Besluit 2022/443 - Standpunt EU over de wijziging van bijlage IV (Energie) bij de EER-overeenkomst (richtlijn energieprestatie van gebouwen)

1.

Wettekst

18.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/118

 

BESLUIT (EU) 2022/443 VAN DE RAAD

van 3 maart 2022

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de wijziging van bijlage IV (Energie) bij de EER-overeenkomst (richtlijn energieprestatie van gebouwen)

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) (“de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

 

(2)

Op grond van artikel 98 van de EER-overeenkomst kan onder meer bijlage IV bij de EER-overeenkomst houdende bepalingen inzake vervoer, bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.

 

(3)

Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

 

(4)

Bijlage IV (Energie) bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(5)

Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van bijlage IV (Energie) bij de EER-overeenkomst wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 3 maart 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    DARMANIN
 

 

ONTWERP BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. …

van …

tot wijziging van bijlage IV (Energie) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (“de EER-overeenkomst”), en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (1) (de “EPDB”) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

 

(2)

Gezien de specificiteit van het relatief recente en uniforme gebouwenbestand van IJsland wordt een tijdelijke en voorwaardelijke vrijstelling van de toepassing van Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen overeengekomen. Die vrijstelling moet van toepassing zijn op Richtlijn 2010/31/EU zoals van kracht vóór de wijziging bij Richtlijn (EU) 2018/844 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018. De vrijstelling moet strikt beperkt zijn in de tijd en uitsluitend van toepassing zijn totdat overeenstemming is bereikt over de opneming van Richtlijn 2010/31/EU, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/844, in de EER-overeenkomst.

 

(3)

In lijn met de zeer beperkte omvang van het gebouwenbestand in Liechtenstein en het type klimaat en gebouwen wordt Liechtenstein vrijgesteld van de verplichting uit hoofde van artikel 5 EPDB om zijn eigen berekeningen uit te voeren voor de vaststelling van de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen voor de energieprestatie van gebouwen.

 

(4)

Op grond van de aanpassingsvoorwaarden onder punt c) mogen Noorwegen en Liechtenstein voorschriften inzake minimumeisen voor energieprestaties vaststellen waarbij gebruik wordt gemaakt van een andere systeemgrens dan die welke uit hoofde van de EPBD is vereist (het verbruik van primaire energie) mits aan de voorwaarden van de aanpassing onder punt c), van dit besluit wordt voldaan.

 

(5)

Om ervoor te zorgen dat de resultaten van het door de gebruiker beheerde systeem voor energieprestatiecertificering in Noorwegen gelijkwaardig zijn aan de certificaten die, zoals vereist bij artikel 17 EPBD, door onafhankelijke deskundigen worden afgegeven, wordt de aanpassing onder punt d) voorgesteld.

 

(6)

Bijlage IV bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage IV bij de EER-overeenkomst wordt de tekst van punt 17 (Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002) vervangen door:

“32010 L 0031: Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (de “EPBD”) (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).

De bepalingen van de richtlijn worden, voor de toepassing van deze overeenkomst, met de volgende aanpassingen gelezen:

 

a)

De richtlijn is niet van toepassing op IJsland.

 

b)

In artikel 5, lid 2, wordt het volgende toegevoegd:

“Voor de vaststelling van de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestaties kan Liechtenstein gebruikmaken van de berekeningen van een andere overeenkomstsluitende partij met vergelijkende parameters.”.

 

c)

Voor de toepassing van artikel 9, lid 3, punt a), van en bijlage I bij de EPBD mogen Liechtenstein en Noorwegen hun eisen inzake energieverbruik baseren op netto-energie, mits aan de volgende voorwaarden en waarborgen wordt voldaan:

 

i)

de minimumeisen inzake energieprestaties worden bepaald in overeenstemming met de eisen van artikel 5 EPBD, volgens de basisbeginselen van het methodologisch kader dat is vastgesteld voor de berekening van de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestaties (2);

 

ii)

er wordt een numerieke indicator van het verbruik van primaire energie gepubliceerd die overeenstemt met de eisen voor energieprestaties in de bouwvoorschriften;

 

iii)

De Commissie behoudt zich het recht voor deze specifieke aanpassing opnieuw te bezien in het kader van de toekomstige onderhandelingen over de EPBD, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/844.

 

d)

Aan artikel 17 wordt het volgende toegevoegd:

“Voor woningen mogen EVA-staten een vereenvoudigd, door de gebruiker beheerd systeem voor energieprestatiecertificering opzetten dat als alternatief kan worden gebruikt voor het inschakelen van deskundigen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

i)

er zijn grondige kennis en kwaliteitsvolle gegevens beschikbaar over het volledige woningbestand, met inbegrip van alle typologieën en leeftijdsklassen van gebouwen, en over de kenmerken van de bouwschil en de gebruikte technische bouwsystemen per typologie, waardoor de energieprestaties van afzonderlijke gebouwen en gebouwunits met een hoge mate van zekerheid kunnen worden berekend op basis van de input van de gebruiker;

 

ii)

voor elke gebouwtypologie is gedetailleerde informatie beschikbaar over kostenoptimale of kosteneffectieve verbeteringen;

 

iii)

er bestaan maatregelen om de gebruikers te helpen bij het gebruik van het systeem voor de afgifte van certificaten voor gebouwen. Deze maatregelen kunnen bestaan uit een hulplijn of adviesverlening die contacten mogelijk maakt tussen de gebruikers enerzijds en onafhankelijke deskundigen en deskundigen op het gebied van de systemen anderzijds;

 

iv)

om het risico van manipulatie van de resultaten tot een verwaarloosbaar niveau te beperken, omvat het door de gebruiker beheerde certificeringssysteem mechanismen voor kwaliteitscontrole en verificatie om de inputgegevens van gebruikers te controleren en te waarborgen dat de inputgegevens van de gebruikers transparant zijn;

 

v)

er worden onafhankelijke controlesystemen gehanteerd om te waarborgen dat de kwaliteit en de betrouwbaarheid van door de gebruiker beheerde energieprestatiecertificering gelijkwaardig zijn aan die van de door deskundigen afgegeven certificaten;

 

vi)

het door de gebruiker beheerde systeem geeft de gebruikers aanbevelingen over kostenoptimale of kosteneffectieve verbeteringen die specifiek zijn voor hun gebouwen en gebouwunits.”.”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2010/31/EU zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op […], op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden (3) *.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen

van het Gemengd Comité van de EER

 

  • (2) 
    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 244/2012 van de Commissie van 16 januari 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestatie van gebouwen middels het vaststellen van een vergelijkend methodologisch kader voor het berekenen van kostenoptimale niveaus van minimumenergieprestatie-eisen voor gebouwen en onderdelen van gebouwen.(PB L 81 van 21.3.2012, blz. 18)
  • (3) 
    [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.