vergelijkingen met de handelsdocumenten van leveranciers, klanten, vervoerders en andere derden;

 

b)

zo nodig, fysieke controles op hoeveelheid en aard van de voorraden;

 

c)

vergelijkingen met de gegevens over de financiële stromen die leiden tot of het gevolg zijn van de transacties in het kader van het ELGF-financieringssysteem;

 

d)

controles van de boekhouding of van stukken inzake financiële bewegingen waaruit op het moment van doorlichting blijkt dat de door het betaalorgaan als bewijs voor de betaling van steun aan de begunstigde bewaarde documenten correct zijn.

  • 2. 
    Indien een onderneming overeenkomstig het Unierecht of het nationale recht een afzonderlijke voorraadboekhouding moet voeren, wordt deze boekhouding bij doorlichting in passende gevallen tevens vergeleken met de handelsdocumenten en in voorkomend geval met de daadwerkelijke voorraden van de onderneming.
  • 3. 
    Bij de selectie van de te controleren transacties wordt ten volle rekening gehouden met het risiconiveau.
  • 4. 
    De voor de onderneming verantwoordelijke persoon of een derde zorgt ervoor dat alle handelsdocumenten en aanvullende informatie verstrekt worden aan de met de doorlichting belaste ambtenaren of de personen die gemachtigd zijn de doorlichting namens hen uit te voeren. Elektronisch opgeslagen gegevens worden via een passende informatiedrager verstrekt.
  • 5. 
    De met de doorlichting belaste ambtenaren of de personen die gemachtigd zijn de doorlichting namens hen uit te voeren, kunnen eisen dat uittreksels uit of kopieën van de in lid 1 bedoelde documenten aan hen worden verstrekt.

Artikel 79

Wederzijdse bijstand

De lidstaten verlenen elkaar in de volgende gevallen op verzoek de nodige bijstand voor de uitvoering van de in dit hoofdstuk bedoelde doorlichtingen:

 

a)

een onderneming of een derde is gevestigd in een andere lidstaat dan die waar het betrokken bedrag betaald of ontvangen is of had moeten worden;

 

b)

een onderneming of een derde is gevestigd in een andere lidstaat dan die waar de voor de doorlichting vereiste documenten en informatie zich bevinden.

Artikel 80

Planning en verslaglegging

  • 1. 
    De lidstaten stellen controleplannen op voor de doorlichting die op grond van artikel 77 in de volgende doorlichtingsperiode moet worden uitgevoerd.
  • 2. 
    De lidstaten verstrekken de Commissie elk jaar vóór 15 april:
 

a)

hun in lid 1 bedoelde controleplan en het aantal ondernemingen dat, uitgesplitst per sector, op basis van de betrokken bedragen zal worden doorgelicht;

 

b)

een uitvoerig verslag over de toepassing van dit hoofdstuk gedurende de vorige doorlichtingsperiode, met inbegrip van de resultaten van elke in het kader van artikel 79 uitgevoerde doorlichting.

  • 3. 
    De lidstaten voeren de door hen opgestelde en aan de Commissie toegezonden controleplannen en wijzigingen daarvan uit indien de Commissie niet binnen acht weken haar opmerkingen aan de lidstaten heeft meegedeeld.

Artikel 81

Toegang tot informatie en doorlichtingen door de Commissie

  • 1. 
    Overeenkomstig het ter zake geldende nationale recht hebben de ambtenaren van de Commissie toegang tot alle documenten die zijn opgesteld met het oog op of naar aanleiding van de doorlichtingen die in het kader van dit hoofdstuk zijn georganiseerd, en tot de verzamelde gegevens, met inbegrip van de gegevens die zijn opgeslagen in de gegevensverwerkingssystemen. Die gegevens worden desgewenst via een passende informatiedrager verstrekt.
  • 2. 
    De in artikel 77 bedoelde doorlichting wordt door ambtenaren van de lidstaat uitgevoerd. Ambtenaren van de Commissie kunnen aan een dergelijke doorlichting deelnemen maar zij mogen niet de doorlichtingsbevoegdheden uitoefenen die aan de ambtenaren van de lidstaten zijn toegekend. Zij hebben evenwel toegang tot dezelfde locaties en documenten als de ambtenaren van de lidstaat.
  • 3. 
    Onverminderd de Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2988/95, (Euratom, EG) nr. 2185/96, (EU, Euratom) nr. 883/2013 en (EU) 2017/1939 nemen in gevallen waarin bepaalde handelingen op grond van de nationale bepalingen inzake strafrechtelijke procedures zijn voorbehouden aan ambtenaren die speciaal daarvoor bij nationaal recht zijn aangewezen, de ambtenaren van de Commissie noch de ambtenaren van de verzoekende lidstaat aan die handelingen deel. Met name nemen zij in geen geval deel aan huisbezoeken of aan een formeel verhoor van personen op grond van het strafrecht van de betrokken lidstaat. Zij hebben evenwel toegang tot de aldus verkregen informatie.

Artikel 82

Uitvoeringsbevoegdheden betreffende de doorlichting van transacties

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels die nodig zijn voor een eenvormige toepassing van dit hoofdstuk en die met name betrekking hebben op:

 

a)

de uitvoering van de in artikel 77 bedoelde doorlichting, wat betreft de keuze van de ondernemingen, het percentage en het tijdschema van de doorlichtingen;

 

b)

de uitvoering van de in artikel 79 bedoelde wederzijdse bijstand;

 

c)

de inhoud van de in artikel 80, lid 2, punt b), bedoelde verslagen en andere kennisgevingen uit hoofde van dit hoofdstuk.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK IV

Controlesysteem en administratieve sancties met betrekking tot de conditionaliteit

Artikel 83

Controlesysteem voor de conditionaliteit

  • 1. 
    De lidstaten zetten een systeem op om te verifiëren dat de volgende categorieën begunstigden voldoen aan de in titel III, hoofdstuk 1, afdeling 2, van Verordening (EU) 2021/2115 vastgelegde verplichtingen:
 

a)

begunstigden die rechtstreekse betalingen ontvangen uit hoofde van titel III, hoofdstuk II, van Verordening (EU) 2021/2115;

 

b)

begunstigden die jaarlijkse betalingen ontvangen uit hoofde van de artikelen 70, 71 en 72 van Verordening (EU) 2021/2115;

 

c)

begunstigden die steun ontvangen uit hoofde van hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 of hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013.

  • 2. 
    De lidstaten die artikel 28 van Verordening (EU) 2021/2115 toepassen, kunnen een vereenvoudigd controlesysteem opzetten:
 

a)

voor begunstigden die betalingen ontvangen op grond van artikel 28 van Verordening (EU) 2021/2115, of

 

b)

voor kleine landbouwers zoals bepaald door de lidstaten krachtens artikel 28 van Verordening (EU) 2021/2115 die dergelijke betalingen niet aanvragen.

Wanneer een lidstaat artikel 28 van Verordening (EU) 2021/2115 niet toepast, kan die lidstaat een vereenvoudigd controlesysteem opzetten voor landbouwers met bedrijven met een maximale omvang van vijf hectare landbouwareaal dat is aangegeven overeenkomstig artikel 69, lid 1, van deze verordening.

  • 3. 
    De lidstaten kunnen voor het handhaven van de conditionaliteitsregels hun bestaande controlesystemen en administratie gebruiken.

Deze systemen zijn compatibel met de in de leden 1 en 2 bedoelde controlesystemen.

  • 4. 
    De lidstaten onderwerpen in het licht van de bereikte resultaten de in de leden 1 en 2 bedoelde controlesystemen aan een jaarlijkse evaluatie.
  • 5. 
    Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
 

a)

“eis”: elke afzonderlijke uit de regelgeving voortvloeiende beheerseis in een bepaalde wetgevingshandeling waarnaar verwezen wordt in het in artikel 12 van Verordening (EU) 2021/2115 genoemde Unierecht en die inhoudelijk verschilt van de andere in diezelfde wetgevingshandeling gestelde eisen;

 

b)

“wetgevingshandeling”: elk van de richtlijnen en verordeningen als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) 2021/2115;

 

c)

“herhaling van niet-naleving”: een binnen een periode van drie opeenvolgende kalenderjaren meer dan eenmaal geconstateerde niet-naleving van dezelfde eis of norm, op voorwaarde dat de begunstigde op de hoogte is gebracht van eerdere niet-naleving en, waar dit ter zake doet, de mogelijkheid heeft gehad de nodige maatregelen te nemen om die eerdere niet-naleving te corrigeren.

  • 6. 
    Teneinde te voldoen aan hun controleverplichtingen als vastgesteld in de leden 1 tot en met 4:
 

a)

stellen de lidstaten controles ter plaatse in waarbij wordt nagegaan of de begunstigden voldoen aan de verplichtingen van titel III, hoofdstuk I, afdeling 2, van Verordening (EU) 2021/2115;

 

b)

kunnen de lidstaten, afhankelijk van de betrokken eisen, normen, wetgevingshandelingen of conditionaliteitsgebieden, besluiten om gebruik te maken van de controles, administratieve controles inbegrepen, die in het kader van de controlesystemen voor de eis, de norm, de wetgevingshandeling of het conditionaliteitsgebied in kwestie zijn verricht, mits die controles ten minste even doeltreffend zijn als de in punt a) bedoelde controles ter plaatse;

 

c)

kunnen de lidstaten voor het uitvoeren van de in punt a) bedoelde controles ter plaatse waar passend gebruikmaken van teledetectie, het areaalmonitoringsysteem of andere relevante ondersteunende technologieën;

 

d)

stellen de lidstaten de te controleren groep voor de jaarlijkse in punt a) bedoelde controles ter plaatse vast op basis van een risicoanalyse:

 

i)

waarbij rekening wordt gehouden met en wegingsfactoren worden toegepast op de structuur van landbouwbedrijven, het inherente risico op niet-naleving en, indien van toepassing, de deelname van begunstigden aan de bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) 2021/2115,

 

ii)

die is voorzien van een aselecte component, en

 

iii)

waarvoor geldt dat de te controleren groep ten minste 1 % van de in lid 1 van dit artikel vermelde begunstigden omvat;

 

e)

stellen de lidstaten, wat de conditionaliteitsverplichtingen in verband met Richtlijn 96/22/EG van de Raad (35) betreft, dat met de toepassing van een specifiek controleniveau voor de monitoringplannen geacht wordt te zijn voldaan aan het in punt d) van dit lid vereiste minimumpercentage;

 

f)

kunnen de lidstaten, wanneer ze gebruikmaken van het in lid 2 bedoelde vereenvoudigde controlesysteem, besluiten de verificatie van de naleving van de in punt a) bedoelde verplichtingen uit te sluiten van de in dat punt bedoelde controles ter plaatse, indien kan worden aangetoond dat gevallen van niet-naleving door de betrokken begunstigden geen significante gevolgen kunnen hebben voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de betrokken rechtshandelingen en normen.

Artikel 84

Systeem van administratieve sancties in het kader van de conditionaliteit

  • 1. 
    De lidstaten zetten een systeem op dat voorziet in de toepassing van administratieve sancties op begunstigden als bedoeld in artikel 83, lid 1, van deze verordening, die op enig moment in het betrokken kalenderjaar niet voldoen aan de verplichtingen van titel III, hoofdstuk I, afdeling 2, van Verordening (EU) 2021/2115

De in de eerste alinea bedoelde administratieve sancties gelden alleen wanneer de niet-naleving het gevolg is van een handelen of nalaten dat rechtstreeks aan de betrokken begunstigde kan worden toegeschreven, en aan één of beide van de volgende voorwaarden is voldaan:

 

a)

de niet-naleving houdt verband met de landbouwactiviteit van de begunstigde;

 

b)

de niet-naleving houdt verband met het bedrijf als gedefinieerd in artikel 3, punt 2), van Verordening (EU) 2021/2115 of met andere op het grondgebied van dezelfde lidstaat gelegen arealen onder beheer van de begunstigde.

Wat bosarealen betreft, geldt de in de eerste alinea bedoelde administratieve sanctie echter niet wanneer voor het areaal in kwestie geen steun wordt geclaimd overeenkomstig de artikelen 70 en 71 van Verordening (EU) 2021/2115.

  • 2. 
    In hun in lid 1 bedoelde systemen van administratieve sancties:
 

a)

nemen de lidstaten regels op over de toepassing van administratieve sancties wanneer de landbouwgrond of een landbouwbedrijf, dan wel een deel hiervan, in het betrokken kalenderjaar of de betrokken jaren wordt overgedragen; deze regels berusten op een eerlijke en billijke verdeling van de aansprakelijkheid voor niet-naleving over cedenten en overnemers;

 

b)

kunnen de lidstaten, onverminderd lid 1, besluiten om op een begunstigde per kalenderjaar geen administratieve sanctie toe te passen wanneer de sanctie niet meer dan 100 EUR bedraagt; de begunstigde wordt echter in kennis gesteld van de constatering van de niet-naleving en van de verplichting corrigerende maatregelen te treffen voor de toekomst;

 

c)

bepalen de lidstaten dat er in de volgende gevallen geen administratieve sanctie wordt opgelegd:

 

i)

de niet-naleving is toe te schrijven aan overmacht of uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig artikel 3;

 

ii)

de niet-naleving is te wijten aan een bevel van een overheidsinstantie.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt a), wordt onder “overdracht” verstaan elke soort transactie op grond waarvan de cedent de beschikking over de landbouwgrond of een landbouwbedrijf dan wel een deel hiervan verliest.

  • 3. 
    De toepassing van een administratieve sanctie laat de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven waarvoor deze geldt, onverlet.

Artikel 85

Toepassing en berekening van de administratieve sancties

  • 1. 
    De in artikel 84 bedoelde administratieve sancties worden toegepast in de vorm van een verlaging of uitsluiting van het totale bedrag van de in artikel 83, lid 1, bedoelde betalingen die aan de desbetreffende begunstigde zijn toegekend of moeten worden toegekend voor steunaanvragen die de begunstigde in het kalenderjaar van de bevinding van de niet-naleving heeft ingediend of zal indienen. De verlagingen of uitsluitingen worden berekend op basis van de betalingen die zijn toegekend of moeten worden toegekend voor het kalenderjaar waarin de niet-naleving heeft plaatsgevonden. Wanneer echter niet kan worden bepaald in welk kalenderjaar de niet-naleving heeft plaatsgevonden, worden de verlagingen of uitsluitingen berekend op basis van de betalingen die zijn toegekend of moeten worden toegekend voor het kalenderjaar van de bevinding van de niet-naleving.

Voor de berekening van die verlagingen en uitsluitingen wordt rekening gehouden met de ernst, de omvang, het permanente karakter of de herhaling en de opzettelijkheid van de geconstateerde niet-naleving. De opgelegde administratieve sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

De administratieve sancties berusten op de overeenkomstig artikel 83, lid 6, verrichte controles.

  • 2. 
    Het verlagingspercentage bedraagt in de regel 3 % van het totale bedrag van de in lid 1 bedoelde betalingen.
  • 3. 
    Indien de niet-naleving geen of slechts onbeduidende gevolgen heeft voor het bereiken van de doelstelling van de betrokken norm of eis, wordt geen administratieve sanctie toegepast.

De lidstaten zetten een bewustmakingsmechanisme op om ervoor te zorgen dat begunstigden worden geïnformeerd over geconstateerde gevallen van niet-naleving en mogelijke te nemen corrigerende maatregelen. Dat mechanisme omvat ook de specifieke bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) 2021/2115, waar de betrokken begunstigden mogelijk verplicht aan moeten deelnemen.

  • 4. 
    Wanneer een lidstaat het in artikel 66, lid 1, punt c, bedoelde areaalmonitoringsysteem gebruikt om gevallen van niet-naleving op te sporen, kan hij besluiten een lager verlagingspercentage dan dat in lid 2 van dit artikel toe te passen.
  • 5. 
    Wanneer de niet-naleving ernstige gevolgen heeft voor het bereiken van de doelstelling van de betrokken norm of eis of een direct risico vormt voor de volksgezondheid of diergezondheid, wordt een hoger verlagingspercentage dan het in lid 2 bepaalde percentage toegepast.
  • 6. 
    Wanneer dezelfde niet-naleving aanhoudt of zich eenmaal herhaalt binnen drie opeenvolgende kalenderjaren, bedraagt het verlagingspercentage in de regel 10 % van het totale bedrag van de in lid 1 bedoelde betalingen. Verdere herhalingen van dezelfde niet-naleving zonder gegronde reden van de begunstigde worden beschouwd als gevallen van opzettelijke niet-naleving.

In het geval van opzettelijke niet-naleving bedraagt het verlagingspercentage ten minste 15 % van het totale bedrag van de in lid 1 bedoelde betalingen.

  • 7. 
    Om te zorgen voor een gelijk speelveld voor de lidstaten en voor een doeltreffend, evenredig en afschrikkend effect van de administratieve sancties uit hoofde van dit hoofdstuk, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening, met gedetailleerde regels voor de toepassing en berekening van die sancties.

Artikel 86

Opbrengst van de administratieve conditionaliteitssancties

De lidstaten mogen 25 % van de bedragen die voortvloeien uit de in artikel 85 bedoelde verlagingen en uitsluitingen zelf houden.

HOOFDSTUK V

Controlesysteem en administratieve sancties met betrekking tot sociale conditionaliteit

Artikel 87

Controlesysteem voor sociale conditionaliteit

  • 1. 
    De lidstaten zetten een systeem op dat voorziet in de toepassing van administratieve sancties op begunstigden bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) 2021/2115, die niet voldoen aan de regels inzake sociale conditionaliteit die zijn vermeld in bijlage IV bij die verordening.

Daartoe maken de lidstaten gebruik van hun toepasselijke controle- en handhavingssystemen op het gebied van sociaal en arbeidsrecht en hun geldende arbeidsnormen om ervoor te zorgen dat begunstigden van de steun, als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) 2021/2115, in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 of in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013, voldoen aan de in bijlage IV bij Verordening (EU) 2021/2115 genoemde verplichtingen.

  • 2. 
    De lidstaten moeten zorgen voor een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden tussen de instanties of organen die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van sociaal en arbeidsrecht en de toepasselijke arbeidsnormen enerzijds en de betaalorganen anderzijds, waarbij de rol van de betaalorganen bestaat uit de uitvoering van betalingen en de toepassing van sancties in het kader van het sociale-conditionaliteitsmechanisme.

Artikel 88

Systeem van administratieve sancties in het kader van sociale conditionaliteit

  • 1. 
    In het kader van het in artikel 87, lid 1, eerste alinea, genoemde systeem wordt het betaalorgaan ten minste eenmaal per jaar in kennis gesteld van gevallen van niet-naleving, indien de in artikel 87, lid 2, bedoelde instanties of organen in dat verband uitvoerbare besluiten hebben genomen. Die kennisgeving omvat een beoordeling en rangschikking van de ernst, de omvang, het permanente karakter of de herhaling en de opzettelijkheid van de betreffende niet-naleving. De lidstaten kunnen voor deze beoordeling gebruikmaken van in het nationale arbeidsrecht toepasselijke classificatiesystemen voor sancties. Bij de kennisgeving aan het betaalorgaan worden de interne organisatie, taken en procedures van de in artikel 87, lid 2, bedoelde instanties en organen in acht genomen.

Het betaalorgaan wordt alleen in kennis gesteld indien de niet-naleving het gevolg is van een handelen of nalaten dat rechtstreeks aan de betrokken begunstigde kan worden toegeschreven, en er aan één of beide van de volgende voorwaarden is voldaan:

 

a)

de niet-naleving houdt verband met de landbouwactiviteit van de begunstigde;

 

b)

de niet-naleving houdt verband met het bedrijf als gedefinieerd in artikel 3, punt 2), van Verordening (EU) 2021/2115 of met andere op het grondgebied van dezelfde lidstaat gelegen arealen onder beheer van de begunstigde.

  • 2. 
    In hun in artikel 87, lid 1, bedoelde systemen van administratieve sancties:
 

a)

kunnen de lidstaten besluiten om op een begunstigde per kalenderjaar geen administratieve sanctie toe te passen wanneer de sanctie niet meer dan 100 EUR bedraagt; de begunstigde wordt echter in kennis gesteld van de constatering van de niet-naleving en van de verplichting corrigerende maatregelen te treffen voor de toekomst;

 

b)

bepalen de lidstaten dat er in de volgende gevallen geen administratieve sanctie wordt opgelegd:

 

i)

de niet-naleving is te wijten aan overmacht;

 

ii)

de niet-naleving is te wijten aan een bevel van een overheidsinstantie.

  • 3. 
    De toepassing van een administratieve sanctie laat de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven waarvoor deze geldt, onverlet.

Artikel 89

Toepassing en berekening van de administratieve sanctie

  • 1. 
    De administratieve sancties worden toegepast in de vorm van een verlaging of uitsluiting van het totale bedrag van de in artikel 83, lid 1, bedoelde betalingen die aan de desbetreffende begunstigde zijn toegekend of moeten worden toegekend voor steunaanvragen die de begunstigde in het kalenderjaar van de bevinding van de niet-naleving heeft ingediend of zal indienen. De verlagingen of uitsluitingen worden berekend op basis van de betalingen die zijn toegekend of moeten worden toegekend voor het kalenderjaar waarin de niet-naleving heeft plaatsgevonden. Wanneer echter niet kan worden bepaald in welk kalenderjaar de niet-naleving heeft plaatsgevonden, worden de verlagingen of uitsluitingen berekend op basis van de betalingen die zijn toegekend of moeten worden toegekend voor het kalenderjaar van de bevinding van de niet-naleving.

Voor de berekening van die verlagingen en uitsluitingen wordt rekening gehouden met de ernst, de omvang, het permanente karakter of de herhaling en met de opzettelijkheid van de geconstateerde niet-naleving, overeenkomstig de beoordeling van de instanties of organen bedoeld in artikel 87, lid 2. De opgelegde administratieve sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

De desbetreffende bepalingen van artikel 85, leden 2, 5 en 6, zijn van overeenkomstige toepassing op de toepassing en de berekening van de administratieve sancties.

  • 2. 
    Om te zorgen voor een gelijk speelveld voor de lidstaten en voor een doeltreffend, evenredig en afschrikkend effect van de administratieve sancties uit hoofde van dit hoofdstuk, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening, met gedetailleerde regels voor de toepassing en berekening van die sancties.

TITEL V

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

HOOFDSTUK I

Toezending van informatie

Artikel 90

Informatieverstrekking

  • 1. 
    Onverminderd hun meldingsverplichtingen krachtens Verordening (EU) 2021/2115 verstrekken de lidstaten de Commissie de volgende informatie, declaraties en documenten:
 

a)

voor de geaccrediteerde betaalorganen en aangewezen en geaccrediteerde coördinerende instanties:

 

i)

het accreditatiedocument en, in voorkomend geval, het aanwijzingsdocument;

 

ii)

de functie (geaccrediteerd betaalorgaan of aangewezen en geaccrediteerde coördinerende instantie);

 

iii)

in voorkomend geval, de intrekking van hun accreditatie;

 

b)

voor de certificerende instanties:

 

i)

de naam;

 

ii)

het adres;

 

c)

voor maatregelen in verband met uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde verrichtingen:

 

i)

door het geaccrediteerde betaalorgaan of de aangewezen en geaccrediteerde coördinerende instantie ondertekende uitgavendeclaraties die tevens als betalingsverzoek gelden, vergezeld van de nodige informatie;

 

ii)

wat het ELGF betreft, ramingen van hun financiële behoeften, en wat het Elfpo betreft, geactualiseerde ramingen van de uitgavendeclaraties die in de loop van het jaar zullen worden ingediend, alsmede ramingen van de uitgavendeclaraties voor het volgende landbouwbegrotingsjaar;

 

iii)

de beheersverklaring en de jaarrekeningen van de geaccrediteerde betaalorganen.

  • 2. 
    De lidstaten verstrekken de Commissie regelmatig informatie over de toepassing van het in titel IV, hoofdstuk II, bedoelde geïntegreerd systeem. De Commissie organiseert gedachtewisselingen over dit onderwerp met de lidstaten.

Artikel 91

Vertrouwelijkheid

  • 1. 
    De lidstaten en de Commissie doen al het noodzakelijke om de vertrouwelijkheid te waarborgen van de informatie die verstrekt of verkregen wordt in het kader van krachtens deze verordening uitgevoerde inspectiemaatregelen en maatregelen ter goedkeuring van de rekeningen.

Op genoemde informatie is artikel 8 van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van toepassing.

  • 2. 
    Onverminderd de nationale bepalingen inzake gerechtelijke procedures valt informatie die wordt verzameld in het kader van de doorlichtingen overeenkomstig titel IV, hoofdstuk III, onder het beroepsgeheim. Genoemde informatie mag uitsluitend verstrekt worden aan personen die daarvan op grond van hun functie in de lidstaten of bij de instellingen van de Unie beroepshalve kennis moeten nemen.

Artikel 92

Uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot het toezenden van gegevens

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor:

 

a)

de vorm, inhoud, frequentie, termijnen en wijze van toezending of terbeschikkingstelling aan de Commissie van:

 

i)

uitgavendeclaraties, uitgavenramingen en actualiseringen ervan, waaronder bestemmingsontvangsten;

 

ii)

de beheersverklaring en jaarrekeningen van de betaalorganen;

 

iii)

de verslagen over de certificering van de rekeningen;

 

iv)

de identificatiegegevens van geaccrediteerde betaalorganen, aangewezen en geaccrediteerde coördinerende instanties en aangewezen certificerende instanties;

 

v)

de boeking en betaling van de uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde uitgaven;

 

vi)

de kennisgevingen van de door de lidstaten verrichte financiële aanpassingen die verband houden met plattelandsontwikkelingsinterventies;

 

vii)

informatie over de krachtens artikel 59 genomen maatregelen;

 

b)

de uitwisseling van informatie en documenten tussen de Commissie en de lidstaten en het opzetten van informatiesystemen, waaronder de soort, vorm en inhoud van de door deze systemen te verwerken gegevens alsmede de bijbehorende regels voor gegevensopslag;

 

c)

de toezending door de lidstaten van informatie, documenten, statistieken en verslagen aan de Commissie, alsmede de uiterste data voor en wijze van toezending ervan.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK II

Gebruik van de euro

Artikel 93

Algemene beginselen

  • 1. 
    De bedragen in de uitvoeringsbesluiten van de Commissie tot vaststelling van de strategische GLB-plannen, de bedragen van de vastleggingen en betalingen door de Commissie, de bedragen van de bekrachtigde of gecertificeerde uitgaven alsmede de bedragen in de uitgavendeclaraties van de lidstaten, worden uitgedrukt en betaald in euro’s.
  • 2. 
    De in de landbouwwetgeving vastgestelde prijzen en bedragen worden uitgedrukt in euro’s.

In lidstaten die de euro hebben ingevoerd, worden die prijzen en bedragen vastgesteld en toegekend in euro’s en in lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd in de nationale munteenheid.

Artikel 94

Wisselkoersen en ontstaansfeiten

  • 1. 
    In de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, worden de in artikel 93, lid 2, bedoelde prijzen en bedragen aan de hand van een wisselkoers omgerekend in hun nationale munteenheid.
  • 2. 
    Het ontstaansfeit voor de wisselkoers is:
 

a)

voor in het handelsverkeer met derde landen geheven of toegekende bedragen: het vervullen van de douaneformaliteiten bij invoer of uitvoer;

 

b)

in alle overige gevallen: de handeling waardoor het economisch doel van de verrichting wordt bereikt.

  • 3. 
    Indien een rechtstreekse betaling aan een begunstigde, bedoeld in Verordening (EU) 2021/2115, gedaan wordt in een andere munteenheid dan de euro, rekenen de lidstaten het bedrag van de in euro’s uitgedrukte steun om in de nationale munteenheid aan de hand van de laatste wisselkoers die de Europese Centrale Bank (ECB) heeft vastgesteld vóór 1 oktober van het jaar waarvoor de steun wordt toegekend.

In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten in naar behoren gemotiveerde gevallen besluiten om te rekenen op basis van het gemiddelde van de door de ECB vastgestelde wisselkoersen in de maand vóór 1 oktober van het jaar waarvoor de steun wordt toegekend. Lidstaten die voor deze oplossing kiezen, bepalen en publiceren het bedoelde gemiddelde vóór 1 december van dat jaar.

  • 4. 
    Wat het ELGF betreft, hanteren de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, bij het opstellen van hun uitgavendeclaraties dezelfde wisselkoers als de wisselkoers die zij overeenkomstig dit hoofdstuk bij betalingen aan de begunstigden en bij de inning van ontvangsten hebben gebruikt.
  • 5. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de ontstaansfeiten en de te hanteren wisselkoers. Het specifieke ontstaansfeit wordt bepaald op basis van de volgende criteria:
 

a)

de noodzaak wijzigingen in de wisselkoers zo snel mogelijk te kunnen toepassen;

 

b)

de onderlinge overeenkomst tussen ontstaansfeiten voor analoge verrichtingen in het kader van de marktordening;

 

c)

de samenhang tussen de ontstaansfeiten voor de verschillende prijzen en bedragen die de marktordening betreffen;

 

d)

de uitvoerbaarheid en doeltreffendheid van controles op de toepassing van adequate wisselkoersen.

  • 6. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de wisselkoers die moet worden gehanteerd bij de opstelling van uitgavendeclaraties en bij de registratie van verrichtingen in verband met openbare opslag in de rekeningen van de betaalorganen.

Artikel 95

Vrijwaringsmaatregelen en afwijkingen

  • 1. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen ter vrijwaring van de toepassing van het Unierecht vaststellen indien monetaire praktijken van uitzonderlijke aard met betrekking tot een nationale munteenheid deze toepassing in gevaar kunnen brengen. Die uitvoeringshandelingen kunnen uitsluitend zolang als strikt noodzakelijk is van de bestaande regels afwijken. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten worden onverwijld in kennis gesteld van de in de eerste alinea bedoelde maatregelen.

  • 2. 
    Indien uitzonderlijke monetaire praktijken met betrekking tot een nationale munteenheid de toepassing van het Unierecht allicht in gevaar zullen brengen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening met afwijkingen van dit hoofdstuk, en wel in de volgende gevallen:
 

a)

een lidstaat hanteert abnormale wisselkoerstechnieken, zoals meervoudige wisselkoersen, of past ruilovereenkomsten toe;

 

b)

de munteenheid van een lidstaat is niet op de officiële wisselmarkten genoteerd of zou zich zodanig kunnen ontwikkelen dat er waarschijnlijk verstoringen van het handelsverkeer ontstaan.

Artikel 96

Gebruik van de euro door lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd

  • 1. 
    Indien een lidstaat die de euro niet heeft ingevoerd, besluit de uit de landbouwwetgeving voortvloeiende uitgaven niet in de nationale munteenheid maar in euro’s uit te voeren, neemt deze lidstaat maatregelen om te voorkomen dat het gebruik van de euro systematisch voordeel oplevert ten opzichte van het gebruik van de nationale munteenheid.
  • 2. 
    Voordat de in lid 1 bedoelde voorgenomen maatregelen van kracht worden, meldt de lidstaat ze eerst aan bij de Commissie. Die maatregelen worden pas van kracht nadat de Commissie die lidstaat kennis heeft gegeven van haar toestemming.

HOOFDSTUK III

Verslaglegging

Artikel 97

Financieel jaarverslag

De Commissie dient uiterlijk op 30 september van elk jaar volgend op het begrotingsjaar een financieel verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over het beheer van het ELGF en het Elfpo in het voorgaande begrotingsjaar.

HOOFDSTUK IV

Transparantie

Artikel 98

Bekendmaking van informatie over begunstigden

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de begunstigden van het ELGF en het Elfpo jaarlijks achteraf worden bekendgemaakt voor de toepassing van artikel 49, leden 3 en 4, van Verordening (EU) 2021/1060 en overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 van dit artikel, met inbegrip van, indien van toepassing, de informatie over groepen waartoe de begunstigden behoren overeenkomstig artikel 59, lid 4, van deze verordening, die door die begunstigden overeenkomstig artikel 59, lid 4, van deze verordening aan de lidstaten wordt verstrekt.
  • 2. 
    Artikel 49, lid 3, punten a), b), d) tot en met j) en l), en artikel 49, lid 4, van Verordening (EU) 2021/1060 zijn, waar dat relevant is, van toepassing op begunstigden van het Elfpo en het ELGF. De toepassing van artikel 49, lid 3, punt e), van die verordening is beperkt tot het doel van de verrichting. Op het Elfpo is artikel 49, lid 3, punt k), van die verordening van toepassing.
  • 3. 
    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
 

a)

“verrichting”: een maatregel, sector of interventietype;

 

b)

“totale kosten van de verrichting”: de bedragen van de betalingen die iedere begunstigde in het betrokken landbouwbegrotingsjaar heeft ontvangen voor elke maatregel, elke sector, of elk interventietype dat uit het ELGF of het Elfpo is gefinancierd; bij de betalingen in het kader van de uit het Elfpo gefinancierde interventietypes hebben de bekend te maken bedragen betrekking op de totale overheidsfinanciering en omvatten deze dus zowel de bijdrage van de Unie als de nationale bijdrage;

 

c)

“locatie-indicator of geolocatie voor de verrichting”: de gemeente waar de begunstigde zijn woonplaats heeft of is ingeschreven, en, indien voorhanden, de postcode of het deel daarvan dat de gemeente identificeert.

  • 4. 
    Elke lidstaat maakt de in artikel 49, leden 3 en 4, van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde informatie op één website bekend. Die informatie blijft twee jaar lang beschikbaar, gerekend vanaf de datum van de eerste bekendmaking ervan.

De lidstaten publiceren de in artikel 49, lid 3, punten a) en b), van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde informatie niet indien het steunbedrag dat een begunstigde in één jaar heeft ontvangen, gelijk is aan of lager is dan 1 250 EUR.

Artikel 99

Informeren van begunstigden over de bekendmaking van gegevens over hen

De lidstaten stellen de begunstigden ervan in kennis dat gegevens over hen overeenkomstig artikel 98 openbaar zullen worden gemaakt en dat die gegvens ter bescherming van de financiële belangen van de Unie kunnen worden verwerkt door audit- en onderzoeksorganen en -instanties van de Unie en de lidstaten.

In het geval van persoonsgegevens informeren de lidstaten de begunstigden overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 over hun rechten op grond van die verordening en over de voor de uitoefening van die rechten geldende procedures.

Artikel 100

Uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot transparantie

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor:

 

a)

de vorm, waaronder de wijze van presentatie per maatregel, sector of interventietype, en het tijdschema van de in de artikelen 98 en 99 bedoelde bekendmaking;

 

b)

een eenvormige toepassing van artikel 99;

 

c)

de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK V

Bescherming van persoonsgegevens

Artikel 101

Verwerking en bescherming van persoonsgegevens

  • 1. 
    Onverminderd de artikelen 98, 99 en 100 verzamelen de lidstaten en de Commissie persoonsgegevens met het oog op het vervullen van hun verplichtingen inzake beheer, controle, audit, en monitoring en evaluatie uit hoofde van deze verordening, en in het bijzonder die waarin titel II, hoofdstuk II, titel III, hoofdstukken III en IV, titel IV en titel V, hoofdstuk III, voorzien, en verwerken deze gegevens niet op een wijze die onverenigbaar is met die doelen.
  • 2. 
    Wanneer persoonsgegevens worden verwerkt ten behoeve van monitoring en evaluatie uit hoofde van Verordening (EU) 2021/2115 en voor statistische doeleinden, worden ze geanonimiseerd.
  • 3. 
    Persoonsgegevens worden verwerkt overeenkomstig Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725. Met name worden die gegevens niet bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren gedurende een langere periode dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, rekening houdend met de minimumbewaartermijnen die in het toepasselijke Unierecht en nationale recht zijn vastgesteld.
  • 4. 
    De lidstaten stellen de betrokkenen ervan in kennis dat hun persoonsgegevens door nationale instanties en instanties van de Unie overeenkomstig lid 1 van dit artikel kunnen worden verwerkt en dat zij in dit verband de gegevensbeschermingsrechten genieten waarin Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 voorzien.

TITEL VI

GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN UITVOERINGSHANDELINGEN

Artikel 102

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De in artikel 11, lid 1, artikel 17, lid 5, artikel 23, lid 2, artikel 38, lid 2, artikel 40, lid 3, artikel 41, lid 3, artikel 44, leden 4 en 5, artikel 47, lid 1, artikel 52, lid 1, artikel 54, lid 4, artikel 55, lid 6, artikel 60, lid 3, artikel 64, lid 3, artikel 74, artikel 76, lid 2, artikel 85, lid 7, artikel 89, lid 2, artikel 94, leden 5 en 6, artikel 95, lid 2, en artikel 105 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend voor een termijn van zeven jaar vanaf 7 december 2021. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van zeven jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
  • 3. 
    De bevoegdheidsdelegatie als bedoeld in artikel 11, lid 1, artikel 17, lid 5, artikel 23, lid 2, artikel 38, lid 2, artikel 40, lid 3, artikel 41, lid 3, artikel 44, leden 4 en 5, artikel 47, lid 1, artikel 52, lid 1, artikel 54, lid 4, artikel 55, lid 6, artikel 60, lid 3, artikel 64, lid 3, artikel 74, artikel 76, lid 2, artikel 85, lid 7, artikel 89, lid 2, artikel 94, leden 5 en 6, artikel 95, lid 2 en artikel 105 kan te allen tijde door het Europees Parlement of door de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Voordat de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, raadpleegt zij de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
  • 5. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 6. 
    Een krachtens artikel 11, lid 1, artikel 17, lid 5, artikel 23, lid 2, artikel 38, lid 2, artikel 40, lid 3, artikel 41, lid 3, artikel 44, leden 4 en 5, artikel 47, lid 1, artikel 52, lid 1, artikel 54, lid 4, artikel 55, lid 6, artikel 60, lid 3, artikel 64, lid 3, artikel 74, artikel 76, lid 2, artikel 85, lid 7, artikel 89, lid 2, artikel 94, leden 5 en 6, artikel 95, lid 2, en artikel 105 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 103

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité, genaamd het “Comité voor de landbouwfondsen”. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

De Commissie wordt bij de toepassing van de artikelen 11, 12, 17, 18, 23, 26, 32, 39 tot en met 44, 47, 51 tot en met 55, 58, 59, 60, 64, 75, 82, 92, 95 en 100, wat betreft aangelegenheden betreffende interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen, interventies in bepaalde sectoren, plattelandsontwikkelingsinterventies en de gemeenschappelijke marktordeningen, bijgestaan door het Comité voor de landbouwfondsen, het bij Verordening (EU) 2021/2115 ingestelde Comité voor het gemeenschappelijke landbouwbeleid en het bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 ingestelde Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.

  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
  • 3. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

TITEL VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 104

Intrekking

  • 1. 
    Verordening (EU) nr. 1306/2013 wordt ingetrokken.

Niettemin geldt het volgende:

 

a)

artikel 4, lid 1, punt b), artikel 5, artikel 7, lid 3, artikelen 9, 17, 21 en 34, artikel 35, lid 4, artikelen 36, 37, 38, 40 tot en met 43, 51, 52, 54, 56, 59, 63, 64, 67, 68, 70 tot en met 75, 77, 91 tot en met 97, 99 en 100, artikel 102, lid 2 en artikelen 110 en 111 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 blijven van toepassing:

 

i)

op de uitgaven en betalingen voor steunregelingen in het kader van Verordening (EU) nr. 1307/2013 met betrekking tot het kalenderjaar 2022 en eerder;

 

ii)

op maatregelen die tot en met 31 december 2022 zijn uitgevoerd in het kader van Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013, (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1144/2014;

 

iii)

ten behoeve van de in artikel 5, lid 6, eerste alinea, punt c), en lid 7, van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad (36) genoemde steunregelingen, op de uitgaven en betalingen die zijn gedaan voor verrichtingen die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013 zijn uitgevoerd na 31 december 2022 en tot het einde van die steunregelingen, en

 

iv)

wat het Elfpo betreft, op de uitgaven die zijn gedaan door de begunstigden en de betalingen die zijn gedaan door het betaalorgaan in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013;

 

b)

artikel 69 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 blijft van toepassing op uitgaven en betalingen die zijn gedaan voor steunregelingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1307/2013 en in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s die de Commissie in het kader van Verordening (EU) nr. 1305/2013 heeft goedgekeurd, en voor andere in titel II, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bepaalde GLB-maatregelen die zijn uitgevoerd vóór 1 januari 2023.

 

c)

artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 blijft van toepassing wat betreft gedeclareerde inkomsten in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s die door de Commissie zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EU) nr. 1305/2013, Verordening (EG) nr. 1698/2005 en Verordening (EG) nr. 27/2004 van de Commissie (37);

 

d)

Verordening (EU) nr. 1306/2013 blijft van toepassing op uitgaven die verband houden met juridische verbintenissen als bedoeld in artikel 155, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115. Desalniettemin is artikel 31 van deze verordening van toepassing op de uitgaven die overeenkomstig artikel 155, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115 aan de Commissie worden gemeld en die voor dit doel als een interventietype moeten worden beschouwd.

  • 2. 
    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening, naar Verordening (EU) 22021/2115 en naar Verordening (EU) nr. 1308/2013, en worden gelezen in overeenstemming met de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 105

Overgangsmaatregelen

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die nodig zijn om te zorgen voor een vlotte overgang van de regelingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013, als bedoeld in artikel 104 van deze verordening, naar de in deze verordening vastgelegde regelingen, en die deze verordening aanvullen of waarmee van deze verordening wordt afgeweken.

Artikel 106

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2023.

Artikel 16 is evenwel van toepassing op uitgaven die vanaf 16 oktober 2022 voor het ELGF worden verricht.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • D. 
    M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    VRTOVEC
 

  • (4) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 23 november 2021(nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 2 december 2021.
  • (5) 
    Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en van Verordening (EU) nr. 1307/2013 (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
  • (6) 
    Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).
  • (7) 
    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
  • Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
  • Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
  • Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
  • Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
  • Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
  • Zie onder meer: arrest van het Hof van 6 december 1989 in zaak C-329/88, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Helleense Republiek, ECLI:EU:C:1989:618; arrest van het Hof van 1 juni 1994 in zaak C-317/92, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Bondsrepubliek Duitsland, ECLI:EU:C:1994:212; arrest van het Hof (Eerste kamer) van 6 oktober 2009 in zaak C-562/07, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk Spanje, ECLI:EU:C:2009:614; arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 14 september 1995 in zaak T-571/93, Lefebvre frères et soeurs, GIE Fructifruit, Association des mûrisseurs indépendants en Star fruits Cie tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen, ECLI:EU:T:1995:163; arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 mei 2009 in zaak C-531/06, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek, ECLI:EU:C:2009:315.
  • Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 23).
  • Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 41).
  • Arrest van het Hof van Justitie van 27 januari 2021, De Ruiter vof tegen Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C-361/19, ECLI EU:C:2021:71.
  • Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
  • Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).
  • Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
  • Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
  • Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 56).
  • Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
  • Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).
  • Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1).
  • Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
  • Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3).
  • Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten, (EU) nr. 1151/2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, (EU) nr. 251/2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten, (EU) nr. 228/2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie (zei bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
  • Verordening (EG) nr. 27/2004 van de Commissie van 5 januari 2004 houdende overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad met betrekking tot de financiering door het EOGFL, afdeling Garantie, van de maatregelen voor plattelandsontwikkeling in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 36).
 

BIJLAGE

CONCORDANTIETABEL

 

Verordening (EU) nr. 1306/2013

Deze verordening

Verordening (EU) 2021/2115

Verordening (EU) nr. 1308/2013

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikelen 2 en 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7, leden 1, 2 en 3

Artikel 9

Artikel 7, leden 4 en 5

Artikel 10

Artikel 7, lid 6

Artikel 8

Artikel 11

Artikel 9

Artikel 12

Artikel 10

Artikel 37, punt a)

Artikel 11

Artikel 44, lid 1

Artikel 12

Artikel 15, leden 1, 2 en 4

Artikel 13, lid 1

Artikel 15, lid 3

Artikel 13, leden 2 en 3

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 14

Artikel 17

Artikel 20

Artikel 18

Artikel 21

Artikel 19

Artikel 22

Artikel 20

Artikel 23

Artikel 21

Artikel 24

Artikel 22

Artikel 25

Artikel 23

Artikel 26

Artikel 24

Artikel 15

Artikel 25

Artikel 16

Artikel 26

Artikel 17

Artikel 27

Artikel 18

Artikel 28

Artikel 19

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 36

Artikel 31

Artikel 27

Artikel 32

Artikel 28

Artikel 33

Artikel 29

Artikel 34

Artikel 30

Artikel 35

Artikel 31

Artikel 36

Artikel 32

Artikel 37

Artikel 33

Artikel 38

Artikel 34

Artikel 39

Artikel 35

Artikel 40

Artikel 38

Artikel 41

Artikel 39

Artikel 42

-

Artikel 43

Artikel 45

Artikel 44

Artikel 43, lid 1

Artikel 45

Artikel 46

Artikel 46

Artikel 43, lid 2 en artikel 47

Artikel 47

Artikel 49

Artikel 48

Artikel 50

Artikel 49

Artikel 51, leden 1 en 2

Artikel 50

Artikel 51, lid 3, en artikel 52

Artikel 51

Artikel 53

Artikel 52

Artikel 55

Artikel 53

-

Artikel 54

-

Artikel 55

Artikel 56

Artikel 56

Artikel 57

Artikel 57

Artikel 58

Artikel 58

Artikel 59

Artikel 59

-

Artikel 60

Artikel 62

Artikel 61

Artikel 63

Artikel 62

Artikel 60

Artikel 63, lid 1, eerste alinea, en leden 2 tot en met 5

-

Artikel 63, lid 1, tweede alinea

Artikel 61

Artikel 64

-

Artikel 65

-

Artikel 66

Artikel 64

Artikel 67

Artikel 65

Artikel 68

Artikel 66

Artikel 69, lid 1, eerste alinea

Artikel 67, lid 1, tweede alinea

Artikel 69, lid 1, tweede alinea

Artikel 69, lid 1, derde alinea

Artikel 67, lid 1, vierde alinea

Artikel 69, lid 2

Artikel 67, lid 2

Artikel 70

Artikel 68

Artikel 71

Artikel 73

Artikel 72

Artikel 69

Artikel 73

Artikel 71

Artikel 74, lid 1

Artikel 72

Artikel 74, leden 2, 3 en 4

Artikel 75

Artikel 44, leden 2, 3 en 5

Artikel 76

Artikel 74

Artikel 77

Artikel 78

Artikel 75

Artikel 79

Artikel 76

Artikel 80

Artikel 77, leden 1, 2 en 5

Artikel 81

Artikel 78, leden 1, 2 en 3

Artikel 82, leden 1 en 2

Artikel 78, leden 4 en 5

Artikel 82, leden 3 en 4

Artikel 83, lid 1

Artikel 79

Artikel 83, leden 2 en 3

Artikel 84, leden 1, 2, 3 en 4

Artikel 80

Artikel 84, lid 5

Artikel 84, lid 6

Artikel 77, lid 4

Artikel 85, leden 1, 3 en 4

Artikel 85, lid 2

Artikel 77, lid 3

Artikel 86, lid 1

Artikel 80, lid 2, punt b)

Artikel 86, lid 2

Artikel 87

Artikel 81

Artikel 88

Artikel 82

Artikel 89

Artikel 90 bis

Artikel 90

Artikel 116 bis

Artikel 91

Artikel 12

Artikel 92

Artikel 12

Artikel 93

Artikel 12

Artikel 94

Artikel 14

Artikel 95

Artikel 96

Artikel 83

Artikel 97

Artikel 84

Artikel 98

Artikel 99

Artikel 85

Artikel 100

Artikel 86

Artikel 101, lid 1

Artikel 101, lid 2

Artikel 85, lid 7

Artikel 102

Artikel 90

Artikel 103

Artikel 91

Artikel 104

Artikel 92

Artikel 105

Artikel 93

Artikel 106

Artikel 94

Artikel 107

Artikel 95

Artikel 108

Artikel 96

Artikel 109

Artikel 97

Artikel 110

Artikel 128

Artikel 111

Artikel 98, leden 1, 2 en 3

Artikel 112

Artikel 98, lid 4

Artikel 113

Artikel 99

Artikel 114

Artikel 100

Artikel 115

Artikel 102

Artikel 116

Artikel 103

Artikel 117

Artikel 101

Artikel 118

-

Artikel 119

Artikel 104

Artikel 119 bis

Artikel 120

Artikel 105

Artikel 121

Artikel 106

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage III

Bijlage

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.