Besluit 2023/269 - Standpunt EU over de wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst (Centrale effectenbewaarinstelling - Liechtenstein)

1.

Wettekst

9.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 39/32

 

BESLUIT (EU) 2023/269 VAN DE RAAD

van 30 januari 2023

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst (Centrale effectenbewaarinstelling — Liechtenstein)

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) (“de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

 

(2)

Op grond van artikel 98 van de EER-overeenkomst kan het Gemengd Comité van de EER besluiten onder andere bijlage IX te wijzigen.

 

(3)

Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) is in de EER-overeenkomst opgenomen bij Besluit nr. 18/2019 van het Gemengd Comité van de EER (4) en wordt vermeld in punt 31bf van bijlage IX bij de EER-overeenkomst.

 

(4)

Aanpassing c) in punt 31bf van bijlage IX bij de EER-overeenkomst verleent Liechtenstein een afwijking om centrale effectenbewaarinstellingen uit derde landen (“CSD’s”) die reeds in artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) nr. 909/2014 bedoelde diensten verlenen aan financiële intermediairs in Liechtenstein of reeds een bijkantoor in Liechtenstein hebben opgericht, toe te staan dergelijke diensten als bedoeld in dat artikel te blijven verlenen tot vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van Besluit nr. 18/2019 van het Gemengd Comité van de EER.

 

(5)

Op 2 november 2022 heeft Liechtenstein een verzoek ingediend om de in aanpassing c) in punt 31bf van bijlage IX bij de EER-overeenkomst bedoelde afwijking te verlengen tot na 8 februari 2024, voor een periode van ten hoogste zeven jaar.

 

(6)

Bijlage IX bij de EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat centrale effectenbewaarinstellingen uit derde landen die reeds diensten als bedoeld in artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) nr. 909/2014 verlenen aan financiële intermediairs in Liechtenstein of die reeds een bijkantoor in Liechtenstein hebben opgericht, toestemming kunnen krijgen dergelijke diensten te blijven verlenen voor een periode van ten hoogste zeven jaar na de datum van inwerkingtreding van het bijgaande ontwerpbesluit. Niettemin moet aanpassing c) in punt 31bf van bijlage IX bij de EER-overeenkomst worden herzien indien artikel 25 of artikel 69 van Verordening (EU) nr. 909/2014 gedurende die periode wordt gewijzigd.

 

(7)

Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

  • P. 
    KULLGREN
 

  • (3) 
    Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).
  • (4) 
    Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 18/2019 van 8 februari 2019 tot wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst [2019/341] (PB L 60 van 28.2.2019, blz. 31).
 

ONTWERP

Besluit van het Gemengd Comité van de EER Nr. …

van …

tot wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (“de EER-overeenkomst”), en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (1), is bij Besluit nr. 18/2019 van het Gemengd Comité van de EER van 8 februari 2019 (2) in de EER-overeenkomst opgenomen en is vermeld in punt 31bf van bijlage IX bij de EER-overeenkomst.

 

(2)

De voorwaarden voor het verrichten van diensten in de Europese Economische Ruimte door in een derde land gevestigde centrale effectenbewaarinstellingen (CSD’s) vallen onder artikel 25 van Verordening (EU) nr. 909/2014.

 

(3)

Aanpassing c) in punt 31bf van bijlage IX bij de EER-overeenkomst verleent Liechtenstein een afwijking om centrale effectenbewaarinstellingen uit derde landen die reeds in artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) nr. 909/2014 bedoelde diensten verlenen aan financiële intermediairs in Liechtenstein of reeds een bijkantoor in Liechtenstein hebben opgericht, toe te staan dergelijke diensten te blijven verlenen tot vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van Besluit nr. 18/2019 van het Gemengd Comité van de EER van 8 februari 2019.

 

(4)

Aanpassing c) in punt 31bf van bijlage IX bij de EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de centrale effectenbewaarinstellingen uit derde landen die reeds in artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) nr. 909/2014 bedoelde diensten verlenen aan financiële intermediairs in Liechtenstein of die reeds een bijkantoor in Liechtenstein hebben opgericht, toestemming kunnen krijgen dergelijke diensten te blijven verlenen voor een periode van ten hoogste zeven jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit. Indien artikel 25 of 69 van Verordening (EU) nr. 909/2014 echter gedurende die periode worden gewijzigd, moet aanpassing c) dienovereenkomstig worden herzien.

 

(5)

Bijlage IX bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage IX bij de EER-overeenkomst wordt de tekst van aanpassing c) in punt 31bf vervangen door:

 

“c)

Liechtenstein mag centrale effectenbewaarinstellingen van derde landen die in Liechtenstein aan financiële intermediairs al diensten verlenen als bedoeld in artikel 25, lid 2, van de verordening betreffende centrale effectenbewaarinstellingen, of die in Liechtenstein al een filiaal hebben opgezet, toestaan die diensten te blijven verlenen voor een periode van ten hoogste zeven jaar na de inwerkingtreding van Besluit nr. …/… van het Gemengd Comité van de EER [dit besluit].”.

Artikel 2

De overeenkomstsluitende partijen herzien aanpassing c) in punt 31bf van bijlage IX wanneer zij een besluit tot wijziging of vervanging van artikel 25 of artikel 69 van Verordening (EU) nr. 909/2014 in de EER-overeenkomst opnemen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op […], op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden (*1).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen

Van het Gemengd Comité van de EER

 

(*1)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.