Besluit 2021/1710 - Standpunt EU in het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid dat is opgericht bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot wijziging van de bijlagen bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid

1.

Wettekst

24.9.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 339/89

 

BESLUIT (EU) 2021/1710 VAN DE RAAD

van 21 september 2021

tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid dat is opgericht bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, met betrekking tot de vaststelling van een besluit tot wijziging van de bijlagen bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 48, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de handels- en samenwerkingsovereenkomst”), is door de Unie gesloten door middel van Besluit (EU) 2021/689 van de Raad (1) en is op 1 mei 2021 in werking getreden, met voorlopige toepassing ervan sinds 1 januari 2021.

 

(2)

Op grond van artikel 778, lid 1, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst maken de protocollen en bijlagen bij die overeenkomst integrerend deel uit van die overeenkomst. Op grond van artikel 783, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst worden vanaf de datum waarop de overeenkomst voorlopig wordt toegepast, verwijzingen naar de datum van inwerkingtreding ervan begrepen als verwijzingen naar de datum met ingang waarvan zij voorlopig wordt toegepast.

 

(3)

Bij Artikel 8, lid 4, punt c), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst wordt het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid de bevoegdheid verleend om besluiten, met inbegrip van wijzigingen, vast te stellen en aanbevelingen te doen ten aanzien van alle aangelegenheden waarin de handels- en samenwerkingsovereenkomst zulks bepaalt. Op grond van artikel SSC.68 van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid kan het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid de bijlagen en aanhangsels bij dat protocol wijzigen. Op grond van artikel 10 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst zijn de door een comité genomen besluiten bindend voor de partijen.

 

(4)

De bijlagen SSC-1, SSC-3, SSC-4, SSC-5 en SSC-6 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid moeten, voor zover zij de nationale wetgeving van de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk weergeven, worden gewijzigd, met name om rekening te houden met recente wijzigingen in nationale wetgeving. De titel van bijlage SSC-1 moet worden gecorrigeerd, zodat deze niet alleen verwijst naar “uitkeringen”. Aanhangsel SSCI-1 van bijlage SSC-7 moet worden gewijzigd om rekening te houden met het besluit van een van de partijen bij een daarin vermelde regeling.

 

(5)

Artikel SSC.11, lid 6, van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid bepaalt dat de partijen nadat één maand na de datum van inwerkingtreding van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is verstreken, zo spoedig mogelijk een bijgewerkte bijlage SSC-8 moeten bekendmaken. Het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid moet een besluit vaststellen om aan die verplichting te voldoen.

 

(6)

Het is derhalve passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid met betrekking tot de wijziging van de bijlagen SSC-1, SSC-3, SSC-4, SSC-5, SSC-6 en SSC-8 en van aanhangsel SSCI-1 van bijlage SSC-7 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het bij artikel 8, lid 1, punt p), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst opgerichte Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid, is gehecht aan dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 21 september 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    DOVŽAN
 

  • (1) 
    Besluit (EU) 2021/689 van de Raad van 29 april 2021 betreffende de sluiting, namens de Unie, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens (PB L 149 van 30.4.2021, blz. 2).
 

ONTWERP

BESLUIT NR. 1/2021 VAN HET GESPECIALISEERD COMITÉ DAT IS OPGERICHT BIJ ARTIKEL 8, LID 1, PUNT P), VAN DE HANDELS- EN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE, ENERZIJDS, EN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND, ANDERZIJDS,

van ...

betreffende de wijziging van de bijlagen bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid

HET GESPECIALISEERD COMITÉ,

Gezien de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de handels- en samenwerkingsovereenkomst”) (1), en met name artikel SSC.68 van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op grond van artikel SSC.68 van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst kan het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid de bijlagen en aanhangsels bij dat protocol wijzigen.

 

(2)

De bijlagen SSC-1, SSC-3, SSC-4, SSC-5 en SSC-6 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid moeten, voor zover zij de nationale wetgeving van de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk weergeven, worden gewijzigd, met name om rekening te houden met recente wijzigingen in nationale wetgeving. De titel van bijlage SSC-1 moet worden gecorrigeerd, zodat deze niet alleen verwijst naar “uitkeringen”. Aanhangsel SSCI-1 van bijlage SSC-7 moet worden gewijzigd om rekening te houden met het besluit van een van de partijen bij een daarin vermelde regeling.

 

(3)

Artikel SSC.11, lid 6, van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid bepaalt dat de partijen nadat één maand na de datum van inwerkingtreding van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is verstreken, zo spoedig mogelijk een bijgewerkte bijlage SSC-8 moeten bekendmaken.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De vermeldingen van de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk in de bijlagen SSC-1, SSC-3, SSC-4, SSC-5 en SSC-6 alsook de vermeldingen in aanhangsel SSCI-1 van bijlage SSC-7 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid worden bijgewerkt zoals bepaald in bijlage I bij dit besluit.

Bijlage SSC-8 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid wordt bijgewerkt zoals bepaald in bijlage II bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan.

Gedaan te …,

Voor de Partnerschapsraad

De medevoorzitters

 

 

BIJLAGE I BIJ BESLUIT NR. 1/2021

BIJLAGE SSC-1

BEPAALDE UITKERINGEN EN VERSTREKKINGEN WAAROP DIT PROTOCOL NIET VAN TOEPASSING IS

DEEL 1

BIJZONDERE, NIET OP PREMIE- OF BIJDRAGEBETALING BERUSTENDE UITKERINGEN

(artikel SSC.3, lid 4, punt a), van dit protocol)

  • i) 
    VERENIGD KONINKRIJK
 

a)

Pensioenuitkering van de staat (State Pension Credit Act 2002 (Wet van 2002 op de pensioen-uitkeringen van de staat) en State Pension Credit Act (Northern Ireland) 2002 (Wet van 2002 op de pensioenuitkeringen van de staat (Noord-Ierland));

 

b)

Op het inkomen gebaseerde toelagen voor werkzoekenden (Jobseekers Act 1995 (Wet werkzoekenden 1995) en Jobseekers (Northern Ireland) Order 1995 (Besluit werkzoekenden (Noord-Ierland) 1995));

 

c)

Onderhoudsuitkering voor gehandicapten, mobiliteitscomponent (Social Security Contributions and Benefits Act 1992 (Wet van 1992 op de bijdragen en uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid) en Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992 (Wet van 1992 op de bijdragen en uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid (Noord-Ierland));

 

d)

Persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering, mobiliteitscomponent (Welfare Reform Act 2012 (Part 4) (Bijstandsherzieningswet 2007 (deel 4)) en Welfare Reform (Northern Ireland) Order 2015 (Part 5) (Besluit bijstandsherziening (Noord-Ierland) 2015 (deel 5));

 

e)

Werk en inkomensgerelateerde steun (Welfare Reform Act 2007 (Bijstandsherzieningswet 2007) en Welfare Reform Act (Northern Ireland) 2007 (Bijstandsherzieningswet (Noord Ierland) 2007));

 

f)

“Best Start”-voedingsbijstand (Welfare Foods (Best Start Foods) (Scotland) Regulations (Regeling voedingsbijstand (voeding voor jonge kinderen) (Schotland) 2019 (SSI 2019/193));

 

g)

“Best Start”-toelagen (zwangerschaps- en babytoelage, kinderopvangtoelage, schooltoelage) (The Early Years Assistance (Best Start Grants) (Scotland) Regulations 2018 (Regeling bijstand voor jonge kinderen (“Best Start”-toelagen) (Schotland) 2018) (SSI 2018/370));

 

h)

Uitvaartuitkering (Funeral Expense Assistance (Scotland) Regulations 2019 (Regeling inzake bijstand voor uitvaartkosten (Schotland) 2019) (SSI 2019/292));

 

i)

Scottish Child Payment (The Scottish Child Payment Regulations 2020 (Schotse regeling voor kinderbijslag 2020) (SSI 2020/351)).

  • ii) 
    LIDSTATEN

OOSTENRIJK

Compenserende aanvulling (Federale wet van 9 september 1955 betreffende de algemene sociale verzekering — ASVG, Federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor personen werkzaam in de handel — GSVG, en Federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor landbouwers — BSVG).

BELGIË

 

a)

Inkomensvervangende tegemoetkoming (Wet van 27 februari 1987);

 

b)

Inkomensgarantie voor ouderen (Wet van 22 maart 2001).

BULGARIJE

Sociaal pensioen voor ouderen (artikel 89 bis van het Wetboek voor sociale verzekeringen).

CΥΡRUS

 

a)

Sociaal pensioen (Wet op het sociaal pensioen van 1995 (Wet 25(I)/95), zoals gewijzigd);

 

b)

Uitkering voor ernstig motorisch gehandicapten (Besluiten van de ministerraad nr. 38210 van 16 oktober 1992, nr. 41370 van 1 augustus 1994, nr. 46183 van 11 juni 1997, en nr. 53675 van 16 mei 2001);

 

c)

Speciale toelage voor blinden (Wet op de speciale toelagen van 1996 (Wet 77(I)/96), zoals gewijzigd).

DENEMARKEN

Huisvestingskosten van gepensioneerden (Wet op de steun voor individuele huisvesting, gecodificeerd bij Wet nr. 204 van 29 maart 1995).

ESTLAND

Werkloosheidsuitkering van de staat (Wet arbeidsmarktdiensten en -ondersteuning van 29 september 2005).

FINLAND

 

a)

Huisvestingstoelage voor gepensioneerden (Wet op de huisvestingstoelage voor gepensioneerden 571/2007);

 

b)

Werkgelegenheidsuitkering (Wet betreffende de werkloosheidsuitkeringen 1290/2002).

FRANKRIJK

 

a)

Aanvullende uitkeringen van:

 

i)

het Speciale Fonds voor invaliden; en

 

ii)

het Solidariteitsfonds voor ouderen, met betrekking tot verworven rechten;

(Wet van 30 juni 1956, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid);

 

b)

Uitkering voor gehandicapte volwassenen (Wet van 30 juni 1975, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid);

 

c)

Bijzondere uitkering (Wet van 10 juli 1952, gecodificeerd in boek VIII van de Socialezekerheidswet), met betrekking tot verworven rechten;

 

d)

Solidariteitsuitkering voor ouderen (Verordening van 24 juni 2004, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid) per 1 januari 2006.

DUITSLAND

 

a)

Minimuminkomen voor ouderen en voor personen met verminderde verdiencapaciteit uit hoofde van hoofdstuk 4 van boek XII van het Sociaal Wetboek (Leistungen der Grundsicherung im Alter und bei Erwerbsminderung nach dem Vierten Kapitel des Zwölften Buches Sozialgesetzbuch);

 

b)

Uitkeringen ter dekking van eerste levensbehoeften in het kader van de basisvoorziening voor werkzoekenden uit hoofde van boek II van het Sociaal Wetboek (Leistungen zur Sicherung des Lebensunterhalts in der Grundsicherung für Arbeitssuchende nach dem Zweiten Buch Sozialgesetzbuch).

GRIEKENLAND

Bijzondere prestaties voor bejaarden (Wet nr. 1296/82).

HONGARIJE

 

a)

Invaliditeitsrente (Besluit nr. 83/1987 (XII 27) van de Raad van ministers betreffende de invaliditeitsrente);

 

b)

Ouderdomsuitkering (Wet III op de sociale administratie en de sociale uitkeringen van 1993).

IERLAND

 

a)

Uitkering voor werkzoekenden (Geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten (Social Welfare Consolidation Act 2005), deel 3, hoofdstuk 2);

 

b)

(Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend) overheidspensioen (Geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 4);

 

c)

(Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend) pensioen voor weduwen, weduwnaars of overlevende geregistreerde partners (Geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 6);

 

d)

Invaliditeitsuitkering (Geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 10);

 

e)

Mobiliteitstoelage (Volksgezondheidswet van 1970 (Health Act 1970), zoals gewijzigd, artikel 61);

 

f)

Blindenpensioen (Geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 5).

ITALIË

 

a)

Sociaal pensioen voor personen zonder inkomsten (Wet nr. 153 van 30 april 1969);

 

b)

Pensioen, uitkeringen en vergoedingen voor niet-oorlogsinvaliden of -gehandicapten (Wet nr. 118 van 30 maart 1971, Wet nr. 18 van 11 februari 1980 en Wet nr. 508 van 23 november 1988);

 

c)

Pensioen en vergoedingen voor doofstommen (Wet nr. 381 van 26 mei 1970 en Wet nr. 508 van 23 november 1988);

 

d)

Pensioenen en vergoedingen voor niet-oorlogsblinden (Wet nr. 382 van 27 mei 1970 en Wet nr. 508 van 23 november 1988);

 

e)

Aanvullingen op het minimumpensioen (Wet nr. 218 van 4 april 1952, Wet nr. 638 van 11 november 1983 en Wet nr. 407 van 29 december 1990);

 

f)

Aanvullingen op de invaliditeitsuitkering (Wet nr. 222 van 12 juni 1984);

 

g)

Sociale toelage (Wet nr. 335 van 8 augustus 1995);

 

h)

Sociaal supplement (artikel 1, leden 1 en 12, van Wet nr. 544 van 29 december 1988, en achtereenvolgende wijzigingen).

LETLAND

 

a)

Overheidsprestatie in het kader van de sociale zekerheid (Socialebijstandswet van 1 januari 2003);

 

b)

Uitkering als tegemoetkoming in de vervoerskosten van gehandicapten met een beperkte mobiliteit (Socialebijstandswet van 1 januari 2003).

LITOUWEN

 

a)

Socialebijstandspensioenen voor invaliditeit en ouderdom (Wet van 1994 op de socialebijstandspensioenen nr. 1-675, artikelen 5 en 6, zoals gewijzigd);

 

b)

Steunvergoeding (Wet van 1994 op de socialebijstandspensioenen nr. I-675, artikel 12, zoals gewijzigd);

 

c)

Bijzondere vervoersvergoeding voor gehandicapten met mobiliteitsproblemen (Wet op de vervoersvergoeding van 2000, de artikelen 7 en 71, zoals gewijzigd).

LUXEMBURG

Inkomenssteun voor ernstig gehandicapten (artikel 1, lid 2, van de Wet van 12 september 2003), met uitzondering van personen die officieel als gehandicapte werknemers zijn erkend en werkzaam zijn op de gewone arbeidsmarkt of in een beschermde omgeving.

MALTA

 

a)

Aanvullende uitkering (artikel 73 van de Wet op de sociale zekerheid (hoofdstuk 318) van 1987);

 

b)

Ouderdomspensioen (Wet op de sociale zekerheid (hoofdstuk 318) van 1987).

NEDERLAND

 

a)

Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten van 24 april 1997 (Wet Wajong);

 

b)

Toeslagenwet van 6 november 1986 (TW).

POLEN

 

a)

Wet op de sociale pensioenen (Renta socjalna) van 27 juni 2003 (Ustawa o rencie socjalnej);

 

b)

Aanvullende ouderschapsuitkering (Rodzicielskie świadczenie uzupełniające Mama 4+): Wet van 31 januari 2019 betreffende de aanvullende ouderschapsuitkering (Ustawa o rodzicielskim świadczeniu uzupełniającym);

 

c)

Aanvullende uitkering voor personen die niet zelfstandig kunnen wonen (Świadczenie uzupełniające dla osób niezdolnych do samodzielnej egzystencji): Wet van 31 juli betreffende de aanvullende uitkering voor personen die niet zelfstandig kunnen wonen (Ustawa o świadczeniu uzupełniającym dla osób niezdolnych do samodzielnej egzystencji).

PORTUGAL

 

a)

Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend algemeen ouderdomspensioen van de staat (Wetsbesluit nr. 464/80 van 13 oktober 1980, zoals gewijzigd);

 

b)

Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend weduwepensioen (Reglement nr. 52/81 van 11 november 1981);

 

c)

Solidariteitstoeslag voor bejaarden (Wetsbesluit nr. 232/2005 van 29 december 2005, zoals gewijzigd).

SLOWAKIJE

 

a)

Vóór 1 januari 2004 toegekende aanpassingen van pensioenen die de enige bron van inkomsten vormen;

 

b)

Vóór 1 januari 2004 toegekende sociale pensioenen.

SPANJE

 

a)

Gegarandeerd minimuminkomen (Wet nr. 13/82 van 7 april 1982);

 

b)

Bijstandsuitkeringen voor ouderen en arbeidsongeschikte invaliden (Koninklijk Decreet nr. 2620/81 van 24 juli 1981):

 

i)

Premievrije invaliditeits- en ouderdomspensioenen bedoeld in titel VI, hoofdstuk II, van de herziene tekst van de Algemene wet betreffende de sociale zekerheid, goedgekeurd bij Koninklijk Wetsbesluit nr. 8/2015 van 30 oktober 2015; en

 

ii)

Aanvullende uitkeringen bij de bovengenoemde pensioenen, waarin is voorzien in de wetgeving van de autonome regio’s (comunidades autónomas), indien dergelijke aanvullende uitkeringen een minimuminkomen garanderen, rekening houdend met de economische en sociale situatie in de betrokken autonome regio’s;

 

c)

Uitkeringen ter bevordering van mobiliteit en ter compensatie van vervoerskosten (Wet nr. 13/1982 van 7 april 1982).

ZWEDEN

 

a)

Huisvestingstoeslag (hoofdstukken 100 tot en met 103 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110));

 

b)

Bijstandsuitkering voor ouderen (hoofdstuk 74 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).

DEEL 2

PRESTATIES BIJ LANGDURIGE ZORG

(artikel SSC.3, lid 4, punt d), van dit protocol)

  • i) 
    VERENIGD KONINKRIJK
 

a)

Verzorgingstoelage (Social Security Contributions and Benefits Act 1992 (wet socialezekerheidsbijdragen en -uitkeringen 1992), Social Security (Attendance Allowance) Regulations 1991 (socialezekerheidsregeling inzake de verzorgingstoelage 1991), Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992 (wet socialezekerheidsbijdragen en -uitkeringen (Noord-Ierland) 1992) en Social Security (Attendance Allowance) Regulations (Northern Ireland) 1992 (socialezekerheidsregeling inzake de verzorgingstoelage (Noord-Ierland) 1992));

 

b)

Zorgverlenerstoelage (Social Security Contributions and Benefits Act 1992, Social Security (Invalid Care Allowance) Regulations 1976 (socialezekerheidsregeling (verzorging van personen met een handicap) 1976), Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992) en Social Security (Invalid Care Allowance) Regulations 1976 (Northern Ireland) (socialezekerheidsregeling (verzorging van personen met een handicap) (Noord-Ierland) 1976));

 

c)

Onderhoudsuitkering voor personen met een handicap, zorgcomponent (Social Security Contributions and Benefits Act 1992, Social Security (Disability Living Allowance) Regulations 1991 (socialezekerheidsregeling (onderhoudsuitkering voor personen met een handicap) 1991), Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992 en Social Security (Disability Living Allowance) Regulations (Northern Ireland) 1992 (socialezekerheidsregeling (onderhoudsuitkering voor personen met een handicap) (Noord-Ierland) 1992));

 

d)

Persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering, component dagelijks leven (Welfare Reform Act 2012 (Part 4) (Bijstandsherzieningswet 2012 (deel 4)), Social Security (Personal Independence Payment) Regulations 2013 (socialezekerheidsregeling (persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering) 2013), Personal Independence Payment (Transitional Provisions) Regulations 2013 (regeling persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering (overgangsbepalingen) 2013), Personal Independence Payment (Transitional Provisions) (Amendment) Regulations 2019 (regeling persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering (overgangsbepalingen) (wijziging) 2019), Welfare Reform (Northern Ireland) Order 2015 (Part 5) (Besluit bijstandsherziening (Noord-Ierland) 2015 (deel 5)), Personal Independence Payment Regulations (Northern Ireland) 2016 (regeling persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering (Noord-Ierland) 2016), Personal Independence Payment (Transitional Provisions) Regulations (Northern Ireland) 2016 (regeling persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering (overgangsbepalingen) (Noord-Ierland) 2016) en Personal Independence Payment (Transitional Provisions) (Amendment) Regulations (Northern Ireland) 2019 (regeling persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering (overgangsbepalingen) (wijziging) (Noord-Ierland) 2019));

 

e)

Aanvullende toelage voor de verzorging van invaliden (Social Security (Scotland) Act 2018 (Socialezekerheidswet (Schotland) 2018));

 

f)

Toelage voor jonge verzorgers (The Carer’s Assistance (Young Carer Grants) (Scotland) Regulations 2020 (regeling voor verzorgingsbijstand (toelage voor jonge verzorgers) (Schotland) 2020) (zoals gewijzigd));

 

g)

Verwarmingstoelage voor kinderen tijdens de winter (The Winter Heating Assistance for Children and Young People (Scotland) Regulations 2020 (regeling voor bijstand voor verwarming tijdens de winter voor kinderen en jongeren (Schotland) 2020) (SSI 2020/352)).

  • ii) 
    LIDSTATEN

OOSTENRIJK

Federale wet betreffende de uitkering voor langdurige zorg (Bundespflegegeldgesetz, BPGG), oorspronkelijke versie BGBl. nr. 110/1993, zoals gewijzigd: Pflegegeld (§ 1), Pflegekarenzgeld (§ 21c).

BELGIË

 

a)

Artikel 93, paragraaf 8, en hoofdstuk V bis van de Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

 

b)

Wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;

 

c)

Vlaamse sociale bescherming: Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende Vlaamse sociale bescherming en besluiten van de Vlaamse regering van 30 november 2018;

 

Titel II Uitkeringen, Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende Vlaamse sociale bescherming:

 

artikel 4, 1°, en artikelen 77 tot en met 83, Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende Vlaamse sociale bescherming: zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden;

 

artikel 4, 2°, en artikelen 84 tot en met 90, Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende Vlaamse sociale bescherming: zorgbudget voor ouderen met een zorgnood;

 

artikel 4, 3°, en artikelen 91 tot en met 94, Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende Vlaamse sociale bescherming: basisondersteuningsbudget;

 

d)

Decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg (Dekret über die Angebote für Senioren und Personen mit Unterstützungsbedarf sowie über die Palliativpflege);

 

e)

Decreet van 4 juni 2007 betreffende psychiatrische verzorgingstehuizen (Dekret über die psychiatrischen Pflegewohnheime);

 

f)

Besluit van de regering van 20 juni 2017 betreffende mobiliteitshulpmiddelen (Erlass über die Mobilitätshilfen);

 

g)

Besluit van 13 december 2016 tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven (Dekret zur Schaffung einer Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für selbstbestimmtes Leben);

 

h)

Koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (Königliches Dekret vom 5. März 1990 über die Beihilfe für ältere Menschen);

 

i)

Ordonnantie van 21 december 2018 betreffende de Brusselse verzekeringsinstellingen in het domein van de gezondheidszorg en de hulp aan personen;

 

j)

Artikel 215 bis van het Koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

 

k)

Artikel 12 van het Koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten;

 

l)

De artikelen 43/32 tot en met 43/46 van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid: tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden;

 

m)

Artikel 799 van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid: budget inzake persoonlijke bijstandsverlening;

 

n)

Besluit van 8 februari 2018 betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen;

 

o)

Algemene kinderbijslagwet (AKBW) van 19 december 1939: gezinsbijslag;

 

p)

Ordonnantie van 10 december 2020 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden;

 

q)

Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming en besluiten van de Vlaamse regering van 30 november 2018:

 

artikelen 4, 4°, en 140 tot en met 153 van het Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming: financiering van woonzorgcentra;

 

artikel 4, 5°, van het Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming en de artikelen 54 tot en met 72 van het Decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging, voor wat de financiering van psychiatrische verzorgingstehuizen en initiatieven van beschut wonen betreft;

 

artikelen 4, 9°, en 105 tot en met 153 van het Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018, voor wat de mobiliteitshulpmiddelen betreft;

 

r)

Decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg (Dekret über die Angebote für Senioren und Personen mit Unterstützungsbedarf sowie über die Palliativpflege);

 

s)

Besluit van 4 juni 2007 betreffende de psychiatrische verzorgingstehuizen (Dekret über die psychiatrischen Pflegewohnheime);

 

t)

Besluit van de regering van 20 juni 2017 betreffende mobiliteitshulpmiddelen (Erlass über die Mobilitätshilfen);

 

u)

Besluit van 13 december 2016 tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven (Dekret zur Schaffung einer Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für selbstbestimmtes Leben);

 

v)

Koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (Königliches Dekret vom 5. März 1990 über die Beihilfe für ältere Menschen);

 

w)

Regeringsbesluit van 19 december 2019 tot invoering van een overgangsregeling voor de procedure om een voorafgaande toestemming voor een kostenovername of een instemming met een tegemoetkoming in de kosten te verkrijgen in het kader van een longtermcare-revalidatie in het buitenland (Erlass der Regierung zur übergangsweisen Regelung des Verfahrens zur Erlangung einer Vorabgeehmigung oder Zustimmung zwecks Kostenübernahme oder Kostenbeteiligung für eine Langzeitrehabilitation im Ausland);

 

x)

Ordonnantie van 21 december 2018 betreffende de Brusselse verzekeringsinstellingen in het domein van de gezondheidszorg en de hulp aan personen;

 

y)

Gecoördineerde wet van 10 juli 2008 betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen:

 

Verstrekkingen verleend door psychiatrische verzorgingstehuizen (MSP) en verzorging in rustoorden voor bejaarden (MR) en centra voor dagverzorging (CSJ): artikel 170;

 

Diensten verleend door initiatieven van beschut wonen (IHP): artikel 6;

 

z)

Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994:

 

Verstrekkingen verleend door psychiatrische verzorgingstehuizen (MSP): artikel 34, 11°: verstrekkingen verleend door MSP;

 

Verzorging in rusthuizen (MR) en centra voor dagverzorging (CSJ): artikelen 26, 34, 11° en 12°, 37, paragraaf 12, en 69, paragraaf 4;

 

Tabaksontwenning: artikel 34, eerste alinea, 24° (dat bepaalt dat de gezondheidsverstrekkingen onder meer farmaceutische hulp bij tabaksontwenning omvatten);

 

aa)

Koninklijk besluit van 18 juli 2001 houdende vaststelling van de regelen volgens dewelke het budget van financiële middelen, het quotum van verblijfdagen en de prijs per verblijfdag voor initiatieven van beschut wonen worden bepaald: diensten verleend door initiatieven van beschut wonen (IHP);

 

bb)

Koninklijk besluit van 31 augustus 2009 inzake de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor de hulp bij tabaksontwenning;

 

cc)

Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid:

 

Verstrekkingen verleend door psychiatrische verzorgingstehuizen (MSP) en diensten verleend door initiatieven van beschut wonen (IHP): artikel 43/7, [6°];

 

Verzorging in rusthuizen (MR) en centra voor dagverzorging (CSJ): artikel 43/7, [4°];

Functionele revalidatie-inrichtingen: artikel 43/7, 3°: de verzorging vereist door de “long term care-revalidatie”, die bedoeld is in de in artikel 43/2, eerste lid, 11°, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid vermelde revalidatie-overeenkomsten gesloten met een inrichting voor functionele revalidatie;

 

Inrichtingen voor de opvang en huisvesting van bejaarde personen: artikelen 334 tot en met 410;

 

Verzorgingsinstellingen: artikelen 411 tot en met 418;

 

Geïntegreerde gezondheidsverenigingen: artikelen 419 tot en met 433;

 

Geestelijke gezondheidszorg: artikelen 539 tot en met 624;

 

Hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen: artikelen 219 tot en met 260;

 

Tabaksontwenning: artikel 43/7, [9°];

 

Mobiliteitstegemoetkomingen: artikel 43/7, [1°]; Besluit van de Waalse regering van 11 april 2019 tot vaststelling van de nomenclatuur van de prestaties en interventies bedoeld in artikel 43/7, 1°, in het reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;

 

Palliatieve zorg: artikelen 491/4 en volgende;

 

dd)

Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid: artikel 726;

 

Kortstondig verblijf, residentiële diensten voor volwassenen (SRA), residentiële overnachtingsdiensten voor volwassenen (SRNA), onder toezicht staande huisvestingsdiensten (SLS): artikelen 1192 tot en met 1314;

 

Hulpverlening in het dagelijkse leven: artikel 726;

 

Respijtzorgdienst voor mantelzorgers en personen met een handicap: artikel 831/1;

 

Begeleidingsdiensten bij opvang in een gezin: artikel 477;

 

Begeleidingsdiensten voor volwassenen: artikel 552, paragraaf 2;

 

Diensten voor vroegtijdige hulpverlening: artikel 552, paragraaf 1;

 

Hulpdiensten voor de integratie: artikel 630;

 

Diensten die instaan voor tolken gebarentaal: artikel 831/77;

 

Individuele integratiehulp: artikel 784;

 

Functionele revalidatie van personen met een handicap: artikel 832;

 

Gespecialiseerde opvangdiensten voor jongeren, residentiële diensten voor jongeren (SRJ): artikelen 1314/97 tot en met 1314/187;

 

Dagopvangdienst voor volwassenen (SAJA): artikelen 1314/1 tot en met 1314/96;

 

ee)

Besluit van 9 maart 2017 betreffende de verblijfkosten en de financiering van sommige apparaten van de zware medisch-technische diensten in ziekenhuizen: medisch-sociale infrastructuren;

 

ff)

Besluit van de Waalse regering van 15 mei 2008: medisch-sociale infrastructuren;

 

gg)

Koninklijk besluit van 14 mei 2003: geïntegreerde diensten voor thuisverzorging;

 

hh)

Samenwerkingsakkoord van 31 december 2018 tussen de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de mobiliteitshulpmiddelen;

 

ii)

Samenwerkingsakkoord van 31 december 2018 tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende het uniek loket voor de mobiliteitshulpmiddelen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

BULGARIJE

 

a)

Artikel 103 van het Wetboek sociale verzekeringen (член 103 от Кодекса за социално осигуряване), 1999, titel gewijzigd in 2003;

 

b)

Wet betreffende sociale bijstand (Закон за социално подпомагане), 1998;

 

c)

Verordening betreffende de tenuitvoerlegging van de Wet op de sociale bijstand (Правилник за прилагане на Закона за социално подпомагане), 1998;

 

d)

Wet inzake personen met een handicap (Закон за хората с увреждания), 2019;

 

e)

Wet inzake persoonlijke bijstand (Закон за личната помощ), 2019;

 

f)

Verordening betreffende tenuitvoerlegging van de Wet inzake personen met een handicap (Правилник за прилагане на Закона за интеграция на хората с увреждания), 2019;

 

g)

Verordening inzake medische expertise (Наредба за медицинската експертиза), 2017.

KROATIË

 

a)

Wet betreffende sociale bijstand (Zakon o socijalnoj skrbi, OG 157/13, 152/14, 99/15, 52/16, 16/17, 130/17, 98/19, 64/20 en 138/20):

 

Gegarandeerde minimumuitkering (zajamčena minimalna naknada);

 

Huursubsidie (naknada za troškove stanovanja);

 

Recht op vergoeding voor brandstofkosten (pravo na troškove ogrjeva);

 

Bijstand aan kwetsbare energieverbruikers (naknada za ugroženog kupca energenata);

 

Eenmalige bijstandsuitkering;

 

Toelage voor persoonlijke behoeften van personen die recht hebben op huisvesting (naknada za osobne potrebe korisnika smještaja);

 

Vergoeding voor onderwijs (naknada u vezi s obrazovanjem);

 

Persoonlijke toelage voor personen met een handicap (osobna invalidnina);

 

Toelage voor bijstand en verzorging (doplatak za pomoć i njegu);

 

Vergoeding voor de status van verzorger als ouder of van verzorger (naknada za status roditelja njegovatelja ili njegovatelja);

 

Uitkeringen voor werkzoekenden (naknada do zaposlenja);

 

b)

Wet inzake pleeggezinnen (Zakon o udomiteljstvu OG 115/18):

 

Toelage voor pleegzorg (opskrbnina);

 

Toelage voor pleegzorg (naknada za rad udomitelja).

CΥΡRUS

 

a)

Diensten voor sociaal welzijn (Υπηρεσίες Κοινωνικής Ευημερίας);

 

b)

Verordeningen en decreten inzake het gegarandeerd minimuminkomen en sociale uitkeringen in het algemeen (bij noodbehoeften en zorgbehoeften), zoals gewijzigd of vervangen. Wetten betreffende tehuizen voor ouderen en gehandicapten (Οι περί Στεγών για Ηλικιωμένους και Αναπήρους Νόμοι) van 1991-2011; [L 222/91 en L. 65 (I)/2011].

 

c)

Wetten betreffende dagopvangcentra voor volwassenen (Οι περί Κέντρων Ενηλίκων Νόμοι) (L. 38(Ι)/1997 en L. 64(Ι)/2011);

 

d)

Staatssteunregeling uit hoofde van Verordening (EU) nr. 360/2012 betreffende de verlening van diensten van algemeen economisch belang (de minimis) (Σχέδιο Κρατικών Ενισχύσεων ‘Ησσονος Σημασίας, βαση του Κανονισμού 360/2012 για την παροχή υπηρεσιών γενικού οικονομικού συμφέροντος);

 

e)

Dienst voor de administratie van sociale uitkeringen (Υπηρεσία Διαχείρισης Επιδομάτων Πρόνοιας);

 

f)

Wet inzake het gegarandeerd minimuminkomen en sociale uitkeringen in het algemeen van 2014, zoals gewijzigd of vervangen;

 

g)

Verordeningen en decreten inzake het gegarandeerd minimuminkomen en sociale uitkeringen in het algemeen, zoals gewijzigd of vervangen.

TSJECHIË

Verzorgingstoelage overeenkomstig Wet nr. 108/2006 betreffende de sociale diensten (Zákon o sociálních službách).

DENEMARKEN

 

a)

Geconsolideerde wet betreffende sociale diensten (Lov om social service):

 

Uitkering voor verzorging van naaste verwanten die in hun eigen woning willen sterven (Vederlag til pasning af nærtstående, der ønsker at dø i eget hjem);

 

Steun ter dekking van gederfde inkomsten voor personen die thuis zorgen voor een kind onder de 18 jaar met een aanzienlijke en blijvende aantasting van het lichamelijke of mentale functioneren of een ingrijpende chronische of langdurige ziekte (Hjælp til dækning af tabt arbejdsfortjeneste til personer, som passer et barn under 18 med betydelig og varigt nedsat fysisk eller psykisk funktionsevne eller indgribende kronisk eller langvarig lidelse i hjemmet);

 

Dekking van bijkomende uitgaven voor kinderen en jongeren met een aanzienlijke en blijvende aantasting van het lichamelijke of mentale functioneren of een ingrijpende chronische of langdurige ziekte (Dækning af merudgifter til børn og unge med betydelig og varigt nedsat fysisk eller psykisk funktionsevne eller indgribende kronisk eller langvarig lidelse);

 

Persoonlijke hulp en verzorging, “zorgtestamenten” en contactpersonen voor volwassenen met een lichamelijke of geestelijke handicap of met bijzondere sociale problemen (Personlig hjælp og pleje, “plejetestamenter” og kontaktperson for voksne med nedsat fysisk eller psykisk funktionsevne eller med særlige sociale problemer);

 

Hulpmiddelen, hulp bij het inrichten van woningen voor personen met een blijvende lichamelijke of geestelijke handicap (Hjælpemidler, hjælp til indretning af bolig for personer med varigt nedsat fysisk eller psykisk funktionsevne);

 

Verzorging thuis van naaste familieleden met een handicap of ernstige, al dan niet ongeneeslijke, ziekten (Pasning af nærtstående med handicap eller alvorlig, herunder uhelbredelig, lidelse i hjemmet);

 

b)

Geconsolideerde wet inzake de huisvestingstoelage (Lov om individuel boligstøtte):

 

Toelage voor kosten van huisvesting in particuliere woningcorporaties die geschikt zijn voor ernstig lichamelijk gehandicapten (Støtte til udgifter til bolig i private andelsboligforeninger, der er egnet for stærkt bevægelseshæmmede);

 

c)

Geconsolideerde wet betreffende sociale huisvesting (Lov om almene boliger):

 

Toegang voor gehandicapten tot verschillende soorten huisvesting die onder de wet vallen (Adgang for handicappede til boligtyper omfattet af loven).

ESTLAND

 

a)

Wet betreffende de sociale zekerheid (Sotsiaalhoolekande seadus) 2016;

 

b)

Wet betreffende de sociale uitkeringen voor gehandicapten (Puuetega inimeste sotsiaaltoetuste seadus) 1999.

FRANKRIJK

 

a)

Toeslag voor een derde (majoration pour tierce personne, MTP): artikelen L. 341-4 en L. 355-1 van het Wetboek sociale zekerheid (Code de la sécurité sociale);

 

b)

Aanvullende prestatie voor de inzet van een derde (prestation complémentaire pour recours à tierce personne): artikel L. 434-2 van het Wetboek sociale zekerheid;

 

c)

Speciale aanvullende studietoelage voor een gehandicapt kind (complément d’allocation d’éducation de l’enfant handicapé): artikel L. 541-1 van het Wetboek sociale zekerheid;

 

d)

Invaliditeitsuitkering (prestation de compensation du handicap, PCH): artikelen L. 245-1 tot en met L. 245-14 van het Wetboek sociale actie en gezin (Code de l’action sociale et des familles);

 

e)

Vergoeding voor het verlies van autonomie (allocation personnalisée d’autonomie, APA): artikelen L. 232-1 tot en met L. 232-28 van het Wetboek sociale actie en gezin (Code de l’action sociale et des familles).

DUITSLAND

Prestaties bij langdurige zorg uit hoofde van boek XI, hoofdstuk 4, van het Sociaal Wetboek (Leistungen der Pflegeversicherung nach Kapitel 4 des Elften Buches Sozialgesetzbuch).

GRIEKENLAND

 

a)

Wet nr. 1140/1981, zoals gewijzigd;

 

b)

Wetsbesluit nr. 162/73 en gezamenlijk ministerieel besluit nr. Π4β/5814/1997;

 

c)

Ministerieel Besluit nr. Π1γ/ΑΓΠ/οικ. 14963 van 9 oktober 2001;

 

d)

Wet nr. 4025/2011;

 

e)

Wet nr. 4109/2013;

 

f)

Wet nr. 4199/2013, artikel 127.

 

g)

Wet nr. 4368/2016, artikel 334;

 

h)

Wet nr. 4483/2017, artikel 153;

 

i)

Wet nr. 498/1-11-2018, artikelen 28, 30 en 31, betreffende de uniforme regeling voor gezondheidsverstrekkingen van de Nationale Organisatie voor zorgverlening (EOPYY/ΕΟΠΥΥ).

HONGARIJE

Prestaties bij langdurige zorg voor personen die persoonlijke zorg verstrekken (Wet III van 1993 betreffende sociaal bestuur en sociale bijstand, aangevuld met regeringsdecreten en ministeriële decreten).

IERLAND

 

a)

Wet steunregeling verpleeghuizen (Nursing Homes Support Scheme Act) 2009 (nr. 15 van 2009);

 

b)

Toelage voor thuisverzorging (Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 8A).

ITALIË

 

a)

Wet nr. 118 van 30 maart 1971 betreffende civiele invaliditeitsuitkeringen (Legge 30 Marzo 1971, n. 118 - Conversione in Legge del D.L. 30 gennaio 1971, n. 5 e nuove norme in favore dei mutilati ed invalidi civili);

 

b)

Wet nr. 18 van 11 februari 1980 betreffende de toelage voor constante zorg (Legge 11 Febbraio 1980, n. 18 - Indennità di accompagnamento agli invalidi civili totalmente inabili);

 

c)

Wet nr. 104 van 5 februari 1992, artikel 33 (Kaderwet inzake handicaps) (Legge 5 Febbraio 1992, n. 104 — Legge-quadro per l’assistenza, l’integrazione sociale e i diritti delle persone handicappate);

 

d)

Wetsbesluit nr. 112 van 31 maart 1998 betreffende de overdracht van wetgevende en administratieve bevoegdheden van de staat aan de regio’s en lokale entiteiten (Decreto Legislativo 31 Marzo 1998, n. 112 - Conferimento di funzioni e compiti amministrativi dello Stato alle regioni ed agli enti locali, in attuazione del capo I della Legge 15 Marzo 1997, n. 59);

 

e)

Wet nr. 183 van 4 november 2010, artikel 24, tot wijziging van de regels inzake vergunningen voor bijstandsverlening aan gehandicapten in ernstige situaties (Legge n. 183 del 4 Novembre 2010, art. 24 - Modifiche alla disciplina in materia di permessi per l’assistenza a portatori di handicap in situazione di gravità);

 

f)

Wet nr. 147 van 27 december 2013 houdende bepalingen voor de opstelling van de jaarlijkse en meerjarenbegroting van de staat — stabiliteitswet 2014 (Disposizioni per la formazione del bilancio annuale e pluriennale dello Stato - Legge di stabilità 2014).

LETLAND

 

a)

Wet inzake sociale dienstverlening en sociale bijstand (Sociālo pakalpojumu un sociālās palīdzības likums) 31/10/2002;

 

b)

Wet inzake medische behandeling (Ārstniecības likums) 12/06/1997;

 

c)

Wet inzake patiëntenrechten (Pacientu tiesību likums) 30/12/2009;

 

d)

Reglement nr. 555 van het kabinet van ministers betreffende de organisatie van de gezondheidszorg en de betalingsprocedure (Ministru kabineta 2018. gada 28. augusta noteikumi Nr.555 “Veselības aprūpes pakalpojumu organizēšanas un samaksas kārtība”) 28/08/2018;

 

e)

Reglement nr. 275 van het kabinet van ministers betreffende betalingsprocedures voor diensten op het gebied van sociale zorg en sociale rehabilitatie en de procedures voor de dekking van dienstverleningskosten uit een begroting van de lokale overheid (Ministru kabineta 2003. gada 27. maija noteikumi Nr.275 “Sociālās aprūpes un sociālās rehabilitācijas pakalpojumu samaksas kārtība un kārtība, kādā pakalpojuma izmaksas tiek segtas no pašvaldības budžeta”) 27/05/2003;

 

f)

Reglement nr. 138 van het kabinet van ministers betreffende de ontvangst van sociale diensten en sociale bijstand (Ministru kabineta 2019.gada 2.aprīļa noteikumi Nr 138 “Noteiku mi par sociālo pakalpojumu un sociālās palīdzības saņemšanu”) 02/04/2019;

 

g)

Wet op de socialezekerheidsuitkeringen van de staat — uitkering voor een zorgbehoevende persoon met een handicap (Valsts sociālo pabalstu likums) 01/01/2003.

LITOUWEN

 

a)

Wet van de Republiek Litouwen nr. XII 2507 van 29 juni 2016 inzake gerichte compensaties (Tikslinių kompensacijų įstatymas);

 

b)

Wet van de Republiek Litouwen nr. I-1343 van 21 mei 1996 inzake de zorgverzekering (Lietuvos Respublikos sveikatos draudimo įstatymas);

 

c)

Wet van de Republiek Litouwen nr. I-552 van 19 juli 1994 inzake het zorgstelsel (Lietuvos Respublikos sveikatos sistemos įstatymas);

 

d)

Wet van de Republiek Litouwen nr. I-1367 van 6 juni 1996 inzake zorginstellingen (Lietuvos Respublikos sveikatos priežiūros įstaigų įstatymas).

LUXEMBURG

Prestaties die onder de verzekering voor langdurige zorg vallen uit hoofde van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid, boek V — Verzekering langdurige zorg, met name:

 

Zorg en ondersteuning voor activiteiten in het dagelijkse leven;

 

Activiteiten ter ondersteuning van onafhankelijkheid en autonomie;

 

Activiteiten op het gebied van individueel toezicht, groepstoezicht en toezicht ’s nachts;

 

Activiteiten op het gebied van opleiding van mantelzorgers;

 

Hulp bij huishoudelijke taken;

 

Ondersteunende activiteiten in inrichtingen voor langdurige zorg;

 

Forfaitaire toelage voor incontinentie-artikelen;

 

Hulptechnologie en opleiding op het gebied van hulptechnologie;

 

Woningaanpassing;

 

Forfaitaire uitkering ter vervanging van verstrekkingen voor activiteiten in het dagelijkse leven en voor hulp bij huishoudelijke taken die door de zorgverlener in overeenstemming met de samenvatting van zorg en bijstand worden verstrekt;

 

Dekking van de pensioenbijdragen van zorgverleners;

 

Forfaitaire uitkeringen bij bepaalde ziekten.

MALTA

 

a)

Wet betreffende de sociale zekerheid (Att dwar is-Sigurtà Soċjali) (Kap. 318);

 

b)

Subsidiaire wetgeving 318.19: Verordeningen betreffende de tarieven van instellingen en inrichtingen die staatseigendom zijn (Regolamenti dwar it-Trasferiment ta’ Fondi għal Hostels Statali Indikati);

 

c)

Subsidiaire wetgeving 318.17: Verordeningen betreffende de overdracht van middelen voor door de overheid gefinancierde bedden (Regolamenti dwar it-Trasferiment ta’ Fondi għal Sodod Iffinanzjati mill-Gvern);

 

d)

Subsidiaire wetgeving 318.13: Verordeningen betreffende de tarieven van door de staat gefinancierde residentiële diensten (Regolamenti dwar Rati għal Servizzi Residenzjali Finanzjali mill-Istat);

 

e)

Zorgverlenerstoelage — artikel 68, lid 1, punt a), van de Wet op de sociale zekerheid;

 

f)

Verhoogde zorgverlenerstoelage — artikel 68, lid 1, punt b), van de Wet op de sociale zekerheid.

NEDERLAND

Wet langdurige zorg (WLZ) van 3 december 2014.

POLEN

 

a)

Toelage voor medische zorg (zasiłek pielęgnacyjny), speciale zorgtoelage (specjalny Zasiłek opiekuńczy), zorguitkering (świadczenie pielęgnacyjne): Wet van 28 november 2003 betreffende gezinsbijslagen (Ustawa o świadczeniach rodzinnych)

 

b)

Mantelzorgtoelage (zasiłek dla opiekuna): Wet van 4 april 2014 betreffende de vaststelling en betaling van de mantelzorgtoelagen (Ustawa o ustalaniu i wypłacaniu zasiłków dla opiekunów).

PORTUGAL

Sociale verzekering en waarborging van voldoende bestaansmiddelen:

 

a)

Toeslag bij langdurige zorg: Wetsbesluit nr. 265/99 van 14 juli 1999, zoals gewijzigd (complemento por dependência);

 

b)

Toeslag bij langdurige zorg in het kader van de bijzondere beschermingsregeling in geval van invaliditeit: Wet nr. 90/2009 van 31 augustus 2009, opnieuw gepubliceerd in geconsolideerde versie bij wetsbesluit nr. 246/2015 van 20 oktober 2015, gewijzigd (regime especial de proteção na invalidez).

Socialezekerheidsstelsel en nationale gezondheidsdienst:

 

c)

Nationaal netwerk van geïntegreerde continue zorg: Wetsbesluit nr. 101/06 van 6 juni 2006, opnieuw gepubliceerd in geconsolideerde versie bij wetsbesluit nr. 136/2015 van 28 juli 2015, gewijzigd (rede de cuidados continuados integrados);

 

d)

Geïntegreerde continue geestelijke gezondheidszorg: Wetsbesluit nr. 8/2010 van 28 januari 2010, gewijzigd en opnieuw gepubliceerd bij Wetsbesluit nr. 22/2011 van 10 februari 2011 betreffende de oprichting van eenheden en teams voor geïntegreerde continue geestelijke gezondheidszorg (unidades e equipas de cuidados continuados integrados de saúde mental);

 

e)

Pediatrische zorg (Nationaal netwerk van geïntegreerde continue verpleegzorg): Decreet nr. 343/2015 van 12 oktober 2015 betreffende normen voor intramurale en ambulante pediatrische zorg in het kader van het nationale netwerk van geïntegreerde continue zorg (condições de instalação e funcionamento das unidades de internamento de cuidados integrados e de ambulatório pediátricas da Rede Nacional de Cuidados Continuados Integrados);

 

f)

Mantelzorger (toelage): Wet nr. 100/2019 van 6 september betreffende de status van mantelzorger (Estatuto do cuidador informal).

ROEMENIË

 

a)

Wet nr. 448/2006 van 6 december 2006 betreffende de bescherming en bevordering van de rechten van personen met een handicap, met latere wijzigingen en aanvullingen:

 

Vergoedingen voor personen met een handicap, namelijk het maandelijkse aanvullende persoonsgebonden budget voor volwassenen en kinderen met een handicap en de maandelijkse vergoeding voor volwassenen met een handicap, als bedoeld in artikel 58, lid 4, van Wet nr. 448/2006 betreffende de bescherming en bevordering van de rechten van personen met een handicap, met latere wijzigingen en aanvullingen;

 

Vergoeding voor begeleiders als bedoeld in artikel 42, lid 4, en artikel 43 van Wet nr. 448/2006 betreffende de bescherming en bevordering van de rechten van personen met een handicap, met latere wijzigingen en aanvullingen;

 

Vergoeding voor begeleiders voor volwassenen met een ernstige visuele handicap, als bedoeld in artikel 42, lid 1, en artikel 58, lid 3, van Wet nr. 448/2006 betreffende de bescherming en bevordering van de rechten van personen met een handicap, met latere wijzigingen en aanvullingen; Maandelijkse voedingstoelage voor kinderen met een aan hiv/aids gerelateerde handicap, als bedoeld in artikel 58, lid 2, van Wet nr. 448/2006 betreffende de bescherming en bevordering van de rechten van personen met een handicap, met latere wijzigingen en aanvullingen;

 

b)

Wet nr. 584/2002 betreffende maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van de ziekte aids in Roemenië en ter bescherming van personen die met hiv besmet zijn of aids hebben, met latere wijzigingen en aanvullingen;

 

Maandelijkse voedingstoelage toegekend op grond van Wet nr. 584/2002 inzake maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van de ziekte aids in Roemenië en ter bescherming van personen die met hiv besmet zijn of aids hebben.

SLOVENIË

Geen specifieke wetgeving met betrekking tot langdurige zorg.

Verstrekkingen en uitkeringen met betrekking tot langdurige zorg zijn opgenomen in de volgende handelingen:

 

a)

Wet betreffende de pensioen- en invaliditeitsverzekering (Zakon o pokojninskem in invalidskem zavarovanju) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 96/2012, en latere wijzigingen);

 

b)

Wet betreffende financiële sociale bijstand (Zakon o socialno vartsvenih prejemkih) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 61/2010, en latere wijzigingen);

 

c)

Wet betreffende de uitoefening van rechten op openbare middelen (Zakon o uveljavljanju pravic iz javnih sredstev) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 62/2010, en latere wijzigingen);

 

d)

Wet betreffende sociale bescherming (Zakon o socialnem varstvu) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 3/2004, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen);

 

e)

Wet betreffende ouderlijke zorg en gezinsbijslagen (Zakon o starševskem varstvu in družinskih prejemkih) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 110/2006, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen);

 

f)

Wet betreffende personen met een mentale of lichamelijke handicap (Zakon o družbenem varstvu duševno in telesno prizadetih oseb) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 41/83, en latere wijzigingen);

 

g)

Wet betreffende gezondheidszorg en ziekteverzekering (Zakon o zdravstvenem varstvu in zdravstvenem zavarovanju) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 72/2006, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen);

 

h)

Wet betreffende oorlogsveteranen (Zakon o vojnih veteranih) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 59/06, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen);

 

i)

Wet betreffende oorlogsgehandicapten (Zakon o vojnih invalidih) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 63/59, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen);

 

j)

Wet betreffende het begrotingsevenwicht (Zakon za uravnoteženje javnih finance (ZUJF)) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 40/2012, en latere wijzigingen);

 

k)

Wet tot regeling van aanpassingen van overdrachten aan particulieren en huishoudens in de Republiek Slovenië (Zakon o usklajevanju transferjev posameznikom in gospodinjstvom v Republiki Sloveniji) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 114/2006, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen).

SPANJE

 

a)

Wet nr. 39/2006 betreffende de bevordering van de persoonlijke autonomie en bijstand aan personen in een afhankelijkheidssituatie van 14 december 2006, zoals gewijzigd;

 

b)

Ministerieel besluit van 15 april 1969;

 

c)

Koninklijk besluit nr. 1300/95 van 21 juli 1995, zoals gewijzigd;

 

d)

Koninklijk besluit nr. 1647/97 van 31 oktober 1997, zoals gewijzigd.

ZWEDEN

 

a)

Zorgtoelage (hoofdstuk 22 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110));

 

b)

Toelage voor extra uitgaven (hoofdstuk 50 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110));

 

c)

Toelage voor bijstand (hoofdstuk 51 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110));

 

d)

Vervoerkostenvergoeding (hoofdstuk 52 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010: 110)).

DEEL 3

BETALINGEN DIE VERBAND HOUDEN MET EEN IN ARTIKEL SSC.3, LID 1, VAN DIT PROTOCOL VERMELDE TAK VAN DE SOCIALE ZEKERHEID EN DIE WORDEN BETAALD OM DE KOSTEN VOOR VERWARMING BIJ KOUD WEER TE DEKKEN

(artikel SSC.3, lid 4, punt f), van dit protocol)

  • i) 
    VERENIGD KONINKRIJK

Toelage voor stookkosten in de winter (Social Security Contributions and Benefits Act 1992 (wet socialezekerheidsbijdragen en -uitkeringen 1992), Social Fund Winter Fuel Payment Regulations 2000 (regeling betreffende het sociaal fonds voor toelagen voor stookkosten in de winter 2000), Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992 (wet socialezekerheidsbijdragen en -uitkeringen (Noord-Ierland) 1992) en Social Fund Winter Fuel Payment Regulations (Northern Ireland) 2000 (regeling betreffende het sociaal fonds voor toelagen voor stookkosten in de winter (Noord-Ierland) 2000).

  • ii) 
    LIDSTATEN

DENEMARKEN

 

a)

Wet op de sociale en staatspensioenen, LBK nr. 983 van 23/09/2019.

 

b)

Verordeningen inzake sociale pensioenen en overheidspensioenen, BEK nr. 1602 van 27/12/2019.

BIJLAGE SSC-3

MEER RECHTEN VOOR PENSIOENGERECHTIGDEN DIE NAAR DE BEVOEGDE STAAT TERUGKEREN

(artikel SSC.25, lid 2, van dit protocol)

OOSTENRIJK

BELGIË

BULGARIJE

CΥΡRUS

TSJECHIË

FRANKRIJK

DUITSLAND

GRIEKENLAND

HONGARIJE

LETLAND

LITOUWEN

LUXEMBURG

NEDERLAND

POLEN

PORTUGAL

ROEMENIË

SLOVENIË

SPANJE

ZWEDEN

BIJLAGE SSC-4

GEVALLEN WAARIN WORDT AFGEZIEN VAN BEREKENING PRO RATA OF WAARIN DIE NIET VAN TOEPASSING IS

(artikel SSC.47, leden 4 en 5, van dit protocol)

DEEL 1

GEVALLEN WAARIN WORDT AFGEZIEN VAN BEREKENING PRO RATA OP GROND VAN ARTIKEL SSC.47, LID 4

OOSTENRIJK

 

a)

Alle aanvragen voor uitkeringen uit hoofde van de federale wet van 9 september 1955 inzake de sociale verzekering (Allgemeines Sozialversicherungsgesetz — ASVG), de federale wet van 11 oktober 1978 inzake sociale verzekering voor zelfstandigen in de handel en het handwerk (Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz — GSVG), de federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor zelfstandige landbouwers (Bauern-Sozialversicherungsgesetz — BSVG) en de federale wet van 30 november 1978 inzake sociale verzekering voor zelfstandigen en vrije beroepen (Freiberuflichen-Selbständigen Sozialversicherungsgesetz — FSVG);

 

b)

Alle aanvragen voor nabestaandenpensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen op grond van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004, met uitzondering van de gevallen onder deel 2;

 

c)

Alle aanvragen voor nabestaandenpensioenen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers (Landesärztekammer), gebaseerd op een basisregeling (basis- en aanvullende uitkering, of basispensioen);

 

d)

Alle aanvragen voor nabestaandensteun uit het pensioenfonds van de Oostenrijkse kamer van dierenartsen;

 

e)

Alle aanvragen voor weduwe- of wezenpensioenuitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, deel A;

 

f)

Alle aanvragen voor uitkeringen op grond van de Wet sociale verzekering notarissen van 3 februari 1972 — NVG 1972.

CΥΡRUS

Alle aanvragen voor ouderdoms-, weduwe- en weduwnaarspensioenen.

DENEMARKEN

Alle aanvragen voor pensioenen als bedoeld in de wet op het sociaal pensioen, met uitzondering van de in bijlage SSC-5 bij dit protocol vermelde pensioenen.

IERLAND

Alle aanvragen voor (op bijdrage of premiebetaling berustende) overheidspensioenen, (op bijdrage of premiebetaling berustende) pensioenen voor weduwen, weduwnaars en overlevende geregistreerde partners.

LETLAND

Alle aanvragen voor nabestaandenpensioenen (Wet overheidspensioenen van 1 januari 1996; Wet van 1 juli 2001 op de door de overheid gefinancierde pensioenen).

LITOUWEN

Alle aanvragen voor nabestaandenpensioenen op grond van de nationale sociale verzekering, berekend aan de hand van het basisbedrag van het nabestaandenpensioen (Wet sociale-verzekeringspensioenen).

NEDERLAND

Alle aanvragen voor ouderdomspensioenen uit hoofde van de Algemene Ouderdomswet (AOW).

POLEN

Alle aanvragen voor ouderdomspensioenen (uit hoofde van vaste-uitkeringsregelingen) en nabestaandenpensioenen, behalve wanneer het totale aantal verzekeringstijdvakken uit hoofde van de wetgeving van meer dan een land 20 jaar of meer bedraagt voor vrouwen en 25 jaar of meer voor mannen, maar het aantal nationale verzekeringstijdvakken onder die grenzen ligt (en niet minder dan 15 jaar bedraagt voor vrouwen en 20 jaar voor mannen), en de berekening is gebaseerd op de artikelen 27 en 28 van de wet van 17 december 1998 (PB 2015, punt 748).

PORTUGAL

Alle aanvragen voor ouderdoms- en nabestaandenpensioenen, met uitzondering van de gevallen waarin het totale aantal verzekeringstijdvakken die uit hoofde van de wetgeving van meer dan een staat zijn vervuld, 21 kalenderjaren of meer bedraagt maar het aantal nationale verzekeringstijdvakken 20 jaar of minder bedraagt en de berekening is gebaseerd op artikel 32 en artikel 33 van Wetsdecreet nr. 187/2007 van 10 mei 2007, zoals gewijzigd.

SLOWAKIJE

 

a)

Alle aanvragen voor nabestaandenpensioenen (weduwe-, weduwnaars- en wezenpensioenen) die volgens de wetgeving welke voor 1 januari 2004 van kracht was, worden berekend op basis van het bedrag van een pensioen dat eerder aan de overledene werd betaald;

 

b)

Alle aanvragen voor pensioenen die worden berekend op grond van Wet nr. 461/2003 op de sociale verzekering, zoals gewijzigd.

ZWEDEN

 

a)

Aanvragen voor een ouderdomspensioen in de vorm van een gegarandeerd pensioen voor personen die in of voor 1937 zijn geboren (hoofdstuk 66 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110));

 

b)

Aanvragen voor een ouderdomspensioen in de vorm van een aanvullend pensioen (hoofdstuk 63 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).

VERENIGD KONINKRIJK

Alle aanvragen voor ouderdomspensioenen, overheidspensioenen op grond van deel 1 van de pensioenwet uit 2014, en weduwepensioenen en uitkeringen bij overlijden, met uitzondering van de aanvragen waarvoor tijdens een belastingjaar aanvangende op of na 6 april 1975:

 

i)

de betrokkene uit hoofde van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk en een lidstaat tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen heeft vervuld, en één (of meer) belastingjaren niet beschouwd wordt (worden) als een rechtverstrekkend jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk;

 

ii)

de uit hoofde van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk vóór 5 juli 1948 vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking zouden worden genomen om artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol toe te passen, door rekening te houden met tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen die vervuld zijn uit hoofde van de wetgeving van een lidstaat.

Alle aanvragen voor aanvullende pensioenuitkeringen uit hoofde van de Social Security Contributions and Benefits Act 1992, Section 44, en de Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992, Section 44.

DEEL 2

GEVALLEN WAARIN ARTIKEL SSC.47, LID 5, VAN TOEPASSING IS

OOSTENRIJK

 

a)

Ouderdomspensioenen en daarvan afgeleide nabestaandenpensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen uit hoofde van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004;

 

b)

Verplichte uitkeringen uit hoofde van artikel 41 van de federale wet van 28 december 2001, BGBl I Nr. 154, inzake het algemeen inkomensfonds van de Oostenrijkse apothekers (Pharmazeutische Gehaltskasse für Österreich);

 

c)

Ouderdomspensioenen en vervroegde pensioenen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers, gebaseerd op een basisregeling (basis- en aanvullende uitkering, of basispensioen), en alle pensioenuitkeringen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers, gebaseerd op een aanvullende regeling (aanvullend of individueel pensioen);

 

d)

Ouderdomssteun uit het pensioenfonds van de Oostenrijkse kamer van dierenartsen;

 

e)

Uitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, delen A en B, met uitzondering van aanvragen voor weduwe- of wezenpensioenuitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, deel A;

 

f)

Uitkeringen bij de instellingen van sociale zekerheid van de federale kamer van architecten en raadgevende ingenieurs op grond van de Oostenrijkse wet inzake de kamer van civiele ingenieurs (Ziviltechnikerkammergesetz) van 1993 en de statuten van de instellingen van sociale zekerheid, met uitzondering van de uitkeringen op grond van nabestaandenuitkeringen uit hoofde van laatstgenoemde uitkeringen;

 

g)

Uitkeringen volgens het statuut van de instelling van sociale zekerheid van de Federale Kamer van professionele accountants en belastingadviseurs uit hoofde van de Oostenrijkse Wet betreffende professionele accountants en belastingadviseurs (Wirtschaftstreuhandberufsgesetz).

BULGARIJE

Ouderdomspensioenen uit hoofde van de aanvullende verplichte pensioenverzekering, onder deel II, titel II, van de Socialeverzekeringswet.

KROATIË

Op individueel kapitaalsparen gebaseerde pensioenen van de verplichte pensioenregeling overeenkomstig de Wet op de verplichte en vrijwillige pensioenfondsen (Staatsblad 49/99, als gewijzigd) en de Wet op de pensioenverzekeringsondernemingen en de betaling van op individueel kapitaalsparen gebaseerde pensioenen (Staatsblad 106/99, als gewijzigd), behoudens gevallen bedoeld in de artikelen 47 en 48 van de Wet op de verplichte en vrijwillige pensioenfondsen (nabestaandenpensioenen).

DENEMARKEN

 

a)

Individuele pensioenen;

 

b)

Uitkeringen bij overlijden (op basis van bijdragen voor aanvullende pensioenen voor werknemers in loondienst (Arbejdsmarkedets Tillægspension) in de periode voor 1 januari 2002);

 

c)

Uitkeringen bij overlijden (op basis van bijdragen voor aanvullende pensioenen voor werknemers in loondienst (Arbejdsmarkedets Tillægspension) in de periode na 1 januari 2002) zoals bedoeld in de geconsolideerde wet inzake aanvullende pensioenen voor werknemers in loondienst (Arbejdsmarkedets Tillægspension) 942:2009.

ESTLAND

Verplichte gekapitaliseerde ouderdomspensioenregeling.

FRANKRIJK

Basis- of aanvullende regelingen waarin ouderdomspensioenen worden berekend op basis van pensioenpunten.

HONGARIJE

Pensioenuitkeringen gebaseerd op lidmaatschap van private pensioenfondsen.

LETLAND

Ouderdomspensioenen (Wet overheidspensioenen van 1 januari 1996; Wet van 1 juli 2001 op de door de overheid gefinancierde pensioenen).

POLEN

Ouderdomspensioenen van het op vaste bijdragen gebaseerde stelsel.

PORTUGAL

Aanvullende pensioenen die zijn toegekend krachtens Wetsdecreet nr. 26/2008 van 22 februari 2008, zoals gewijzigd (openbaar kapitalisatiestelsel).

SLOWAKIJE

Verplicht ouderdomspensioensparen.

SLOVENIË

Pensioen van de verplichte aanvullendpensioenverzekering.

ZWEDEN

Ouderdomspensioen in de vorm van een inkomenspensioen en een op premie gebaseerd pensioen (hoofdstukken 62 en 64 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).

VERENIGD KONINKRIJK

Getrapte pensioenuitkeringen uit hoofde van de National Insurance Act 1965 (nationale verzekeringswet 1965), Sections 36 en 37, en de National Insurance Act (Northern Ireland) 1966 (nationale verzekeringswet (Noord-Ierland) 1966), Sections 35 en 36.

BIJLAGE SSC-5

PRESTATIES EN OVEREENKOMSTEN WAARBIJ ARTIKEL SSC.49 KAN WORDEN TOEGEPAST

 
 

I.

Prestaties als bedoeld in artikel SSC.49, lid 2, punt a), van dit protocol, waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen

DENEMARKEN

Het volledige Deense nationale ouderdomspensioen, verworven na tien jaar wonen door personen aan wie uiterlijk vanaf 1 oktober 1989 een pensioen wordt toegekend.

FINLAND

Nationale pensioenen en weduwe- en weduwnaarspensioenen bepaald in overeenstemming met de overgangsregelingen en toegekend vóór 1 januari 1994 (Wet inzake de uitvoering van de Nationale pensioenwet, 569/2007).

Het aanvullende bedrag van het pensioen voor kinderen bij het berekenen van de autonome uitkering in overeenstemming met de nationale pensioenwet (Nationale pensioenwet, 568/2007).

FRANKRIJK

Het invalide-, weduwe- of weduwnaarspensioen van het Franse algemene socialezekerheidsstelsel of van het stelsel voor werknemers in de landbouw, wanneer dit wordt berekend op basis van een invaliditeitspensioen van de overleden echtgeno(o)t(e), vastgesteld overeenkomstig artikel SSC.47, lid 1, punt a).

GRIEKENLAND

Uitkeringen uit hoofde van Wet nr. 4169/1961 – bepalingen betreffende het verzekeringsstelsel voor de landbouw (OGA).

NEDERLAND

Algemene nabestaandenwet (ANW) van 21 december 1995;

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van 10 november 2005.

SPANJE

Nabestaandenpensioenen, toegekend uit hoofde van de algemene en bijzondere stelsels, met uitzondering van het bijzondere stelsel voor ambtenaren.

ZWEDEN

 

a)

Inkomensgerelateerde vergoeding bij ziekte en inkomensgerelateerde vergoeding bij arbeidsongeschiktheid (hoofdstuk 34 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110));

 

b)

Gegarandeerde pensioenen en uitkeringen die in de plaats zijn gekomen van de volledige staatspensioenen die zijn toegekend uit hoofde van de wetgeving inzake staatspensioenen die tot 1 januari 1993 van kracht was, en de volledige staatspensioenen die zijn toegekend uit hoofde van de overgangsregelingen die daarna van kracht waren.

 
 

II.

Uitkeringen als bedoeld in artikel SSC.49, lid 2, punt b), van dit protocol, waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waarop de verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum.

FINLAND

Het Finse werknemerspensioen waarvoor rekening wordt gehouden met toekomstige tijdvakken overeenkomstig de nationale wettelijke regeling.

DUITSLAND

Duitse nabestaandenpensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een aanvullend tijdvak;

Duitse ouderdomspensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een reeds verworven fictief tijdvak.

ITALIË

Italiaanse pensioenen bij algehele arbeidsongeschiktheid (inabilità).

LETLAND

Nabestaandenpensioenen berekend op basis van veronderstelde tijdvakken van verzekering (artikel 23, lid 8, van de Wet op de staatspensioenen van 1 januari 1996).

LITOUWEN

 

a)

Socialeverzekeringspensioenen van de staat wegens arbeidsongeschiktheid, uitgekeerd uit hoofde van de Wet op de socialeverzekeringspensioenen van de staat;

 

b)

Socialeverzekeringspensioenen van de staat voor nabestaanden en wezen, berekend op basis van het pensioen wegens arbeidsongeschiktheid van de overledene uit hoofde van de Wet op de socialeverzekeringspensioenen van de staat.

LUXEMBURG

Nabestaandenpensioenen.

SLOWAKIJE

Slowaakse nabestaandenpensioenen, afgeleid van de invaliditeitspensioenen.

SPANJE

De rustpensioenen uit hoofde van het bijzondere stelsel voor ambtenaren die zijn verschuldigd uit hoofde van titel I van de geconsolideerde tekst van de Wet op de staatspensioengerechtigden, indien de begunstigde op het tijdstip van de intreding van de verzekerde gebeurtenis een ambtenaar in actieve dienst was of een daarmee gelijkgestelde persoon; overlijdens- en nabestaandenpensioenen (weduwe-/weduwnaarspensioen, wezenpensioen en ouderpensioen) die verschuldigd zijn uit hoofde van titel I van de geconsolideerde tekst van de Wet op de staatspensioengerechtigden, indien de begunstigde op het tijdstip van overlijden een ambtenaar in actieve dienst was of een daarmee gelijkgestelde persoon.

ZWEDEN

 

a)

Vergoeding bij ziekte en vergoeding bij arbeidsongeschiktheid in de vorm van een gegarandeerde vergoeding (hoofdstuk 35 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110));

 

b)

Nabestaandenpensioen berekend op basis van in aanmerking genomen tijdvakken van verzekering (hoofdstukken 76 tot en met 85 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).

 
 

III.

Overeenkomsten als bedoeld in artikel SSC.49, lid 2, punt b), i), van dit protocol teneinde te voorkomen dat hetzelfde fictieve tijdvak meermaals in aanmerking wordt genomen:

Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 28 april 1997 tussen de Republiek Finland en de Bondsrepubliek Duitsland;

Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 10 november 2000 tussen de Republiek Finland en het Groothertogdom Luxemburg;

Noords Verdrag van 12 juni 2012 betreffende de sociale zekerheid.

BIJLAGE SSC-6

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE WETGEVING VAN DE LIDSTATEN EN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK

(artikel SSC.3, lid 2, artikel SSC.51, lid 1, en artikel SSC.66)

OOSTENRIJK

 

1.

Voor het opbouwen van tijdvakken van verzekering in de pensioenverzekering wordt het bezoeken van een school of een vergelijkbare onderwijsinstelling in een andere staat gelijkgesteld aan het bezoeken van een school of onderwijsinstelling op grond van de artikelen 227(1)(1) en 228(1)(3), Allgemeines Sozialversicherungsgesetz (ASVG) (algemene wet sociale verzekering), artikel 116(7), Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz (GSVG) (federale wet sociale verzekering bedrijfsleven), en artikel 107(7), Bauern-Sozialversicherungsgesetz (BSVG) (wet sociale verzekering landbouwers), indien de betrokkene op zeker tijdstip wegens werkzaamheden, al dan niet in loondienst, aan Oostenrijkse wetgeving onderworpen was, en de bijzondere bijdragen voor de verwerving van dergelijke tijdvakken van onderwijs, zoals bedoeld in artikel 227(3), ASVG, artikel 116(9), GSVG, en artikel 107(9), BSGV, betaald zijn.

 

2.

Voor de berekening van de in artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol bedoelde uitkering pro rata worden speciale verhogingen voor premies voor aanvullende verzekering en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers uit hoofde van de Oostenrijkse wetgeving buiten beschouwing gelaten. In die gevallen wordt de zonder die premies berekende uitkering pro rata, indien nodig, verhoogd met onverminderde speciale verhogingen voor bijdragen voor aanvullende verzekering en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers.

 

3.

Wanneer op grond van artikel SSC.7 van dit protocol vervangende tijdvakken onder een Oostenrijks pensioenverzekeringsstelsel zijn vervuld, maar die geen basis voor berekening op grond van de artikelen 238 en 239 van de ASVG, de artikelen 122 en 123 van de GSVG en de artikelen 113 en 114 van de BSVG kunnen vormen, wordt de berekeningsgrondslag voor tijdvakken van kinderverzorging op grond van artikel 239 van de ASVG, artikel 123 van de GSVG en artikel 114 van de BSVG gebruikt.

 

4.

In de in artikel SSC.39 bedoelde gevallen zijn bij de vaststelling van het bedrag van de invaliditeitsuitkering op grond van de Oostenrijkste wetgeving, de bepalingen van hoofdstuk 5 van het protocol van overeenkomstige toepassing.

BULGARIJE

Artikel 33, lid 1, van de Bulgaarse Ziektekostenverzekeringswet is van toepassing op alle personen waarvoor Bulgarije de bevoegde lidstaat is uit hoofde van titel III, hoofdstuk 1, van dit protocol.

CΥΡRUS

Voor de toepassing van de bepalingen van de artikelen SSC.7, SSC.46 en SSC.56 van dit protocol wordt voor tijdvakken die op of na 6 oktober 1980 aanvingen, een week van verzekering uit hoofde van de wetgeving van de Republiek Cyprus bepaald door het totale verzekerbare inkomen in de betreffende periode te delen door het wekelijkse bedrag van het verzekerbare basisinkomen waarover in het betreffende bijdragejaar bijdragen moesten worden betaald, mits het aldus berekende aantal weken niet hoger uitvalt dan het aantal kalenderweken in de betreffende periode.

TSJECHIË

 

1.

Met het oog op het aanmerken als gezinslid overeenkomstig artikel SSC.1, punt s), van dit protocol, wordt onder “echtgeno(o)t(e)” mede verstaan een geregistreerde partner in de zin van de Tsjechische Wet nr. 115/2006 Verz. inzake geregistreerd partnerschap.

 

2.

Niettegenstaande de artikelen SSC.6 en SSC.7 van dit protocol kunnen voor de toekenning van de aanvullende uitkering voor de verzekeringstijdvakken die zijn vervuld krachtens de wetgeving van de voormalige Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek, uitsluitend de op grond van de Tsjechische wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking worden genomen om te voldoen aan de voorwaarde van minstens één jaar Tsjechische pensioenverzekering binnen de vastgestelde termijn na de datum van ontbinding van de Federatie (artikel 106a, lid 1, punt b), van Wet nr. 155/1995 Verz. inzake pensioenverzekering).

 

3.

In de in artikel SSC.39 bedoelde gevallen zijn bij de vaststelling van het bedrag van de invaliditeitsuitkering overeenkomstig Wet nr. 155/1995 Verz. inzake pensioenverzekering de bepalingen van hoofdstuk 5 van het protocol van overeenkomstige toepassing.

DENEMARKEN

 

1.

a)

Voor de berekening van het pensioen uit hoofde van de “lov om social pension” (wet op het sociale pensioen) worden door een grensarbeider of seizoenarbeider onder de Deense wetgeving al dan niet in loondienst vervulde tijdvakken van werkzaamheid beschouwd als door de overlevende echtgeno(o)t(e) vervulde tijdvakken van wonen in Denemarken, voor zover de overlevende echtgeno(o)t(e) gedurende die tijdvakken gehuwd was met de grensarbeider of seizoenarbeider, niet van tafel en bed gescheiden was of feitelijk wegens onverenigbaarheid gescheiden leefde, en op voorwaarde dat de overlevende echtgeno(o)t(e) gedurende die tijdvakken woonachtig was in een andere staat. Voor de toepassing van dit punt wordt onder “seizoenarbeid” verstaan: werk dat samenhangt met de wisseling van de seizoenen en ieder jaar terugkeert.

 

b)

Voor de berekening van het pensioen uit hoofde van de “lov om social pension” (wet op het sociale pensioen) worden de vóór 1 januari 1984 door een niet onder punt a) vallende persoon onder de Deense wetgeving al dan niet in loondienst vervulde tijdvakken van werkzaamheid beschouwd als door de overlevende echtgeno(o)t(e) in Denemarken vervulde tijdvakken van wonen, voor zover de overlevende echtgeno(o)t(e) gedurende die tijdvakken gehuwd was met de grensarbeider of seizoenarbeider, niet van tafel en bed gescheiden was of feitelijk wegens onverenigbaarheid gescheiden leefde, en op voorwaarde dat de overlevende echtgeno(o)t(e) gedurende die tijdvakken woonachtig was in een andere staat.

 

c)

Tijdvakken die uit hoofde van de punten a) en b) moeten worden meegerekend, worden evenwel niet in aanmerking genomen indien zij samenvallen met tijdvakken die meetellen voor de berekening van het pensioen dat aan de betrokkene verschuldigd is onder de wetgeving betreffende verplichte verzekering van een andere staat of met tijdvakken gedurende welke de betrokkene onder een dergelijke wetgeving een pensioen ontving. Die tijdvakken worden echter in aanmerking genomen wanneer het jaarlijks bedrag van het bedoelde pensioen lager is dan de helft van het basisbedrag van het sociale pensioen.

 

2.

a)

Niettegenstaande artikel SSC.7 van dit protocol hebben personen die geen werkzaamheden in loondienst in een of meer staten hebben uitgeoefend slechts recht op een Deens sociaal pensioen, als zij gedurende minstens 3 jaar hun woonplaats in Denemarken hebben of hebben gehad, met inachtneming van de in de Deense wetgeving geldende leeftijdsbeperkingen. Met inachtneming van artikel SSC.5 van dit protocol is artikel SSC.8 van dit protocol niet van toepassing op een Deens sociaal pensioen waarop personen van die categorie het recht hebben verworven.

 

b)

De in punt a) bedoelde bepalingen zijn niet van toepassing op het recht op een Deens sociaal pensioen verworven door gezinsleden van personen die in Denemarken werkzaamheden in loondienst uitoefenen of uitgeoefend hebben, of door studenten of hun gezinsleden.

 

3.

De tijdelijke uitkering voor werklozen die zijn opgenomen in het “ledighedsydelse” (flexibelebanenstelsel) (Wet nr. 455 van 10 juni 1997) valt onder titel III, hoofdstuk 6, van dit protocol.

 

4.

Wanneer de ontvanger van een Deens sociaal pensioen ook recht heeft op een overlevingspensioen van een andere staat, worden die pensioenen voor de toepassing van de Deense wetgeving beschouwd als uitkeringen van dezelfde aard in de zin van artikel SSC.48, lid 1, van dit protocol op voorwaarde dat de persoon wiens tijdvakken van verzekering of van wonen de basis voor de berekening van het overlevingspensioen vormen, ook recht op een Deens sociaal pensioen heeft verworven.

FINLAND

 

1.

Voor de vaststelling van het recht en de berekening van het bedrag van het Finse nationale pensioen uit hoofde van de artikelen SSC.47 tot en met SSC.49 van dit protocol, worden uit hoofde van de wetgeving van een andere staat verkregen pensioenen op dezelfde wijze behandeld als uit hoofde van de Finse wetgeving verkregen pensioenen.

 

2.

Bij de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), i), van dit protocol worden de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak uit hoofde van de Finse wetgeving inzake inkomensgerelateerde pensioenen als volgt berekend indien de betrokkene voor een deel van de referentieperiode tijdvakken van pensioenverzekering op grond van werkzaamheid, al dan niet in loondienst, in een andere staat heeft vervuld: de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak zijn gelijk aan de som van de inkomsten tijdens het deel van de referentieperiode in Finland, gedeeld door het aantal maanden waarvoor er tijdens de referentieperiode tijdvakken van verzekering in Finland waren.

FRANKRIJK

 

1.

Voor personen die verstrekkingen ontvangen in Frankrijk op grond van artikel SSC.15 of artikel SSC.24 van dit protocol en die woonachtig zijn in de Franse departementen Haut-Rhin, Bas-Rhin of Moselle, omvatten de verleende verstrekkingen, verstrekt voor rekening van het orgaan van een andere staat die de kosten daarvan moet dragen, de verstrekkingen waarin het algemene ziekteverzekeringsstelsel voorziet en het verplichte aanvullende plaatselijke ziekteverzekeringsstelsel van Alsace-Moselle.

 

2.

De Franse wetgeving die voor de toepassing van titel III, hoofdstuk 5, van dit protocol van toepassing is op een persoon die al dan niet in loondienst werkzaam is of is geweest, omvat zowel de basisregeling(en) voor pensioenverzekering als de regeling(en) voor aanvullend pensioen waaronder de betrokkene viel.

DUITSLAND

 

1.

Niettegenstaande artikel SSC.6, punt a), van dit protocol en artikel 5, lid 4, punt 1, van het Sozialgesetzbuch VI (Deel VI van het Sociale wetboek) kan een persoon die uit hoofde van de wetgeving van een andere staat een volledig ouderdomspensioen ontvangt, verzoeken om verplicht aangesloten te zijn bij het Duitse pensioenstelsel.

 

2.

Niettegenstaande artikel SSC.6, punt a), van dit protocol en artikel 7 van het Sozialgesetzbuch VI (Deel VI van het Sociale wetboek) kan een persoon die verplicht verzekerd is in een andere staat of een ouderdomspensioen ontvangt uit hoofde van de wetgeving van een andere staat, zich aansluiten bij het vrijwillige verzekeringsstelsel in Duitsland.

 

3.

Voor de toekenning van uitkeringen uit hoofde van artikel 47, lid 1, van Sozialgesetzbuch V, artikel 47, lid 1, van Sozialgesetzbuch VII en artikel 24i van Socialgesetzbuch V aan in een andere staat wonende verzekerden, wordt het netto-inkomen dat de grondslag vormt voor de uitkering door de Duitse verzekeringsstelsels, berekend alsof de verzekerde in Duitsland woonde, tenzij de verzekerde verzoekt om een berekening op basis van het werkelijk ontvangen nettoloon.

 

4.

Onderdanen van andere staten die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten Duitsland hebben en die voldoen aan de algemene voorwaarden van het Duitse pensioenstelsel, kunnen vrijwillig bijdragen, mits zij op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht bij het Duitse pensioenstelsel aangesloten zijn geweest. Dat geldt ook voor staatlozen en vluchtelingen die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in een andere staat hebben.

 

5.

De “pauschale Anrechnungszeit” vast toerekeningstijdvak) op grond van artikel 253 van Sozialgesetzbuch VI (boek VI van het Sociaal Wetboek) wordt vastgesteld op basis van uitsluitend Duitse verzekeringstijdvakken.

 

6.

In gevallen waarin de op 31 december 1991 vigerende Duitse pensioenwetgeving op de herberekening van een pensioen van toepassing is, geldt voor de toerekening van Duitse Ersatzzeiten (vervangende tijdvakken) alleen de Duitse wetgeving.

 

7.

De Duitse wetgeving inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten waarvoor vergoeding wordt verleend uit hoofde van het Fremdrentengesetz (wet op buitenlands pensioen) en inzake uitkeringen wegens toe te rekenen verzekeringstijdvakken die vervuld zijn in de gebieden vermeld in paragraaf 1, leden 2 en 3, van het Bundesvertriebenengesetz (Wet betreffende vluchtelingen en verdrevenen), blijft voor de toepassing van dit protocol van toepassing niettegenstaande paragraaf 2 van het Fremdrentengesetz.

 

8.

Het bevoegde orgaan gaat, voor de berekening van het theoretische bedrag bedoeld in artikel SSC.47, lid 1, punt b), i), van dit protocol in pensioenregelingen voor vrije beroepen, voor ieder verzekeringsjaar dat onder de wetgeving van een andere staat vervuld werd, uit van het gemiddelde van de gedurende het lidmaatschap van bevoegde organen per jaar door de betaling van bijdragen opgebouwde pensioenrechten.

GRIEKENLAND

 

1.

Wet nr. 1469/84 betreffende de vrijwillige aansluiting bij het pensioenstelsel voor Griekse onderdanen en vreemdelingen van Griekse origine is van toepassing op onderdanen van andere staten, staatlozen en vluchtelingen wanneer die betrokken personen, ongeacht hun woon- of verblijfplaats, op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht bij het Griekse pensioenstelsel aangesloten zijn geweest.

 

2.

Niettegenstaande artikel SSC.6, punt a), van dit protocol en artikel 34 van Wet nr. 1140/1981, kan een persoon die een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte uit hoofde van de wetgeving van een andere staat ontvangt, verzoeken om verplicht verzekerd te zijn uit hoofde van de door de OGA toegepaste wetgeving, voor zover die persoon werkzaamheden uitoefent die binnen de werkingssfeer van die wetgeving vallen.

IERLAND

Niettegenstaande artikel SSC.19, lid 2, en artikel SSC.57 van dit protocol wordt voor de berekening van het berekenbare wekelijkse referentie-inkomen van een verzekerde met het oog op de toekenning van een uitkering wegens ziekte of werkloosheid onder de Ierse wetgeving, een bedrag gelijk aan het gemiddelde weekloon van werknemers in het betreffende referentiejaar toegerekend aan de verzekerde voor iedere week die zij/hij gedurende dat referentiejaar als werkne(e)m(st)er onder de wetgeving van een andere staat heeft gewerkt.

MALTA

Bijzondere bepalingen voor ambtenaren

 

a)

Uitsluitend met het oog op de toepassing van artikel SSC.43 en artikel SSC.55 van dit protocol worden personen met een dienstbetrekking uit hoofde van de Maltese Wet op de strijdkrachten (hoofdstuk 220 van de Maltese Wet), de Politiewet (hoofdstuk 164 van de Maltese Wet), de Wet op het gevangeniswezen (hoofdstuk 260 van de Maltese Wet) en de Wet civiele bescherming (hoofdstuk 411 van de Maltese Wet) met ambtenaren gelijkgesteld.

 

b)

De pensioenen of renten die verschuldigd zijn uit hoofde van bovenstaande wetgeving en uit hoofde van de Pensioenverordening (hoofdstuk 93 van de Maltese Wet) worden uitsluitend met het oog op de toepassing van artikel SSC.1, punt cc), van dit protocol beschouwd als “bijzondere stelsels voor ambtenaren”.

NEDERLAND

 

1.

Zorgverzekering

 

a)

Wat betreft het recht op verstrekkingen uit hoofde van de Nederlandse wetgeving worden voor de toepassing van titel III, hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2, van dit protocol onder “personen die recht hebben op verstrekkingen” verstaan:

 

i)

personen die uit hoofde van artikel 2 van de Zorgverzekeringswet verplicht zijn zich te verzekeren bij een zorgverzekeraar; en

 

ii)

voor zover niet reeds begrepen onder punt i), gezinsleden van actieve militairen die in een andere staat wonen en personen die in een andere staat woonachtig zijn en die uit hoofde van dit protocol ten laste van Nederland recht hebben op geneeskundige zorg in hun woonland.

 

b)

Personen als bedoeld in punt 1, a), i), moeten zich overeenkomstig de Zorgverzekeringswet verzekeren bij een zorgverzekeraar; personen als bedoeld in punt 1, a), ii), moeten zich registreren bij het College voor zorgverzekeringen.

 

c)

De bepalingen van de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten betreffende de verschuldigdheid van bijdragen zijn van toepassing op personen als bedoeld in punt a), en hun gezinsleden. Wat gezinsleden betreft, worden de premies of bijdragen geheven bij degene van wie het recht op zorg is afgeleid, met uitzondering van gezinsleden van militairen die in een andere staat woonachtig zijn, bij wie de premies of bijdragen rechtstreeks worden geheven.

 

d)

De bepalingen van de Zorgverzekeringswet betreffende te late verzekering zijn van overeenkomstige toepassing op te late registratie van de in punt a), ii) bedoelde personen bij het College voor zorgverzekeringen.

 

e)

Personen die recht hebben op verstrekkingen krachtens de wetgeving van een andere staat dan Nederland en die in Nederland wonen of tijdelijk in Nederland verblijven, hebben recht op verstrekkingen overeenkomstig de aan verzekerden in Nederland aangeboden polis van het orgaan van de woon- of verblijfplaats, met inachtneming van artikel 11, leden 1, 2 en 3, en artikel 19, lid 1, van de Zorgverzekeringswet, en op verstrekkingen waarin de Algemene wet bijzondere ziektekosten voorziet.

 

f)

Voor de toepassing van de artikelen SSC.21 tot en met SSC.27 van dit protocol worden de volgende uitkeringen, naast de pensioenen bedoeld in titel III, hoofdstukken 4 en 5, van dit protocol, gelijkgesteld met uit hoofde van de Nederlandse wetgeving verschuldigde pensioenen:

 

pensioenen uit hoofde van de Wet van 6 januari 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de burgerlijke ambtenaren en hun nabestaanden (Algemene burgerlijke pensioenwet);

 

pensioenen uit hoofde van de Wet van 6 oktober 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van militairen en hun nabestaanden (Algemene militaire pensioenwet);

 

arbeidsongeschiktheidsuitkeringen uit hoofde van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen van 7 juni 1972;

 

pensioenen uit hoofde van de Wet van 15 februari 1967 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de personeelsleden van de NV Nederlandse Spoorwegen en hun nabestaanden (Spoorwegpensioenwet);

 

pensioenen uit hoofde van het Reglement dienstvoorwaarden Nederlandse Spoorwegen;

 

uitkeringen die bij pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar worden verstrekt uit hoofde van een pensioenregeling die de verzorging van de gewezen werknemers bij ouderdom ten doel heeft, of een uitkering bij vervroegde uittreding uit het arbeidsproces uit hoofde van een van rijkswege of bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling voor vervroegde uittreding uit het arbeidsproces voor personen van 55 jaar of ouder;

 

uitkeringen die aan militairen en ambtenaren worden verstrekt uit hoofde van een regeling in het geval van overtolligheid, functioneel leeftijdsontslag en vervroegde pensionering.

 

g)

Voor de toepassing van artikel SSC.16, lid 1, van dit protocol hebben de in punt a), ii), bedoelde personen die tijdelijk in Nederland verblijven, recht op verstrekkingen overeenkomstig de aan verzekerden in Nederland aangeboden polis van het orgaan van de verblijfplaats, met inachtneming van artikel 11, leden 1, 2 en 3, en artikel 19, lid 1, van de Zorgverzekeringswet, en op verstrekkingen uit hoofde van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

 

2.

Toepassing van de Algemene Ouderdomswet (AOW)

 

a)

De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de AOW wordt niet toegepast voor kalenderjaren vóór 1 januari 1957 gedurende welke een rechthebbende die niet voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling van die jaren aan tijdvakken van verzekering:

 

tussen haar/zijn 15e en 65e jaar in Nederland heeft gewoond, of

 

in een andere staat heeft gewoond terwijl zij/hij in Nederland werkte voor een in Nederland gevestigde werkgever, of

 

in een andere staat heeft gewerkt gedurende tijdvakken die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel als tijdvakken van verzekering worden beschouwd.

In afwijking van artikel 7 van de AOW worden ook personen die uitsluitend vóór 1 januari 1957 overeenkomstig bovengenoemde voorwaarden in Nederland gewoond of gewerkt hebben, geacht recht te hebben op een pensioen.

 

b)

De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de AOW wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 2 augustus 1989 gedurende welke een gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon tussen haar/zijn 15e en 65e jaar, wonende in een andere staat dan Nederland, niet uit hoofde van bovengenoemde wet verzekerd was, voor zover die kalenderjaren samenvallen met tijdvakken van verzekering die de echtgeno(o)t(e) van de betrokkene uit hoofde van bovengenoemde wet heeft vervuld, of met kalenderjaren die uit hoofde van punt 2, a), in aanmerking moeten worden genomen, op voorwaarde dat zij in de betreffende periode gehuwd zijn gebleven.

In afwijking van artikel 7 van de AOW worden dergelijke personen geacht recht te hebben op een pensioen.

 

c)

De korting als bedoeld in artikel 13, lid 2, van de AOW wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 1 januari 1957 gedurende welke de echtgeno(o)t(e) van een pensioengerechtigde, die niet voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling van die jaren aan tijdvakken van verzekering:

 

tussen haar/zijn 15e en 65e jaar in Nederland heeft gewoond, of

 

in een andere staat heeft gewoond terwijl zij/hij in Nederland werkte voor een in Nederland gevestigde werkgever, of

 

in een andere staat heeft gewerkt gedurende tijdvakken die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel als tijdvakken van verzekering worden beschouwd.

 

d)

De korting als bedoeld in artikel 13, lid 2, van de AOW wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 2 augustus 1989 gedurende welke de echtgeno(o)t(e) van een pensioengerechtigde, tussen haar/zijn 15e en 65e jaar wonend in een andere staat dan Nederland, niet uit hoofde van de AOW verzekerd was, voor zover die kalenderjaren samenvallen met tijdvakken van verzekering die de pensioengerechtigde uit hoofde van die wet heeft vervuld, of met kalenderjaren die uit hoofde van punt 2, a) in aanmerking moeten worden genomen, op voorwaarde dat zij in de betreffende periode gehuwd zijn gebleven.

 

e)

De punten 2, a), 2, b), 2, c), en 2, d), zijn niet van toepassing op tijdvakken die samenvallen met:

 

tijdvakken die in aanmerking genomen kunnen worden voor de berekening van pensioenrechten uit hoofde van de ouderdomspensioenwetgeving van een andere staat dan Nederland, of

 

tijdvakken waarvoor de betrokkene een ouderdomspensioen heeft ontvangen uit hoofde van dergelijke wetgeving.

Tijdvakken van vrijwillige verzekering onder het stelsel van een andere staat worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van dit punt.

 

f)

De punten 2, a), 2, b), 2, c), en 2, d), zijn uitsluitend van toepassing indien de betrokkene na het bereiken van de 59-jarige leeftijd gedurende zes jaren in een of meer staten heeft gewoond en slechts zolang zij/hij in een van die staten woonachtig is.

 

g)

In afwijking van hoofdstuk IV van de AOW bestaat voor een in een andere staat dan Nederland woonachtige persoon wier/wiens echtgeno(o)t(e) verplicht verzekerd is uit hoofde van die wet, de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren uit hoofde van genoemde wet, voor die tijdvakken gedurende welke de echtgeno(o)t(e) verplicht verzekerd is.

Die mogelijkheid blijft bestaan wanneer de verplichte verzekering van de echtgeno(o)t(e) geëindigd is als gevolg van diens overlijden en de overlevende echtgeno(o)t(e) uitsluitend een pensioen uit hoofde van de Algemene nabestaandenwet ontvangt.

De mogelijkheid om vrijwillig verzekerd te blijven, eindigt in ieder geval op de dag waarop de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.

De voor bedoelde vrijwillige verzekering te betalen premie wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de premie voor vrijwillige verzekering uit hoofde van de AOW. Indien echter de vrijwillige verzekering aansluit op een tijdvak van verzekering als bedoeld in punt 2, b), wordt de premie vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de bijdrage voor verplichte verzekering uit hoofde van de AOW, waarbij het in aanmerking te nemen inkomen geacht wordt in Nederland te zijn ontvangen.

 

h)

De in punt 2, g), bedoelde mogelijkheid staat niet open voor personen die verzekerd zijn uit hoofde van de wetgeving inzake pensioenen of nabestaandenuitkeringen van een andere staat.

 

i)

Personen die gebruik willen maken van de mogelijkheid van vrijwillige verzekering als bedoeld in punt 2, g), moeten binnen een jaar nadat de voorwaarden voor deelname zijn vervuld een aanvraag indienen bij de Sociale Verzekeringsbank.

 

3.

Toepassing van de Algemene nabestaandenwet (ANW)

 

a)

Indien de overlevende echtgeno(o)t(e) op grond van artikel SSC.46, lid 3, van dit protocol recht heeft op een nabestaandenpensioen uit hoofde van de ANW, wordt dat pensioen berekend overeenkomstig artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol.

Voor de toepassing van die bepalingen worden tijdvakken van verzekering vóór 1 oktober 1959 ook beschouwd als onder de Nederlandse wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering, op voorwaarde dat de verzekerde gedurende die tijdvakken en na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar:

 

in Nederland heeft gewoond, of

 

in een andere staat heeft gewoond terwijl zij/hij in Nederland werkte voor een in Nederland gevestigde werkgever, of

 

in een andere staat heeft gewerkt gedurende tijdvakken die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel als tijdvakken van verzekering worden beschouwd.

 

b)

De uit hoofde van punt 3, a), in aanmerking te nemen tijdvakken die samenvallen met onder de wetgeving van een andere staat vervulde tijdvakken van verplichte verzekering inzake nabestaandenpensioenen worden buiten beschouwing gelaten.

 

c)

Voor de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol worden alleen onder de Nederlandse wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering nadat de betrokkene de leeftijd van 15 jaar bereikt had, in aanmerking genomen als tijdvakken van verzekering.

 

d)

In afwijking van artikel 63a, lid 1, ANW bestaat voor een in een andere staat dan Nederland woonachtige persoon wier/wiens echtgeno(o)t(e) verplicht verzekerd is uit hoofde van de ANW, de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren onder die wet, op voorwaarde dat die verzekering al loopt op de datum waarop dit protocol van toepassing wordt, maar uitsluitend voor die tijdvakken gedurende welke de echtgeno(o)t(e) verplicht verzekerd is.

Die mogelijkheid houdt op te bestaan vanaf de datum van beëindiging van de verplichte verzekering van de echtgeno(o)t(e) uit hoofde van de ANW, tenzij de verplichte verzekering van de echtgeno(o)t(e) geëindigd is als gevolg van diens overlijden en de overlevende echtgeno(o)t(e) uitsluitend een pensioen uit hoofde van de ANW ontvangt.

De mogelijkheid om vrijwillig verzekerd te blijven, eindigt in ieder geval op de dag waarop de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.

De voor bedoelde vrijwillige verzekering te betalen premie wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de premie voor vrijwillige verzekering op grond van de ANW. Indien echter de vrijwillige verzekering aansluit op een tijdvak van verzekering als bedoeld in punt 2, b), wordt de premie vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de bijdragen voor verplichte verzekering uit hoofde van de ANW, waarbij het in aanmerking te nemen inkomen geacht wordt in Nederland te zijn ontvangen.

 

4.

Toepassing van de Nederlandse wetgeving inzake arbeidsongeschiktheid

Bij de berekening van uitkeringen uit hoofde van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) houden de Nederlandse organen rekening met:

 

tijdvakken van werkzaamheden in loondienst en daarmee gelijkgestelde tijdvakken die vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld;

 

tijdvakken van verzekering vervuld uit hoofde van de WAO;

 

tijdvakken van verzekering die de betrokkene na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar onder de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) heeft vervuld, voor zover die niet samenvallen met onder de WAO vervulde tijdvakken van verzekering;

 

tijdvakken van verzekering vervuld onder de WAZ;

 

tijdvakken van verzekering vervuld onder de WIA.

SPANJE

 

1.

Voor de toepassing van dit protocol worden de jaren die de werkende tekort komt om de pensioengerechtigde of pensioenplichtige leeftijd te bereiken, als bepaald in artikel 31, lid 4, van de geconsolideerde tekst van de Ley de Clases Pasivas del Estado (wet op de staatspensioenen) alleen als jaren in overheidsdienst aangerekend indien de begunstigde op het tijdstip van de gebeurtenis die het recht op een overlevingspensioen deed ontstaan, onder de Spaanse bijzondere regeling voor ambtenaren viel of een werkzaamheid uitoefende die onder dat stelsel daarmee gelijkgesteld wordt, of indien zij/hij, op het tijdstip van de gebeurtenis die het recht op een pensioen deed ontstaan, een werkzaamheid uitoefende die, als de werkzaamheid in Spanje was uitgeoefend, de betrokkene verplicht onder de bijzondere regeling voor ambtenaren, voor de strijdkrachten of voor het gerechtelijk apparaat had doen vallen.

 

2.

a)

Uit hoofde van artikel SSC.51, lid 1, punt c), wordt de theoretische Spaanse uitkering berekend op basis van de feitelijke bijdragen van de betrokkene in de jaren onmiddellijk voorafgaand aan de betaling van de laatste bijdrage aan de Spaanse sociale zekerheid. Indien bij de berekening van het basisbedrag voor het pensioen rekening moet worden gehouden met de onder de wetgeving van andere staten vervulde tijdvakken van verzekering of wonen, wordt de Spaanse bijdragegrondslag die in de tijd het dichtst bij de referentietijdvakken ligt, toegepast op die tijdvakken, rekening houdende met de ontwikkeling van het indexcijfer van de consumentenprijzen.

 

b)

Het bedrag van het verkregen pensioen wordt verhoogd met het bedrag van de verhogingen en aanpassingen die in de volgende jaren op pensioenen van dezelfde aard worden toegepast.

 

3.

In andere staten vervulde tijdvakken die moeten worden meegerekend voor de bijzondere regeling voor ambtenaren, voor de strijdkrachten of voor het gerechtelijk apparaat, worden voor de toepassing van artikel SSC.51 van dit protocol op dezelfde wijze behandeld als de in de tijd dichtstbijgelegen tijdvakken die als ambtenaar in Spanje zijn vervuld.

 

4.

De in de tweede overgangsbepaling van de Algemene wet betreffende de sociale zekerheid bedoelde leeftijdsgerelateerde aanvullende bedragen zijn van toepassing voor alle begunstigden van dit protocol die voorafgaand aan 1 januari 1967 onder de Spaanse wetgeving in eigen naam bijdragen hebben betaald; het is evenwel niet mogelijk om overeenkomstig artikel SSC.6 van dit protocol, louter met het oog op de toepassing van dit protocol, tijdvakken van verzekering die voorafgaand aan 1 januari 1967 onder de wetgeving van andere staten vervuld zijn, te behandelen alsof de desbetreffende bijdragen in Spanje betaald waren. Voor de bijzondere regeling voor zeevarenden is de met 1 januari 1967 overeenkomende datum 1 augustus 1970, en voor de bijzondere socialezekerheidsregeling voor de kolenmijnen 1 april 1969.

ZWEDEN

 

1.

De bepalingen van het protocol betreffende de samentelling van tijdvakken van verzekering en verblijf zijn niet van toepassing op de overgangsregeling van de Zweedse wetgeving voor het recht op een gegarandeerd pensioen voor personen die in of vóór 1937 zijn geboren en gedurende een bepaalde periode in Zweden hebben gewoond alvorens zij een pensioen aanvragen (hoofdstuk 6 van de wet (2010:111) betreffende de invoering van het Wetboek voor sociale verzekeringen).

 

2.

Voor de berekening van het nominale inkomen voor inkomensgerelateerde uitkering bij ziekte en inkomensgerelateerde vergoeding bij arbeidsongeschiktheid (hoofdstuk 34 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)) geldt het volgende. Indien de verzekerde tijdens de referentieperiode wegens een werkzaamheid, al dan niet in loondienst, ook onder de wetgeving van een of meer andere staten viel, wordt het inkomen in die andere staat of staten geacht gelijk te zijn aan het gemiddelde bruto-inkomen van de verzekerde in Zweden tijdens het deel van de in Zweden vervulde referentieperiode, dat wil zeggen het inkomen in Zweden gedeeld door het aantal jaren tijdens welke dat inkomen is ontvangen.

 

3.

a)

Voor de berekening van de fictieve grondslag voor het inkomensgerelateerde nabestaandenpensioen (hoofdstuk 82 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)) geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioengerechtigdheid gedurende ten minste drie van de vijf kalenderjaren die onmiddellijk aan de dood van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode), worden ook tijdvakken van verzekering die in andere staten zijn vervuld, in aanmerking genomen alsof die in Zweden waren vervuld. De tijdvakken van verzekering in andere staten worden geacht gebaseerd te zijn op de gemiddelde Zweedse pensioenberekeningsgrondslag. Indien de betrokkene slechts één jaar met een pensioenberekeningsgrondslag in Zweden heeft vervuld, wordt elk tijdvak van verzekering in een andere staat geacht hetzelfde bedrag te vertegenwoordigen.

 

b)

Voor de berekening van het fictieve pensioenkrediet voor weduwepensioenen met betrekking tot overlijden op of na 1 januari 2003 geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioenkrediet gedurende ten minste twee van de vier kalenderjaren die onmiddellijk aan het overlijden van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode) en indien de tijdvakken van verzekering tijdens de referentieperiode in een andere staat zijn vervuld, worden die jaren geacht op hetzelfde pensioenkrediet gebaseerd te zijn als het Zweedse jaar.

VERENIGD KONINKRIJK

 

1.

Wanneer een persoon overeenkomstig de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk mogelijk recht op ouderdomspensioen heeft:

 

a)

indien de premies van een voormalige echtgeno(o)t(e) als eigen premies van de betrokkene worden aangemerkt, of

 

b)

indien de relevante premievoorwaarden door de echtgeno(o)t(e) of voormalige echtgeno(o)t(e) van de betrokkene vervuld zijn, dan zijn voor de vaststelling van rechten onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk de bepalingen van titel III, hoofdstuk 5, van dit protocol van toepassing, mits de echtgeno(o)t(e) of voormalige echtgeno(o)t(e) in beide gevallen werkzaamheden, al dan niet in loondienst, uitoefent of uitgeoefend heeft, en onderworpen is of was aan de wetgeving van twee of meer staten. In dat geval worden verwijzingen in de artikelen SSC.44 tot en met SSC.55 van dit protocol naar “tijdvakken van verzekering” opgevat als tijdvakken van verzekering vervuld door:

 

1)

een echtgeno(o)t(e) of voormalige echtgeno(o)t(e), indien de aanvraag wordt ingediend door:

 

a)

een gehuwde vrouw, of

 

b)

een persoon van wie het huwelijk op andere wijze is beëindigd dan door het overlijden van de echtgeno(o)t(e), of

 

2)

een voormalige echtgeno(o)t(e), indien de aanvraag wordt ingediend door:

 

a)

een weduwnaar die onmiddellijk vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen recht heeft op een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is (widowed parent’s allowance), of

 

b)

een weduwe die onmiddellijk vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen recht heeft op een uitkering voor een moeder die weduwe is (widowed mother’s allowance), een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is (widowed parent’s allowance) of een weduwepensioen, of die alleen recht heeft op een leeftijdsgebonden weduwepensioen berekend op grond van artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol, waarbij “leeftijdsgebonden weduwepensioen” betekent dat voor het weduwepensioen overeenkomstig Section 39(4), Social Security Contributions and Benefits Act 1992, een verminderd tarief geldt.

 

2.

Voor de toepassing van artikel SSC.8 van dit protocol worden personen die onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk een ouderdoms- of overlevingspensioen, een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte of een uitkering bij overlijden ontvangen en die op het grondgebied van een andere staat verblijven, tijdens hun verblijf behandeld alsof zij hun woonplaats op het grondgebied van die andere staat hadden.

 

1)

Voor de berekening van een loonfactor voor het vaststellen van het recht op uitkeringen onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk wordt voor iedere week van werkzaamheid in loondienst onder de wetgeving van een lidstaat, die in de loop van het betreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk is begonnen, de betrokkene geacht bijdragen of premies als werknemer te hebben betaald, of inkomen te hebben genoten waarover bijdragen of premies zijn betaald, op basis van een beloning gelijk aan twee derde van de voor dat jaar geldende maximumloongrens.

 

2)

Voor de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol:

 

a)

wordt een werknemer die in een op of na 6 april 1975 aangevangen inkomstenbelastingjaar uitsluitend in een lidstaat tijdvakken van verzekering, van werkzaamheid in loondienst of van wonen heeft vervuld, indien de toepassing van punt 1) van dit punt tot gevolg heeft dat dat jaar voor de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), i), van dit protocol als een in aanmerking te nemen jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk geldt, geacht in dat jaar gedurende 52 weken in die lidstaat verzekerd te zijn geweest;

 

b)

worden, indien enig op of na 6 april 1975 aangevangen inkomstenbelastingjaar voor de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), i), van dit protocol niet geldt als een in aanmerking te nemen jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk, alle in dat jaar vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheid in loondienst of van wonen buiten beschouwing gelaten.

 

3)

Voor de omrekening van een loonfactor in tijdvakken van verzekering wordt de loonfactor verkregen gedurende het desbetreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk gedeeld door de voor dat belastingjaar geldende minimumloongrens. De uitkomst wordt weergegeven in gehele getallen, met weglating van de decimalen. Het aldus berekende getal wordt geacht het aantal weken van verzekering dat gedurende dat belastingjaar onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk is vervuld, te vertegenwoordigen. Dat getal kan evenwel niet hoger zijn dan het aantal weken gedurende welke de betrokkene in de loop van dat belastingjaar aan die wetgeving onderworpen was.

 

3.

Wanneer het ontvangen van een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is of een uitkering bij overlijden (hoger tarief) afhankelijk is van het recht op kinderbijslag in het Verenigd Koninkrijk, zal een persoon die aan alle andere criteria voor het verkrijgen van die uitkeringen voldoet en in aanmerking zou komen voor kinderbijslag van het Verenigd Koninkrijk indien zij of het betrokken kind in het Verenigd Koninkrijk woonden, niet kunnen worden belet om de uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is of een uitkering bij overlijden (hoger tarief) overeenkomstig dit protocol aan te vragen, ook al is kinderbijslag van het Verenigd Koninkrijk krachtens artikel SSC.3, lid 4, punt g), van de materiële werkingssfeer van dit protocol uitgesloten.

AANHANGSEL SSCI-1

ADMINISTRATIEVE REGELINGEN TUSSEN TWEE OF MEER STATEN

(als bedoeld in artikel SSCI.8 van deze bijlage)

BELGIË — VERENIGD KONINKRIJK

Briefwisseling van 4 mei en 14 juni 1976 betreffende artikel 105, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 (afzien van vergoeding voor de kosten van administratieve en medische controle)

Briefwisseling van 18 januari en 14 maart 1977 betreffende artikel 36, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (regeling betreffende de vergoeding of het afzien van vergoeding van de uitgaven voor verstrekkingen verleend uit hoofde van titel III, hoofdstuk I, van Verordening (EEG) nr. 1408/71), gewijzigd bij briefwisseling van 4 mei en 23 juli 1982 (regeling betreffende de vergoeding van kosten uit hoofde van artikel 22, lid 1, punt a), van Verordening (EEG) nr. 1408/71)

DENEMARKEN — VERENIGD KONINKRIJK

Briefwisseling van 30 maart en 19 april 1977, gewijzigd bij briefwisseling van 8 november 1989 en 10 januari 1990, over de overeenkomst betreffende het afzien van vergoeding van de kosten voor verstrekkingen en voor administratieve en medische controles

ESTLAND — VERENIGD KONINKRIJK

Overeenkomst van 29 maart 2006 tussen de bevoegde organen van de Republiek Estland en van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 36, lid 3, en artikel 63, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 tot vaststelling van andere wijzen van vergoeding van de kosten van verstrekkingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 883/2004 door beide landen met ingang van 1 mei 2004

FINLAND — VERENIGD KONINKRIJK

Briefwisseling van 1 en 20 juni 1995 betreffende artikel 36, lid 3, en artikel 63, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (terugbetaling of afzien van vergoeding van de kosten van verstrekkingen) en artikel 105, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 (afzien van vergoeding van de kosten van administratieve en medische controle)

FRANKRIJK — VERENIGD KONINKRIJK

Briefwisseling van 25 maart en 28 april 1997 betreffende artikel 105, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 (afzien van vergoeding voor de kosten van administratieve controle en medisch onderzoek)

Overeenkomst van 8 december 1998 over de wijze van vaststellen van de te vergoeden uitgaven voor verstrekkingen op grond van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72

HONGARIJE — VERENIGD KONINKRIJK

Overeenkomst van 1 november 2005 tussen de bevoegde organen van de Republiek Hongarije en van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 35, lid 3, en artikel 41, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 883/2004 tot vaststelling van andere wijzen van vergoeding van de kosten van verstrekkingen uit hoofde van die verordening door beide landen met ingang van 1 mei 2004

IERLAND — VERENIGD KONINKRIJK

Briefwisseling van 9 juli 1975 betreffende artikel 36, lid 3, en artikel 63, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (regeling betreffende de vergoeding of het afzien van vergoeding van de kosten voor verstrekkingen verleend uit hoofde van titel III, hoofdstuk 1 of hoofdstuk 4, van Verordening (EEG) nr. 1408/71) en artikel 105, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 (afzien van vergoeding van de kosten voor administratieve en medische controle)

ITALIË — VERENIGD KONINKRIJK

Overeenkomst ondertekend op 15 december 2005 tussen de bevoegde organen van de Republiek Italië en van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 36, lid 3, en artikel 63, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 tot vaststelling van andere wijzen van vergoeding van de kosten van verstrekkingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 883/2004 door beide landen met ingang van 1 januari 2005

LUXEMBURG — VERENIGD KONINKRIJK

Briefwisseling van 18 december 1975 en 20 januari 1976 betreffende artikel 105, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 (afzien van vergoeding voor de kosten van administratieve controle en medisch onderzoek als bedoeld in artikel 105 van Verordening (EEG) nr. 574/72)

MALTA — VERENIGD KONINKRIJK

Overeenkomst van 17 januari 2007 tussen de bevoegde organen van Malta en van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 35, lid 3, en artikel 41, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 883/2004 tot vaststelling van andere wijzen van vergoeding van de kosten van verstrekkingen uit hoofde van die verordening door beide landen met ingang van 1 mei 2004

NEDERLAND — VERENIGD KONINKRIJK

Artikel 3, tweede zin, van het Administratieve Akkoord van 12 juni 1956 voor de toepassing van het Verdrag van 11 augustus 1954

PORTUGAL — VERENIGD KONINKRIJK

Akkoord van 8 juni 2004 tot vaststelling van andere vormen van vergoeding van de kosten voor verstrekkingen door beide landen, in werking tredend op 1 januari 2003

SPANJE — VERENIGD KONINKRIJK

Overeenkomst van 18 juni 1999 over de vergoeding van de uitgaven voor verstrekkingen die verleend zijn op grond van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72

 

BIJLAGE II BIJ BESLUIT NR. 1/2021

BIJLAGE SSC-8

OVERGANGSBEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN ARTIKEL SSC.11

LIDSTATEN

Oostenrijk

België

Bulgarije

Kroatië

Cyprus

Tsjechië

Denemarken

Estland

Finland

Frankrijk

Duitsland

Griekenland

Hongarije

Ierland

Italië

Letland

Litouwen

Luxemburg

Malta

Nederland

Polen

Portugal

Roemenië

Slowakije

Slovenië

Spanje

Zweden

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.