Uitvoeringsbesluit 2021/1781 - Opschorting van een aantal bepalingen van Verordening 810/2009 ten aanzien van Gambia

1.

Wettekst

11.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 360/124

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1781 VAN DE RAAD

van 7 oktober 2021

tot opschorting van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van Gambia

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (1), en met name artikel 25 bis, lid 5, punt a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Eind februari 2019 besloten de Gambiaanse autoriteiten eenzijdig een moratorium in te stellen op alle operaties op het gebied van gedwongen terugkeer, waardoor doeltreffende terugkeer gedurende het grootste deel van 2019 werd verhinderd. Sinds het moratorium in januari 2020 werd opgeheven, worden de lidstaten geconfronteerd met obstakels die Gambia herhaaldelijk opwerpt met betrekking tot de organisatie en uitvoering van terugkeeroperaties. De wisselende mate van medewerking door Gambia hebben tevens alle fasen van het terugkeerproces belemmerd, óók bij de toepassing van de bestaande goede praktijken en andere operationele afspraken die de Unie en Gambia voorheen waren overeengekomen. Op 6 april 2021 deelden de Gambiaanse autoriteiten mee dat het land tot nader bericht niet in staat is om repatrianten op te nemen en in juni 2021 bevestigden zij dat er tot na de verkiezingen in december een moratorium rust op gedwongen terugkeer of repatriëringen.

 

(2)

Sinds 2019 heeft de Commissie stappen ondernomen om Gambia beter te doen meewerken aan de overname van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Die stappen omvatten meerdere vergaderingen met de Gambiaanse autoriteiten op zowel technisch als politiek niveau, die ten doel hadden om voor beide partijen aanvaardbare oplossingen te vinden en afspraken te maken over verdere steunprojecten ten gunste van Gambia. Tegelijkertijd hebben vertegenwoordigers van de Commissie en Gambia op hoog niveau overlegd. De overnamekwesties zijn ook aan de orde gesteld met Gambia op andere, door de EDEO georganiseerde vergaderingen.

 

(3)

Gezien de stappen die de Commissie tot dusver heeft ondernomen om de samenwerking en de algemene betrekkingen van de Unie met Gambia te verbeteren, geldt de medewerking die Gambia de Unie verleent op het gebied van overname als onvoldoende en moeten er bijgevolg maatregelen door de Unie worden getroffen.

 

(4)

Derhalve dient de toepassing van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009 tijdelijk te worden opgeschort voor onderdanen van Gambia die krachtens Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad (2) visumplichtig zijn. Dit moet de Gambiaanse autoriteiten ertoe te bewegen de nodige maatregelen te nemen ter verbetering van de medewerking op het gebied van overname.

 

(5)

De tijdelijk opgeschorte bepalingen zijn vastgesteld in artikel 25 bis, lid 5, punt a), van de Visumcode: opschorting van de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van de eisen inzake de door de in artikel 14, lid 6, bedoelde aanvragers te verstrekken bewijsstukken, opschorting van de algemene behandelingstermijn van vijftien kalenderdagen van artikel 23, lid 1, (wat ook betekent dat de regel inzake de verlenging van deze periode tot ten hoogste 45 kalenderdagen in individuele gevallen niet wordt toegepast), opschorting van de afgifte van meervoudige inreisvisa overeenkomstig artikel 24, leden 2 en 2 quater, en opschorting van de facultatieve vrijstelling van betaling van visumleges voor houders van diplomatieke en dienstpaspoorten overeenkomstig artikel 16, lid 5, punt b).

 

(6)

Artikel 21, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat iedere burger van de Unie het recht heeft vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) geeft invulling aan die beperkingen en voorwaarden. Dit besluit doet geen afbreuk aan de toepassing van die richtlijn, waarbij het recht van vrij verkeer wordt uitgebreid tot familieleden, ongeacht hun nationaliteit, die de burger van de Unie begeleiden of zich bij hem voegen. Dit besluit is derhalve niet van toepassing op familieleden van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is of familieleden van een onderdaan van een derde land die een recht van vrij verkeer geniet dat gelijkwaardig is aan dat van de burgers van de Unie op grond van een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en een derde land, anderzijds.

 

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen mogen geen afbreuk doen aan de volkenrechtelijke verplichtingen van de lidstaten als gastlanden van internationale intergouvernementele organisaties of van internationale conferenties die door in de lidstaten gevestigde internationale intergouvernementele organisaties bijeen worden geroepen. De tijdelijke opschorting mag derhalve niet gelden voor onderdanen van Gambia die een visum aanvragen louter omdat de lidstaten dit vereisen om aan hun verplichtingen als gastlanden van dergelijke organisaties of van dergelijke conferenties te voldoen.

 

(8)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad dit besluit heeft vastgesteld of het dit besluit in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

 

(9)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (4); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

 

(10)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (5) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (6).

 

(11)

Wat Zwitserland betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (8).

 

(12)

Wat Liechtenstein betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (10).

 

(13)

Dit besluit vormt een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daarmee verband houdt in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

  • 1. 
    Dit besluit is van toepassing op onderdanen van Gambia die op grond van Verordening (EU) 2018/1806 visumplichtig zijn.
  • 2. 
    Het is niet van toepassing op onderdanen van Gambia die uit hoofde van artikel 4 of artikel 6 van Verordening (EU) 2018/1806 van de visumplicht zijn vrijgesteld.
  • 3. 
    Dit besluit is niet van toepassing op onderdanen van Gambia die een visum aanvragen en familielid zijn van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is of familieleden van een onderdaan van een derde land die een recht van vrij verkeer geniet dat gelijkwaardig is aan dat van de burgers van de Unie op grond van een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en een derde land, anderzijds.
  • 4. 
    Dit besluit laat de gevallen onverlet waarin de lidstaten gebonden zijn aan een volkenrechtelijke verplichting, en wel:
 

a)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

 

b)

als gastland van een internationale conferentie die wordt bijeengeroepen door of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties of andere internationale intergouvernementele organisaties waarvoor een lidstaat als gastheer optreedt;

 

c)

uit hoofde van een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent, of

 

d)

op grond van het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië, zoals laatstelijk gewijzigd.

Artikel 2

Tijdelijke opschorting van de toepassing van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009

De toepassing van de navolgende bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009 wordt tijdelijk opgeschort:

 

a)

artikel 14, lid 6;

 

b)

artikel 16, lid 5, punt b);

 

c)

artikel 23, lid 1;

 

d)

artikel 24, leden 2 en 2 quater.

Artikel 3

Adressaten

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Luxemburg, 7 oktober 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    DIKAUČIČ
 

  • (2) 
    Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 39).
  • (3) 
    Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
  • (4) 
    Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
  • (6) 
    Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
  • (8) 
    Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
  • Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.