Richtlijn 2024/2823 - Rechtsbescherming van modellen (herschikking)

1.

Wettekst

 

Publicatieblad

van de Europese Unie

NL

L-serie

 

 

2024/2823

18.11.2024

RICHTLIJN (EU) 2024/2823 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 23 oktober 2024

inzake de rechtsbescherming van modellen

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad moet op verscheidene punten worden gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van die richtlijn te worden overgegaan.

 

(2)

In Richtlijn 98/71/EG zijn de voornaamste bepalingen van het materieel modellenrecht van de lidstaten geharmoniseerd die ten tijde van de vaststelling ervan werden geacht de bepalingen te zijn die het meest rechtstreeks van invloed waren op de werking van de interne markt doordat zij het vrij verkeer van goederen en het vrij verrichten van diensten in de Unie belemmerden.

 

(3)

Modelbescherming in de nationale wetgeving van de lidstaten bestaat naast de bescherming op het niveau van de Unie in de vorm van modellen van de Europese Unie (“Uniemodellen”), die een eenheid vormen en in de hele Unie geldig zijn, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad (4). Het naast elkaar bestaan van en het evenwicht tussen modelbeschermingsstelsels op Unie- en nationaal niveau vormt een hoeksteen van het Uniebeleid inzake de bescherming van intellectuele eigendom.

 

(4)

In overeenstemming met haar mededeling van 19 mei 2015 getiteld “Betere regelgeving voor betere resultaten — Een EU-agenda” en haar toezegging om de beleidsmaatregelen van de Unie regelmatig te herzien, heeft de Commissie de werking van de modelbeschermingsstelsels in de Unie uitgebreid geëvalueerd, waarbij zij een uitvoerige economische en juridische beoordeling heeft verricht, ondersteund door een reeks studies.

 

(5)

In zijn conclusies van 10 november 2020 over het beleid inzake intellectuele eigendom en de herziening van het stelsel van tekeningen en modellen van nijverheid in de Unie heeft de Raad de Commissie gevraagd voorstellen in te dienen voor de herziening van Verordening (EG) nr. 6/2002 en Richtlijn 98/71/EG. Er is om herziening verzocht omdat de stelsels voor tekeningen en modellen van nijverheid moeten worden gemoderniseerd en modelbescherming voor individuele ontwerpers en bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), aantrekkelijker moet worden gemaakt. Er is verzocht om bij die herziening met name aandacht te besteden aan wijzigingen waarmee het meer complementair maken van de nationale en regionale modelbeschermingsstelsels en het modelbeschermingsstelsel van de Unie wordt ondersteund, en om verdere inspanningen te leveren om verschillen binnen het modelbeschermingsstelsel in de Unie te verminderen.

 

(6)

Op basis van de eindresultaten van de evaluatie heeft de Commissie in haar mededeling van 25 november 2020 getiteld “Het innovatiepotentieel van de EU optimaal benutten — Een actieplan inzake intellectuele eigendom om het herstel en de veerkracht van de EU te ondersteunen” aangekondigd dat zij, na de succesvolle hervorming van de merkenwetgeving van de Unie, de modelbeschermingswetgeving van de Unie zal herzien om het stelsel te vereenvoudigen en toegankelijker en efficiënter te maken en om het regelgevingskader te actualiseren in het licht van ontwikkelingen in verband met nieuwe technologieën op de markt.

 

(7)

In zijn resolutie van 11 november 2021 over een actieplan inzake intellectuele eigendom om het herstel en de veerkracht (5) van de Unie te ondersteunen, toonde het Europees Parlement zich ingenomen met de bereidheid van de Commissie om de modelbeschermingswetgeving van de Unie te moderniseren teneinde de transitie naar de digitale, duurzame en groene economie beter te ondersteunen, riep het de Commissie op de aanvraag- en nietigverklaringsprocedures in de lidstaten verder te harmoniseren en stelde het voor na te denken over het op elkaar afstemmen van Richtlijn 98/71/EG en Verordening (EG) nr. 6/2002 om meer rechtszekerheid te bieden. In die resolutie stelde het Europees Parlement ook dat het modelbeschermingsstelsel in de Unie moet worden afgestemd op het merkenstelsel in de Unie om houders van modellen in staat te stellen te voorkomen dat inbreukmakende goederen het douanegebied van de Unie binnenkomen, en verzocht het de Commissie om merkeigenaren in staat te stellen de doorvoer van nagemaakte modellen door de Unie een halt toe te roepen. Het Europees Parlement merkte ook op dat modelbescherming voor onderdelen die worden gebruikt voor de reparatie van samengestelde voortbrengselen slechts gedeeltelijk geharmoniseerd is en dat dit leidt tot versnippering van de interne markt en rechtsonzekerheid.

 

(8)

Uit de door de Commissie verrichte raadplegingen en de evaluaties is gebleken dat er, ondanks de vorige harmonisatie van nationale wetgevingen, nog steeds gebieden zijn waar verdere harmonisatie een positief effect op concurrentievermogen en groei zou kunnen hebben, met name als gevolg van de betere toegang van kmo’s tot het modelbeschermingsstelsel.

 

(9)

Om te waarborgen dat de interne markt goed functioneert en om, waar passend, de verwerving, het beheer en de bescherming van modelrechten in de Unie te vergemakkelijken ten behoeve van de groei en het concurrentievermogen van ondernemingen in de Unie, met name kmo’s, met inachtneming van de belangen van consumenten, moet de bij Richtlijn 98/71/EG tot stand gebrachte onderlinge aanpassing van de wetgevingen worden uitgebreid naar andere aspecten van het materiële modellenrecht dat van toepassing is op modellen die door inschrijving op grond van Verordening (EG) nr. 6/2002 worden beschermd.

 

(10)

Voorts moeten de procedurele regels onderling worden aangepast om de verwerving, het beheer en de bescherming van modelrechten in de Unie te vergemakkelijken. Daarom moeten bepaalde belangrijke procedurele regels op het gebied van de inschrijving van modellen in de lidstaten en binnen het Uniemodellenstelsel op elkaar worden afgestemd. Wat de procedures op grond van het nationale recht betreft, is het voldoende algemene beginselen vast te stellen en het aan de lidstaten over te laten meer specifieke regels op te stellen.

 

(11)

Deze richtlijn sluit niet uit dat op modellen recht wordt toegepast dat in een andere bescherming voorziet dan die welke de inschrijving of publicatie als model biedt, zoals het Unierecht inzake niet-ingeschreven modelrechten, of het Unie- of nationaal recht inzake merken, octrooien en gebruiksmodellen, oneerlijke mededinging of wettelijke aansprakelijkheid.

 

(12)

Het is van belang het beginsel van cumulatie van bescherming uit hoofde van specifieke wetgeving voor ingeschreven modellen en van auteursrechtelijke bescherming vast te leggen waarbij door modelrechten beschermde modellen ook als auteursrechtelijk beschermde werken moeten kunnen worden beschermd, mits aan de vereisten van het auteursrecht wordt voldaan.

 

(13)

Ter verwezenlijking van de doelstellingen van de interne markt moeten de voorwaarden voor de inschrijving van een modelrecht in alle lidstaten geharmoniseerd zijn. Daartoe is het noodzakelijk te voorzien in eenvormige omschrijvingen van de begrippen “model” en “voortbrengsel” die duidelijk, transparant, en vanuit technologisch oogpunt actueel zijn, mede gelet op de komst van nieuwe modellen die niet zijn belichaamd in fysieke voortbrengselen. Hoewel de lijst van relevante voortbrengselen niet als een uitputtende lijst is bedoeld, moet er een onderscheid worden gemaakt tussen voortbrengselen die zijn belichaamd in een fysiek voorwerp, voortbrengselen die gevisualiseerd zijn in een grafische voorstelling, of voortbrengselen die blijken uit de ruimtelijke ordening van voorwerpen die zijn bedoeld om een binnen- of buitenomgeving te vormen. In dit verband moet worden erkend dat animatie, zoals beweging of transitie, van de kenmerken van een voortbrengsel, kan bijdragen tot de verschijningsvorm van modellen, met name van modellen die niet zijn belichaamd in een fysiek voorwerp. Bovendien is er een eenvormige omschrijving nodig van de voorwaarden betreffende nieuwheid en eigen karakter waaraan ingeschreven modelrechten moeten voldoen.

 

(14)

Teneinde het vrije verkeer van goederen te vergemakkelijken, is het van essentieel belang dat ingeschreven modellen de houder van het recht in alle lidstaten in principe gelijkwaardige bescherming verlenen.

 

(15)

Aan de houder van het recht wordt bescherming verleend, door inschrijving van een model, voor die vormkenmerken van een voortbrengsel of een deel ervan, die in de aanvraag om inschrijving van een dergelijk model zichtbaar zijn weergegeven en door middel van publicatie of openstelling van het betrokken dossier over die aanvraag voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt.

 

(16)

Hoewel de vormkenmerken van een voortbrengsel zichtbaar moeten worden getoond in een aanvraag om inschrijving, hoeven zij niet zichtbaar te zijn op een bepaald moment of in een bepaalde situatie om modelbescherming te genieten. Als uitzondering op dit beginsel moet de bescherming zich niet uitstrekken tot die onderdelen die bij normaal gebruik van een samengesteld voortbrengsel niet zichtbaar zijn, noch tot die kenmerken van een dergelijk onderdeel die onzichtbaar zijn wanneer dat onderdeel op zijn plaats is aangebracht, of die op zich niet aan de vereisten van nieuwheid en eigen karakter zouden voldoen. Bijgevolg mag met die vormkenmerken van onderdelen van een samengesteld voortbrengsel die om die redenen van bescherming worden uitgesloten, geen rekening worden gehouden bij het beoordelen of andere vormkenmerken aan de vereisten voor bescherming voldoen.

 

(17)

Hoewel een opgave van de voortbrengselen deel moet uitmaken van een aanvraag om inschrijving van een model, mag zij niet van invloed zijn op de reikwijdte van de bescherming van het model als zodanig. Samen met de afbeelding van het model kunnen opgaven van voortbrengselen dienen om de aard van het voortbrengsel te bepalen waarin het model is verwerkt of waarop het zal worden toegepast. Bovendien verbeteren opgaven van de voortbrengselen de opzoekbaarheid van modellen in het door een bureau voor industriële eigendom bijgehouden modellenregister en vergroten zij de transparantie en de toegankelijkheid van een register. Daarom moeten opgaven van de voortbrengselen vóór de inschrijving accuraat zijn, zonder de indieners van een aanvraag om inschrijving van een model onnodig te belasten.

 

(18)

Het criterium voor de beoordeling van het eigen karakter van een model moet het verschil zijn tussen de algemene indruk die wordt gewekt bij een geïnformeerde gebruiker die het model bekijkt, en die welke bij die gebruiker wordt gewekt door een ander model dat deel uitmaakt van het vormgevingserfgoed; deze beoordeling moet de aard van het voortbrengsel waarop het model wordt toegepast of waarin het is verwerkt en in het bijzonder de bedrijfstak waarmee het verbonden is en de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model in aanmerking nemen.

 

(19)

Technologische innovatie mag niet worden gehinderd door modelbescherming te bieden aan modellen die uitsluitend bestaan uit kenmerken of de samenvoeging van kenmerken die uitsluitend door een technische functie worden bepaald. Hieruit mag niet worden afgeleid dat een model esthetische waarde moet bezitten. Een ingeschreven modelrecht kan nietig worden verklaard indien de uiterlijke kenmerken uitsluitend door de technische functie en niet door visuele aspecten zijn bepaald.

 

(20)

Evenmin mag de interoperabiliteit van voortbrengselen van verschillend fabricaat worden gehinderd door de bescherming uit te breiden tot de vormgeving van mechanische samenvoegingen of verbindingen.

 

(21)

Voorzieningen voor mechanische samenvoeging of verbinding bij modulaire voortbrengselen kunnen daarentegen een belangrijk aspect van het innoverende karakter van die voortbrengselen en een belangrijk verkoopargument vormen en moeten bijgevolg voor bescherming in aanmerking kunnen komen.

 

(22)

Een model dat met de openbare orde of de goede zeden strijdig is, is niet vatbaar voor bescherming door een modelrecht. Deze richtlijn bewerkstelligt geen harmonisering van de nationale opvattingen over de openbare orde of de goede zeden.

 

(23)

Het is voor de goede werking van de interne markt van fundamenteel belang dat ten aanzien van de duur van de door ingeschreven modellen verleende bescherming één lijn wordt getrokken.

 

(24)

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de toepassing van de mededingingsregels van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

 

(25)

Ter wille van de rechtszekerheid moet in deze richtlijn een volledige opsomming worden gegeven van de materiële gronden voor niet-inschrijving alsmede van de materiële gronden voor nietigverklaring van ingeschreven modellen in alle lidstaten.

 

(26)

Ter voorkoming van het oneigenlijk gebruik van symbolen van bijzonder openbaar belang in een lidstaat, van andere symbolen dan die bedoeld in artikel 6 ter van het op 20 maart 1883 in Parijs ondertekende Verdrag tot bescherming van de industriële eigendom (het “Verdrag van Parijs”), moet het de lidstaten evenwel vrijstaan te voorzien in specifieke gronden van niet-inschrijving. Het moet de lidstaten tevens vrijstaan om specifieke gronden van niet-inschrijving en nietigverklaring te bepalen, ter voorkoming van oneigenlijke inschrijving en onrechtmatig gebruik van tot het cultureel erfgoed behorende elementen van nationaal belang. Dergelijke elementen van cultureel erfgoed, in de zin van de op 16 november 1972 door Algemene Conferentie van de Unesco aangenomen Overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld, of, voor zover zij een tastbare uiting van immaterieel cultureel erfgoed vormen, in de zin van de door de Algemene Conferentie van de Unesco tijdens haar 32e zitting van 17 oktober 2003 aangenomen Conventie ter bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed, omvatten bijvoorbeeld monumenten of een groep gebouwen, artefacten, ambachten of kostuums.

 

(27)

Gezien de toenemende toepassing van 3D-printtechnologieën op diverse gebieden van de industrie, onder meer met behulp van artificiële intelligentie, en gezien de daaruit voortvloeiende uitdagingen voor houders van modelrechten om het onrechtmatige kopiëren van hun beschermde modellen op doeltreffende wijze te voorkomen, is het passend te bepalen dat het creëren, downloaden, kopiëren en beschikbaar stellen van dragers waarop of software waarin het model is vastgelegd, met als doel een voortbrengsel te reproduceren dat inbreuk maakt op het beschermde model, een vorm van gebruik van het model is waarvoor toestemming van de houder van het recht is vereist.

 

(28)

Om modelbescherming te verbeteren en namaak doeltreffender te bestrijden, en op een wijze die strookt met de internationale verplichtingen van de lidstaten in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), in het bijzonder artikel V van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT 1947) over vrijheid van doorvoer, en, wat generieke geneesmiddelen betreft, de door de Ministeriële Conferentie van de WTO op 14 november 2001 aangenomen “Verklaring van Doha over de Trips-overeenkomst en de volksgezondheid”, moet de houder van een ingeschreven modelrecht kunnen verhinderen dat derden in het economische verkeer voortbrengselen uit derde landen binnenbrengen in de lidstaat waar het model is ingeschreven, zonder dat deze daar in het vrije verkeer worden gebracht, wanneer, zonder de toestemming van de houder van het recht, het model op dezelfde wijze in die voortbrengselen is verwerkt of daarop is toegepast, of wanneer het model in zijn belangrijkste kenmerken niet van die voortbrengselen kan worden onderscheiden.

 

(29)

Daartoe moet het voor houders van een ingeschreven modelrecht mogelijk zijn het binnenbrengen van inbreukmakende voortbrengselen en de plaatsing van dergelijke voortbrengselen in alle douanesituaties, waaronder met name doorvoer, overlading, opslag in een entrepot, vrije zones, tijdelijke opslag, actieve veredeling of tijdelijke invoer, te verhinderen, ook wanneer deze voortbrengselen niet voor de markt van de betrokken lidstaat bestemd zijn. Bij douanecontroles moeten de douaneautoriteiten, ook op verzoek van de houders van modelrechten, gebruikmaken van de bij Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) vastgestelde bevoegdheden en procedures. In het bijzonder moeten de douaneautoriteiten de nodige controles uitvoeren op basis van risicoanalysecriteria.

 

(30)

Om de noodzaak van doeltreffende handhaving van modelrechten te verenigen met het voorkomen van hinder voor de vrije handel in legitieme voortbrengselen, moet het recht van de houder van het ingeschreven modelrecht vervallen wanneer de aangever of de houder van de voortbrengselen tijdens een procedure bij de rechterlijke of andere autoriteit die bevoegd is tot het nemen van een beslissing over de vraag of er inbreuk op het ingeschreven modelrecht is gemaakt, het bewijs kan leveren dat de houder van het ingeschreven modelrecht niet gerechtigd is het op de markt brengen van de voortbrengselen in het land van eindbestemming te verbieden.

 

(31)

Op de door een ingeschreven modelrecht verleende exclusieve rechten moet een passende reeks beperkingen van toepassing zijn. Afgezien van handelingen die in de particuliere sfeer en voor niet-commerciële doeleinden worden verricht en handelingen die voor experimentele doeleinden worden verricht, moet een dergelijke lijst van toegestaan gebruik ook reproductiehandelingen ter illustratie of voor onderricht, verwijzend gebruik in de context van vergelijkende reclame en gebruik met het oog op commentaar, kritiek of parodie omvatten, mits die handelingen verenigbaar zijn met eerlijke handelspraktijken en niet onnodig afbreuk doen aan de normale exploitatie van het model. Gebruik van een model door derden met het oog op artistieke expressie moet als billijk worden beschouwd wanneer dit gebruik strookt met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. Voorts moet deze richtlijn worden toegepast op een wijze die de volledige inachtneming van de fundamentele rechten en vrijheden, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting, waarborgt.

 

(32)

Modelbescherming heeft tot doel exclusieve rechten te verlenen op de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel, maar geen monopolie op het voortbrengsel als zodanig. De bescherming van modellen waarvoor in de praktijk geen alternatief bestaat, leidt in feite tot een monopolie op het voortbrengsel. Een dergelijke bescherming zou dicht in de buurt komen van misbruik van de modelbeschermingsregeling. Als derden de mogelijkheid hebben om vervangingsonderdelen te produceren en te distribueren, wordt de concurrentie in stand gehouden. Als modelbescherming tot vervangingsonderdelen wordt uitgebreid, dan maken die derden inbreuk op deze rechten, wordt concurrentie onmogelijk gemaakt en krijgt de houder van het modelrecht in feite een monopolie op het voortbrengsel.

 

(33)

De verschillen in de wetgeving van de lidstaten inzake het gebruik van beschermde modellen voor het repareren van een samengesteld voortbrengsel met de bedoeling het de oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven, wanneer het voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het model wordt toegepast, een vormafhankelijk onderdeel is van een samengesteld voortbrengsel, beïnvloeden rechtstreeks de totstandbrenging en werking van de interne markt. Dergelijke verschillen verstoren de mededinging en het handelsverkeer in de interne markt en leiden tot rechtsonzekerheid. De repareerbaarheid van producten vormt de kern van een duurzame economie, zoals wordt benadrukt in de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over “de Europese Green Deal”.

 

(34)

Bijgevolg is het voor de goede werking van de interne markt en om eerlijke mededinging te waarborgen noodzakelijk de modelbeschermingswetgevingen van de lidstaten nader tot elkaar te brengen wat betreft het gebruik van beschermde modellen voor het toestaan van het repareren van een samengesteld voortbrengsel om het de oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven, door een reparatieclausule in te voegen die vergelijkbaar is met de clausule van Verordening (EG) nr. 6/2002 en die op Unieniveau op Uniemodellen van toepassing is, maar die uitdrukkelijk uitsluitend van toepassing is op vormafhankelijke onderdelen van samengestelde voortbrengselen. Aangezien het beoogde effect van die reparatieclausule is ervoor te zorgen dat modelrechten niet afgedwongen kunnen worden indien het model van het onderdeel van een samengesteld voortbrengsel wordt gebruikt voor de reparatie van een samengesteld voortbrengsel om het de oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven, moet de reparatieclausule een van de verweermiddelen zijn waarin deze richtlijn voorziet tegen inbreuk op het modelrecht. Om te waarborgen dat consumenten niet worden misleid en met kennis van zaken een beslissing kunnen nemen over concurrerende voortbrengselen die voor de reparatie kunnen worden gebruikt, moet bovendien uitdrukkelijk worden bepaald dat de reparatieclausule niet kan worden ingeroepen door fabrikanten of verkopers van een onderdeel die consumenten niet naar behoren hebben geïnformeerd over de commerciële oorsprong, en de identiteit van de fabrikant, van het voortbrengsel dat voor reparatie van het samengestelde voortbrengsel moet worden gebruikt. Die nadere gegevens moeten worden verstrekt door middel van een duidelijke en zichtbare opgave op het voortbrengsel of, indien dat niet mogelijk is, op de verpakking ervan of in een bij het voortbrengsel gevoegd document, en moeten ten minste het handelsmerk waaronder het voortbrengsel in de handel wordt gebracht en de naam van de fabrikant omvatten.

 

(35)

Met het oog op het behoud van de doeltreffendheid van de met deze richtlijn beoogde liberalisering van de aftermarket voor vervangingsonderdelen, en in overeenstemming met de rechtspraak (7) van het Hof van Justitie van de Europese Unie, rust op de fabrikant of verkoper van een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel, om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van modelbescherming op grond van de reparatieclausule, een zorgvuldigheidsplicht om er met passende, met name contractuele, middelen voor te zorgen dat downstreamgebruikers de betrokken onderdelen niet voor andere doeleinden dan reparatie gebruiken om het samengestelde voortbrengsel zijn oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven. Dit mag echter niet van de fabrikant of verkoper van een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vereisen dat deze objectief en in alle omstandigheden garandeert dat de onderdelen die deze vervaardigt of verkoopt, door eindgebruikers uiteindelijk daadwerkelijk uitsluitend voor reparatie worden gebruikt om dat samengestelde voortbrengsel zijn oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven.

 

(36)

Ter voorkoming van uiteenlopende voorwaarden in de lidstaten betreffende voorgebruik die leiden tot verschillen in de rechtskracht van hetzelfde model in verschillende lidstaten, moet worden gewaarborgd dat een derde die kan aantonen vóór de datum van indiening van een aanvraag om inschrijving van een model of, indien er aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang te goeder trouw in een lidstaat te zijn begonnen met het gebruik, of daartoe serieuze en daadwerkelijke voorbereidingen te hebben getroffen, van een model dat onder de bescherming van een ingeschreven modelrecht valt, dat niet van dit laatste is gekopieerd, recht heeft op een beperkte exploitatie van dat model.

 

(37)

Om het op de markt brengen van voortbrengselen waarop modelbescherming van toepassing is te vergemakkelijken, met name voor kmo’s en individuele ontwerpers, en meer bekendheid te geven aan de regelingen voor de inschrijving van modellen die op Unie- en nationaal niveau bestaan, moet er een algemeen aanvaarde aanduiding, bestaande uit het symbool

, beschikbaar zijn voor gebruik door houders van modelrechten en anderen met hun toestemming.

 

(38)

Teneinde de toegang tot modelbescherming te verbeteren en te vergemakkelijken en de rechtszekerheid en juridische voorspelbaarheid te vergroten, moet de procedure voor de inschrijving van modellen in de lidstaten efficiënt en transparant zijn en soortgelijke regels volgen als die welke op Uniemodellen van toepassing zijn.

 

(39)

Er moeten fundamentele gemeenschappelijke regels worden vastgesteld betreffende de voorschriften en technische middelen voor de afbeelding van modellen in elke vorm van visuele reproductie in de fase van indiening van de aanvraag om inschrijving, rekening houdend met de technische vooruitgang met betrekking tot het visualiseren van modellen en de behoeften van de industrie in de Unie op het gebied van nieuwe digitale modellen. Daarnaast moeten de lidstaten geharmoniseerde normen vaststellen door praktijken te convergeren.

 

(40)

Met het oog op meer efficiëntie is het ook passend indieners van aanvragen om inschrijving van modellen toe te staan verscheidene modellen in één meervoudige aanvraag te combineren zonder aan de voorwaarde te hoeven voldoen dat de voortbrengselen waarin de modellen zullen worden verwerkt of waarop deze zullen worden toegepast, allemaal behoren tot dezelfde klasse van de internationale classificatie voor tekeningen en modellen van nijverheid (“de classificatie van Locarno”), die is ingesteld bij de Overeenkomst van Locarno (1968).

 

(41)

De gebruikelijke publicatie na inschrijving van een model zou in sommige gevallen een commerciële operatie met betrekking tot het model kunnen doen mislukken of in gevaar brengen. In dergelijke gevallen biedt de mogelijkheid om opschorting van publicatie te verkrijgen een oplossing. Met het oog op samenhang en meer rechtszekerheid, die ertoe bijdragen dat bedrijven de kosten voor het beheer van modelportefeuilles kunnen verlagen, moeten voor opschorting van publicatie in de gehele Unie dezelfde regels gelden.

 

(42)

Om een gelijk speelveld voor bedrijven te waarborgen en in de hele Unie hetzelfde niveau van toegang tot modelbescherming te bieden door de inschrijving- en andere formaliteiten voor aanvragers tot een minimum te beperken, moeten alle centrale bureaus voor de industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom, zoals het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) op het niveau van de Unie doet, hun inhoudelijke onderzoek ambtshalve beperken tot het ontbreken van de in deze richtlijn limitatief opgesomde gronden voor niet-inschrijving.

 

(43)

Teneinde een extra middel te bieden om modelrechten nietig te verklaren, moet het de lidstaten worden toegestaan in een administratieve procedure voor nietigverklaring te voorzien die voor zover nodig is afgestemd op de procedure die op ingeschreven Uniemodellen van toepassing is.

 

(44)

Het is wenselijk dat de centrale bureaus voor de industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom onderling en met het EUIPO samenwerken op alle gebieden met betrekking tot de inschrijving en het beheer van modellen, teneinde de convergentie van praktijken en instrumenten te bevorderen, zoals de oprichting en actualisering van gemeenschappelijke of onderling verbonden gegevensbanken en portalen voor raadpleging en recherche. De lidstaten moeten voorts waarborgen dat hun centrale bureaus voor de industriële eigendom en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom op alle andere werkterreinen die relevant zijn voor de bescherming van modellen in de Unie, met elkaar en met het EUIPO samenwerken.

 

(45)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk een goed functionerende interne markt bevorderen en tot stand brengen, en inschrijving, beheer en bescherming van modelrechten in de Unie ten bate van groei en concurrentievermogen bevorderen waar dat passend is, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

 

(46)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (8) geraadpleegd.

 

(47)

De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in intern recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van Richtlijn 98/71/EG materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit die vorige richtlijn.

 

(48)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I bij deze richtlijn genoemde termijn voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijn onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEn

Artikel 1

Toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze richtlijn is van toepassing op:
 

a)

bij de centrale bureaus voor de industriële eigendom van de lidstaten ingeschreven modellen;

 

b)

bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom ingeschreven modellen;

 

c)

op grond van in een lidstaat geldende internationale regelingen ingeschreven modellen;

 

d)

aanvragen om inschrijving van de modellen bedoeld in de punten a), b) en c).

  • 2. 
    In deze richtlijn wordt onder inschrijving van een model tevens verstaan de publicatie van het model dat ingediend is bij het bureau voor de industriële eigendom van een lidstaat waar die publicatie een modelrecht doet ontstaan.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

 

1)

“bureau”: het centrale bureau voor de industriële eigendom van de lidstaat dan wel het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom dat belast is met de inschrijving van modellen;

 

2)

“register”: het door een bureau bijgehouden modellenregister;

 

3)

“model”: de verschijningsvorm van een voortbrengsel of een deel ervan, die wordt afgeleid uit de kenmerken, met name de lijnen, de omtrek, de kleuren, de vorm, de textuur en/of de materialen, van het voortbrengsel zelf en/of van de versiering ervan, met inbegrip van de beweging, de transitie of elk ander type animatie van die kenmerken;

 

4)

“voortbrengsel”: elk op industriële of ambachtelijke wijze vervaardigd voorwerp dat geen computerprogramma is, ongeacht of het is belichaamd in een fysiek object of in niet-fysieke vorm wordt verwezenlijkt, met inbegrip van:

 

a)

verpakkingen, sets van artikelen, ruimtelijke ordeningen van voorwerpen die bedoeld zijn om een binnen- of buitenomgeving te vormen, en onderdelen die zijn bestemd om tot een samengesteld voortbrengsel te worden samengevoegd;

 

b)

grafische werken of symbolen, logo’s, oppervlaktepatronen, typografische lettertypen, en grafische gebruikersinterfaces;

 

5)

“samengesteld voortbrengsel”: een voortbrengsel dat bestaat uit meerdere onderdelen die vervangen kunnen worden, zodat het voortbrengsel uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet kan worden.

HOOFDSTUK 2

MATERIEEL MODELLENRECHT

Artikel 3

Beschermingsvoorwaarden

  • 1. 
    De lidstaten beschermen modellen uitsluitend door middel van inschrijving van die modellen, en verlenen aan de houders ervan exclusieve rechten overeenkomstig deze richtlijn.
  • 2. 
    Een model wordt door een modelrecht beschermd indien het nieuw is en een eigen karakter heeft.
  • 3. 
    Een model dat is toegepast op of verwerkt in een voortbrengsel dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vormt, wordt slechts geacht nieuw te zijn en een eigen karakter te hebben:
 

a)

voor zover het onderdeel, wanneer het in het samengestelde voortbrengsel is verwerkt, bij normaal gebruik van dit laatste zichtbaar blijft, en

 

b)

voor zover deze zichtbare kenmerken van het onderdeel als zodanig aan de voorwaarden inzake nieuwheid en eigen karakter voldoen.

  • 4. 
    “Normaal gebruik” in de zin van lid 3, punt a), houdt het gebruik door de eindgebruiker in, met uitzondering van handelingen in verband met onderhoud, service of reparatie.

Artikel 4

Nieuwheid

Een model wordt als nieuw beschouwd, indien vóór de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving of, wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang geen identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld. Modellen worden geacht identiek te zijn, indien de kenmerken ervan slechts in onbelangrijke details verschillen.

Artikel 5

Eigen karakter

  • 1. 
    Een model wordt geacht een eigen karakter te hebben, indien de algemene indruk die het bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij die gebruiker wordt gewekt door modellen die vóór de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving of, wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang voor het publiek beschikbaar zijn gesteld.
  • 2. 
    Bij de beoordeling van het eigen karakter wordt rekening gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model.

Artikel 6

Openbaarmaking

  • 1. 
    Voor de toepassing van de artikelen 4 en 5 wordt een model geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld, indien dit gepubliceerd is na inschrijving of op andere wijze, of tentoongesteld, in de handel gebracht of anderszins openbaar gemaakt is, tenzij deze feiten bij een normale gang van zaken redelijkerwijs niet vóór de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving of, wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang ter kennis konden zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de Unie werkzaam zijn. Het model wordt echter niet geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld, louter omdat het onder uitdrukkelijke of stilzwijgende voorwaarde van geheimhouding aan een derde bekendgemaakt is.
  • 2. 
    Openbaarmaking wordt voor de toepassing van de artikelen 4 en 5 niet in aanmerking genomen, wanneer het openbaar gemaakte model, dat identiek is aan of in de algemene indruk ervan niet verschilt van het model waarvoor uit hoofde van een inschrijving van een modelrecht in een lidstaat aanspraak op bescherming wordt gemaakt, voor het publiek beschikbaar is gesteld:
 

a)

door de ontwerper, de rechtverkrijgende van de ontwerper of een derde op basis van door de ontwerper of de rechtverkrijgende van de ontwerper verstrekte informatie of genomen maatregelen, en

 

b)

gedurende de periode van twaalf maanden voorafgaande aan de datum van indiening van de aanvraag of, indien aanspraak wordt gemaakt op voorrang, aan de datum van voorrang.

  • 3. 
    Lid 2 is tevens van toepassing indien het model ten gevolge van misbruik jegens de ontwerper of de rechtverkrijgende van de ontwerper voor het publiek beschikbaar is gesteld.

Artikel 7

Modellen die bepaald zijn door hun technische functie en modellen van verbindingen

  • 1. 
    Een modelrecht geldt niet voor de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie worden bepaald.
  • 2. 
    Een modelrecht geldt niet voor de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die noodzakelijkerwijs in precies dezelfde vorm en afmetingen gereproduceerd moeten worden om het voortbrengsel waarin het model verwerkt is of waarop het toegepast is, mechanisch met een ander voortbrengsel te kunnen verbinden of om het in, rond of tegen een ander voortbrengsel te kunnen plaatsen, zodat elk van beide voortbrengselen zijn functie kan vervullen.
  • 3. 
    In afwijking van lid 2 van dit artikel kan een model dat tot doel heeft binnen een modulair systeem de meervoudige samenvoeging of verbinding van onderling verwisselbare voortbrengselen mogelijk te maken, onder de in de artikelen 4 en 5 gestelde voorwaarden door een modelrecht worden beschermd.

Artikel 8

Met de openbare orde of de goede zeden strijdige modellen

Een model dat strijdig is met de openbare orde of de goede zeden, is niet vatbaar voor bescherming door een modelrecht.

Artikel 9

Draagwijdte van de bescherming

  • 1. 
    De bescherming krachtens het modelrecht omvat elk model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt.
  • 2. 
    Bij het beoordelen van de draagwijdte van de bescherming wordt rekening gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model.

Artikel 10

Aanvang en duur van de bescherming

  • 1. 
    De bescherming van een modelrecht gaat in na inschrijving door het bureau.
  • 2. 
    Een model wordt ingeschreven voor een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving. De houder van het recht kan de inschrijving, overeenkomstig artikel 32, telkens met een of meer perioden van vijf jaar verlengen, tot een totale beschermingsduur van 25 jaar vanaf de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving.

Artikel 11

Recht op het ingeschreven model

  • 1. 
    Het recht op het ingeschreven model komt toe aan de ontwerper of de rechtverkrijgende van de ontwerper.
  • 2. 
    Wanneer twee of meer personen het model gezamenlijk hebben ontwikkeld, komt hun het recht op het ingeschreven model gezamenlijk toe.
  • 3. 
    Het recht op het ingeschreven model komt echter aan de werkgever toe indien een model door een werknemer bij de uitoefening van de taken van de werknemer of volgens de instructies van de werkgever van de werknemer is ontwikkeld, tenzij bij overeenkomst tussen de betrokkenen anders is bepaald of dit in nationale wetgeving anders is vastgelegd.

Artikel 12

Vermoeden ten gunste van de ingeschreven houder van het model

De persoon op wiens naam het modelrecht is ingeschreven, of, voorafgaande aan de inschrijving, de persoon op wiens naam de aanvraag is ingediend, wordt in alle procedures bij het bureau op het grondgebied waarvan aanspraak op bescherming wordt gemaakt, en in alle andere procedures geacht bevoegd te zijn om op te treden.

Artikel 13

Gronden voor niet-inschrijving

  • 1. 
    In de volgende gevallen wordt de inschrijving van een model geweigerd:
 

a)

het model is geen model in de zin van artikel 2, punt 3);

 

b)

het model is strijdig met de openbare orde of de goede zeden, zoals voorzien in artikel 8, of

 

c)

het model vormt een oneigenlijk gebruik van een van de in artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs ter bescherming van de industriële eigendom genoemde zaken, tenzij de bevoegde autoriteiten toestemming hebben gegeven voor de inschrijving.

  • 2. 
    Lidstaten kunnen bepalen dat de inschrijving van een model moet worden geweigerd indien het model een oneigenlijk gebruik vormt van andere kentekenen, emblemen en wapenschilden dan die welke onder artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs vallen en in de betrokken lidstaat van bijzonder algemeen belang zijn, tenzij de bevoegde autoriteit overeenkomstig het recht van de lidstaat toestemming heeft gegeven voor de inschrijving ervan.
  • 3. 
    Lidstaten kunnen bepalen dat de inschrijving van een model moet worden geweigerd indien het model een volledige of gedeeltelijke reproductie bevat van tot het cultureel erfgoed behorende elementen van nationaal belang.

Artikel 14

Nietigheidsgronden

  • 1. 
    Indien het model is ingeschreven, wordt het modelrecht in elk van de volgende gevallen nietig verklaard:
 

a)

het model is geen model in de zin van artikel 2, punt 3);

 

b)

het model voldoet niet aan de voorwaarden van de artikelen 3 tot en met 8;

 

c)

de inschrijving van het model is in strijd met artikel 13, lid 1, punt c), of artikel 13, lid 2;

 

d)

op grond van een besluit van de bevoegde rechter of autoriteit kan de houder van het modelrecht er uit hoofde van het recht van de betrokken lidstaat geen aanspraak op maken;

 

e)

het model is strijdig met een ouder model dat voor het publiek beschikbaar is gesteld vóór of na de datum van indiening van de aanvraag of, indien er aanspraak op voorrang wordt gemaakt, de datum van voorrang van het model, en dat wordt beschermd vanaf een datum vóór de datum van indiening van de aanvraag of, indien aanspraak op voorrang wordt gemaakt, de datum van voorrang van het model:

 

i)

door een ingeschreven Uniemodel, dan wel door een aanvraag om inschrijving als Uniemodel, onder voorbehoud van inschrijving;

 

ii)

door een ingeschreven modelrecht van de betrokken lidstaat dan wel door een aanvraag om een zodanig recht, onder voorbehoud van inschrijving;

 

iii)

door een modelrecht dat is ingeschreven op grond van in de betrokken lidstaat geldende internationale regelingen, of door een aanvraag om een zodanig recht, onder voorbehoud van inschrijving;

 

f)

in een later model wordt van een onderscheidend teken gebruikgemaakt, en het Unierecht of het recht van de betrokken lidstaat dat op dat teken van toepassing is, staat de houder van het recht op het teken toe dat gebruik te verbieden;

 

g)

in het model wordt zonder toestemming gebruikgemaakt van een werk dat in de betrokken lidstaat auteursrechtelijk beschermd is.

  • 2. 
    Als het model is ingeschreven, kunnen de lidstaten bepalen dat het modelrecht nietig moet worden verklaard indien het model een volledige of gedeeltelijke reproductie bevat van tot het cultureel erfgoed behorende elementen van nationaal belang.
  • 3. 
    De in lid 1, punten a) en b), vermelde nietigheidsgronden kunnen worden ingeroepen door:
 

a)

iedere natuurlijke of rechtspersoon, of

 

b)

elke groepering of entiteit die is opgericht om de belangen van fabrikanten, producenten, dienstverrichters, handelaren of consumenten te behartigen, indien die groepering of entiteit uit hoofde van het geldende recht bevoegd is in eigen naam in rechte op te treden.

  • 4. 
    De in lid 1, punt c), vermelde nietigheidsgrond kan alleen door de persoon of entiteit die door het oneigenlijk gebruik wordt getroffen, worden ingeroepen.
  • 5. 
    De in lid 1, punt d), vermelde nietigheidsgrond kan alleen worden ingeroepen door degene die volgens het recht van de betrokken lidstaat aanspraak kan maken op het modelrecht.
  • 6. 
    De in lid 1, punten e), f) en g), vermelde nietigheidsgronden kunnen alleen door de volgende personen worden ingeroepen:
 

a)

de aanvrager of de houder van het oudere recht;

 

b)

de personen die krachtens het Unierecht of het recht van de betrokken lidstaat de rechten kunnen uitoefenen, of

 

c)

een licentiehouder die is gemachtigd door de houder van het oudere recht.

  • 7. 
    Een ingeschreven modelrecht wordt niet nietig verklaard indien de aanvrager of een houder van een recht zoals bedoeld in lid 1, punten e), f) en g), uitdrukkelijk heeft ingestemd met de inschrijving van het model vóór de indiening van de vordering tot nietigverklaring of de reconventionele vordering.
  • 8. 
    Een modelrecht kan ook na verval of afstand nietig worden verklaard.

Artikel 15

Voorwerp van de bescherming

Bescherming wordt verleend aan die uiterlijke kenmerken van een ingeschreven model die zichtbaar in de aanvraag om inschrijving zijn weergegeven.

Artikel 16

Aan het modelrecht verbonden rechten

  • 1. 
    De inschrijving van een model verleent aan de houder ervan het exclusieve recht om het te gebruiken en om derden aan wie de houder daartoe geen toestemming heeft gegeven, te beletten het te gebruiken.
  • 2. 
    Uit hoofde van lid 1 kan met name het volgende worden verboden:
 

a)

het vervaardigen, aanbieden, in de handel brengen, of gebruiken van een voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het is toegepast;

 

b)

het invoeren of uitvoeren van een in punt a) bedoeld voortbrengsel;

 

c)

het voor de in de punten a) en b) genoemde doeleinden in voorraad hebben van een in punt a) bedoeld voortbrengsel;

 

d)

het creëren, downloaden, kopiëren en delen of verspreiden onder anderen van een drager waarop of software waarin het model is vastgelegd, teneinde een in punt a) bedoeld voortbrengsel te kunnen maken.

  • 3. 
    De houder van een ingeschreven modelrecht heeft het recht derden te beletten voortbrengselen uit derde landen die in de lidstaat waar het model is ingeschreven, niet in het vrije verkeer zijn gebracht, in die lidstaat in het handelsverkeer te brengen, indien het model op identieke wijze in die voortbrengselen is verwerkt of daarop is toegepast, of indien het model in zijn belangrijkste kenmerken niet van dergelijke voortbrengselen kan worden onderscheiden, en de toestemming van de houder van het recht niet is verleend.

Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde recht vervalt indien door de aangever of de houder van de voortbrengselen tijdens de procedure om te bepalen of inbreuk is gemaakt op het ingeschreven modelrecht, die is ingeleid overeenkomstig Verordening (EU) nr. 608/2013, het bewijs wordt geleverd dat de houder van het ingeschreven modelrecht niet gerechtigd is om het op de markt brengen van de voortbrengselen in het land van de eindbestemming te verbieden.

Artikel 17

Vermoeden van geldigheid

  • 1. 
    In een inbreukprocedure wordt ten gunste van de houder van het ingeschreven modelrecht vermoed dat aan de in de artikelen 3 tot en met 8 bedoelde eisen voor de rechtsgeldigheid van een ingeschreven model wordt voldaan en dat de inschrijving van het modelrecht niet in strijd is met artikel 13, lid 1, punt c).
  • 2. 
    Het in lid 1 bedoelde vermoeden van geldigheid kan worden weerlegd door alle in het rechtsgebied van de betrokken lidstaat beschikbare procedurele middelen, met inbegrip van reconventionele vorderingen.

Artikel 18

Beperkingen van de aan het modelrecht verbonden rechten

  • 1. 
    De rechten op een ingeschreven model mogen niet worden uitgeoefend voor:
 

a)

handelingen die in de particuliere sfeer en voor niet-commerciële doeleinden worden verricht;

 

b)

handelingen die voor experimentele doeleinden worden verricht;

 

c)

handelingen bestaande in reproductie ter illustratie of voor onderricht;

 

d)

handelingen die ter identificatie van of verwijzing naar een voortbrengsel als dat van de houder van het modelrecht worden verricht;

 

e)

handelingen die met het oog op commentaar, kritiek of parodie worden verricht;

 

f)

de uitrusting van in een ander land geregistreerde vaartuigen en luchtvaartuigen die zich tijdelijk op het grondgebied van de betrokken lidstaat bevinden;

 

g)

de invoer in de betrokken lidstaat van vervangingsonderdelen en toebehoren voor de reparatie van de in punt f) bedoelde vaartuigen en luchtvaartuigen;

 

h)

de uitvoering van reparaties aan de in punt f) bedoelde vaartuigen en luchtvaartuigen.

  • 2. 
    Lid 1, punten c), d) en e), zijn alleen van toepassing indien de handelingen met eerlijke handelspraktijken verenigbaar zijn en niet onnodig afbreuk doen aan de normale exploitatie van het model en, in het in punt c), bedoelde geval, indien de bron van het voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het model wordt toegepast, wordt vermeld.

Artikel 19

Reparatieclausule

  • 1. 
    Er wordt geen bescherming verleend aan een ingeschreven model dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vormt waarvan de uiterlijke kenmerken bepalend zijn voor het model van het onderdeel, en dat in de zin van artikel 16, lid 1, uitsluitend wordt gebruikt voor de reparatie van dat samengestelde voortbrengsel om het zijn oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven.
  • 2. 
    Lid 1 wordt niet ingeroepen door een fabrikant of verkoper van een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel die de consumenten niet naar behoren heeft geïnformeerd, door middel van een duidelijke en zichtbare opgave op het voortbrengsel of in een andere passende vorm, over de commerciële oorsprong, en de identiteit van de fabrikant, van het voortbrengsel dat voor de reparatie van het samengestelde voortbrengsel wordt gebruikt, zodat zij met kennis van zaken een keuze kunnen maken tussen concurrerende voortbrengselen die voor de reparatie kunnen worden gebruikt.
  • 3. 
    De fabrikant of verkoper van een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel wordt niet verplicht te garanderen dat de onderdelen die zij vervaardigen of verkopen, uiteindelijk door eindgebruikers uitsluitend voor reparatie worden gebruikt om dat samengestelde voortbrengsel zijn oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven.
  • 4. 
    Indien op 8 december 2024 het nationale recht van een lidstaat modellen in de zin van lid 1 beschermt, blijft de lidstaat, in afwijking van lid 1, tot en met 9 december 2032 voorzien in die bescherming voor modellen waarvoor inschrijving is aangevraagd vóór 8 december 2024.

Artikel 20

Uitputting van rechten

De aan een ingeschreven modelrecht verbonden rechten gelden niet voor handelingen die betrekking hebben op een voortbrengsel waarin een door het modelrecht beschermd model is verwerkt of waarop het is toegepast, indien het voortbrengsel door de houder van het modelrecht, of met toestemming van de houder, in de Unie in de handel is gebracht.

Artikel 21

Recht van voorgebruik met betrekking tot een ingeschreven modelrecht

  • 1. 
    Iedere derde die kan aantonen dat hij of zij vóór de datum van de indiening van de aanvraag, of indien aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang, te goeder trouw een aanvang heeft gemaakt met, of serieuze en daadwerkelijke voorbereidingen heeft getroffen tot het gebruik in de betrokken lidstaat van een model dat onder de aan een ingeschreven modelrecht verleende bescherming valt en geen namaak is van laatstgenoemd ingeschreven model, heeft een recht van voorgebruik.
  • 2. 
    Op grond van het in lid 1 genoemde recht van voorgebruik kan de derde het model exploiteren voor de doeleinden waarvoor hij, vóór de datum van indiening van de aanvraag of de datum van voorrang van een ingeschreven modelrecht, een aanvang had gemaakt met of serieuze en daadwerkelijke voorbereidingen had getroffen tot het gebruik van dat model.

Artikel 22

Verhouding tot andere vormen van bescherming

Deze richtlijn laat de bepalingen van het Unierecht inzake niet-ingeschreven modellen of de bepalingen van het Unierecht of het recht van de betrokken lidstaat inzake merken of andere onderscheidende tekens, octrooien en gebruiksmodellen, lettertypen, wettelijke aansprakelijkheid en oneerlijke mededinging onverlet.

Artikel 23

Verhouding tot het auteursrecht

Een model dat overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn beschermd wordt door een ingeschreven modelrecht in of ten aanzien van een lidstaat, kan tevens beschermd worden door auteursrecht vanaf de datum waarop het model is gecreëerd of in vorm is vastgelegd op voorwaarde dat aan de eisen van de wetgeving betreffende auteursrechten wordt voldaan.

Artikel 24

Registratiesymbool

De houder van een ingeschreven modelrecht kan het publiek ervan in kennis stellen dat het model is ingeschreven door op het voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het wordt toegepast, de letter

(Ⓓ)

in een cirkel weer te geven. Een dergelijke opgave betreffende het model kan vergezeld gaan van het inschrijvingsnummer van het model of van de hyperlink naar de vermelding van het model in het register.

HOOFDSTUK 3

PROCEDURES

Artikel 25

Aanvraagvereisten

 

a)

een verzoek om inschrijving;

 

b)

gegevens op grond waarvan de aanvrager kan worden geïdentificeerd;

 

c)

een voldoende duidelijke afbeelding van het model, op basis waarvan het voorwerp waarvoor bescherming wordt aangevraagd kan worden vastgesteld;

 

d)

opgave van de voortbrengselen waarin het model zal worden verwerkt of waarop het zal worden toegepast.

Artikel 26

Afbeelding van het model

Artikel 27

Meervoudige aanvragen

Verscheidene modellen kunnen in één meervoudige aanvraag om inschrijving van modellen worden ingediend. Aan die mogelijkheid is niet de voorwaarde verbonden dat alle voortbrengselen waarin de modellen zullen worden verwerkt of waarop zij zullen worden toegepast, tot dezelfde klasse van de classificatie van Locarno behoren.

Artikel 28

Datum van indiening

Artikel 29

Reikwijdte van het inhoudelijke onderzoek

De bureaus beperken hun onderzoek of het model waarvoor de aanvraag is ingediend in aanmerking komt voor inschrijving, tot het al dan niet aanwezig zijn van de in artikel 13 genoemde materiële gronden voor niet-inschrijving.

Artikel 30

Opschorting van publicatie

Artikel 31

Procedure tot nietigverklaring

 

a)

het model had niet mogen worden ingeschreven omdat het niet aan de definitie van artikel 2, punt 3, voldoet of aan de vereisten van de artikelen 3 tot en met 8 voldoet;

 

b)

het model had niet mogen worden ingeschreven omdat het in strijd is met artikel 13, lid 1, punt c);

 

c)

het model had niet mogen worden ingeschreven omdat er een ouder model in de zin van artikel 14, lid 1, punt e), bestaat.

 

a)

in het geval van lid 2, punt a), van dit artikel, de in artikel 14, lid 3, bedoelde personen, groeperingen of entiteiten;

 

b)

in het geval van lid 2, punt b), van dit artikel, de in artikel 14, lid 4, bedoelde persoon of entiteit;

 

c)

in het geval van lid 2, punt c), van dit artikel, ten minste de in artikel 14, lid 6, punten a) en b), bedoelde personen.

Artikel 32

Vernieuwing

Bij gebreke daarvan kan het verzoek binnen een termijn van nog eens zes maanden na het verstrijken van de inschrijving of de latere vernieuwing daarvan worden ingediend. De vernieuwingstaksen en de aanvullende taks worden binnen deze extra termijn betaald.

Artikel 33

Communicatie met het bureau

De partijen in de procedure of, indien van toepassing, hun vertegenwoordigers, geven een officieel adres op voor alle officiële communicatie met het bureau. De lidstaten kunnen eisen dat dit adres zich in de Europese Economische Ruimte bevindt.

HOOFDSTUk 4

ADMINISTRATIEVE SAMENWERKINg

Artikel 34

Samenwerking op het gebied van inschrijving, administratie en nietigheid van modellen

Het staat de bureaus vrij om onderling en met het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie op doeltreffende wijze samen te werken om convergentie van praktijken en instrumenten met betrekking tot het onderzoek, de inschrijving en de nietigverklaring van modellen te bevorderen.

Artikel 35

Samenwerking op andere gebieden

Het staat de bureaus vrij om onderling en met het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie op doeltreffende wijze samen te werken op alle andere gebieden dan die bedoeld in artikel 34 waarop zij activiteiten ontwikkelen die van belang zijn voor de bescherming van modellen in de Unie.

HOOFDSTUK 5

SLOTBEPALINGEN

Artikel 36

Omzetting

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 37

Intrekking

Richtlijn 98/71/EG wordt met ingang van 9 december 2027 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I genoemde termijn voor omzetting in intern recht van de richtlijn.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en moeten worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 38

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen 4, 5, 7, 8, 9, 20 en 22 zijn evenwel van toepassing met ingang van 9 december 2027.

Artikel 39

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 23 oktober 2024.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

ZSIGMOND B. P.

 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 14 maart 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 10 oktober 2024.
  • (6) 
    Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 15).
  • (7) 
    Arrest van het Hof van Justitie van 20 december 2017, Acacia Srl/Pneusgarda Srl en Audi AG en Acacia Srl en Rolando D'Amato tegen Dr. Ing. h.c.F. Porsche AG, gevoegde zaken C-397/16 en C-435/16, ECLI:EU:C:2017:992.
  • (8) 
    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
 

BIJLAGE I

Termijnen voor omzetting in nationaal recht (bedoeld in artikel 37)

 

Richtlijn

Omzettingstermijn

98/71/EG

28 oktober 2001

 

BIJLAGE II

Concordantietabel

 

Richtlijn 98/71/EG

Deze richtlijn

Artikel 1, aanhef

Artikel 2, aanhef

Artikel 2, punten 1 en 2

Artikel 1, punt a)

Artikel 2, punt 3

Artikel 1, punt b)

Artikel 2, punt 4

Artikel 1, punt c)

Artikel 2, punt 5

Artikel 2

Artikel 1

Artikelen 3 tot en met 10

Artikelen 3 tot en met 10

Artikelen 11 en 12

Artikel 11

Artikelen 13 en 14

Artikel 15

Artikel 12, lid 1

Artikel 16, lid 1 en lid 2, punten a), b) en c)

Artikel 16, lid 2, punt d)

Artikel 16, lid 3

Artikel 12, lid 2

Artikel 17

Artikel 13, lid 1, punten a), b) en c)

Artikel 18, lid 1, punten a), b) en c)

Artikel 18, lid 1, punten d) en e)

Artikel 13, lid 2, punten a), b) en c)

Artikel 18, lid 1, punten f), g) en h)

Artikel 18, lid 2

Artikel 14

Artikel 19

Artikel 15

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 16

Artikel 22

Artikel 17

Artikel 23

Artikelen 24 tot en met 35

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 20

Artikel 38

Artikel 21

Artikel 39

Bijlage I

Bijlage II

 

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/2823/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.