Besluit 2022/2439 - 8 december 2022 Machtiging van de lidstaten de toetreding van de Filipijnen tot het Verdrag over de burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering te aanvaarden

1.

Wettekst

13.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 319/66

 

BESLUIT (EU) 2022/2439 VAN DE RAAD

van 8 december 2022

waarbij de lidstaten worden gemachtigd, in het belang van de Europese Unie, de toetreding van de Filipijnen tot het Verdrag van Den Haag van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen te aanvaarden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 3, in samenhang met artikel 218, lid 6, tweede alinea, punt b),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft de Unie zich als een van haar doelen gesteld de bescherming van de rechten van het kind te bevorderen. Maatregelen om kinderen te beschermen tegen het ongeoorloofd overbrengen of niet doen terugkeren van kinderen zijn een essentieel onderdeel van dit beleid.

 

(2)

De Raad heeft Verordening (EU) 2019/1111 (2) (“de verordening Brussel II ter”) vastgesteld, die als doel heeft kinderen te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van het ongeoorloofd overbrengen of niet doen terugkeren, procedures vast te stellen om hun onmiddellijke terugkeer naar de gewone verblijfplaats te verkrijgen en het omgangs- en gezagsrecht te waarborgen.

 

(3)

Verordening Brussel II ter vormt een aanvulling op en versterking van het Verdrag van Den Haag van 25 oktober 1980 inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen (“het Haags verdrag van 1980”), waarbij een internationaal systeem van verplichtingen en samenwerking tussen de verdragsluitende staten en tussen centrale autoriteiten wordt ingesteld en dat tot doel heeft de onmiddellijke terugkeer van een kind dat ongeoorloofd is overgebracht of ongeoorloofd wordt vastgehouden te waarborgen.

 

(4)

Alle lidstaten zijn partij bij het Haags verdrag van 1980.

 

(5)

De Unie moedigt derde landen aan toe te treden tot het Haags verdrag van 1980 en ondersteunt de correcte tenuitvoerlegging van het Haags verdrag van 1980, onder andere door samen met de lidstaten deel te nemen aan de bijzondere commissies die regelmatig worden georganiseerd door de Haagse Conferentie voor internationaal privaatrecht.

 

(6)

Een gemeenschappelijk wettelijk kader tussen de lidstaten en derde landen zou de beste oplossing kunnen zijn voor gevoelige gevallen van internationale kinderontvoering.

 

(7)

Het Haags verdrag van 1980 bepaalt dat het van toepassing is tussen de toetredende staat en de verdragsluitende staten die verklaard hebben de toetreding te aanvaarden.

 

(8)

Het Haags verdrag van 1980 staat niet toe dat regionale organisaties voor economische integratie, zoals de Unie, partij bij het verdrag worden. De Unie kan derhalve niet tot het Haags verdrag van 1980 toetreden en ook geen verklaring van aanvaarding van de toetreding van een toetredende staat neerleggen.

 

(9)

Overeenkomstig Advies 1/13 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (3) behoren verklaringen van aanvaarding in het kader van het Haags verdrag van 1980 tot de exclusieve externe bevoegdheid van de Unie.

 

(10)

De Filipijnen hebben op 16 maart 2016 het instrument voor toetreding tot het Haags verdrag van 1980 neergelegd. Het Haags verdrag van 1980 is op 1 juni 2016 voor de Filipijnen in werking getreden.

 

(11)

Een beoordeling van de situatie op de Filipijnen heeft geleid tot de conclusie dat de lidstaten in staat zijn om in het belang van de Unie de toetreding van de Filipijnen, overeenkomstig de bepalingen van het Haags verdrag van 1980, te aanvaarden.

 

(12)

De lidstaten moeten daarom worden gemachtigdhun verklaring van aanvaarding van de toetreding van de Filipijnen neer te leggen overeenkomstig de voorwaarden van dit besluit.

 

(13)

Ierland is gebonden door de Verordening Brussel II ter en neemt derhalve deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit.

 

(14)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De lidstaten worden gemachtigd om, in het belang van de Unie, de toetreding van de Filipijnen tot het Haags verdrag van 1980 te aanvaarden.
  • 2. 
    De lidstaten leggen uiterlijk op 9 december 2023, in het belang van de Unie, een verklaring van aanvaarding van de toetreding van de Filipijnen tot het Haags verdrag van 1980 neer, die als volgt luidt:

“[Volledige naam van de LIDSTAAT] verklaart de toetreding van de Filipijnen tot het Verdrag van Den Haag van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen te aanvaarden, overeenkomstig Besluit (EU) 2022/2439 van de Raad.”.

  • 3. 
    De lidstaten stellen de Raad en de Commissie in kennis van de neerlegging van hun verklaring van aanvaarding van de toetreding van de Filipijnen tot het Haags verdrag van 1980, en delen aan de Commissie binnen twee maanden na de neerlegging ervan de tekst van die verklaring mee.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Dit besluit is van toepassing overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 8 december 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

  • V. 
    RAKUŠAN
 

  • (2) 
    Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (PB L 178 van 2.7.2019, blz. 1).
  • (3) 
    ECLI:EU:C:2014:2303.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.