Verordening 2022/2192 - Specifieke bepalingen voor de samenwerkingsprogramma’s voor de periode 2014-2020 die worden ondersteund door het Europees nabuurschapsinstrument in het kader van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking”, naar aanleiding van de verstoring van de programma-uitvoering

1.

Wettekst

11.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 292/1

 

VERORDENING (EU) 2022/2192 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 9 november 2022

tot vaststelling van specifieke bepalingen voor de samenwerkingsprogramma’s voor de periode 2014-2020 die worden ondersteund door het Europees nabuurschapsinstrument in het kader van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking”, naar aanleiding van de verstoring van de programma-uitvoering

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 178, artikel 209, lid 1, en artikel 212, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van de wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In zijn conclusies van 24 februari 2022 veroordeelde de Europese Raad Ruslands niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie tegen Oekraïne en de betrokkenheid van Belarus bij die agressie. Als gevolg van de agressie heeft de Commissie de financieringsovereenkomsten opgeschort voor samenwerkingsprogramma’s tussen de Unie en Rusland respectievelijk Belarus en, in voorkomend geval, de lidstaat waar de beheersautoriteit van het betrokken programma gevestigd is. Sedert het begin van Ruslands militaire agressie tegen Oekraïne heeft de Unie Rusland en Belarus een reeks nieuwe sancties opgelegd.

 

(2)

De Russische militaire agressie heeft de uitvoering verstoord van dertien door het bij Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2) vastgestelde Europees nabuurschapsinstrument (ENI) ondersteunde programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking tussen negen lidstaten waar een beheersautoriteit van een programma is gevestigd en Oekraïne, de Republiek Moldavië, Rusland en Belarus.

 

(3)

Het frauduleuze karakter van de presidentsverkiezingen van augustus 2020 in Belarus en het gewelddadig neerslaan van vreedzame protesten hebben reeds geleid tot een herijking van de bijstand van de Unie aan Belarus naar aanleiding van de conclusies van de Raad van 12 oktober 2020.

 

(4)

Als gevolg van Ruslands militaire agressie tegen Oekraïne worden de Unie en haar oostelijke regio’s in het bijzonder, alsmede de westelijke delen van Oekraïne en de Republiek Moldavië geconfronteerd met een omvangrijke instroom van ontheemde personen. Deze instroom vormt een extra uitdaging voor de lidstaten en andere aan Oekraïne grenzende landen, die zich verder zou kunnen verspreiden naar andere lidstaten, en dat op een moment waarop hun economieën nog steeds herstellen van de gevolgen van de COVID-19-pandemie.

 

(5)

Bovendien zijn twee door het ENI en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) ondersteunde programma’s voor transnationale samenwerking, uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3), namelijk het Interreg-programma voor het Oostzeegebied, waaraan Rusland deelneemt, en het transnationaal programma voor de Donau, waaraan Oekraïne en de Republiek Moldavië deelnemen, aanzienlijk verstoord door Ruslands militaire agressie tegen Oekraïne of, wat de Republiek Moldavië betreft, door de toestroom van ontheemde personen uit Oekraïne als rechtstreeks gevolg van die agressie.

 

(6)

Sinds de kennisgevingen van de opschorting van de financieringsovereenkomsten voor programma’s voor samenwerking met Rusland en Belarus is de uitvoering van de programma’s en projecten met die landen volledig opgeschort. Het is noodzakelijk specifieke regels vast te stellen voor de verdere uitvoering van de door het ENI en het EFRO ondersteunde samenwerkingsprogramma’s, ook in geval van beëindiging van de respectieve financieringsovereenkomst.

 

(7)

De uitvoering van door het ENI ondersteunde samenwerkingsprogramma’s is geregeld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014 van de Commissie (4). Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014 kan echter niet dienovereenkomstig worden gewijzigd, omdat de rechtsgrondslag daarvan, Verordening (EU) nr. 232/2014, sinds 31 december 2020 niet meer van kracht is. Daarom moeten in een afzonderlijk rechtsinstrument specifieke bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de verdere uitvoering van de betrokken samenwerkingsprogramma’s.

 

(8)

De financieringsovereenkomsten voor programma’s voor samenwerking met Oekraïne en de Republiek Moldavië zijn niet opgeschort. De uitvoering van die programma’s wordt echter aanzienlijk beïnvloed door Ruslands niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie tegen Oekraïne en een omvangrijke stroom ontheemde personen uit Oekraïne naar de Republiek Moldavië. Om de uitdagingen voor programmapartners, programma-autoriteiten en projectpartners aan te pakken, moeten specifieke regels worden vastgesteld voor de verdere uitvoering van de betrokken samenwerkingsprogramma’s.

 

(9)

Om de druk op de overheidsbegrotingen te verlichten die voortvloeit uit de noodzaak om te reageren op Ruslands niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie tegen Oekraïne en een omvangrijke stroom ontheemde personen uit Oekraïne, mag de in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014 vastgestelde medefinancieringsregel niet van toepassing zijn op de bijdrage van de Unie.

 

(10)

Voor de wijziging van het medefinancieringspercentage mag alleen een kennisgeving van herziene financiële tabellen aan de Commissie en andere procedurele regelingen worden verlangd. Het is nodig dat de regels inzake aanpassingen en herzieningen van de programma’s worden vereenvoudigd voor de programma’s die rechtstreeks zijn getroffen door de militaire agressie tegen Oekraïne of een omvangrijke stroom ontheemde personen uit Oekraïne. Alle potentiële belangrijke aanpassingen, onder meer van de streefwaarden van de indicatoren, moeten kunnen worden aangebracht in het kader van een latere programma- aanpassing na het einde van het boekjaar.

 

(11)

Uitgaven voor projecten die de migratieproblemen als gevolg van Ruslands militaire agressie tegen Oekraïne aanpakken, moeten voor financiering in aanmerking komen vanaf de begindatum van die agressie op 24 februari 2022.

 

(12)

Hoewel het beheer van reeds door het gezamenlijk comité van toezicht geselecteerde projecten onder de verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit valt, moeten in het kader van sommige programma’s bepaalde projectwijzigingen door het gezamenlijk comité van toezicht worden goedgekeurd. Om de noodzakelijke wijzigingen te versnellen, moet daarom worden bepaald dat de verantwoordelijkheid voor het wijzigen, overeenkomstig het nationale recht van de beheersautoriteit, van de documenten waarin de voorwaarden zijn vastgesteld voor steun aan projecten die worden getroffen door een verstoring van de programma-uitvoering, uitsluitend bij de desbetreffende beheersautoriteit ligt, zonder voorafgaande goedkeuring van het gezamenlijk comité van toezicht. Dergelijke wijzigingen moeten onder meer betrekking kunnen hebben op de vervanging van de hoofdbegunstigde of op eventuele wijzigingen van het financieringsplan of de uitvoeringstermijnen. Wat nieuwe projecten betreft, moet de beheersautoriteit uitdrukkelijk worden toegestaan om na 31 december 2022 andere contracten te ondertekenen dan contracten voor grote infrastructuurprojecten. Alle projectactiviteiten die door het programma worden gefinancierd, moeten echter uiterlijk op 31 december 2023 eindigen.

 

(13)

De Russische militaire agressie tegen Oekraïne heeft geleid tot een inflatie die hoger is dan verwacht en tot een onverwachte stijging van de leverings- en bouwprijzen, die samen van invloed zijn op de uitvoering van grote infrastructuurprojecten in het kader van de betrokken programma’s. Om die situatie te verhelpen, moet worden toegestaan dat het aandeel van de bijdrage van de Unie aan dergelijke projecten het in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014 vastgestelde maximum overschrijdt, namelijk 30 % bij de afsluiting van het programma, op voorwaarde dat de overschrijding alleen te wijten is aan een onverwachte stijging van de leverings- en bouwprijzen.

 

(14)

De door de beheersautoriteit verrichte verificaties bestaan uit administratieve verificaties en projectverificaties ter plaatse. Door de verstoring van de programma-uitvoering is het wellicht niet langer mogelijk om projectverificaties ter plaatse uit te voeren in Oekraïne. Daarom moet de mogelijkheid worden geboden om alleen administratieve verificaties te verrichten. Wanneer een infrastructuuronderdeel van een project is vernietigd voordat verificaties konden worden uitgevoerd, moet het verder voor de begunstigde mogelijk zijn de desbetreffende uitgaven met het oog op de goedkeuring van de rekeningen te declareren aan de hand van een verklaring op erewoord van de begunstigde waarin wordt verklaard dat het project vóór de vernietiging ervan overeenkwam met de inhoud van facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht.

 

(15)

Op grond van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014 kunnen projecten een financiële bijdrage ontvangen als zij aan een reeks gedetailleerde voorwaarden voldoen. Als gevolg van een verstoring van de programma-uitvoering is het mogelijk dat aan een of meer van deze voorwaarden, met name dat het project duidelijke gevolgen voor grensoverschrijdende of transnationale samenwerking heeft, niet is voldaan aan het begin van de verstoring of aan de afsluiting van een bepaald project. Verder is het mogelijk dat de basisvoorwaarde dat begunstigden uit ten minste één van de deelnemende lidstaten en ten minste één van de deelnemende partnerlanden bij het desbetreffende project worden betrokken, niet langer wordt nageleefd. Daarom moet worden bepaald of uitgaven niettemin voor financiering in aanmerking kunnen komen hoewel sommige financieringsvoorwaarden mogelijk niet langer vervuld zijn als gevolg van een verstoring van de programma-uitvoering.

 

(16)

Als gevolg van een verstoring van de programma-uitvoering zullen veel projecten de facto geen partner uit een partnerland hebben. Om de begunstigden in de lidstaten in staat te stellen hun activiteiten af te ronden, is het passend bij wijze van uitzondering af te wijken van de verplichting dat alle projecten ten minste één begunstigde uit een partnerland hebben en dat alle activiteiten daadwerkelijke grensoverschrijdende of transnationale gevolgen en voordelen hebben.

 

(17)

De verplichtingen van een hoofdbegunstigde hebben betrekking op alle activiteiten die verband houden met de uitvoering van het project. Als gevolg van een verstoring van de uitvoering van het project zijn hoofdbegunstigden mogelijk belet hun verplichtingen ten aanzien van een partnerland na te komen. De verplichtingen van de hoofdbegunstigde moeten daarom worden aangepast en, waar nodig, worden beperkt tot de uitvoering van projecten ten aanzien van de lidstaten. Hoofdbegunstigden moeten ook de mogelijkheid krijgen de schriftelijke overeenkomst met de andere projectpartners te wijzigen en bepaalde activiteiten of de deelname van bepaalde partners op te schorten. Ten slotte moet de verplichting voor hoofdbegunstigden om de van de beheersautoriteit ontvangen betalingen aan andere partners over te dragen, worden opgeheven of ten minste worden aangepast.

 

(18)

Om ervoor te zorgen dat de getroffen programma’s de uitzonderlijke omstandigheden aanpakken, is het nodig toe te laten dat projecten die de migratieproblemen aanpakken in uitzonderlijke en naar behoren gestaafde gevallen zonder voorafgaande oproep tot het indienen van voorstellen kunnen worden geselecteerd.

 

(19)

Na de opschorting van de financieringsovereenkomsten met partnerlanden werden betalingen in verband met de Russische of Belarussische deelname opgeschort. Bovendien belemmeren de buitengewone maatregelen van de Nationale Bank in Oekraïne en de veiligheidssituatie als gevolg van Ruslands militaire agressie tegen Oekraïne de overdracht van geld naar het buitenland. Daarom moet de beheersautoriteit worden toegestaan rechtstreekse betalingen van de subsidies uit te voeren aan projectbegunstigden in de lidstaten en in partnerlanden waarvan de financieringsovereenkomsten niet zijn opgeschort.

 

(20)

Samenwerkingsprogramma’s die worden ondersteund door het ENI moeten de methode bevatten voor de omrekening van uitgaven in een andere valuta dan de euro. Die methode moet gedurende de gehele looptijd van het programma worden toegepast. Als gevolg van de financiële en economische gevolgen van Ruslands militaire agressie tegen Oekraïne zijn er onverwachte koersschommelingen. Daarom moet worden voorzien in de mogelijkheid om die methode te wijzigen.

 

(21)

Als gevolg van een verstoring van de programma-uitvoering kunnen de beheersautoriteiten mogelijk geen bankoverschrijvingen van bepaalde partnerlanden ontvangen, waardoor zij geen schulden kunnen terugvorderen van projectbegunstigden die in dergelijke landen zijn gevestigd. In het geval van een partnerland dat een deel van zijn nationale bijdrage aan de beheersautoriteit heeft overgemaakt, moeten die bedragen worden gebruikt om dergelijke schulden te verrekenen. In het geval van andere partnerlanden moeten invorderingsopdrachten met betrekking tot oninbare schulden door de Commissie worden kwijtgescholden of afgehandeld.

 

(22)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1299/2013 moeten de toepasselijke programma-uitvoeringsvoorwaarden met betrekking tot financieel beheer alsook met betrekking tot programmering, toezicht, evaluatie en controle betreffende de deelneming van derde landen, door middel van een bijdrage van middelen uit het ENI aan transnationale samenwerkingsprogramma’s, worden vastgesteld in het relevante samenwerkingsprogramma alsook, indien nodig, in de financieringsovereenkomst tussen de Commissie, de regeringen van het betrokken derde land en de lidstaat waar de beheersautoriteit van het relevante samenwerkingsprogramma gevestigd is. Hoewel de toepasselijke programma-uitvoeringsvoorwaarden voor die aspecten zouden kunnen worden aangepast middels een aanpassing van het samenwerkingsprogramma, moet worden voorzien in een aantal afwijkingen van sommige bepalingen van Verordening (EU) nr. 1299/2013, zodat de bepalingen die voor de samenwerkingsprogramma’s die worden ondersteund door het ENI zijn vastgesteld, ook kunnen worden toegepast op het Interreg-programma voor het Oostzeegebied en het transnationaal programma voor de Donau.

 

(23)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de vaststelling van specifieke bepalingen betreffende de uitvoering van de samenwerkingsprogramma’s die door Ruslands agressie tegen Oekraïne zijn getroffen, niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het overwogen optreden beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel (VEU), maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(24)

De in het kader van deze verordening verstrekte financiering moet in overeenstemming zijn met de voorwaarden en procedures van de krachtens artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

 

(25)

Aangezien de migratieproblemen als gevolg van Ruslands militaire agressie tegen Oekraïne, evenals de voortdurende crisis van de volksgezondheid vanwege de COVID-19-pandemie dringend moeten worden aangepakt, wordt het passend geacht gebruik te maken van de uitzondering op de periode van acht weken als bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, dat is gehecht aan het VEU, het VWEU en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

 

(26)

Om de lidstaten in staat te stellen hun programma’s tijdig aan te passen zodat zij voor het boekjaar 2021/2022 van de mogelijkheid van een bijdrage van de Unie zonder medefinanciering kunnen gebruikmaken, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze verordening stelt specifieke bepalingen vast voor dertien bij Verordening (EU) nr. 232/2014 geregelde programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking en voor twee bij Verordening (EU) nr. 1299/2013 geregelde programma’s voor transnationale samenwerking die in de bijlage bij deze verordening zijn vermeld, in verband met de verstoring van de programma-uitvoering als gevolg van Ruslands militaire agressie tegen Oekraïne en de betrokkenheid van Belarus bij die agressie.
  • 2. 
    De artikelen 3 tot en met 14 van deze verordening zijn van toepassing op de bij Verordening (EU) nr. 232/2014 geregelde programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking die zijn opgenomen in deel 1 van de bijlage bij deze verordening.
  • 3. 
    Artikel 15 van deze verordening is van toepassing op de bij Verordening (EU) nr. 1299/2013 geregelde programma’s voor transnationale samenwerking die zijn opgenomen in deel 2 van de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Definities

  • 1. 
    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
 

1)

“partnerland”: elk van de derde landen die deelnemen aan een in de bijlage vermeld samenwerkingsprogramma;

 

2)

“verstoring van de programma-uitvoering”: problemen ten aanzien van de uitvoering van programma’s als gevolg van een van de volgende situaties of een combinatie van beide:

 

a)

de gedeeltelijke of volledige opschorting of de beëindiging van een financieringsovereenkomst die is gesloten met een partnerland, als gevolg van krachtens artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen;

 

b)

een militaire agressie tegen een partnerland of omvangrijke stromen ontheemde personen naar een partnerland;

  • 2. 
    Voor de toepassing van de artikelen 3 tot en met 14 van deze verordening gelden ook de definities van artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014.

Artikel 3

Medefinanciering

In de in artikel 2, lid 1, punt 2), punt b), bedoelde situatie is geen medefinanciering van de bijdrage van de Unie door de lidstaten of partnerlanden vereist voor gedane en betaalde uitgaven die zijn opgenomen in de jaarrekeningen voor de boekjaren die respectievelijk beginnen op 1 juli 2021, 1 juli 2022 en 1 juli 2023.

Artikel 4

Programmering

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 3 is geen besluit van de Commissie tot goedkeuring van een programma-aanpassing vereist. De beheersautoriteit stelt de Commissie in kennis van de herziene financiële tabellen vóór de indiening van de jaarrekeningen voor het boekjaar 2021/2022 na voorafgaande goedkeuring van het gezamenlijk comité van toezicht.
  • 2. 
    Aanpassingen aan het programma die bestaan uit cumulatieve wijzigingen die niet meer bedragen dan 30 % van de initieel toegewezen bijdrage van de Unie voor elke thematische doelstelling of voor technische bijstand waarbij een overdracht tussen thematische doelstellingen of van technische bijstand naar thematische doelstellingen plaatsvindt of een overdracht van thematische doelstellingen naar technische bijstand, worden als niet-substantieel beschouwd en mogen derhalve rechtstreeks door de beheersautoriteit worden aangebracht, na voorafgaande goedkeuring van het gezamenlijk comité van toezicht. Voor dergelijke aanpassingen is geen besluit van de Commissie vereist.
  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde cumulatieve wijzigingen behoeven geen verdere rechtvaardiging dan een beroep op een verstoring van de programma-uitvoering en weerspiegelen, indien mogelijk, de verwachte gevolgen van de wijzigingen aan het programma weerspiegelen.

Artikel 5

Subsidiabiliteit van uitgaven voor projecten die de migratieproblemen aanpakken

Uitgaven voor projecten die de migratieproblemen als gevolg van een verstoring van de programma-uitvoering aanpakken, komen voor financiering in aanmerking vanaf 24 februari 2022.

Artikel 6

Projecten

  • 1. 
    Na het begin van een verstoring van de programma-uitvoering kan de beheersautoriteit de documenten waarin de voorwaarden zijn vastgesteld voor steun aan projecten die door die verstoring worden getroffen, wijzigen overeenkomstig het nationale recht van de beheersautoriteit en zonder voorafgaande goedkeuring van het gezamenlijk comité van toezicht.

Die wijzigingen kunnen ook betrekking hebben op de vervanging van de hoofdbegunstigde en op wijzigingen van het financieringsplan of van de uitvoeringstermijnen.

  • 2. 
    De beheersautoriteit kan na 31 december 2022 andere contracten dan contracten voor grote infrastructuurprojecten ondertekenen, mits alle door het programma gefinancierde projectactiviteiten uiterlijk op 31 december 2023 aflopen.
  • 3. 
    Het aandeel van de bijdrage van de Unie dat aan grote infrastructuurprojecten wordt toegewezen, mag bij de afsluiting van het programma meer dan 30 % bedragen, mits deze overschrijding enkel te wijten is aan een onverwachte stijging van de leverings- en bouwprijzen ten gevolge van een inflatie die hoger is dan verwacht.

Artikel 7

Werking van de beheersautoriteit

  • 1. 
    Verificaties door de beheersautoriteit mogen worden beperkt tot administratieve verificaties wanneer projectverificaties ter plaatse niet mogelijk zijn. Wanneer geen verificaties kunnen worden verricht, worden de desbetreffende uitgaven niet gedeclareerd met het oog op de goedkeuring van de rekeningen.
  • 2. 
    Wanneer een infrastructuuronderdeel van een project is vernietigd voordat verificaties konden worden uitgevoerd, mogen, niettegenstaande lid 1, de desbetreffende uitgaven echter worden gedeclareerd met het oog op de goedkeuring van de rekeningen aan de hand van een verklaring op erewoord van de begunstigde, waarin wordt verklaard dat het project vóór de vernietiging ervan overeenkwam met de inhoud van facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht.

Artikel 8

Gevolgen van projecten voor grensoverschrijdende samenwerking

  • 1. 
    In het kader van de uitvoering van projecten die door een verstoring van de programma-uitvoering worden getroffen, worden de gevolgen en voordelen van de projecten voor grensoverschrijdende samenwerking in drie fasen beoordeeld:
 

a)

een eerste fase tot en met de datum waarop de verstoring van de programma-uitvoering begon;

 

b)

een tweede fase vanaf de in punt a) bedoelde datum;

 

c)

een derde fase nadat de verstoring van de programma-uitvoering is geëindigd.

Wat de eerste en de derde fase betreft, worden voor die beoordeling de indicatoren en bijbehorende streefwaarden gebruikt die zijn behaald door de begunstigden in de lidstaten en in de partnerlanden, op voorwaarde dat de begunstigden in de partnerlanden de relevante informatie aan de beheersautoriteit hebben kunnen verstrekken.

Wat de tweede fase betreft, worden voor die beoordeling de indicatoren en bijbehorende streefwaarden gebruikt die zijn behaald door de begunstigden in de lidstaten en in de partnerlanden waarvan de financieringsovereenkomsten niet zijn opgeschort en die zich niet in een situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 2), b), bevinden.

  • 2. 
    De subsidiabiliteit van de uitgaven voor projecten wordt beoordeeld overeenkomstig lid 1 wat de gevolgen en voordelen van het project voor grensoverschrijdende samenwerking betreft.
  • 3. 
    In de in artikel 2, lid 1, punt 2), b), bedoelde situatie mogen projecten met een infrastructuuronderdeel in een partnerland niet worden verplicht de bijdrage van de Unie terug te betalen wanneer het niet mogelijk is om te voldoen aan de verplichting dat er binnen vijf jaar na de afsluiting van het project of binnen de in de staatssteunregels vastgestelde termijn geen substantiële wijzigingen worden aangebracht.

Artikel 9

Deelname in projecten

  • 1. 
    Vanaf de datum waarop de verstoring van de programma-uitvoering is begonnen, kunnen lopende projecten worden voortgezet, zelfs wanneer geen van de begunstigden van een partnerland dat zich in een situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 2), a) of b), bevindt, kan deelnemen.
  • 2. 
    Vanaf de datum waarop de verstoring van de programma-uitvoering is begonnen, kan het gezamenlijk comité van toezicht nieuwe projecten selecteren, zelfs wanneer geen enkele begunstigde van een partnerland dat zich in een situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 2), a) of b), bevindt, kan deelnemen op het moment van de selectie.
  • 3. 
    Vanaf de datum waarop de verstoring van de programma-uitvoering is geëindigd, kan de beheersautoriteit zonder voorafgaande goedkeuring van het gezamenlijk comité van toezicht het document waarin de voorwaarden voor steun aan projecten zijn vastgesteld, wijzigen zodat dit betrekking heeft op in de projectaanvraag opgenomen begunstigden van een partnerland.

Artikel 10

Verplichtingen van de hoofdbegunstigden

  • 1. 
    Na het begin van een verstoring van de programma-uitvoering en zolang een dergelijke verstoring voortduurt, is de hoofdbegunstigde in een lidstaat niet gehouden om:
 

a)

de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de niet-uitvoering van het door de verstoring getroffen deel van het project;

 

b)

ervoor te zorgen dat de uitgaven die door de door de verstoring getroffen begunstigden worden gedeclareerd, zijn gedaan voor de uitvoering van het project en overeenstemmen met de activiteiten die in het contract zijn bepaald en waarover alle begunstigden het eens waren;

 

c)

na te gaan of de uitgaven die zijn ingediend door de door de verstoring getroffen begunstigden door een accountant of een bevoegde ambtenaar zijn onderzocht.

  • 2. 
    Na het begin van een verstoring van de programma-uitvoering heeft de hoofdbegunstigde in een lidstaat het recht om de partnerschapsovereenkomst met de andere begunstigden eenzijdig te wijzigen en aan te passen.

Dat recht houdt de mogelijkheid in om de activiteiten van een begunstigde uit een partnerland geheel of gedeeltelijk op te schorten zolang de verstoring van de programma-uitvoering voortduurt.

  • 3. 
    De hoofdbegunstigde in een lidstaat kan de beheersautoriteit voorstellen de nodige wijzigingen in het project aan te brengen, met inbegrip van de herverdeling van de projectactiviteiten onder de resterende begunstigden.
  • 4. 
    Na het begin van een verstoring van de programma-uitvoering kan de hoofdbegunstigde in een lidstaat de beheersautoriteit verzoeken de financiële bijdrage voor de uitvoering van projectactiviteiten geheel of gedeeltelijk niet te ontvangen.

De hoofdbegunstigde in een lidstaat mag niet worden verplicht ervoor te zorgen dat de begunstigden in de partnerlanden het totale bedrag van de subsidie zo snel mogelijk en volledig ontvangen.

  • 5. 
    In de in artikel 2, lid 1, punt 2), b), bedoelde situatie kunnen de hoofdbegunstigde in een lidstaat en de beheersautoriteit, in overleg met de auditautoriteit, een betalingsverzoek verifiëren en aanvaarden zonder voorafgaande verificatie door een accountant of een bevoegde ambtenaar van de uitgaven die door een in een partnerland gevestigde begunstigde zijn gedeclareerd.
  • 6. 
    De leden 1 tot en met 5 van dit artikel zijn ook van toepassing op hoofdbegunstigden in een partnerland dat zich niet in de in artikel 2, lid 1, punt 2), a), bedoelde situatie bevindt.

Bovendien kan een dergelijke hoofdbegunstigde voor de duur van de verstoring van de programma-uitvoering de beheersautoriteit ook verzoeken een andere begunstigde als hoofdbegunstigde aan te wijzen en rechtstreekse betalingen te verrichten aan andere begunstigden van het desbetreffende project.

Artikel 11

Rechtstreekse gunning

Na het begin van een verstoring van de programma-uitvoering en voor de duur van de verstoring kunnen projecten die migratieproblemen als gevolg van militaire agressie tegen een deelnemend land aanpakken, in uitzonderlijke en naar behoren gestaafde gevallen zonder voorafgaande oproep tot het indienen van voorstellen door het gezamenlijk comité van toezicht worden geselecteerd.

Artikel 12

Betalingen

Na het begin van een verstoring van de programma-uitvoering en onverminderd artikel 6, lid 1, kan de beheersautoriteit een financiële bijdrage voor de uitvoering van de projectactiviteiten rechtstreeks overdragen aan andere projectbegunstigden dan de hoofdbegunstigde.

Artikel 13

Gebruik van de euro

De in het programma gekozen methode voor de omrekening in euro van in een andere valuta dan de euro gedane uitgaven kan met terugwerkende kracht worden gewijzigd vanaf de aanvangsdatum van een verstoring van de programma-uitvoering, op basis van de maandelijkse boekhoudkundige wisselkoers van de Commissie van een van de volgende maanden:

 

a)

de maand waarin de uitgave werd gedaan;

 

b)

de maand waarin de uitgave voor controle werd voorgelegd aan een accountant of een bevoegde ambtenaar;

 

c)

de maand waarin de uitgave werd gemeld bij de hoofdbegunstigde.

Artikel 14

Financiële verantwoordelijkheden, terugvorderingen en terugbetaling aan de beheersautoriteit

  • 1. 
    Na het begin van een verstoring van de programma-uitvoering en voor de duur van de verstoring wordt de beheersautoriteit verplicht alle stappen te volgen die nodig zijn voor de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen van begunstigden in partnerlanden of van hoofdbegunstigden in lidstaten of partnerlanden overeenkomstig de in de leden 2 tot en met 5 vastgestelde procedure.
  • 2. 
    De beheersautoriteit kan besluiten onverschuldigd betaalde bedragen rechtstreeks van een begunstigde in een lidstaat terug te vorderen zonder voorafgaande terugvordering via de hoofdbegunstigde in een partnerland.
  • 3. 
    De beheersautoriteit stelt terugvorderingsbrieven op en verzendt deze om onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen.

In het geval van een negatief antwoord of bij het uitblijven van een antwoord van begunstigden in partnerlanden of van het partnerland waar de begunstigde is gevestigd, wordt de beheersautoriteit echter niet verplicht een administratieve procedure in te leiden of stappen te ondernemen voor terugvordering bij een partnerland, noch een beroepsprocedure in het betrokken partnerland in te stellen.

De beheersautoriteit documenteert haar besluit om een eerste poging tot terugvordering niet voort te zetten. Dat document wordt beschouwd als voldoende bewijs van de door de beheersautoriteit betrachte passende zorgvuldigheid.

  • 4. 
    Als de terugvordering betrekking heeft op een verzoek aan een begunstigde die gevestigd is in een partnerland dat zich in de in artikel 2, lid 1, punt 2), a), bedoelde situatie bevindt en waarvan de medefinanciering aan de beheersautoriteit is overgedragen, mag de beheersautoriteit de terug te vorderen bedragen verrekenen met de niet-gebruikte middelen die eerder door het partnerland aan de beheersautoriteit zijn overgedragen.
  • 5. 
    Als de terugvordering betrekking heeft op een verzoek aan een begunstigde die gevestigd is in een partnerland dat zich in de in artikel 2, lid 1, punt 2), a), bedoelde situatie bevindt en de beheersautoriteit de gevorderde bedragen niet overeenkomstig lid 4 van dit artikel kan verrekenen, kan de beheersautoriteit de Commissie verzoeken de taak over te nemen om deze bedragen terug te vorderen.

Wanneer de tegoeden van de betrokken begunstigde zijn bevroren of wanneer er aan of voor de begunstigde rechtstreeks of onrechtstreeks geen tegoeden of economische middelen mogen ter beschikking worden gesteld op grond van krachtens artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen, is de beheersautoriteit verplicht de Commissie te verzoeken de taak over te nemen om deze bedragen terug te vorderen. Daartoe draagt de beheersautoriteit haar rechten ten aanzien van de begunstigde over aan de Commissie.

De beheersautoriteit stelt het gezamenlijk comité van toezicht in kennis van alle invorderingsprocedures die door de Commissie zijn overgenomen.

Artikel 15

Afwijkingen van Verordening (EU) nr. 1299/2013 voor transnationale programma’s

  • 1. 
    In afwijking van artikel 12, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1299/2013 kan het toezichtcomité of een door het toezichtcomité opgericht stuurgroep die optreedt onder zijn verantwoordelijkheid, nieuwe concrete acties selecteren, zelfs zonder dat een begunstigde uit een partnerland zich in een situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 2), a) of b), van deze verordening bevindt, mits wordt vastgesteld dat deze acties transnationale gevolgen en voordelen hebben.

Het toezichtcomité of de stuurgroep kan ook nieuwe projecten selecteren, zelfs wanneer geen enkele begunstigde van een partnerland dat zich in een situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 2), a) of b), bevindt, kan deelnemen op het moment van de selectie.

  • 2. 
    In afwijking van artikel 12, leden 2 en 4, van Verordening (EU) nr. 1299/2013 kunnen lopende projecten worden voortgezet, zelfs wanneer geen enkele begunstigde van een partnerland dat zich in een situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 2), a) of b), van deze verordening bevindt, aan de uitvoering van de projecten kan deelnemen.

In het kader van de uitvoering van concrete acties die door een verstoring van de programma-uitvoering worden getroffen, worden de gevolgen en voordelen daarvan voor de transnationale samenwerking overeenkomstig artikel 8, leden 1 en 3, van deze verordening beoordeeld.

  • 3. 
    In afwijking van artikel 12, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1299/2013 kan de beheersautoriteit de documenten waarin de voorwaarden voor steun van de concrete acties die worden getroffen door een verstoring van programma-uitvoering worden vastgesteld, wijzigen overeenkomstig haar nationaal recht.

Die wijzigingen kunnen ook betrekking hebben op de vervanging van de eerstverantwoordelijke begunstigde of op wijzigingen van het financieringsplan of van de uitvoeringstermijnen.

Vanaf de datum waarop een verstoring van de programma-uitvoering is geëindigd, kan de beheersautoriteit het bij de aanvraag gevoegde document waarin de voorwaarden voor steun aan de concrete acties zijn vastgesteld, wijzigen zodat dit betrekking heeft op begunstigden van een partnerland dat zich in een situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 2), a) of b), bevindt.

  • 4. 
    In afwijking van artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1299/2013 is artikel 10 van de onderhavige verordening van toepassing op de rechten en verplichtingen van de hoofdbegunstigden.
  • 5. 
    In afwijking van artikel 21, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1299/2013 en onverminderd lid 3 van dit artikel kan de certificeringsautoriteit betalingen rechtstreeks aan andere begunstigden dan de eerstverantwoordelijke begunstigde verrichten.
  • 6. 
    In afwijking van artikel 23, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1299/2013 is artikel 7 van de onderhavige verordening van toepassing op de door de beheersautoriteit en de controleurs verrichte beheersverificaties.
  • 7. 
    In afwijking van artikel 27, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1299/2013 is artikel 14 van deze verordening van toepassing wat de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen en terugbetalingen aan de beheersautoriteit betreft.
  • 8. 
    In afwijking van artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1299/2013 is artikel 13 van deze verordening van toepassing wat de gekozen methode voor de omrekening in euro van in een andere valuta dan de euro gedane uitgaven betreft.
  • 9. 
    De in de leden 1 tot en met 8 vastgestelde afwijkingen zijn van toepassing vanaf de datum waarop de betrokken transnationale programma’s door een verstoring van de programma-uitvoering getroffen zijn en zolang die verstoring voortduurt.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 november 2022.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • R. 
    METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

  • Z. 
    STANJURA
 

  • (1) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 20 oktober 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 november 2022.
  • (2) 
    Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 27).
  • (3) 
    Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 259).
  • (4) 
    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2014 van de Commissie van 18 augustus 2014 tot vaststelling van specifieke uitvoeringsbepalingen voor programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking die worden gefinancierd in het kader van Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument (PB L 244 van 19.8.2014, blz. 12).
 

BIJLAGE

LIJST VAN DE BETROKKEN SAMENWERKINGSPROGRAMMA’S VOOR DE PERIODE 2014-2020

DEEL 1

LIJST VAN DE PROGRAMMA’S VOOR GRENSOVERSCHRIJDENDE SAMENWERKING IN HET KADER VAN VERORDENING (EU) Nr. 232/2014

 
 

1.

2014TC16M5CB001 — ENI-CBC Kolarctic

 
 

2.

2014TC16M5CB002 — ENI-CBC Karelië — Rusland

 
 

3.

2014TC16M5CB003 — ENI-CBC Zuidoost-Finland — Rusland

 
 

4.

2014TC16M5CB004 — ENI-CBC Estland — Rusland

 
 

5.

2014TC16M5CB005 — ENI-CBC Letland — Rusland

 
 

6.

2014TC16M5CB006 — ENI-CBC Litouwen — Rusland

 
 

7.

2014TC16M5CB007 — ENI-CBC Polen — Rusland

 
 

8.

2014TC16M5CB008 — ENI-CBC Letland — Litouwen — Belarus

 
 

9.

2014TC16M5CB009 — ENI-CBC Polen — Belarus — Oekraïne

 
 

10.

2014TC16M5CB010 — ENI-CBC Hongarije — Slowakije — Roemenië — Oekraïne

 
 

11.

2014TC16M5CB011 — ENI-CBC Roemenië — Moldavië

 
 

12.

2014TC16M5CB012 — ENI-CBC Roemenië — Oekraïne

 
 

13.

2014TC16M6CB001 — ENI-CBC Zwarte Zeebekken

DEEL 2

LIJST VAN DE PROGRAMMA’S VOOR TRANSNATIONALE SAMENWERKING IN HET KADER VAN VERORDENING (EU) Nr. 1299/2013

 
 

1.

2014TC16M5TN001 — Interreg-programma voor het Oostzeegebied

 
 

2.

2014TC16M6TN001 — transnationaal programma voor de Donau

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.