Verordening 2022/922 - Instelling en de werking van een evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle op de toepassing van het Schengenacquis

1.

Wettekst

15.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 160/1

 

VERORDENING (EU) 2022/922 VAN DE RAAD

van 9 juni 2022

betreffende de instelling en de werking van een evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle op de toepassing van het Schengenacquis, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1053/2013

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 70,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Voor het Schengengebied zonder binnengrenstoezicht is het van vitaal belang dat de lidstaten het Schengenacquis efficiënt en effectief toepassen. Dat acquis omvat maatregelen op het gebied van de buitengrenzen, maatregelen die de afwezigheid van controles aan de binnengrenzen compenseren en een sterk toezichtskader, die samen het vrije verkeer versterken en voor een hoog niveau van veiligheid, recht en bescherming van de grondrechten zorgen, met inbegrip van de bescherming van persoonsgegevens.

 

(2)

Onderlinge toetsing van en onderling toezicht op de toepassing van dat Schengenacquis vormen sinds 1998 kernelementen van het Schengengebied en dragen bij tot de handhaving van een hoge mate van verantwoording en verantwoordelijkheid inzake resultaten en tot de versterking van het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten.

 

(3)

Bij Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad (2) is een specifiek Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme ingesteld, dat in 2015 operationeel werd.

 

(4)

Om de effectiviteit en efficiëntie daarvan te vergroten, moet het Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme worden versterkt. Het herziene evaluatie- en toezichtmechanisme moet erop gericht zijn een hoog niveau van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten te handhaven door ervoor te zorgen dat de lidstaten het Schengenacquis daadwerkelijk toepassen overeenkomstig de overeengekomen gemeenschappelijke normen en grondbeginselen en -regels en aldus bijdragen tot een goed functionerend Schengengebied.

 

(5)

Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet zijn doelstellingen verwezenlijken door middel van objectieve en onpartijdige evaluaties die het mogelijk maken snel tekortkomingen in de toepassing van het Schengenacquis vast te stellen die de correcte werking van het Schengengebied zouden kunnen verstoren, ervoor zorgen dat die tekortkomingen snel worden verholpen en de basis vormen voor een dialoog over de werking van het Schengengebied als geheel. Overeenkomstig artikel 70 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dienen de lidstaten in samenwerking met de Commissie een objectieve en onpartijdige evaluatie te verrichten van de uitvoering van het beleid van de Unie binnen de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Dat vereist nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie, een evenwichtige verdeling van gedeelde verantwoordelijkheden en de handhaving van het door onderlinge beoordeling gekenmerkte karakter van het systeem. Dat vereist ook een grotere rol voor de Raad en nauwere betrokkenheid van het Europees Parlement. Gezien de omvang van de wijzigingen aan het evaluatie- en toezichtmechanisme dat bij Verordening (EU) nr. 1053/2013 is ingesteld, moet die verordening worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen.

 

(6)

Het evaluatie- en toezichtmechanisme zou alle gebieden van het Schengenacquis moeten kunnen bestrijken — nu en in de toekomst, met name het buitengrensbeheer, de afwezigheid van binnengrenstoezicht, visumbeleid, terugkeer, grootschalige informatiesystemen die de toepassing van het Schengenacquis ondersteunen, politiële samenwerking, justitiële samenwerking in strafzaken en gegevensbescherming — behalve die waarvoor reeds een specifiek evaluatiemechanisme bestaat krachtens het Unierecht. Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet alle relevante wetgeving en operationele activiteiten bestrijken die deel uitmaken van het Schengenacquis en die bijdragen tot de werking van het Schengengebied.

 

(7)

Bij alle evaluaties moet overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van 1 en 2 maart 2012 worden nagegaan of de autoriteiten die het Schengenacquis toepassen, correct functioneren. De evaluatie moet ook betrekking hebben op de praktijken van particuliere entiteiten, zoals luchtvaartmaatschappijen of externe dienstverleners, voor zover zij tijdens hun samenwerking met de lidstaten betrokken zijn bij of gevolgen ondervinden van de uitvoering van het Schengenacquis.

 

(8)

Gezien de steeds grotere rol van de organen en instanties van de Unie bij de uitvoering van het Schengenacquis, moet het evaluatie- en toezichtmechanisme de controle van de activiteiten van die organen en instanties van de Unie ondersteunen, voor zover zij namens de lidstaten taken vervullen ter ondersteuning van de operationele toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis. De controle van die activiteiten moet deel uitmaken van de evaluatie van de lidstaten, worden weergegeven in het verslag en worden uitgevoerd onverminderd en met volledige inachtneming van de verantwoordelijkheden van de Commissie en van de relevante bestuursorganen van de betrokken organen en instanties, krachtens hun oprichtingsverordeningen en hun in die verordeningen opgenomen eigen evaluatie- en toezichtprocedures. Indien uit evaluaties blijkt dat er tekortkomingen zijn met betrekking tot functies die worden uitgevoerd of ondersteund door organen of instanties van de Unie, moet de Commissie hun betrokken bestuursorganen, alsook de Raad en het Europees Parlement, daarvan in kennis stellen.

 

(9)

De evaluatie- en toezichtactiviteiten moeten doelgericht zijn en rekening houden met de resultaten van eerdere evaluaties, risicoanalyses, nieuwe wetgeving, informatie die de Commissie overeenkomstig deze verordening heeft verkregen en, indien relevant, met de resultaten van nationale mechanismen voor kwaliteitscontrole. Zij moeten worden ondersteund door versterkte samenwerking met de organen en instanties van de Unie die deelnemen aan de uitvoering van het Schengenacquis, teneinde relevante informatie en deskundigheid te verstrekken voor de planning of uitvoering van evaluatie- of toezichtactiviteiten, door de systematische betrokkenheid van dergelijke organen en instanties bij Schengenevaluaties, onder meer door waarnemers aan te stellen om aan de evaluaties deel te nemen, en door betere risicoanalyses en informatie-uitwisseling, onder meer over corruptie en georganiseerde criminaliteit, voor zover die de toepassing van het Schengenacquis door de lidstaten kunnen ondermijnen.

Dergelijke samenwerking en betrokkenheid hebben met name betrekking op het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex), geregeld bij Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad (3), het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), opgericht bij Verordening (EU) 2018/1726 van het Europees Parlement en de Raad (4), het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), opgericht bij Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (5), het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA), opgericht bij Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad (6), en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, opgericht bij Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (7).

De samenwerking moet ook meer wederzijds worden en de agentschappen moeten niet alleen bijdragen aan, maar ook baat hebben bij de betrokkenheid bij het evaluatie- en toezichtmechanisme, opdat hun operationele respons op een hoger plan wordt gebracht. Om belangenconflicten te voorkomen, mogen waarnemers van een orgaan of een instantie van de Unie indien in het kader van de evaluatie van een lidstaat de activiteiten van een bij de uitvoering van het Schengenacquis betrokken orgaan of instantie van de Unie — voor zover die namens de lidstaten een functie vervult bij de operationele uitvoering van de bepalingen van het Schengenacquis — aan controle worden onderworpen, niet deelnemen aan de besprekingen over de bevindingen in verband met de activiteit van dat orgaan of die instantie van de Unie.

 

(10)

De kwetsbaarheidsbeoordeling door Frontex is een mechanisme dat het bij deze verordening ingestelde evaluatie- en toezichtmechanisme aanvult en dat zowel de kwaliteitscontrole op het niveau van de Unie moet waarborgen als moet zorgen voor voortdurende paraatheid op zowel Unie- als nationaal niveau ten aanzien van problemen aan de buitengrenzen. Bij de voorbereiding van de evaluatie- en toezichtactiviteiten moet rekening met die kwetsbaarheidsbeoordeling worden gehouden, zodat het situationeel bewustzijn actueel is. Beide mechanismen vormen een onderdeel van het Europees geïntegreerd grensbeheer. De synergieën tussen de kwetsbaarheidsbeoordeling en het evaluatie- en toezichtmechanisme moeten worden gemaximaliseerd om een beter beeld van de werking van het Schengengebied te verkrijgen, waarbij dubbel werk en tegenstrijdige aanbevelingen zo veel mogelijk moeten worden vermeden. Daartoe dienen Frontex en de Commissie geregeld informatie uit te wisselen over de resultaten van beide mechanismen. Om de strategische focus te vergroten en een gerichtere opzet van de evaluatie te verwezenlijken, is het ook noodzakelijk de synergieën verder te verhogen met de relevante mechanismen en platformen die worden beheerd door agentschappen van de Unie en nationale overheden, zoals het Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging (Empact), en met het toezicht dat door de Commissie met de steun van eu-LISA wordt uitgeoefend met betrekking tot de voorbereiding van de lidstaten op de uitvoering van relevante IT-systemen, alsook met de bevindingen van de nationale mechanismen voor kwaliteitscontrole, indien van toepassing.

 

(11)

In aanvulling op de afzonderlijke evaluaties van de correcte uitvoering en toepassing van de vereisten inzake gegevensbescherming van het Schengenacquis, moet er bij de evaluatie bijzondere aandacht worden besteed aan de controle van de eerbiediging van de grondrechten bij de toepassing van het Schengenacquis. Teneinde de capaciteit van het evaluatie- en toezichtmechanisme om schendingen van de grondrechten op relevante beleidsterreinen vast te stellen, te vergroten, moeten aanvullende maatregelen worden genomen. De Schengenevaluatoren moeten daartoe naar behoren worden opgeleid, er moet beter gebruik worden gemaakt van relevante informatie van het FRA en de deskundigen van dat bureau moeten beter worden betrokken bij de opzet en de uitvoering van evaluaties. Voorts moet het mogelijk zijn om bij de programmering en de opzet van evaluaties rekening te houden met bewijsmateriaal dat op eigen initiatief openbaar is gemaakt of is verstrekt via onafhankelijke toezichtmechanismen of door relevante derden, zoals ombudsmannen, autoriteiten die toezicht houden op de eerbiediging van de grondrechten en niet-gouvernementele en internationale organisaties. Bij de uitvoering van de evaluaties, zoals het afleggen van bezoeken, moeten de entiteiten en derden die de lidstaten ondersteunen, worden begrepen als de entiteiten en derden die juridisch of contractueel met de lidstaten verbonden zijn, en die namens hen bepaalde taken mogen uitvoeren bij het toepassen van het Schengenacquis. Bij het opstellen van de evaluatieverslagen mag alleen rekening worden gehouden met informatie die tijdens de evaluatieactiviteit is geverifieerd.

 

(12)

Het evaluatie- en toezichtmechanisme dient te voorzien in transparante, efficiënte en duidelijke regels inzake de vormen en methoden die moeten worden gehanteerd voor de evaluatie- en toezichtactiviteiten, de inzet van hooggekwalificeerde deskundigen en de follow-up van de evaluatiebevindingen.

 

(13)

De vormen van evaluaties en methoden moeten flexibeler worden om het evaluatie- en toezichtmechanisme efficiënter te maken en het beter in staat te stellen zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden en ontwikkelingen op wetgevingsgebied en om het gebruik van de middelen van de lidstaten, de Commissie en de organen en instanties van de Unie te stroomlijnen. Periodieke evaluaties door middel van bezoeken moeten het belangrijkste evaluatiemiddel zijn. Onaangekondigde evaluaties en thematische evaluaties moeten op evenwichtige wijze worden gebruikt, op basis van risicoanalyses, na de vaststelling van nieuwe wetgeving of op basis van informatie die de Commissie overeenkomstig deze verordening heeft verkregen. De vormen van evaluatie moeten duidelijk worden omschreven. Afhankelijk van het beleidsterrein en de aard van de evaluatie- en toezichtactiviteit moet het evaluatie- en toezichtmechanisme het mogelijk maken verschillende lidstaten tegelijkertijd te evalueren en moet het, in uitzonderlijke gevallen, het mogelijk maken evaluaties volledig of gedeeltelijk op afstand te verrichten en de evaluatie van verschillende beleidsterreinen te combineren. Het moet in het kader van het evaluatie- en toezichtmechanisme mogelijk zijn uitgebreide evaluatieverslagen over de lidstaat op te stellen waarin de algemene prestaties van die lidstaat bij de toepassing van het Schengenacquis worden beoordeeld.

 

(14)

Thematische evaluaties moeten worden gebruikt om de praktijken van de lidstaat bij de uitvoering van het Schengenacquis te analyseren. Die evaluaties moeten plaatsvinden om de uitvoering te beoordelen van belangrijke wetswijzigingen wanneer die van toepassing worden, evenals van nieuwe initiatieven, en om kwesties te beoordelen in het kader van beleidsterreinen of praktijken van lidstaten waarbij sprake is van overeenkomstige uitdagingen.

 

(15)

Onaangekondigde bezoeken moeten, afhankelijk van hun doel, zonder voorafgaande kennisgeving aan de betrokken lidstaat of slechts met een kennisgeving op korte termijn plaatsvinden en gebaseerd zijn op risicoanalyses of andere relevante gronden, naargelang het geval. Het moet mogelijk zijn onaangekondigde bezoeken te organiseren om een evaluatie te verrichten van de toepassing van het Schengenacquis aan de binnengrenzen, alsook van de opkomende of systemische problemen die een aanzienlijk effect zouden kunnen hebben op de werking van het Schengengebied, of wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat een lidstaat ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen uit hoofde van het Schengenacquis. Onaangekondigde bezoeken moeten normaliter plaatsvinden met een kennisgeving van ten minste 24 uur van tevoren. Onaangekondigde bezoeken zonder voorafgaande kennisgeving moeten plaatsvinden om na te gaan of wordt voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van het Schengenacquis, met name aan de binnengrenzen en naar aanleiding van onderbouwde aanwijzingen betreffende ernstige schendingen van de grondrechten bij de toepassing van het Schengenacquis. In dergelijke gevallen zou een voorafgaande kennisgeving de nuttige werking van het bezoek tenietdoen. Onaangekondigde bezoeken in verband met de evaluatie van de toepassing van het Schengenacquis dat aan de binnengrenzen van toepassing is, moeten het mogelijk maken om met name na te gaan of er geen grenstoezicht aan de binnengrenzen is, inclusief de vraag of de uitoefening van politiebevoegdheden of enig ander openbaar gezag dat aan de binnengrens wordt uitgeoefend, niet hetzelfde effect heeft als grenscontroles.

 

(16)

De programmering via meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma’s van de uit hoofde van deze verordening uitgevoerde activiteiten heeft reeds bewezen meerwaarde te hebben voor het waarborgen van de voorspelbaarheid en zekerheid. Daarom moet de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma’s vaststellen. Die programma’s moeten ook de nodige flexibiliteit bieden zodat zij zich in de loop van de tijd kunnen aanpassen aan het dynamische karakter van het Schengenacquis. In geval van overmacht moeten die programma’s in overleg met de betrokken lidstaten kunnen worden aangepast zonder de programma’s formeel te hoeven wijzigen. In het meerjarige evaluatieprogramma, dat voor zeven jaar wordt vastgesteld, moeten, indien van toepassing, de specifieke prioritaire gebieden binnen de beleidsterreinen worden aangegeven waarop de periodieke evaluaties betrekking moeten hebben. Die aanpak moet meer flexibiliteit, een betere prioritering en een evenwichtiger en strategischer gebruik van alle beschikbare instrumenten mogelijk maken. De verlenging van het meerjarige evaluatieprogramma van vijf naar zeven jaar zou ook moeten leiden tot een intensiever, scherper en gerichter toezicht op de lidstaten, zonder verlaging van het controleniveau.

 

(17)

De evaluatie- en toezichtactiviteiten moeten worden uitgevoerd door teams die bestaan uit vertegenwoordigers van de Commissie en uit door de lidstaten aangewezen deskundigen. Die vertegenwoordigers en deskundigen moeten over passende kwalificaties beschikken, met inbegrip van een gedegen theoretische kennis en ervaring, en moeten de relevante bestaande opleiding hebben gevolgd. De Commissie moet zorgen voor opleidingscursussen voor Schengenevaluatoren op alle relevante beleidsterreinen, met inbegrip van componenten inzake de grondrechten en de correcte werking van de autoriteiten. De opleiding die een deskundige heeft ontvangen om Schengenevaluator te worden, moet kunnen leiden tot erkenning op nationaal niveau van de tijdens die opleiding verworven vaardigheden, kennis en bekwaamheden. Als er voor een beleidsterrein geen opleidingscursussen beschikbaar zijn, waardoor er te weinig opgeleide deskundigen zijn, moet het mogelijk zijn dat een deskundige die Schengenevaluator wil worden, een evaluatiemissie vergezelt als stagiair-deskundige.

 

(18)

Om de deelname van een voldoende aantal ervaren deskundigen te bespoedigen en te vereenvoudigen, moet de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten een pool van deskundigen aanleggen en in stand houden. Die pool moet de belangrijkste bron van deskundigen voor evaluatie- en toezichtactiviteiten zijn. Elke lidstaat moet ten minste één deskundige per beleidsterrein waarop hij wordt geëvalueerd aanwijzen, tenzij die aanwijzing de uitvoering van nationale taken ernstig in het gedrang zou brengen.

 

(19)

Er moet meer flexibiliteit worden geboden met betrekking tot de omvang van de evaluatie- en toezichtteams teneinde de efficiëntie te vergroten en de administratieve lasten te verminderen. Daarom moet de Commissie de omvang van de teams vaststellen en aanpassen naargelang de behoeften en uitdagingen in verband met elke evaluatie- en toezichtactiviteit, waarbij het evenwicht wordt behouden tussen het aantal vertegenwoordigers van de Commissie en deskundigen van de lidstaten, teneinde de beginselen van collegiale toetsing en gedeelde verantwoordelijkheid te weerspiegelen. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen de beginselen van gedeelde verantwoordelijkheid en voorspelbaarheid en de behoefte aan flexibiliteit tijdens het selectieproces van deskundigen. Bij het opzetten van de teams moet de Commissie derhalve, voor zover mogelijk, zorgen voor geografisch evenwicht, uiteenlopende profielen en roulatie. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de capaciteit van de nationale overheden om ervoor te zorgen dat de aanwijzing van deskundigen voor evaluatie- en toezichtactiviteiten geen buitensporige belasting vormt voor de lidstaten of voor de individuele situatie van deskundigen. De deskundigen die voor specifieke evaluaties worden uitgenodigd en hun nationale autoriteiten moeten gehoor geven aan de desbetreffende uitnodiging; het afwijzen van een uitnodiging mag enkel kunnen onder aanvoering van zwaarwegende professionele of persoonlijke redenen.

 

(20)

De operationele kosten in verband met de evaluatie- en toezichtactiviteiten, zoals reis- en verblijfskosten en kosten van eten en drinken, moeten ten laste komen van de begroting van de Unie. Eventuele extra dagvergoedingen van nationale deskundigen die deelnemen aan evaluatie- en toezichtmissies en de personeelskosten van degenen die die deskundigen tijdens hun afwezigheid vervangen, moeten gedekt kunnen worden door de nationale programma’s van de lidstaten in het kader van de desbetreffende fondsen van de Unie, overeenkomstig de doelstellingen en toepasselijke regels van die fondsen.

 

(21)

De evaluatieverslagen moeten kort en bondig zijn. Zij moeten gericht zijn op de tekortkomingen die aanzienlijke gevolgen hebben en aangeven op welke gebieden aanzienlijke verbeteringen mogelijk zijn. Minder belangrijke bevindingen mogen geen deel uitmaken van de verslagen. Het team moet die bevindingen desalniettemin aan het einde van de evaluatieactiviteit meedelen aan de geëvalueerde lidstaat, met inbegrip van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het desbetreffende nationale mechanisme voor kwaliteitscontrole. Het team moet actief proberen beste praktijken vast te stellen met het oog op vermelding daarvan in de verslagen. Met name nieuwe en innovatieve maatregelen die de toepassing van de gemeenschappelijke regels aanzienlijk verbeteren en die door andere lidstaten in de praktijk zouden kunnen worden gebracht, moeten in het verslag als beste praktijken worden aangemerkt.

 

(22)

Evaluatieverslagen moeten in de regel aanbevelingen bevatten voor het verhelpen van vastgestelde tekortkomingen, met inbegrip van schendingen van de grondrechten, en door de Commissie onverwijld door middel van één uitvoeringshandeling worden aangenomen volgens de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement et de Raad (8). Indien het verslag en de aanbevelingen worden neergelegd in één document waarvoor één enkele aannemingsprocedure geldt, versterkt dat de intrinsieke band tussen de bevindingen van de evaluatie en de aanbevelingen. Bovendien moet de gelijktijdige publicatie van het verslag en de aanbevelingen de lidstaten in staat stellen de tekortkomingen sneller en efficiënter te verhelpen. Tegelijkertijd moet het gebruik van de onderzoeksprocedure ervoor zorgen dat de lidstaten betrokken zijn bij het besluitvormingsproces dat tot de aanneming van de aanbevelingen leidt.

 

(23)

Om het vertrouwen tussen de lidstaten te versterken, hun onderlinge coördinatie op Unieniveau te verbeteren en de collegiale druk te verhogen, moet de uitvoeringsbevoegdheid om in bepaalde gevallen aanbevelingen voor remediërend optreden aan te nemen en om in bepaalde gevallen de actieplannen stop te zetten, toch aan de Raad worden verleend, gezien zijn politieke rol bij het uitoefenen van die collegiale druk. Een dergelijke uitvoeringsbevoegdheid is gerechtvaardigd door de specifieke bevoegdheden die de Raad krachtens artikel 70 VWEU heeft op het gebied van de wederzijdse evaluatie van de uitvoering van het Uniebeleid in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Die bevoegdheid beantwoordt goed aan het doel van een evaluatiemechanisme dat gebaseerd is op deze lex specialis, namelijk op dat specifieke gebied door middel van collegiale evaluatie aanvullend toezicht houden op de doeltreffende uitvoering van het Uniebeleid. De Raad moet daarom aanbevelingen aannemen in gevallen die voor de werking van het Schengengebied van politiek en algemeen belang zijn. Dergelijke gevallen moeten worden geacht zich voor te doen wanneer de geëvalueerde lidstaat de inhoud van het ontwerpevaluatieverslag fundamenteel betwist, met name wat betreft de aard van een bevinding, waarmee wordt aangetoond dat er tijdens de evaluatie potentiële problemen kunnen zijn ontstaan. Hetzelfde moet gelden wanneer uit een evaluatie blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming, in geval van thematische evaluaties, of in geval van eerste evaluaties. Zo moet de Raad in het kader van zijn rol in de toezichtfase van het evaluatie- en toezichtmechanisme ook uitvoeringsbesluiten vaststellen tot goedkeuring van de afsluiting van actieplannen in gevallen van ernstige tekortkomingen en eerste evaluaties.

 

(24)

Bovendien moeten, wanneer uit evaluaties blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming, specifieke bepalingen van toepassing zijn om ervoor te zorgen dat onmiddellijk corrigerende maatregelen worden genomen. Zodra de geëvalueerde lidstaat in kennis is gesteld van dergelijke ernstige tekortkomingen, moet die, gezien de risico’s die dergelijke tekortkomingen met zich meebrengen, onmiddellijk maatregelen beginnen te nemen om de tekortkoming te verhelpen, en daarbij zo nodig alle gepaste operationele en financiële middelen inzetten. Corrigerende maatregelen moeten gedurende het hele proces worden onderworpen aan kortere termijnen, een scherpere politieke controle en scherper politiek toezicht. In dat verband moet de Commissie de Raad onmiddellijk op de hoogte brengen wanneer uit een evaluatie blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming, en wanneer een ernstige tekortkoming wordt geacht een risico voor de openbare orde of de openbare veiligheid in het Schengengebied te vormen. De Commissie moet dat verslag aan de Raad en het Europees Parlement toezenden en uiterlijk één jaar na de datum van de evaluatie een nieuw bezoek organiseren om na te gaan of de lidstaat de betrokken tekortkomingen heeft verholpen. De Commissie dient een verslag van het nieuwe bezoek aan de Raad voor te leggen.

 

(25)

De vaststelling van een ernstige tekortkoming vereist een grondige beoordeling per geval op basis van duidelijke criteria met betrekking tot de aard, omvang en mogelijke impact van de problemen, welke criteria per beleidsterrein kunnen verschillen. Een bevinding kan worden aangemerkt als een ernstige tekortkoming op basis van afzonderlijke, voor de effectieve toepassing van het Schengenacquis wezenlijke factoren of op basis van een combinatie van verschillende factoren. Indien echter wordt geoordeeld dat een vastgestelde tekortkoming een schending van de grondrechten kan vormen, of aanzienlijke negatieve gevolgen heeft of in de loop der tijd dreigt te hebben voor één of meer lidstaten of voor de werking van het gebied zonder binnengrenstoezicht, moet een dergelijke tekortkoming als een ernstige tekortkoming worden beschouwd. Wanneer in een evaluatieverslag melding wordt gemaakt van een ernstige tekortkoming bij de uitvoering van het buitengrenstoezicht, kunnen de artikelen 21 en 29 van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (9) van toepassing zijn.

 

(26)

Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet een robuuste follow-up- en toezichtcomponent omvatten. Die componentmoet door de Commissie, in nauwe samenwerking met de Raad en, waar relevant, het Europees Parlement, worden gewaarborgd, zonder een onevenredige last voor de betrokken actoren met zich mee te brengen. Evaluaties moeten worden gevolgd door actieplannen. Bij het opstellen van de actieplannen moeten de geëvalueerde lidstaten ten volle rekening houden met de financieringsmogelijkheden van de Unie en optimaal gebruikmaken van die middelen. Om het proces te versnellen, moet de Commissie de toereikendheid van de actieplannen evalueren, bijvoorbeeld in de vorm van een brief. Indien de diensten van de Commissie het actieplan niet toereikend achten, moet de betrokken lidstaat met het oog op een tijdige follow-up binnen één maand na ontvangst van de evaluatie een herzien actieplan indienen. De lidstaat moet in de regel om de zes maanden een follow-upverslag over de uitvoering van de actieplannen toezenden aan de Commissie en de Raad. De Commissie moet echter een andere — onder meer een lagere — verslagleggingsfrequentie kunnen aangeven, bijvoorbeeld in gevallen wanneer uit de evaluatie alleen bevindingen in de categorie “verbetering noodzakelijk” naar voren zijn gekomen.

 

(27)

In het kader van haar toezichtactiviteiten moet de Commissie de mogelijkheid hebben om nieuwe bezoeken en controlebezoeken te organiseren. Nieuwe bezoeken moeten worden georganiseerd om toezicht te houden op de voortgang van de uitvoering van een actieplan na een evaluatie waarbij een ernstige tekortkoming is vastgesteld of na een eerste evaluatie waarbij bleek dat de geëvalueerde lidstaat niet voldeed aan de noodzakelijke voorwaarden voor de toepassing van het Schengenacquis op het betrokken geëvalueerde beleidsterrein. In het verslag van het nieuwe bezoek moet worden aangegeven welke vooruitgang is geboekt bij de uitvoering van de aanbevelingen en moet worden vastgesteld of de ernstige tekortkoming is verholpen. Het verslag moet zo nodig vergezeld kunnen gaan van aanbevelingen. Als middel om collegiale druk uit te oefenen, moet de Raad zijn standpunt over het verslag kenbaar kunnen maken en de Commissie kunnen verzoeken aanbevelingen voor te stellen.

 

(28)

Het moet mogelijk zijn, voor zover dat nodig wordt geacht, controlebezoeken uit te voeren om toezicht te houden op de voortgang van de uitvoering van een actieplan na een evaluatie waarbij geen ernstige tekortkoming werd vastgesteld. Controlebezoeken moeten altijd worden georganiseerd vóór de afsluiting van een actieplan na een evaluatie waarbij een ernstige tekortkoming werd vastgesteld en na een eerste evaluatie. Wat de vereisten op het gebied van organisatie en verslaglegging betreft, moeten controlebezoeken eenvoudiger zijn dan evaluatiebezoeken. Met name moeten daarbij kleinere teams worden ingezet en mogen die bezoeken niet tot nieuwe bevindingen leiden of de aanneming van een verslag vereisen. De Raad moet actiever worden betrokken bij de controlefase, moet door de Commissie schriftelijk worden geïnformeerd, bijvoorbeeld in de vorm van een brief, over het resultaat van de controlebezoeken en moet de afsluiting, op basis van een voorstel van de Commissie, van actieplannen goedkeuren in geval van ernstige tekortkomingen en eerste evaluaties.

 

(29)

Het is van essentieel belang dat zowel het Europees Parlement als de Raad geregeld besprekingen houdt om het belang van de effectieve uitvoering van het Schengenacquis onder de aandacht te brengen en de lidstaten aan te sporen om de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen, naargelang het geval. Met name moet de Raad zijn politieke rol met betrekking tot de governance van het Schengengebied uitoefenen door de door de Commissie ingediende verslagen te bespreken en door politieke besprekingen te houden over de effectieve toepassing van het Schengenacquis en de goede werking van het gebied zonder binnengrenstoezicht. De Commissie moet voldoende input leveren om die besprekingen te bevorderen, onder meer door de aanneming van een alomvattend jaarverslag over de in het voorgaande jaar uitgevoerde evaluaties en de stand van uitvoering van de aanbevelingen. Op basis van dat verslag en die resultaten moet de Raad horizontale besprekingen houden om bij te dragen tot een efficiëntere en snellere uitvoering van de aanbevelingen en de daarmee samenhangende corrigerende maatregelen.

 

(30)

Het bij deze verordening ingestelde evaluatie- en toezichtmechanisme moet een aanvullende functie vervullen bij de controle van de doeltreffendheid van de praktische uitvoering van het beleid van de Unie door middel van collegiale beoordeling. De algemene bevoegdheid van de Commissie om toezicht te houden op de toepassing van het Unierecht via inbreukprocedures onder controle van het Hof van Justitie van de Europese Unie, mag niet worden aangetast.

 

(31)

De rubriceringsstatus van de verslagen van evaluaties en nieuwe bezoeken moet “gevoelige niet-gerubriceerde informatie” zijn, overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsvoorschriften van Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie (10). Zij moeten worden gerubriceerd als “RESTREINT UE/EU RESTRICTED” in de zin van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie (11) indien een dergelijke indeling vereist is op grond van artikel 5, lid 3, van dat besluit of naar aanleiding van een gemotiveerd verzoek van de geëvalueerde lidstaat.

 

(32)

Gezien de bijzondere rol die krachtens de laatste zin van artikel 70 VWEU aan het Europees Parlement en de nationale parlementen is toebedeeld, en die met betrekking tot de nationale parlementen wordt benadrukt in artikel 12, punt c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), moeten de Raad en de Commissie het Europees Parlement en de nationale parlementen op de hoogte brengen van de inhoud en de resultaten van de evaluaties. Indien de Commissie een voorstel tot wijziging van deze verordening indient, zal de Raad daarnaast overeenkomstig artikel 19, lid 7, punt h), van zijn reglement van orde (12), het Europees Parlement raadplegen teneinde zo veel mogelijk rekening te houden met het advies van het Europees Parlement alvorens een definitieve tekst aan te nemen.

 

(33)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werd geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 en heeft op 27 juli 2021 een advies uitgebracht (13).

 

(34)

Wanneer de lidstaten bij het uitvoeren van hun taken in het kader van deze verordening persoonsgegevens verwerken, is Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (14) van toepassing. Wanneer de instellingen, organen en instanties van de Unie bij het uitvoeren van hun taken in het kader van deze verordening persoonsgegevens verwerken, is Verordening (EU) 2018/1725 van toepassing.

 

(35)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de meerjarige en de jaarlijkse evaluatieprogramma’s vast te stellen, een standaardvragenlijst op te stellen en bij te werken en evaluatieverslagen en nieuwe bezoeken vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.

 

(36)

De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dat, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met een ernstige tekortkoming, om dwingende redenen van urgentie is vereist.

 

(37)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening of het deze in zijn interne recht zal omzetten.

 

(38)

Ierland neemt aan deze verordening deel overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het VEU en het VWEU, en artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad (15).

 

(39)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (16) die vallen onder de gebieden bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG van de Raad (17).

 

(40)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (18) die vallen onder de gebieden bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (19).

 

(41)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (20) die vallen onder de gebieden bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (21).

 

(42)

Wat Cyprus, Bulgarije en Roemenië, en Kroatië betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2011.

 

(43)

Aangezien de controle overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures voor Bulgarije, Roemenië en Kroatië reeds is voltooid op grond van hun respectieve toetredingsakte, dient de controle uit hoofde van artikel 1, lid 2, punt b), van deze verordening ten aanzien van die lidstaten niet te worden verricht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

  • 1. 
    Bij deze verordening wordt een evaluatie- en toezichtmechanisme ingesteld om ervoor te zorgen dat de lidstaten het Schengenacquis doeltreffend, efficiënt en correct toepassen en aldus bijdragen tot de handhaving van het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten en een goed functionerende ruimte zonder binnengrenstoezicht.
  • 2. 
    Het ingestelde evaluatie- en toezichtmechanisme voorziet in objectieve en onpartijdige evaluatie- en toezichtactiviteiten die gericht zijn op:
 

a)

het controleren van de toepassing van het Schengenacquis in de lidstaten waarop het volledig van toepassing is, en in de lidstaten waarop volgens het desbetreffende protocol bij het VEU en het VWEU het Schengenacquis gedeeltelijk van toepassing is;

 

b)

het controleren of in de lidstaten ten aanzien waarvan geen besluit van de Raad is genomen waarbij wordt verklaard dat de bepalingen van het Schengenacquis geheel of gedeeltelijk moeten worden toegepast, is voldaan aan de nodige voorwaarden voor de toepassing van alle relevante onderdelen van het Schengenacquis, met uitzondering van de lidstaten waarvan de evaluatie bij de inwerkingtreding van deze verordening reeds zal zijn voltooid.

  • 3. 
    De evaluaties kunnen betrekking hebben op alle aspecten van het Schengenacquis en houden rekening met het functioneren van de autoriteiten die het Schengenacquis toepassen. De evaluaties kunnen in het bijzonder betrekking hebben op de volgende beleidsgebieden: buitengrensbeheer, de afwezigheid van binnengrenstoezicht, visumbeleid, terugkeer, grootschalige informatiesystemen die de toepassing van het Schengenacquis ondersteunen, politiële samenwerking, justitiële samenwerking in strafzaken en gegevensbescherming.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

1)

“Schengenacquis”: de bepalingen die in het kader van de Unie zijn opgenomen overeenkomstig Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het VEU en het VWEU, alsmede de daarop voortbouwende of anderszins daaraan gerelateerde rechtshandelingen;

 

2)

“eerste evaluatie”: een evaluatie om te controleren of een door het Schengenacquis gebonden lidstaat waarvoor het binnengrenstoezicht niet is opgeheven, voldoet aan de voorwaarden om het Schengenacquis volledig toe te passen of, in het geval van een lidstaat die niet aan het Schengenacquis deelneemt en die door de Raad is gemachtigd om delen van het Schengenacquis toe te passen, te controleren of die lidstaat voldoet aan de voorwaarden voor de gedeeltelijke toepassing van het Schengenacquis;

 

3)

“periodieke evaluatie”: een in het meerjarige evaluatieprogramma en de jaarlijkse evaluatieprogramma’s opgenomen evaluatie om de toepassing van het Schengenacquis door een lidstaat te controleren met het oog op de beoordeling van de algemene prestaties van de lidstaat bij de toepassing van dat acquis;

 

4)

“onaangekondigde evaluatie”: een niet in het meerjarige evaluatieprogramma en de jaarlijkse evaluatieprogramma’s opgenomen evaluatie om de toepassing van het Schengenacquis door één of meer lidstaten op één of meer beleidsterreinen te controleren;

 

5)

“thematische evaluatie”: een evaluatie in het kader van een jaarlijks evaluatieprogramma die een analyse moet bieden van de wetgeving of praktijken van de lidstaten bij de toepassing van het Schengenacquis, of bij de toepassing van de specifieke onderdelen ervan in verschillende lidstaten;

 

6)

“bezoek”: een bezoek aan een lidstaat of aan het consulaat van een lidstaat met het oog op de uitvoering van een evaluatie- of toezichtactiviteit;

 

7)

“nieuw bezoek”: een aanvullend bezoek na een evaluatie waarbij een ernstige tekortkoming is vastgesteld of na een eerste evaluatie waaruit bleek dat de geëvalueerde lidstaat niet voldeed aan de noodzakelijke voorwaarden voor de toepassing van het Schengenacquis;

 

8)

“controlebezoek”: een aanvullend bezoek, maar anders dan een nieuw bezoek, dat wordt uitgevoerd om toezicht te houden op de voortgang van de uitvoering van een actieplan;

 

9)

“bevinding van niet-conformiteit”: een beoordeling van een bevinding volgens welke de nationale wet- en regelgeving en administratieve maatregelen, of de uitvoering daarvan, niet als conform met de juridisch bindende bepalingen van het Schengenacquis worden aangemerkt;

 

10)

“ernstige tekortkoming”: een algemene beoordeling van een situatie die te wijten is aan één of meer bevindingen van niet-conformiteit die betrekking hebben op de effectieve toepassing van het Schengenacquis en die afzonderlijk of gezamenlijk een schending van de grondrechten kunnen vormen, of in de loop der tijd aanzienlijke negatieve gevolgen hebben of dreigen te hebben voor één of meer lidstaten of voor de werking van het gebied zonder binnengrenstoezicht;

 

11)

“team”: een groep die uit door de lidstaten aangewezen deskundigen en uit vertegenwoordigers van de Commissie bestaat, welke evaluatie- en toezichtactiviteiten uitvoeren;

 

12)

“waarnemer”: een deskundige die is aangewezen door een in artikel 7 bedoeld orgaan of instantie van de Unie met het oog op deelname aan een evaluatie- of toezichtactiviteit;

 

13)

“stagiair-deskundige”: een deskundige die door een lidstaat is aangewezen of een vertegenwoordiger van de Commissie die wordt opgeleid tot Schengenevaluator.

Artikel 3

Verantwoordelijkheden en verplichting tot samenwerking

  • 1. 
    De lidstaten en de Commissie zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van het evaluatie- en toezichtmechanisme en de in artikel 7 bedoelde organen en instanties van de Unie dragen overeenkomstig hun respectieve mandaten aan die uitvoering bij.
  • 2. 
    De Commissie heeft een algemene coördinerende rol wat betreft het opstellen van de jaarlijkse en meerjarige evaluatieprogramma’s, het formuleren van vragenlijsten, het vaststellen van de bezoekschema’s, het afleggen van bezoeken en het opstellen van evaluatieverslagen en aanbevelingen. Zij zorgt er ook voor dat de follow-up- en toezichtactiviteiten worden uitgevoerd.
  • 3. 
    De Raad neemt aanbevelingen aan in geval van ernstige tekortkomingen, eerste evaluaties, thematische evaluaties en indien de geëvalueerde lidstaat het ontwerpevaluatieverslag met ontwerpaanbevelingen fundamenteel betwist. In het kader van de toezichtfase van het evaluatie- en toezichtmechanisme stelt de Raad uitvoeringsbesluiten vast betreffende de afsluiting van actieplannen in geval van ernstige tekortkomingen en eerste evaluaties.

De Raad vervult zijn politieke rol met betrekking tot de governance van het Schengengebied door de verslagen die de Commissie overeenkomstig artikel 25 heeft ingediend te bespreken, ook over de stand van zaken betreffende de uitvoering van de actieplannen, en door politieke besprekingen te houden over de effectieve toepassing van het Schengenacquis en de goede werking van het gebied zonder binnengrenstoezicht. Daartoe werken de Commissie en de Raad ten volle samen in alle fasen van het evaluatie- en toezichtmechanisme dat in het kader van deze verordening wordt uitgevoerd. Met name verstrekt de Commissie de Raad tijdig relevante informatie over de programmering en de uitvoering van de evaluatie- en toezichtactiviteiten.

  • 4. 
    De lidstaten en de Commissie werken in elk stadium van de evaluaties volop samen met het oog op de effectieve uitvoering van deze verordening.
  • 5. 
    De lidstaten nemen alle algemene en bijzondere maatregelen om de Commissie en de teams te ondersteunen en bij te staan bij de uitvoering van evaluatie- en toezichtactiviteiten.

De lidstaten zorgen ervoor dat de Commissie en de teams die evaluatie- en toezichtactiviteiten uitvoeren, in staat zijn hun taken doeltreffend uit te voeren, met name door de Commissie en de teams toe te staan rechtstreeks relevante personen te benaderen en door volledige en ongehinderde toegang te verlenen tot alle terreinen, gebouwen en documenten die voor de evaluatie- en toezichtactiviteit nodig zijn, met inbegrip van nationale en interne richtsnoeren en instructies. Toegang tot relevante gerubriceerde informatie wordt verleend aan teamleden en waarnemers die beschikken over de juiste veiligheidsmachtiging die door een bevoegde instantie is afgegeven.

  • 6. 
    De Commissie is verantwoordelijk voor het regelen van de reis naar en vanuit de te bezoeken lidstaat voor de vertegenwoordigers van de Commissie en de deskundigen van de lidstaten in de teams.

De Commissie draagt de reis- en verblijfkosten van de deskundigen die aan de bezoeken deelnemen en van de in artikel 16, lid 2, bedoelde stagiair-deskundige.

De bezochte lidstaat is verantwoordelijk voor het noodzakelijke vervoer ter plaatse, behalve wanneer het gaat om onaangekondigde bezoeken.

Artikel 4

Soorten evaluatie

  • 1. 
    Bij evaluaties kan het om de volgende soorten gaan:
 

a)

eerste evaluaties;

 

b)

periodieke evaluaties;

 

c)

onaangekondigde evaluaties;

 

d)

thematische evaluaties.

  • 2. 
    De Commissie organiseert eerste evaluaties nadat een lidstaat verklaard heeft gereed te zijn voor evaluatie.
  • 3. 
    De Commissie kan onaangekondigde evaluaties organiseren, met name:
 

a)

om de toepassing van het Schengenacquis dat aan de binnengrenzen van toepassing is, te evalueren;

 

b)

wanneer zij zich bewust wordt van opkomende of systemische problemen die een aanzienlijk negatief effect zouden kunnen hebben op de werking van het gebied zonder binnengrenstoezicht, zoals omstandigheden die een bedreiging kunnen vormen voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid in dat gebied;

 

c)

wanneer zij redenen heeft om aan te nemen dat een lidstaat ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen uit hoofde van het Schengenacquis, onder meer wanneer zij redenen heeft om aan te nemen dat er sprake is van ernstige schendingen van grondrechten.

  • 4. 
    De Commissie kan thematische evaluaties organiseren om met name de uitvoering te beoordelen van belangrijke wetswijzigingen wanneer die van toepassing worden, en van nieuwe initiatieven, of om kwesties binnen verschillende beleidsterreinen of praktijken van lidstaten die met soortgelijke uitdagingen worden geconfronteerd, te beoordelen.

Artikel 5

Soorten toezichtactiviteiten

Toezichtactiviteiten kunnen het volgende omvatten:

 

a)

de evaluatie van actieplannen en follow-upverslagen die door de geëvalueerde lidstaten zijn ingediend;

 

b)

nieuwe bezoeken;

 

c)

controlebezoeken.

Artikel 6

Evaluatie- en toezichtmethoden

De in de artikelen 4 en 5 bedoelde evaluatie- en toezichtactiviteiten kunnen worden uitgevoerd door middel van bezoeken en vragenlijsten of, bij wijze van uitzondering, andere methoden op afstand.

Elke evaluatie- en toezichtmethode kan onafhankelijk of waar passend in combinatie met een andere methode worden gebruikt.

Artikel 7

Samenwerking met organen en instanties van de Unie

  • 1. 
    De Commissie werkt samen met de bevoegde organen en instanties van de Unie die deelnemen aan de uitvoering van het Schengenacquis en met het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA).

De Commissie kan regelingen treffen met die organen en instanties van de Unie om de samenwerking betreffende de uitvoering van deze verordening te vergemakkelijken.

  • 2. 
    De Commissie kan de in lid 1 bedoelde organen en instanties van de Unie verzoeken om overeenkomstig hun respectieve mandaten informatie, statistische gegevens of risicoanalyses te verstrekken, ook wat betreft corruptie en georganiseerde misdaad, voor zover die de toepassing van het Schengenacquis door de lidstaten ondermijnen, om het situationeel bewustzijn in de zin van Verordening (EU) 2019/1896 betreffende de uitvoering van het Schengenacquis door de lidstaten te verbeteren.

De geëvalueerde lidstaat kan opmerkingen maken over de uit hoofde van de eerste alinea verstrekte informatie.

Artikel 8

Samenwerking met Frontex

  • 1. 
    Frontex dient jaarlijks uiterlijk op 31 augustus bij de Raad, de Commissie en de lidstaten een risicoanalyse in met het oog op de opstelling van het in artikel 13 bedoelde jaarlijkse evaluatieprogramma.

De in de eerste alinea bedoelde risicoanalyse heeft betrekking op alle relevante aspecten van het Europees geïntegreerd grensbeheer en bevat aanbevelingen voor specifieke delen van de buitengrens, specifieke grensdoorlaatposten en specifieke locaties die relevant zijn voor de beoordeling van de naleving van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (22) in de lidstaten die in het volgende jaar moeten worden geëvalueerd overeenkomstig het meerjarige evaluatieprogramma dat op grond van artikel 12 werd opgesteld.

  • 2. 
    Uiterlijk op 31 augustus van elk jaar dient Frontex bij de Commissie een afzonderlijke risicoanalyse in die aanbevelingen bevat voor onaangekondigde evaluaties in het volgende jaar, ongeacht de volgorde van de in een bepaald jaar te evalueren lidstaten, overeenkomstig het meerjarige evaluatieprogramma dat op grond van artikel 12 werd opgesteld.

De in de eerste alinea bedoelde aanbevelingen kunnen betrekking hebben op een regio of specifiek gebied en bevatten een lijst van ten minste tien specifieke delen van de buitengrenzen, ten minste tien specifieke grensdoorlaatposten en ten minste tien specifieke locaties die relevant zijn voor de beoordeling van de naleving van Richtlijn 2008/115/EG, alsook andere relevante informatie.

Artikel 9

Samenwerking met Europol

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt u), van Verordening (EU) 2016/794 verstrekt Europol expertise, analyses, verslagen en andere relevante informatie ter ondersteuning van de uitvoering van deze verordening.

Artikel 10

Synergie met andere evaluatie- en toezichtactiviteiten

  • 1. 
    Om de bekendheid met de werking van het gebied zonder binnengrenstoezicht te vergroten en dubbel werk en tegenstrijdige maatregelen te voorkomen, maakt de Commissie bij de voorbereiding van de evaluatie- en toezichtactiviteiten gebruik van de resultaten van de relevante mechanismen en instrumenten, met inbegrip van evaluatie- en toezichtactiviteiten van de organen en instanties van de Unie die deelnemen aan de uitvoering van het Schengenacquis, meer bepaald de kwetsbaarheidsbeoordeling, en van het FRA, evenals van onafhankelijke nationale toezichtmechanismen en -organen. De Commissie kan, in samenspraak met de geëvalueerde lidstaat, gebruikmaken van de resultaten van nationale kwaliteitscontrolemechanismen, indien beschikbaar.
  • 2. 
    Aanbevelingen uit hoofde van deze verordening vormen een aanvulling op de aanbevelingen op grond van artikel 32, lid 7, van Verordening (EU) 2019/1896 in het kader van de kwetsbaarheidsbeoordeling.
  • 3. 
    De Commissie kan de bijzonderheden van evaluatieverslagen, actieplannen en actualiseringen inzake de uitvoering van de actieplannen veilig en tijdig delen met de in lid 1 bedoelde nationale en Unie-organen en -instanties.

De in de eerste alinea bedoelde informatie-uitwisseling vindt plaats overeenkomstig de mandaten van de betrokken organen en instanties van de Unie.

Artikel 11

Informatie van derden

Onverminderd artikel 20, lid 1, kan de Commissie bij de programmering en uitvoering van de evaluatie- en toezichtactiviteiten rekening houden met informatie over de uitvoering van het Schengenacquis, verstrekt door derden, waaronder onafhankelijke autoriteiten, niet-gouvernementele en internationale organisaties.

De Commissie stelt de lidstaten in kennis van de door derden verstrekte informatie die zij als relevant beschouwt voor de programmering van de evaluatie- en toezichtactiviteiten. De lidstaten kunnen dan opmerkingen maken over de inhoud van die informatie.

HOOFDSTUK II

PROGRAMMERING

Artikel 12

Meerjarig evaluatieprogramma

  • 1. 
    De Commissie stelt, waar passend na raadpleging van de in artikel 7 bedoelde organen en instanties van de Unie, een meerjarig evaluatieprogramma op dat een periode van zeven jaar bestrijkt en wel ten minste acht maanden voor het begin van de volgende periode van zeven jaar.

In elke meerjarige evaluatiecyclus ondergaat elke lidstaat één periodieke evaluatie, en kan elke lidstaat, waar passend, één of meer thematische of onaangekondigde evaluaties ondergaan op basis van risicoanalyses, nieuwe wetgeving of informatie die de Commissie overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 11 heeft verkregen.

  • 2. 
    De Commissie stelt het meerjarige evaluatieprogramma vast door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 30, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Het meerjarige evaluatieprogramma wordt door de Commissie toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

  • 3. 
    In het meerjarige evaluatieprogramma kunnen, indien relevant, specifieke prioritaire gebieden binnen de in artikel 1, lid 3, bedoelde beleidsterreinen worden bepaald die periodiek geëvalueerd moeten worden, en wordt een voorlopig tijdschema voor die evaluaties opgenomen.

Het meerjarige evaluatieprogramma bevat een voorlopige lijst van de lidstaten die in een bepaald jaar periodieke evaluaties moeten ondergaan, onverminderd de aanpassingen uit hoofde van lid 4 van dit artikel. Bij de voorlopige volgorde waarin de lidstaten een periodieke evaluatie ondergaan, wordt rekening gehouden met de tijd die sinds de vorige periodieke evaluatie is verstreken. Er wordt ook rekening gehouden met de resultaten van eerdere evaluaties, het tempo waarin de actieplannen worden uitgevoerd en andere relevante informatie die de Commissie overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 11 heeft verzameld met betrekking tot de praktijken van de lidstaten bij het toepassen van het Schengenacquis.

  • 4. 
    Indien de evaluaties wegens overmacht niet volgens het op grond van lid 3 vastgestelde voorlopige tijdschema kunnen worden verricht, kan de Commissie, in overleg met de betrokken lidstaten, het tijdschema voor de betrokken evaluaties aanpassen.

De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad onverwijld in kennis van in de eerste alinea bedoelde situaties en van de verwachte gevolgen ervan voor de programmering van de evaluaties in het kader van het meerjarige evaluatieprogramma.

Artikel 13

Jaarlijks evaluatieprogramma

  • 1. 
    De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling uiterlijk op 15 november van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het programma betrekking heeft, een jaarlijks evaluatieprogramma op. Dat jaarlijks evaluatieprogramma is met name gebaseerd op de risicoanalyses en andere informatie die de Commissie overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 11 heeft verkregen. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 30, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
  • 2. 
    Het jaarlijkse evaluatieprogramma bevat een voorlopig tijdschema voor de volgende evaluaties:
 

a)

periodieke evaluaties van de lidstaten zoals gespecificeerd in het meerjarige evaluatieprogramma;

 

b)

eerste evaluaties van een lidstaat;

 

c)

indien zinvol, thematische evaluaties, met inbegrip van het thema, de te evalueren lidstaten en de beoogde methoden.

  • 3. 
    Het jaarlijkse evaluatieprogramma wordt door de Commissie onverwijld toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

Indien de evaluaties wegens overmacht niet volgens het op grond van lid 2 vastgestelde voorlopige tijdschema kunnen worden verricht, kan de Commissie, in overleg met de betrokken lidstaten, het tijdschema voor de betrokken evaluaties aanpassen.

De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad onverwijld in kennis van in de eerste alinea bedoelde situaties en van de verwachte gevolgen ervan voor de programmering van de evaluaties in het kader van het jaarlijkse evaluatieprogramma.

Artikel 14

Standaardvragenlijst

  • 1. 
    De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling een standaardvragenlijst op en werkt die bij. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 30, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Bij het opstellen van de vragenlijst kan de Commissie de in artikel 7 bedoelde bevoegde organen en instanties van de Unie raadplegen.

  • 2. 
    De standaardvragenlijst heeft betrekking op de tenuitvoerlegging van de desbetreffende wetgeving evenals de organisatorische en technische middelen die beschikbaar zijn voor de uitvoering van het Schengenacquis, met inbegrip van de middelen die worden vermeld in handboeken, de Schengencatalogi en relevante statistische gegevens.
  • 3. 
    Uiterlijk op 1 juli van elk jaar zendt de Commissie de standaardvragenlijst toe aan de lidstaten die overeenkomstig het jaarlijkse evaluatieprogramma het volgende jaar een periodieke evaluatie moeten ondergaan.

De in de eerste alinea bedoelde lidstaten dienen hun antwoorden uiterlijk op 31 oktober van hetzelfde jaar bij de Commissie in.

De Commissie stelt de in de tweede alinea bedoelde antwoorden ter beschikking van de andere lidstaten.

  • 4. 
    Op verzoek van de Commissie actualiseren de geëvalueerde lidstaten hun antwoorden op de standaardvragenlijst, en beantwoorden zij voorafgaand aan specifieke evaluaties desgevraagd aanvullende vragen. De lidstaten kunnen, indien relevant, ook de bevindingen van nationale kwaliteitscontrolemechanismen en interne audits verstrekken.

HOOFDSTUK III

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VOOR DE UITOEFENING VAN EVALUATIE- EN TOEZICHTACTIVITEITEN

Artikel 15

Teamleden en waarnemers

  • 1. 
    De aan evaluatie- en toezichtactiviteiten deelnemende teamleden en waarnemers beschikken over de nodige kwalificaties, met name een gedegen theoretische kennis van en ervaring op de gebieden die onder het evaluatie- en toezichtmechanisme vallen, over een grondige kennis van de evaluatiebeginselen, -procedures en -technieken, en over het vermogen om daadwerkelijk te communiceren in een gemeenschappelijke taal.
  • 2. 
    Deskundigen van de lidstaten die overeenkomstig de desbetreffende toetredingsakte gebonden zijn door het Schengenacquis, maar dat nog niet volledig toepassen, nemen deel aan de evaluatie- en toezichtactiviteiten van alle onderdelen van het Schengenacquis.

Artikel 16

Opleiding van deskundigen, waarnemers en stagiair-deskundigen

  • 1. 
    De lidstaten en de Commissie zorgen er in samenwerking met de in artikel 7 bedoelde bevoegde organen of instanties van de Unie voor dat de deskundigen van de lidstaten en de vertegenwoordigers van de Commissie een adequate opleiding krijgen om Schengenevaluator te worden.

De Commissie zorgt ervoor dat er opleidingen voor Schengenevaluatoren voor alle betrokken beleidsgebieden worden georganiseerd en dat die onder meer betrekking hebben op het correcte functioneren van de autoriteiten evenals op de grondrechtencomponenten die in samenwerking met het FRA worden ontwikkeld.

De Commissie houdt, in nauwe samenwerking met de lidstaten en de relevante in artikel 7 bedoelde organen en instanties van de Unie, de basisopleidingsprogramma’s bij en zorgt waar nodig voor vervolg- en opfriscursussen.

  • 2. 
    Mits goed gemotiveerd kan in elk team dat periodieke evaluaties uitvoert, één stagiair-deskundige van een lidstaat of van de Commissie worden opgenomen.
  • 3. 
    Waarnemers moeten een passende opleiding hebben genoten.

Artikel 17

Pool van deskundigen van de lidstaten

  • 1. 
    De Commissie legt in samenwerking met de lidstaten jaarlijks een pool van deskundigen aan van wie de professionele achtergrond beleidsterreinen of, waar relevant, de specifieke prioriteitsgebieden bestrijkt die in het meerjarige evaluatieprogramma zijn vastgelegd.
  • 2. 
    Parallel aan de opstelling van het jaarlijkse evaluatieprogramma overeenkomstig artikel 13, lid 1, wijzen de lidstaten op verzoek van de Commissie voor de pool van deskundigen van het daaropvolgende jaar één of meer gekwalificeerde deskundigen per beleidsterrein aan. Elke lidstaat zorgt ervoor dat gedurende een kalenderjaar ten minste één aangewezen deskundige per beleidsterrein beschikbaar is. De lidstaat kan de periode van zes maanden opgeven waarin een aangewezen deskundige beschikbaar is en de voorkeur voor een bepaalde evaluatie te kennen geven. De Commissie houdt in de mate van het mogelijke rekening met die voorkeuren.

De lidstaten zijn niet verplicht deskundigen aan te wijzen op de gebieden waarop zij om objectieve redenen niet worden geëvalueerd of, in uitzonderlijke situaties, indien de aanwijzing de uitvoering van nationale taken ernstig in het gedrang zou brengen. Indien een lidstaat zich op die laatste reden beroept, verstrekt hij de Commissie schriftelijk een motivering en informatie over de uitzonderlijke situatie.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van het nationale contactpunt dat is aangewezen om over het inzetten van deskundigen te communiceren.

  • 3. 
    Afhankelijk van de evaluaties in het jaarlijkse evaluatieprogramma geeft de Commissie in het verzoek een nadere omschrijving van de beroepsbekwaamheid van de aan te wijzen deskundigen.
  • 4. 
    De lidstaten wijzen binnen zes weken na ontvangst van het in lid 2 bedoelde verzoek deskundigen aan.
  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de aangewezen deskundigen voldoen aan de in artikel 15 bedoelde voorwaarden en aan de specifieke vereisten van het verzoek inzake het aanleggen van de pool van deskundigen.
  • 6. 
    Deskundigen die passende opleiding als bedoeld in artikel 16 hebben ontvangen, worden, indien mogelijk, aangewezen voor de pool van deskundigen die wordt aangelegd voor het jaar volgend op dat waarin zij de relevante opleiding hebben gevolgd.
  • 7. 
    De Commissie kan de relevante in artikel 7 bedoelde organen en instanties van de Unie verzoeken om waarnemers voor de pool van deskundigen aan te wijzen.
  • 8. 
    De Commissie beoordeelt de aangewezen deskundigen en bevestigt de selectie van de deskundigen voor de pool binnen een week na hun aanwijzing. Binnen één maand na het aanleggen van de pool van deskundigen, deelt de Commissie de lidstaten mee welke deskundigen geselecteerd zijn voor de in het komende jaar geplande evaluaties, rekening houdend met hun beschikbaarheid en voorkeuren voor een bepaalde evaluatie.
  • 9. 
    Indien geen van de deskundigen voor de beleidsterreinen aan de in lid 3 bedoelde eisen voldoet, verzoekt de Commissie de betrokken lidstaat een nieuwe deskundige voor het betrokken beleidsterrein aan te wijzen.
  • 10. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de aangewezen deskundigen beschikbaar zijn voor evaluaties, behalve wanneer zij worden geconfronteerd met een uitzonderlijke situatie, zoals een situatie die de uitvoering van nationale taken ernstig in het gedrang brengt, of met een persoonlijke situatie. Een lidstaat die zich op een dergelijke uitzonderlijke situatie beroept, verstrekt de Commissie schriftelijk een motivering en informatie over de situatie.

Indien een deskundige niet langer beschikbaar is voor de pool, wijst de betrokken lidstaat binnen een redelijke termijn een vervanger aan.

  • 11. 
    De Commissie houdt de lijst van deskundigen van de pool bij en stelt de lidstaten in kennis van het aantal aangewezen deskundigen van iedere lidstaat en van het profiel van die deskundigen.

Artikel 18

Oprichting van de teams

  • 1. 
    De Commissie bepaalt het aantal deskundigen van de lidstaten en vertegenwoordigers van de Commissie dat aan een team deelneemt op basis van de bijzonderheden van en de behoeften inzake de evaluatie- of toezichtactiviteit. Het maximumaantal vertegenwoordigers van de Commissie dat aan een team deelneemt, bedraagt twee. Het minimumaantal deskundigen van de lidstaten in een team dat deelneemt aan een aangekondigd of onaangekondigd bezoek bedraagt drie. De Commissie selecteert deskundigen uit de pool van deskundigen om lid te worden van een team.

Bij de oprichting van de teams voor nieuwe bezoeken en controlebezoeken aan een bepaalde lidstaat streven de Commissie en de lidstaten ernaar dat ten minste de helft van de deskundigen van de lidstaten in het team dezelfde zijn als de deskundigen die aan de evaluatie hebben deelgenomen.

  • 2. 
    Bij de selectie van deskundigen houdt de Commissie rekening met de profielen die nodig zijn voor een bepaalde evaluatie- of toezichtactiviteit, met inachtneming van het noodzakelijke geografische evenwicht en evenwicht wat betreft beroepservaring, alsook van de capaciteit van de nationale overheidsdiensten.

Deskundigen van de lidstaten nemen niet deel aan een team dat een evaluatie- of toezichtactiviteit verricht in verband met de lidstaat waar zij in dienst zijn.

  • 3. 
    De Commissie nodigt de geselecteerde deskundigen onmiddellijk na de vaststelling van de datum van de evaluatie- of toezichtactiviteit uit en uiterlijk tien weken vóór de geplande aanvang van die activiteit. Uitgenodigde deskundigen reageren binnen een week na ontvangst van de uitnodiging, in overleg met de autoriteiten die hen hebben aangewezen.

De in de eerste alinea bedoelde uitnodigingen worden verzonden via de aangewezen nationale contactpunten.

  • 4. 
    In geval van onaangekondigde bezoeken verstuurt de Commissie via de aangewezen nationale contactpunten de uitnodigingen uiterlijk twee weken vóór de geplande aanvang van het bezoek. De uitgenodigde deskundigen reageren binnen 72 uur na ontvangst van de uitnodiging, in overleg met de autoriteiten die hen hebben aangewezen.
  • 5. 
    De Commissie kan de relevante in artikel 7 bedoelde organen en instanties van de Unie verzoeken een vertegenwoordiger met relevante beroeps- en praktijkervaring aan te wijzen om als waarnemer deel te nemen aan een evaluatie- of toezichtactiviteit in een gebied uit hun taakopdracht. Voor de uitnodiging en het antwoord daarop gelden de in de leden 3 en 4 van dit artikel vastgestelde termijnen.
  • 6. 
    Indien een lidstaat een stagiair-deskundige als bedoeld in artikel 16, lid 2, wenst aan te wijzen, stelt hij de Commissie daarvan ten minste zes weken vóór de geplande aanvang van de evaluatie in kennis.
  • 7. 
    De in de lid 5 bedoelde waarnemers ondersteunen het team op verzoek van de hoofddeskundigen, maar nemen niet deel aan het interne besluitvormingsproces van het team.

De in de lid 6 bedoelde stagiair-deskundigen nemen niet actief deel aan de evaluatieactiviteit.

  • 8. 
    Indien de Commissie niet ten minste zes weken vóór de geplande aanvang van de evaluatie- of toezichtactiviteit, of ten minste één week voor die aanvang bij een onaangekondigd bezoek, een bevestiging ontvangt van de deelname van het vereiste aantal deskundigen uit de pool, verzoekt de Commissie alle lidstaten onverwijld om voor de ontbrekende plaatsen gekwalificeerde deskundigen aan te wijzen die geen deel uitmaken van de pool. De lidstaten reageren binnen 72 uur na ontvangst van dat verzoek.
  • 9. 
    De Commissie wijst een hoofddeskundige van de Commissie aan en doet een voorstel voor de benoeming van de hoofddeskundige van de lidstaat. De hoofddeskundige van de lidstaat wordt zo spoedig mogelijk na de oprichting van het team benoemd door de teamleden.

De hoofddeskundigen zijn met name verantwoordelijk voor de algemene planning, de voorbereidende activiteiten, de organisatie van het team, de uitvoering van de evaluatie, de coördinatie van het opstellen van het evaluatieverslag, de presentatie van het evaluatieverslag en de aanbevelingen, de kwaliteitscontrole en follow-up evenals waar passend relevante toezichtactiviteiten.

Artikel 19

Afleggen van bezoeken

  • 1. 
    De teams verrichten alle nodige voorbereidende activiteiten om de bezoeken efficiënt, nauwkeurig en consistent te laten verlopen.
  • 2. 
    Het gedetailleerde programma voor de bezoeken aan een lidstaat of aan het consulaat van een lidstaat wordt door de Commissie opgesteld in nauwe samenwerking met de hoofddeskundigen en de betrokken lidstaat.

Het in de eerste alinea bedoelde gedetailleerde programma kan bezoeken aan en vergaderingen met nationale autoriteiten en instanties, evenals niet-gouvernementele en internationale organisaties en andere entiteiten, organen en instanties omvatten die de lidstaten ondersteunen bij de uitvoering van het Schengenacquis.

  • 3. 
    In geval van aangekondigde bezoeken wordt de betrokken lidstaat ten minste zes weken voordat het bezoek plaatsvindt, door de Commissie geraadpleegd en in kennis gesteld van het tijdschema en het gedetailleerde programma. De Commissie verstrekt vooraf de namen van de teamleden en de waarnemers. De betrokken lidstaat wijst een contactpunt aan dat de praktische regelingen in verband met het bezoek treft.
  • 4. 
    Onaangekondigde bezoeken vinden plaats nadat de betrokken lidstaat hiervan ten minste 24 uur op voorhand in kennis is gesteld. Onaangekondigde bezoeken aan de binnengrenzen vinden plaats zonder voorafgaande kennisgeving aan de betrokken lidstaat. Onaangekondigde bezoeken kunnen plaatsvinden zonder voorafgaande kennisgeving aan de betrokken lidstaat in gevallen waarin de Commissie gegronde redenen heeft om aan te nemen dat er sprake is van ernstige schendingen van grondrechten bij de toepassing van het Schengenacquis. Ook controlebezoeken kunnen plaatsvinden zonder voorafgaande kennisgeving aan de betrokken lidstaat.

De Commissie stelt het gedetailleerde programma voor onaangekondigde bezoeken vast. Indien een lidstaat van een onaangekondigd bezoek in kennis is gesteld, kan de Commissie met de betrokken lidstaat overleggen over het tijdschema en het gedetailleerde programma.

Artikel 20

Evaluatieverslagen en aanbevelingen

  • 1. 
    Het team stelt na elke evaluatie een evaluatieverslag op.

Bij de opstelling van het evaluatieverslag houden de teams rekening met de antwoorden op de standaardvragenlijst, met eventuele overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 11 verkregen aanvullende informatie die tijdens de evaluatieactiviteit is geverifieerd, en met de bevindingen naar aanleiding van de evaluatieactiviteit. De evaluatieverslagen kunnen documentair en digitaal materiaal bevatten ter ondersteuning van de bevindingen. Indien een evaluatie door middel van een bezoek wordt verricht, stelt het team het evaluatieverslag tijdens het bezoek op.

Het team draagt de algemene verantwoordelijkheid voor het opstellen van het evaluatieverslag en voor het waarborgen van de integriteit en kwaliteit ervan. In geval van onenigheid probeert het team tot een compromis te komen.

De Commissie zendt het ontwerpevaluatieverslag met de ontwerpaanbevelingen binnen vier weken na het einde van de evaluatieactiviteit toe aan de geëvalueerde lidstaat. De geëvalueerde lidstaat maakt zijn opmerkingen over het ontwerpevaluatieverslag binnen twee weken na ontvangst kenbaar. Op verzoek van de geëvalueerde lidstaat wordt uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst van de opmerkingen van de geëvalueerde lidstaat een redactievergadering gehouden. De opmerkingen van de geëvalueerde lidstaat worden indien relevant in het ontwerpevaluatieverslag verwerkt.

  • 2. 
    In het evaluatieverslag worden de kwalitatieve, kwantitatieve, operationele, administratieve en organisatorische aspecten geanalyseerd en worden de bij de evaluatie vastgestelde tekortkomingen, verbeterpunten en beste praktijken vermeld.
  • 3. 
    De bevindingen kunnen worden beoordeeld als:
 

a)

beste praktijk;

 

b)

verbetering nodig;

 

c)

niet in overeenstemming.

  • 4. 
    De Commissie neemt het evaluatieverslag aan door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Het evaluatieverslag wordt uiterlijk vier maanden na het einde van de evaluatieactiviteit aangenomen.

Het evaluatieverslag bevat aanbevelingen voor corrigerende maatregelen die gericht zijn op het verhelpen van de tekortkomingen en het uitvoeren van de verbeterpunten die bij de evaluatie zijn vastgesteld en geeft een indicatie van de prioriteiten voor de uitvoering ervan. In het evaluatieverslag kunnen in samenwerking met de betrokken lidstaat redelijke termijnen worden vastgesteld voor de uitvoering van de aanbevelingen. Indien uit de evaluatie blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming, zijn de specifieke bepalingen van artikel 22 van toepassing.

De Commissie zendt het evaluatieverslag uiterlijk 14 dagen na het aannemen ervan toe aan het Europees Parlement en de Raad.

  • 5. 
    Indien de geëvalueerde lidstaat binnen tien werkdagen na de redactievergadering de inhoud van het ontwerpevaluatieverslag fundamenteel betwist, met name wat betreft de aard van een bevinding, blijft het door de Commissie aan te nemen verslag beperkt tot bevindingen en bevat het geen aanbevelingen. In dergelijke gevallen dient de Commissie, onverminderd artikel 22, uiterlijk vier maanden na het einde van de evaluatieactiviteit een afzonderlijk voorstel in bij de Raad teneinde de aanbevelingen door middel van een uitvoeringsbesluit aan te nemen. In het voorstel kunnen in samenwerking met de lidstaat redelijke termijnen worden vastgesteld voor de uitvoering van de aanbevelingen en wordt er een indicatie gegeven van de prioriteiten voor de uitvoering ervan.

De aanbevelingen worden door de Raad aangenomen en aan het Europees Parlement en de nationale parlementen toegezonden.

Artikel 21

Follow-up en toezicht

  • 1. 
    Binnen twee maanden na de aanneming door de Commissie van het evaluatieverslag met aanbevelingen op grond van artikel 20, lid 4, of na de aanneming van de aanbevelingen van de Raad op grond van artikel 20, lid 5, dient de geëvalueerde lidstaat bij de Commissie en de Raad een actieplan in om alle aanbevelingen uit te voeren. De andere lidstaten worden verzocht hun opmerkingen over het actieplan kenbaar te maken.
  • 2. 
    Na raadpleging van het team dat de evaluatieactiviteit heeft uitgevoerd, verstrekt de Commissie de geëvalueerde lidstaat binnen één maand na de indiening van het actieplan een evaluatie over de toereikendheid ervan.

Indien de Commissie van oordeel is dat het actieplan niet toereikend is, dient de geëvalueerde lidstaat binnen één maand na ontvangst van de evaluatie een herzien actieplan in. De Commissie presenteert de evaluatie van het actieplan ook aan de Raad.

  • 3. 
    De geëvalueerde lidstaat brengt om de zes maanden na de datum van ontvangst van de evaluatie van het actieplan verslag uit aan de Commissie en de Raad over de uitvoering ervan, tot de Commissie van oordeel is dat het actieplan volledig is uitgevoerd. Afhankelijk van de aard van de tekortkomingen en de stand van uitvoering van de aanbevelingen kan de Commissie, in overleg met de geëvalueerde lidstaat, die de geëvalueerde lidstaat een andere verslagleggingsfrequentie voorschrijven.

Indien de geëvalueerde lidstaat niet geregeld verslag uitbrengt over de uitvoering van het actieplan, stelt de Commissie de Raad en het Europees Parlement ervan in kennis dat de geëvalueerde lidstaat zijn verplichtingen niet nakomt.

De Commissie kan controlebezoeken afleggen om toezicht te houden op de voortgang van de uitvoering van het actieplan.

Indien de Commissie van oordeel is dat het actieplan volledig is uitgevoerd, stelt zij de lidstaten in kennis van de afsluiting van het actieplan.

HOOFDSTUK IV

ERNSTIGE TEKORTKOMING EN SPECIFIEKE VORMEN VAN EVALUATIE

Artikel 22

Specifieke bepalingen indien in het evaluatieverslag melding wordt gemaakt van een ernstige tekortkoming

  • 1. 
    Aan het einde van de evaluatieactiviteit delen de hoofddeskundigen van de Commissie en van de lidstaten namens het team de geëvalueerde lidstaat schriftelijk mee dat er een ernstige tekortkoming is vastgesteld. De Raad wordt eveneens onverwijld in kennis gesteld.

De geëvalueerde lidstaat neemt onmiddellijk corrigerende maatregelen, waaronder, indien nodig, het mobiliseren van alle nodige operationele en financiële middelen. De geëvalueerde lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van de onmiddellijk genomen of geplande corrigerende maatregelen. Tegelijkertijd stelt de Commissie de relevante in artikel 7 bedoelde organen en instanties van de Unie in kennis van de ernstige tekortkoming zodat zij de geëvalueerde lidstaat eventueel kunnen ondersteunen.

  • 2. 
    Het overeenkomstig artikel 20, leden 1, 2 en 3, opgestelde evaluatieverslag omvat als prioriteit de bevindingen die tot de vaststelling van een ernstige tekortkoming hebben geleid. De titel en de conclusie van het evaluatieverslag vermelden duidelijk dat er sprake is van een ernstige tekortkoming of ernstige tekortkomingen. Het verslag gaat vergezeld van ontwerpaanbevelingen over, onder andere, onmiddellijke corrigerende maatregelen. De Commissie zendt het ontwerpevaluatieverslag binnen twee weken na het einde van de evaluatieactiviteit toe aan de geëvalueerde lidstaat.

De geëvalueerde lidstaat maakt zijn opmerkingen over het ontwerpevaluatieverslag binnen tien werkdagen na ontvangst kenbaar. Op verzoek van de geëvalueerde lidstaat wordt uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst van de opmerkingen van de geëvalueerde lidstaat een redactievergadering gehouden.

  • 3. 
    Indien er naar behoren gemotiveerde, dwingende redenen van urgentie zijn in verband met de ernstige tekortkoming, neemt de Commissie uiterlijk zes weken na het einde van de evaluatieactiviteit het evaluatieverslag aan door middel van een onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandeling volgens de in artikel 30, lid 3, bedoelde procedure. De Commissie zendt het evaluatieverslag toe aan het Europees Parlement.
  • 4. 
    In het licht van de bevindingen stelt het team aanbevelingen voor corrigerende maatregelen op om de in het evaluatieverslag genoemde ernstige tekortkoming te verhelpen.

Uiterlijk zes weken na de aanneming van het evaluatieverslag dient de Commissie bij de Raad het evaluatieverslag in, samen met een voorstel voor aanbevelingen voor corrigerende maatregelen om de tijdens de evaluatie vastgestelde ernstige tekortkoming te verhelpen en een indicatie van de prioriteiten voor de uitvoering ervan.

De Raad neemt de aanbevelingen binnen één maand na ontvangst van het voorstel aan.

De Raad doet de aanbevelingen toekomen aan het Europees Parlement en de nationale parlementen.

De Raad stelt passende termijnen vast voor de uitvoering van de aanbevelingen in verband met een ernstige tekortkoming en specificeert de frequentie waarmee de geëvalueerde lidstaat aan de Commissie en de Raad verslag dient uit te brengen over de uitvoering van zijn actieplan.

  • 5. 
    Indien bij een bezoek een ernstige tekortkoming aan licht komt die wordt beschouwd als een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid in het gebied zonder binnengrenstoezicht, of als een risico op systematische schending van de grondrechten, stelt de Commissie het Europees Parlement en de Raad daar onmiddellijk van in kennis.

De Raad bespreekt de aangelegenheid met spoed en streeft ernaar om, op basis van een voorstel van de Commissie, binnen twee weken na ontvangst van het voorstel, bij uitvoeringshandeling aanbevelingen aan te nemen met passende maatregelen om de gevolgen van de ernstige tekortkoming voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid in het gebied zonder binnengrenstoezicht, of de systematische schending van de grondrechten te verhelpen of te beperken. Het besluit van de Raad tot aanneming van de aanbevelingen laat artikel 29 van Verordening (EU) 2016/399 en artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1896 onverlet.

De Raad zendt de aanbevelingen toe aan het Europees Parlement.

  • 6. 
    De geëvalueerde lidstaat dient zijn actieplan binnen één maand na de aanneming van de aanbevelingen in bij de Commissie en de Raad. De andere lidstaten worden verzocht hun opmerkingen over het actieplan kenbaar te maken. De Commissie zendt het actieplan toe aan het Europees Parlement.

Na raadpleging van het team dat de evaluatieactiviteit heeft uitgevoerd, bezorgt de Commissie de geëvalueerde lidstaat binnen twee weken na de indiening van het actieplan een evaluatie over de toereikendheid ervan. Indien de Commissie van oordeel is dat het actieplan niet toereikend is, dient de geëvalueerde lidstaat binnen twee weken na ontvangst van de evaluatie een herzien actieplan in.

De Commissie legt haar evaluatie van het actieplan voor aan de Raad en zendt ze toe aan het Europees Parlement.

De geëvalueerde lidstaat brengt verslag uit aan de Commissie en de Raad over de uitvoering van zijn actieplan tot de Commissie van oordeel is dat het actieplan volledig is uitgevoerd.

  • 7. 
    Om na te gaan welke vooruitgang is geboekt bij de uitvoering van de aanbevelingen in verband met de ernstige tekortkoming, organiseert de Commissie uiterlijk één jaar na de datum van de evaluatieactiviteit een nieuw bezoek.

Het team stelt overeenkomstig artikel 20, lid 1, een verslag van het nieuwe bezoek op waarin de vooruitgang bij de uitvoering van de aanbevelingen van de Raad wordt beoordeeld en wordt geconcludeerd of de ernstige tekortkoming is verholpen.

De Commissie neemt bij uitvoeringshandeling een verslag aan van het nieuwe bezoek. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. De Commissie dient het verslag van het nieuwe bezoek in bij de Raad.

  • 8. 
    De Raad kan zich uitspreken over het verslag van het nieuwe bezoek en, waar passend, de Commissie verzoeken een voorstel in te dienen voor aanbevelingen voor corrigerende maatregelen om de in het verslag van het nieuwe bezoek genoemde aanhoudende ernstige tekortkoming te verhelpen. In dergelijke gevallen zijn de leden 6 en 7 van toepassing.
  • 9. 
    Wanneer de Commissie van oordeel is dat het actieplan kan worden afgesloten, organiseert zij een controlebezoek en stelt zij de Raad in kennis van het resultaat van dat bezoek. De Commissie stelt ook het Europees Parlement ervan in kennis dat het actieplan kan worden afgesloten.

Op basis van het voorstel van de Commissie stelt de Raad, rekening houdend met het resultaat van het controlebezoek, een uitvoeringsbesluit vast tot goedkeuring van de afsluiting van het actieplan.

Artikel 23

Specifieke bepalingen voor eerste evaluaties

  • 1. 
    In het licht van de bevindingen gaat het overeenkomstig artikel 20, leden 1 tot en met 4, opgestelde evaluatieverslag naar aanleiding van een eerste evaluatie vergezeld van ontwerpaanbevelingen voor corrigerende maatregelen.

De Commissie dient uiterlijk vier maanden na het einde van de evaluatieactiviteit bij de Raad een voorstel tot aanneming van de desbetreffende aanbevelingen in.

  • 2. 
    De Raad neemt aanbevelingen aan. De Raad kan termijnen vaststellen voor de uitvoering van specifieke aanbevelingen.

De Raad doet de aanbevelingen toekomen aan het Europees Parlement en de nationale parlementen.

  • 3. 
    De geëvalueerde lidstaat dient bij de Commissie en de Raad een actieplan in ter uitvoering van alle aanbevelingen.

Na raadpleging van het team dat de evaluatieactiviteit heeft uitgevoerd, verstrekt de Commissie de geëvalueerde lidstaat binnen één maand na de indiening van het actieplan een evaluatie over de toereikendheid ervan.

Indien de Commissie van oordeel is dat het actieplan niet toereikend is, dient de geëvalueerde lidstaat een herzien actieplan in.

De geëvalueerde lidstaat brengt om de zes maanden te rekenen van de datum van ontvangst van de evaluatie verslag uit aan de Commissie en de Raad over de uitvoering van het actieplan.

  • 4. 
    Indien in het evaluatieverslag wordt geconcludeerd dat de geëvalueerde lidstaat niet voldeed aan de voorwaarden voor de toepassing van het Schengenacquis, organiseert de Commissie één of meer nieuwe bezoeken.

Het team stelt overeenkomstig artikel 20, leden 1 tot en met 4, een verslag van het nieuwe bezoek op waarin de vooruitgang bij de uitvoering van de aanbevelingen van de Raad wordt beoordeeld.

De Commissie neemt bij uitvoeringshandeling het verslag van het nieuwe bezoek aan. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. De Commissie dient bij de Raad het verslag in van het nieuwe bezoek en, waar passend, een voorstel voor aanbevelingen van de Raad, één en ander ter aanneming door middel van een uitvoeringsbesluit.

  • 5. 
    Wanneer de Commissie van oordeel is dat het actieplan kan worden afgesloten, organiseert zij voor de afsluiting ervan een controlebezoek.

De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van de resultaten van het controlebezoek. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad ervan in kennis dat het actieplan kan worden afgesloten.

Op basis van het voorstel van de Commissie en rekening houdend met het resultaat van het controlebezoek stelt de Raad een uitvoeringsbesluit vast tot goedkeuring van de afsluiting van het actieplan.

  • 6. 
    Lidstaten ten aanzien waarvan een besluit van de Raad is vastgesteld volgens hetwelk de bepalingen van het Schengenacquis volledig moeten worden toegepast, worden overeenkomstig artikel 1, lid 2, punt a), uiterlijk één jaar na de datum van de volledige toepassing van het Schengenacquis in die lidstaat geëvalueerd. Het jaarlijkse evaluatieprogramma wordt daartoe bijgewerkt.

Artikel 24

Specifieke bepaling voor thematische evaluaties

Artikel 23, leden 1, 2 en 3, is van toepassing op thematische evaluaties.

Indien bij de thematische evaluatie een ernstige tekortkoming wordt vastgesteld, is artikel 22 van toepassing.

HOOFDSTUK V

SCHENGENGOVERNANCE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 25

Verslag aan het Europees Parlement en de Raad

De Commissie dient jaarlijks bij het Europees Parlement en de Raad een uitvoerig verslag in over de evaluaties die op grond van deze verordening tijdens het voorgaande jaar zijn verricht. Dat verslag wordt openbaar gemaakt.

Het in de eerste alinea bedoelde verslag bevat informatie over de in het voorgaande jaar verrichte evaluaties, over het functioneren van de pool van deskundigen, met inbegrip van de beschikbaarheid van deskundigen van de lidstaten, over de uit die evaluaties getrokken conclusies en over de stand van zaken betreffende de corrigerende maatregelen die de lidstaten hebben genomen. In dat verslag worden, op basis van de resultaten van de op grond van deze verordening uitgevoerde evaluatie- en toezichtactiviteiten, gemeenschappelijke kwesties in kaart gebracht en beste praktijken en innovatieve oplossingen uitgewisseld, één en ander teneinde de uitvoering van het Schengenacquis te verbeteren. In het verslag wordt rekening gehouden met synergieën met andere toezichtinstrumenten en -mechanismen om het bewustzijn over de werking van het gebied zonder binnengrenstoezicht te vergroten.

De Commissie dient het in de eerste alinea bedoelde verslag onverwijld in bij de nationale parlementen. De Raad bespreekt het verslag, rekening houdend met de bijdrage van de evaluaties aan de werking van het gebied zonder binnengrenstoezicht.

De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad ten minste tweemaal per jaar in kennis van de stand van zaken betreffende de uitvoering van de door de lidstaten opgestelde actieplannen. De Commissie verstrekt met name informatie over haar evaluaties inzake de toereikendheid van actieplannen en over de resultaten van nieuwe bezoeken en controlebezoeken, alsook haar opmerkingen indien zij van oordeel is dat er een aanzienlijk gebrek aan vooruitgang is geweest bij de uitvoering van een actieplan.

Artikel 26

Gids voor de Schengenevaluatie

De Commissie stelt in nauwe samenwerking met de lidstaten richtsnoeren in verband met de onderstaande punten op en werkt die richtsnoeren indien nodig bij:

 

a)

de verantwoordelijkheden op het gebied van opleidingen van deskundigen, vertegenwoordigers van de Commissie en waarnemers;

 

b)

de voorbereidende activiteiten voor evaluaties;

 

c)

het afleggen van bezoeken, waaronder onaangekondigde bezoeken;

 

d)

het uitvoeren van evaluatie- en toezichtactiviteiten, onder meer door middel van vragenlijsten of, bij wijze van uitzondering, door middel van andere methoden op afstand;

 

e)

het opstellen van documentatie- en digitaal materiaal en opname daarvan in de evaluatieverslagen;

 

f)

de vervolgprocedure, met name wat betreft nieuwe bezoeken en controlebezoeken;

 

g)

synergieën met andere evaluatie- en toezichtactiviteiten;

 

h)

logistieke en financiële kwesties in verband met de organisatie van evaluatie- en toezichtactiviteiten;

 

i)

de controle van de activiteiten van de organen en instanties van de Unie, voor zover zij namens de lidstaten taken vervullen ter ondersteuning van de operationele toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis.

Artikel 27

Toetsing

Binnen zes maanden nadat alle verslagen over de evaluaties in het kader van het overeenkomstig deze verordening aangenomen eerste meerjarige evaluatieprogramma zijn aangenomen, evalueert de Commissie de toepassing van deze verordening en dient zij bij de Raad een verslag in. Die evaluatie betreft alle onderdelen van deze verordening, ook het functioneren van de procedures voor het vaststellen van handelingen uit hoofde van het evaluatiemechanisme. De Commissie dient het verslag onverwijld in bij het Europees Parlement.

Artikel 28

Gevoelige informatie

  • 1. 
    De teamleden, waarnemers en stagiair-deskundigen beschouwen alle informatie die zij bij het verrichten van hun taken verkrijgen als vertrouwelijk.
  • 2. 
    De verslagen worden overeenkomstig Besluit (EU, Euratom) 2015/443 als “gevoelige niet-gerubriceerde informatie” aangemerkt. Zij moeten worden gerubriceerd als “RESTREINT UE/EU RESTRCITED” in de zin van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 indien een dergelijke indeling vereist is op grond van artikel 5, lid 3, van dat besluit of naar aanleiding van een gemotiveerd verzoek van de geëvalueerde lidstaat.

Na overleg met de betrokken lidstaat besluit de Commissie welk deel van het evaluatieverslag openbaar mag worden gemaakt.

  • 3. 
    De doorgifte en behandeling van gerubriceerde gegevens en documenten met het oog op de toepassing van deze verordening geschiedt in overeenstemming met de toepasselijke beveiligingsvoorschriften. Die voorschriften vormen geen beletsel voor het beschikbaar stellen van informatie aan het Europees Parlement en aan de in artikel 7 bedoelde bevoegde organen en instanties van de Unie.

Artikel 29

Voorwaarden voor de deelname van Ierland

  • 1. 
    Deskundigen uit Ierland nemen alleen deel aan de evaluatie van het deel van het Schengenacquis waaraan Ierland mag deelnemen.
  • 2. 
    De evaluaties hebben uitsluitend betrekking op de doeltreffende en efficiënte toepassing door Ierland van het deel van het Schengenacquis ten aanzien waarvan het is gemachtigd om deel te nemen.
  • 3. 
    Ierland neemt alleen deel aan de aanneming van de aanbevelingen van de Raad met betrekking tot het deel van het Schengenacquis ten aanzien waarvan het is gemachtigd deel te nemen.

Artikel 30

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

  • 3. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 van die verordening, van toepassing.

Artikel 31

Overgangsbepalingen

  • 1. 
    Het eerste meerjarige evaluatieprogramma en het eerste jaarlijkse evaluatieprogramma in het kader van deze verordening worden uiterlijk op 1 december 2022 opgesteld en gaan in op 1 februari 2023.

Het eerste meerjarige evaluatieprogramma in het kader van deze verordening houdt rekening met de evaluaties die reeds zijn uitgevoerd in het kader van het uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1053/2013 aangenomen tweede meerjarige programma en wordt opgesteld als vervolg daarvan.

  • 2. 
    De uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1053/2013 aangenomen standaardvragenlijst wordt gebruikt totdat de in artikel 14 van deze verordening bedoelde standaardvragenlijst is opgesteld.
  • 3. 
    Voor evaluaties die vóór 1 februari 2023 worden uitgevoerd, worden de evaluatieverslagen en de aanbevelingen aangenomen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1053/2013. De follow-up- en toezichtactiviteiten met betrekking tot dergelijke evaluaties, waaronder als eerste de indiening van de actieplannen, worden overeenkomstig deze verordening uitgevoerd.

Artikel 32

Intrekking

Verordening (EU) nr. 1053/2013 wordt ingetrokken met ingang van 1 oktober 2022, met uitzondering van de bepalingen inzake de aanneming van de evaluatieverslagen en aanbevelingen, die van toepassing zijn totdat de in artikel 31, lid 3, van deze verordening bedoelde evaluatieverslagen en aanbevelingen zijn aangenomen.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 33

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 oktober 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Luxemburg, 9 juni 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

É. DUPOND-MORETTI

 

  • (1) 
    Advies van 7 april 2022 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
  • (2) 
    Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en houdende intrekking van het Besluit van 16 september 1998 tot oprichting van de Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 27).
  • (3) 
    Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EU) 2018/1726 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1077/2011 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 99).
  • (5) 
    Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).
  • (6) 
    Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1).
  • (7) 
    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
  • (8) 
    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • (9) 
    Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).
  • Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
  • Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
  • Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
  • Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengen-acquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
  • Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
  • Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
  • Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
 

BIJLAGE

Concordantietabel

 

Verordening (EU) nr. 1053/2013

Deze verordening

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 15, lid 2

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 4, lid 1

Artikel 1, lid 3

Artikel 4, leden 2 en 3

Artikel 6

Artikel 8

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 5

Artikel 12

Artikel 6

Artikel 13

Artikel 9

Artikel 14

Artikel 12

Artikel 15, lid 1

Artikel 12

Artikel 16

Artikel 17

Artikelen 10 en 11

Artikel 18

Artikel 13

Artikel 19

Artikelen 14 en 15

Artikel 20

Artikel 16

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 20

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 22

Artikel 27

Artikel 19

Artikel 17

Artikel 28

Artikel 18

Artikel 29

Artikel 21

Artikel 30

Artikel 23

Artikel 31

Artikel 23

Artikel 32

Artikel 24

Artikel 33

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.