Richtlijn 2024/2811 - Wijziging van Richtlijn 2014/65/EU met als doel de publieke kapitaalmarkten in de Unie aantrekkelijker te maken voor ondernemingen en de toegang tot kapitaal voor kleine en middelgrote ondernemingen (mkb-ondernemingen) te vergemakkelijken - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL L-serie |
2024/2811 |
14.11.2024 |
RICHTLIJN (EU) 2024/2811 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 23 oktober 2024
tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU met als doel de publieke kapitaalmarkten in de Unie aantrekkelijker te maken voor ondernemingen en de toegang tot kapitaal voor kleine en middelgrote ondernemingen (mkb-ondernemingen) te vergemakkelijken, en tot intrekking van Richtlijn 2001/34/EG
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 50, artikel 53, lid 1, en artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) is gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/2115 van het Europees Parlement en de Raad (4), waarbij evenredige verlichtingen zijn ingevoerd om het gebruik van mkb-groeimarkten te bevorderen en de buitensporige regelgevingsvereisten voor uitgevende instellingen die effecten tot de mkb-groeimarkten willen toelaten, te beperken, met behoud van een passend niveau van bescherming van de beleggers en marktintegriteit. Om het noteringsproces te stroomlijnen en de regelgeving ten aanzien van ondernemingen flexibeler en evenrediger met hun omvang te maken, zijn echter verdere wijzigingen van Richtlijn 2014/65/EU nodig. |
(2) |
In Richtlijn 2014/65/EU en Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2017/593 van de Commissie (5) zijn de voorwaarden vastgelegd waaronder de verstrekking van onderzoek op beleggingsgebied door derden aan beleggingsondernemingen die de beleggingsdienst vermogensbeheer of andere beleggings- of nevendiensten verlenen, niet als een aansporing moet worden beschouwd. Ter bevordering van meer onderzoek op beleggingsgebied naar ondernemingen in de Unie, met name naar small- en midcapbedrijven, en om die ondernemingen meer zichtbaarheid te geven en meer vooruitzichten te bieden om potentiële beleggers aan te trekken, moeten in Richtlijn 2014/65/EU wijzigingen worden aangebracht. |
(3) |
De bepalingen betreffende onderzoek in Richtlijn 2014/65/EU verplichten beleggingsondernemingen om betalingen die zij als bemiddelingsvergoeding ontvangen te scheiden van de vergoeding die zij ontvangen voor het aanbieden van onderzoek op beleggingsgebied (“ontbundelingsregels inzake onderzoek”), of om onderzoek op beleggingsgebied uit eigen middelen te financieren en de kwaliteit van het onderzoek dat zij kopen te beoordelen op basis van solide kwaliteitscriteria en het vermogen van dergelijk onderzoek om bij te dragen tot betere beleggingsbeslissingen. Die regels zijn in 2021 gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2021/338 van het Europees Parlement en de Raad (6) om gebundelde betalingen voor uitvoeringsdiensten en onderzoek mogelijk te maken voor uitgevende instellingen waarvan de marktkapitalisatie in de 36 maanden voorafgaand aan de verrichting van het onderzoek niet meer dan 1 miljard EUR bedroeg. De achteruitgang van het onderzoek op beleggingsgebied is echter niet vertraagd. |
(4) |
Om de markt voor onderzoek op beleggingsgebied nieuw leven in te blazen en ervoor te zorgen dat het onderzoek naar ondernemingen, met name naar small- en midcapbedrijven, voldoende aandacht krijgt, moeten de ontbundelingsregels inzake onderzoek verder aangepast worden om zo beleggingsondernemingen meer flexibiliteit te bieden in de manier waarop zij betalingen voor uitvoeringsdiensten en onderzoek organiseren, waardoor de situaties waarin afzonderlijke betalingen te omslachtig zouden kunnen zijn, worden beperkt. Bijgevolg moet de marktkapitalisatiedrempel voor ondernemingen waarvoor de herbundeling van betalingen voor uitvoeringsdiensten en onderzoek mogelijk is, worden geschrapt zodat beleggingsondernemingen in staat worden gesteld te handelen op de wijze die zij het meest geschikt vinden wat betalingen voor uitvoeringsdiensten en onderzoek betreft. Dat vereist echter transparantie ten aanzien van de cliënten over de keuze van de betalingsmethode. Daarom moeten beleggingsondernemingen hun cliënten meedelen of zij een afzonderlijke of gezamenlijke betalingsmethode toepassen voor de verstrekking van uitvoeringsdiensten en onderzoek door derden. De keuze van een beleggingsonderneming voor het al dan niet toepassen van afzonderlijke of gezamenlijke betalingen voor uitvoeringsdiensten en onderzoek moet gebeuren in overeenstemming met het beleid van de beleggingsonderneming. Cliënten moeten worden geïnformeerd over dat beleid, waarbij, afhankelijk van de door de onderneming gekozen betalingsmethode, tevens het soort informatie over de kosten voor onderzoek door derden moet worden vermeld. In het geval van gezamenlijke betalingen voor uitvoeringsdiensten en onderzoek moeten cliënten het recht hebben om, op verzoek en op jaarbasis, informatie te ontvangen over de totale kosten voor onderzoek door derden dat aan de beleggingsonderneming is verstrekt, indien die informatie bij de onderneming bekend is. Het beleid van de beleggingsonderneming inzake afzonderlijke of gezamenlijke betalingen moet ook informatie bevatten over de maatregelen die zijn genomen om belangenconflicten te voorkomen of te beheersen die voortvloeien uit het gebruik van onderzoek door derden of de verstrekking ervan aan cliënten terwijl er ook beleggingsdiensten aan die cliënten worden verleend. Ongeacht de gekozen betalingsmethode moet de beleggingsonderneming ook een beoordeling uitvoeren van de kwaliteit, bruikbaarheid en waarde van het onderzoek dat zij gebruikt, om ervoor te zorgen dat dergelijk onderzoek ertoe bijdraagt dat cliënten van de onderneming beter in staat zijn besluiten te nemen over beleggingen, wanneer dat onderzoek rechtstreeks aan hen wordt gedistribueerd of wanneer het wordt gebruikt door de vermogensbeheerdiensten van de onderneming. Verkoop- en handelscommentaar omvat analyses van marktomstandigheden, ideeën voor handel en de uitvoering van transacties, instrumenten voor het beheer van transacties en andere analyses op maat met betrekking tot het uitvoeren van een transactie in financiële instrumenten. Dergelijk verkoop- en handelscommentaar hoort bij de uitvoering van transacties in financiële instrumenten, aangezien beleggingsondernemingen die uitvoeringsdiensten aanbieden daarmee de kwaliteit van de door hen bewerkstelligde uitvoering voor hun cliënten kunnen aantonen. Daarom kan verkoop- en handelscommentaar niet worden gescheiden van uitvoeringsdiensten en mag het niet als onderzoek op beleggingsgebied worden beschouwd. |
(5) |
De aanpassing van de ontbundelingsregels alleen zal niet volstaan om de markt voor onderzoek op beleggingsgebied nieuw leven in te blazen en het langdurige gebrek aan onderzoek naar small- en midcapbedrijven aan te pakken. Verdere maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat er meer onderzoek wordt gedaan naar small- en midcapbedrijven. Het opzetten van organisatorische regelingen die waarborgen dat door uitgevende instellingen gefinancierd onderzoek wordt verricht in overeenstemming met een EU-gedragscode voor door uitgevende instellingen gefinancierd onderzoek, moet het vertrouwen in en het gebruik van dergelijk onderzoek vergroten. Die EU-gedragscode moet worden vastgesteld op basis van technische reguleringsnormen die moeten worden ontwikkeld door de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten — ESMA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (7). Een andere maatregel om ervoor te zorgen dat er meer onderzoek wordt gedaan naar small- en midcapbedrijven moet erin bestaan uitgevende instellingen die betalen voor door uitgevende instellingen gefinancierd onderzoek in staat te stellen dergelijk onderzoek zichtbaarder te maken voor het publiek door die uitgevende instellingen de mogelijkheid te bieden dergelijk onderzoek in te dienen bij de relevante verzamelende instantie in de zin van artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) 2023/2859 van het Europees Parlement en de Raad (8), mits het vergezeld gaat van de nodige metagegevens. Dergelijke maatregelen mogen de lidstaten of ESMA niet beletten aanvullende maatregelen te overwegen en te beoordelen op basis van publieke of particuliere initiatieven, zoals de oprichting van specifieke onderzoeksmarktplaatsen, waarbij inspiratie wordt geput uit succesvolle initiatieven die de afgelopen jaren in verschillende financiële centra zijn gelanceerd, om het onderzoek naar small- en midcapbedrijven nieuw leven in te blazen en de zichtbaarheid ervan te vergroten. |
(6) |
Om ervoor te zorgen dat door uitgevende instellingen gefinancierd onderzoek dat is opgesteld in overeenstemming met de EU-gedragscode voor dergelijk onderzoek gemakkelijker wordt herkend en te voorkomen dat dergelijk onderzoek wordt verward met andere soorten aanbevelingen die niet in overeenstemming zijn met die EU-gedragscode, mag alleen door uitgevende instellingen gefinancierd onderzoek dat is opgesteld in overeenstemming met de EU-gedragscode voor door uitgevende instellingen gefinancierd onderzoek, als zodanig worden aangemerkt. Aanbevelingen die onder artikel 3, lid 1, punt 35, van Verordening (EU) nr. 596/2014 (9) vallen en die niet voldoen aan de voorwaarden voor door uitgevende instellingen gefinancierd onderzoek, moeten voor de toepassing van Richtlijn 2014/65/EU als reclame-uitingen worden behandeld en als zodanig worden aangemerkt. |
(7) |
Om ervoor te zorgen dat door uitgevende instellingen gefinancierd onderzoek, dat als zodanig is aangemerkt, wordt verricht in overeenstemming met de EU-gedragscode, moeten de bevoegde autoriteiten toezichtbevoegdheden krijgen om na te gaan of beleggingsondernemingen die dergelijk onderzoek verrichten of distribueren, organisatorische regelingen hebben getroffen om die naleving te waarborgen. Wanneer die ondernemingen die EU-gedragscode niet naleven, moeten de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid krijgen om de distributie van dergelijk onderzoek op te schorten en het publiek te waarschuwen dat het door uitgevende instellingen gefinancierd onderzoek ondanks zijn aanmerking als zodanig, niet in overeenstemming met de EU-gedragscode is verricht. Die toezichtbevoegdheden mogen geen afbreuk doen aan de algemene toezichtbevoegdheden en de bevoegdheid om sancties te treffen. |
(8) |
Bij Richtlijn 2014/65/EU is de categorie mkb-groeimarkt ingevoerd om de zichtbaarheid en het profiel van in de handel in mkb-effecten gespecialiseerde markten te vergroten en om de ontwikkeling van gemeenschappelijke regelgevingsnormen in de Unie voor in kleine en middelgrote ondernemingen (mkb-ondernemingen) gespecialiseerde markten te bevorderen. Mkb-groeimarkten spelen een sleutelrol bij het vergemakkelijken van de toegang tot kapitaal voor kleinere uitgevende instellingen door in hun behoeften te voorzien. Om de ontwikkeling van dergelijke gespecialiseerde markten te bevorderen en de organisatorische last te beperken voor beleggingsondernemingen of marktexploitanten die multilaterale handelsfaciliteiten (multilateral trading facilities — MTF’s) exploiteren, moet worden toegestaan dat een segment van een MTF een aanvraag indient om een mkb-groeimarkt te worden, mits dat segment duidelijk gescheiden is van de rest van de MTF. |
(9) |
Om het risico op versnippering van de liquiditeit van mkb-aandelen te beperken, en gezien de lagere liquiditeit van die instrumenten, is in artikel 33, lid 7, van Richtlijn 2014/65/EU bepaald dat een financieel instrument dat tot de handel op een mkb-groeimarkt is toegelaten, alleen op een andere mkb-groeimarkt mag worden verhandeld indien de uitgevende instelling van het financiële instrument daarvan in kennis is gesteld en geen bezwaar heeft gemaakt. Dat artikel voorziet momenteel echter niet in het overeenkomstige vereiste dat de uitgevende instelling geen bezwaar maakt wanneer het tweede handelsplatform een ander type handelsplatform is dan een mkb-groeimarkt. Om het risico op versnippering van de liquiditeit van die instrumenten verder te beperken, moet het vereiste om van de uitgevende instelling een verklaring van geen bezwaar te verkrijgen voor de toelating tot de handel op een mkb-groeimarkt van haar instrumenten die reeds tot de handel op een andere mkb-groeimarkt zijn toegelaten, bijgevolg worden uitgebreid tot elk ander type handelsplatform. Indien een financieel instrument dat tot de handel op een mkb-groeimarkt is toegelaten ook op een ander type handelsplatform wordt verhandeld, moet de uitgevende instelling voldoen aan alle verplichtingen ten aanzien van de corporate governance of de initiële, doorlopende of incidentele informatieverstrekking, met betrekking tot dat andere handelsplatform. |
(10) |
In Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) worden regels vastgelegd voor de notering op de markten van de Unie. Die richtlijn strekt tot coördinatie van de regels voor de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en voor de informatie die over die effecten moet worden gepubliceerd, teneinde de beleggers op Unieniveau een gelijkwaardige bescherming te bieden. In die richtlijn worden ook de regels van het regelgevings- en toezichtskader voor de primaire markten van de Unie vastgelegd. Richtlijn 2001/34/EG is meerdere keren ingrijpend gewijzigd. Richtlijnen 2003/71/EG (11) en 2004/109/EG (12) van het Europees Parlement en de Raad hebben de meeste bepalingen tot harmonisatie van de voorwaarden voor het aanbieden van informatie over verzoeken voor de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie over tot de handel toegelaten effecten vervangen, en hebben grote delen van Richtlijn 2001/34/EG overbodig gemaakt. In het licht daarvan en van het feit dat Richtlijn 2001/34/EG als minimale harmonisatierichtlijn de lidstaten een vrij ruime discretionaire bevoegdheid geeft om af te wijken van de regels van die richtlijn, moet Richtlijn 2001/34/EG worden ingetrokken om tot één “rulebook” op Unieniveau te komen. |
(11) |
Richtlijn 2014/65/EU voorziet, net als Richtlijn 2001/34/EG, in de regulering van markten voor financiële instrumenten en versterkt de bescherming van de beleggers in de Unie. Richtlijn 2014/65/EU bevat ook regels voor de toelating van financiële instrumenten tot de handel. Het uitbreiden van het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/65/EU tot specifieke bepalingen van Richtlijn 2001/34/EG zorgt ervoor dat alle desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2001/34/EG gehandhaafd blijven. Een aantal bepalingen van Richtlijn 2001/34/EG, waaronder de vereisten inzake free float en marktkapitalisatie die nog steeds van toepassing zijn, wordt door de bevoegde autoriteiten gehandhaafd en wordt door marktdeelnemers beschouwd als belangrijke regels voor de toelating van aandelen tot de handel op gereglementeerde markten in de Unie. Het is derhalve noodzakelijk die regels naar Richtlijn 2014/65/EU over te hevelen om in een nieuwe bepaling van die richtlijn specifieke minimumvoorwaarden voor de toelating van aandelen tot de handel op gereglementeerde markten vast te leggen. De toepassing van die nieuwe bepaling dient ter aanvulling op de algemene bepalingen inzake de toelating van financiële instrumenten tot de handel in Richtlijn 2014/65/EU. |
(12) |
De op grond van Richtlijn 2001/34/EG vereiste minimale free float van 25 % wordt buitensporig en niet langer passend geacht. Om uitgevende instellingen meer flexibiliteit te bieden en de kapitaalmarkten van de Unie concurrerender te maken, moet het vereiste inzake de minimale free float worden verlaagd tot 10 %, een drempel die voldoende liquiditeit op de markt garandeert. Om beter rekening te houden met de kenmerken en de omvang van uitgiften van aandelen, moeten de lidstaten echter alternatieve manieren kunnen toestaan om te meten of een voldoende aantal aandelen onder het publiek is verspreid. Op het moment van toelating tot de handel moet worden beoordeeld of aan de drempel van 10 % of aan de op nationaal niveau vastgestelde alternatieve vereisten voor het waarborgen van een minimale free float is voldaan. Het in Richtlijn 2001/34/EG neergelegde vereiste inzake een free float dat een voldoende aantal aandelen moet worden verspreid onder het publiek in één of meer lidstaten, moet niet worden gehandhaafd, aangezien Richtlijn 2014/65/EU niet voorziet in een dergelijke geografische beperking voor financiële instrumenten die tot de handel zijn toegelaten. Bepaalde voorschriften van Richtlijn 2001/34/EG vallen reeds onder de bepalingen van andere geldende wetgevingshandelingen van de Unie of zijn achterhaald. Bijgevolg moeten die voorschriften niet worden overgeheveld naar Richtlijn 2014/65/EU. Zo is het vereiste dat een onderneming haar jaarrekening gedurende een bepaalde periode publiceert of deponeert, reeds in Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad (13) opgenomen. Evenzo bevat Richtlijn 2014/65/EU reeds bepalingen om bevoegde autoriteiten aan te wijzen. Bovendien weerspiegelt het vereiste inzake het minimumbedrag van de lening voor obligaties niet langer de marktpraktijk. Die bepalingen moeten derhalve niet worden overgeheveld naar Richtlijn 2014/65/EU. |
(13) |
Het begrip “toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs” uit Richtlijn 2001/34/EG is gezien de marktontwikkelingen niet gangbaar meer, aangezien Richtlijn 2014/65/EU reeds voorziet in het begrip “toelating van financiële instrumenten tot de handel op een gereglementeerde markt”. Hoewel de begrippen “toelating tot de officiële notering” en “toelating tot de handel op een gereglementeerde markt” in sommige lidstaten door elkaar worden gebruikt, blijft in andere lidstaten het begrip “toelating tot de officiële notering” een belangrijke rol spelen naast het begrip “toelating tot de handel op een gereglementeerde markt”, met name door een alternatief te bieden aan uitgevende instellingen van effecten, met name obligaties, die een grotere zichtbaarheid nastreven, maar voor wie de toelating tot de handel geen relevante of haalbare optie is. De intrekking van Richtlijn 2001/34/EG mag geen afbreuk doen aan de geldigheid en voortzetting van de regelingen voor de toelating tot de officiële notering aan een effectenbeurs in die lidstaten die die regeling willen blijven toepassen. In ieder geval moeten de lidstaten de mogelijkheid behouden om in dergelijke regelingen te voorzien en daarvoor nationale wetgeving op te stellen (14). |
(14) |
Om de zichtbaarheid van beursgenoteerde ondernemingen, met name small- en midcapbedrijven, te vergroten en de noteringsvoorwaarden aan te passen om de vereisten voor uitgevende instellingen te verbeteren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU. De vaststelling van de noteringsregels in de Unie moet ook de marktpraktijk weerspiegelen, wil zij doeltreffend zijn en de concurrentie bevorderen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (15). Om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(15) |
Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het vergemakkelijken van de toegang van small- en midcapbedrijven in de Unie tot de kapitaalmarkten en het vergroten van de samenhang van de noteringsregels van de Unie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar wegens de nagestreefde verbeteringen en effecten beter op Unieniveau kunnen worden bereikt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken. |
(16) |
Richtlijn 2014/65/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Richtlijn 2014/65/EU
Richtlijn 2014/65/EU wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 4, lid 1, wordt punt 12 vervangen door:
|
2) |
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 51 bis Bijzondere voorwaarden voor de toelating van aandelen tot de handel
|
5) |
In artikel 69, lid 2, worden aan de eerste alinea de volgende punten toegevoegd:
|
6) |
Artikel 89 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Aan artikel 90 wordt het volgende lid toegevoegd: “6. Uiterlijk op 5 december 2028 evalueert en beoordeelt de Commissie het effect van de bepaling inzake geen bezwaar in artikel 33, lid 7, op de concurrentie tussen handelsplatformen, met name mkb-groeimarkten, en de gevolgen ervan voor de toegang tot kapitaal voor kleine en middelgrote ondernemingen (mkb-ondernemingen).”. |
Artikel 2
Intrekking van Richtlijn 2001/34/EG
Richtlijn 2001/34/EG wordt ingetrokken met ingang van 5 december 2026.
Artikel 3
Omzetting en toepassing
-
1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 5 juni 2026 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.
Zij passen die bepalingen toe met ingang van 6 juni 2026.
Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar deze richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.
-
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 5
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 23 oktober 2024.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
R.METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
ZSIGMOND B. P.
-
Standpunt van het Europees Parlement van 24 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 oktober 2024.
-
Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
-
Verordening (EU) 2019/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU en de Verordeningen (EU) nr. 596/2014 en (EU) 2017/1129 wat de bevordering van het gebruik van mkb-groeimarkten betreft (PB L 320 van 11.12.2019, blz. 1).
-
Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2017/593 van de Commissie van 7 april 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het vrijwaren van financiële instrumenten en geldmiddelen die aan cliënten toebehoren, productgovernanceverplichtingen en de regels die van toepassing zijn op het betalen of het ontvangen van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen (PB L 87 van 31.3.2017, blz. 500).
-
Richtlijn (EU) 2021/338 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2021 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU wat betreft informatievereisten, productgovernance en positielimieten, en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/878 wat betreft de toepassing daarvan op beleggingsondernemingen, om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-crisis (PB L 68 van 26.2.2021, blz. 14).
-
Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
-
Verordening (EU) 2023/2859 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 tot oprichting van een Europees centraal toegangspunt dat gecentraliseerde toegang biedt tot voor financiële diensten, kapitaalmarkten en duurzaamheid relevante publiek beschikbare informatie (PB L, 2023/2859, 20.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2859/oj).
-
Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).
-
Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2001 betreffende de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd (PB L 184 van 6.7.2001, blz. 1).
-
Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64).
-
Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38).
-
Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PB L 168 van 30.6.2017, blz. 12).
-
Richtlijn 2014/57/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende strafrechtelijke sancties voor marktmisbruik (richtlijn marktmisbruik) (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 179).
ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/2811/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.