Verordening 2024/2903 - Vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee voor 2025 en tot wijziging van Verordening (EU) 2024/257 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren

1.

Wettekst

 

Publicatieblad

van de Europese Unie

NL

L-serie

 

 

2024/2903

19.11.2024

VERORDENING (EU) 2024/2903 VAN DE RAAD

van 18 november 2024

tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee voor 2025 en tot wijziging van Verordening (EU) 2024/257 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het is aan de Raad om maatregelen aan te nemen voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden, inclusief, waar nodig, bepaalde functioneel daarmee verbonden voorwaarden. Op grond van artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) moeten de vangstmogelijkheden worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 2, lid 2, van die verordening genoemde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Op grond van artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten de vangstmogelijkheden aan de lidstaten worden toegewezen op een manier die de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van iedere lidstaat voor elk visbestand of elke visserij waarborgt.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten de totale toegestane vangsten (TAC’s) derhalve worden gebaseerd op de beschikbare wetenschappelijke adviezen, waarbij rekening moet worden gehouden met de biologische en sociaal-economische gevolgen, met de verplichting tot billijke behandeling van de visserijsectoren en met de standpunten die kenbaar zijn gemaakt tijdens de raadpleging van de belanghebbenden.

 

(3)

Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad (2) bevat een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van die verordening is het plan gericht op de verwezenlijking van de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 genoemde doelstellingen van het GVB. Met name zet het in op een zodanige exploitatie van de levende mariene biologische rijkdommen dat de populaties van de gevangen soorten zich herstellen tot boven de niveaus die de maximale duurzame opbrengst (MDO) kunnen opleveren, en daarboven blijven. Ook heeft het plan tot doel ertoe bij te dragen dat de visserij- en aquacultuuractiviteiten op lange termijn ecologisch duurzaam zijn en stroken met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch, sociaal en werkgelegenheidsgebied, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedsel. Die doelstellingen, zoals nader omschreven in artikel 2, lid 5, punten c) en f), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, omvatten het scheppen van voorwaarden om de visserijsector en verwerkende industrie en visserijgerelateerde activiteiten aan land levensvatbaar en concurrerend te maken, alsook het bijdragen aan een redelijke levensstandaard voor degenen die van visserijactiviteiten afhankelijk zijn, met aandacht voor de kustvisserij en de sociaal-economische aspecten.

 

(4)

Op 31 mei 2024 heeft de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) zijn jaarlijks advies voor 2025 voor de bestanden in de Oostzee gepubliceerd. Volgens de ICES vertoont het overgrote deel van de visserijen in de Oostzee ten minste enige mate van vermenging tussen bestanden. Die vermenging betreft zowel bestanden die onder een TAC vallen, als bestanden die niet onder een TAC vallen. De belangrijkste mate van vermenging vindt plaats onder pelagische en demersale soorten.

 

(5)

Voor 2025 adviseert de ICES nulvangsten van haring in het westelijk deel van de Oostzee, kabeljauw in het oostelijk deel van de Oostzee en zalm in de ICES-deelsectoren 22 tot en met 31. Bovendien beveelt de ICES voor 2025 lage vangstniveaus aan voor kabeljauw in het westelijk deel van de Oostzee. Al met al zou, bij vaststelling van de TAC’s voor die bestanden op de door de ICES aanbevolen niveaus, de aanlandingsverplichting voor alle vangsten, inclusief bijvangsten van die bestanden in gemengde visserijen, resulteren in het verschijnsel van “choke species” (knelsoorten of verstikkingssoorten). Kabeljauw is namelijk bijvangst in alle visserijen, westelijke haring in de gerichte sprotvisserij en zalm in tal van visserijen. Verstikking zou met name vaartuigen treffen die op platvis en sprot vissen: zij zouden mogelijk gedwongen zijn om hun visserijverrichtingen in 2025 stop te zetten, zodat die visserijen voortijdig worden gesloten. Op basis van gegevens van de Waarnemingspost voor de Europese markt voor visserij- en aquacultuurproducten wordt de waarde bij eerste verkoop van schol en sprot die binnen de grenzen van de TAC’s mogen worden gevangen en naar verwachting in het betrokken gebied worden gevangen, geraamd op respectievelijk 19 900 000 EUR en 400 000 EUR. Tal van visserijen, en met name kleinschalige kustvisserijen, op soorten die niet onder een TAC vallen, zouden dan eveneens in 2025 moeten worden stopgezet. Om een evenwicht te vinden tussen de instandhouding van de visserijen — vanwege de mogelijk ernstige sociaal-economische gevolgen als dat niet zou gebeuren — en de noodzaak om een goede biologische situatie van die bestanden te bereiken, en rekening houdend met de moeilijkheid om alle bestanden in een gemengde visserij op MDO-niveau te bevissen, moeten de TAC’s uitsluitend worden gehandhaafd voor onvermijdelijke bijvangsten van haring in het westelijk deel van de Oostzee, van kabeljauw in het oostelijk en het westelijk deel van de Oostzee en van zalm in het hoofdbekken.

 

(6)

Voor kabeljauw in het oostelijk deel van de Oostzee adviseert de ICES voor 2025 voor het zesde opeenvolgende jaar nulvangsten. Verder heeft de ICES zijn beoordeling vanwege beperkte gegevens en inconsistenties in bepaalde modelramingen verlaagd tot categorie 3 (voorzorgsbeoordeling). Wel houdt de ICES vertrouwen in de biomassatrends van het kabeljauwbestand in het oostelijk deel van de Oostzee, die een licht stijgende lijn vertonen. De paaibiomassa blijft echter ruim onder het instandhoudingsreferentiepunt (Blim) – beneden dat punt kan er sprake zijn van een verminderde reproductiecapaciteit. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1139 en artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is het daarom passend om de opschorting van de gerichte visserij, alsmede andere functioneel daarmee verbonden herstelmaatregelen te handhaven, en om het verbod op recreatievisserij uit te breiden tot het volledige beheersgebied, met een uitzondering voor incidentele bijvangsten in de ICES-deelsectoren 27 tot en met 32. Overeenkomstig artikel 2, lid 1, en artikel 2, lid 5, punten c) en f), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten de vangstmogelijkheden voor onvermijdelijke bijvangsten ook op een laag niveau worden vastgesteld om de sociaal-economische gevolgen te voorkomen die zich zouden voordoen wanneer de vangstmogelijkheden op nul zouden worden gesteld.

 

(7)

Voor kabeljauw in het westelijk deel van de Oostzee heeft de ICES zijn advies vorig jaar vanwege aanhoudende onzekerheden in het advies neerwaarts bijgesteld tot voorzorgsadvies en heeft hij extreem lage vangstniveaus aanbevolen voor 2024 en 2025. Voorts is het bestand volgens de ICES-ramingen van 2021 al 15 jaar geleden tot onder Blim gedaald en sindsdien onder Blim gebleven, waarbij in 2022 een historisch dieptepunt werd bereikt. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1139 en artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is het daarom passend om de opschorting van de gerichte visserij, alsmede andere functioneel daarmee verbonden herstelmaatregelen te handhaven. Overeenkomstig artikel 2, lid 1, en artikel 2, lid 5, punten c) en f), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten de vangstmogelijkheden voor onvermijdelijke bijvangsten ook op een laag niveau worden vastgesteld om de sociaal-economische gevolgen te voorkomen die zich zouden voordoen wanneer de vangstmogelijkheden op nul zouden worden gesteld.

 

(8)

Voor zalm in de ICES-deelsectoren 22 tot en met 31 heeft de ICES zijn advies voor nulvangst gehandhaafd, maar acht hij gerichte commerciële en recreatievisserij in de zomer voor de kust ten noorden van 59o 30′ NB (ICES-deelsectoren 29 noord, 30 en 31) voor 2025 weer mogelijk, terwijl dat in 2024 alleen voor ICES-deelsector 31 het geval was. De ICES verlaagde echter zijn vangstadvies omdat de overleving van post-smolt in 2021 tot een historisch dieptepunt was gedaald en daarover onzekerheid bestaat wat betreft 2022, waardoor de onzekerheid over de verwachte ontwikkeling van het bestand is toegenomen. Bovendien neemt de paaitrek sinds 2021 aanzienlijk af en was deze in 2023 bij de meest productieve rivierzalm veruit het laagst in de tijdreeks. Daarnaast is er bij wilde zalm sprake van sterfte na vrijlating ervan in de recreatievisserij op zalm met ingeknipte vetvin. Overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten daarom het visserijgebied en het niveau van de vangstmogelijkheden ten opzichte van 2024 worden aangepast aan het ICES-advies en moeten de functioneel daarmee verbonden herstelmaatregelen worden gehandhaafd.

 

(9)

Op 10 oktober 2024 heeft de ICES zijn advies voor zalm in de Finse Golf ingetrokken en verklaard dat zijn in 2023 voor het visseizoen 2024 uitgebrachte advies bijgevolg het beste beschikbare wetenschappelijke advies is. De vangstmogelijkheden worden derhalve dienovereenkomstig vastgesteld.

 

(10)

Om de vangstmogelijkheden voor de kustvisserij op zalm in ICES-deelsector 32 volledig te kunnen benutten, moet voor zalm de in 2019 ingevoerde beperkte gebiedsflexibiliteit tussen enerzijds de ICES-deelsectoren 22 tot en met 31 en anderzijds ICES-deelsector 32 worden gehandhaafd.

 

(11)

Het verbod op de visserij op zeeforel buiten vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen en de beperking van de bijvangst van zeeforel tot 3 % van de gecombineerde vangst van zeeforel en zalm hebben geholpen om de vele onjuiste opgaven van vangsten in de zalmvisserij, die met name wat betreft vangsten van zeeforel werden gemeld, fors terug te dringen. Daarom moeten de bestaande beperkingen worden gehandhaafd om dergelijke onjuiste opgaven op een laag niveau te houden.

 

(12)

Maatregelen inzake de recreatievisserij op kabeljauw en zalm en maatregelen voor de instandhouding van de zeeforel- en zalmbestanden mogen geen afbreuk doen aan strengere nationale maatregelen uit hoofde van de artikelen 19 en 20 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

 

(13)

Voor haring in de Botnische Golf geldt dat de biomassa volgens de ICES-ramingen is toegenomen, maar onder het instandhoudingsreferentiepunt (Btrigger) blijft — beneden dat punt moeten er passende herstelmaatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat het bestand snel terugkeert boven een niveau dat de MDO kan opleveren. Daarnaast wijst de ICES erop dat het onwaarschijnlijk is dat het aantal en de omvang van oudere exemplaren in de populatie toeneemt indien de vangstmogelijkheden op de FMDO-puntwaarde worden vastgesteld. De ICES merkt tot slot op dat het bestand vermoedelijk kwetsbaar is voor verlies aan genetische diversiteit. Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1139 moeten de vangstmogelijkheden dienovereenkomstig worden vastgesteld.

 

(14)

Voor haring in het westelijk deel van de Oostzee adviseert de ICES voor het zevende opeenvolgende jaar nulvangsten. De ICES heeft ook de ramingen van de paaibiomassa voor de voorgaande jaren neerwaarts bijgesteld en raamt deze voor 2024, ondanks de gestage stijging ervan sinds 2020, nog steeds op slechts 60 % van Blim. Voorts blijft de aanwas historisch laag en zal de biomassa in 2026 naar verwachting niet herstellen tot boven Blim. In die omstandigheden is het passend om op grond van Verordening (EU) 2016/1139 de opschorting van de gerichte visserij te handhaven. Overeenkomstig artikel 2, lid 1, en artikel 2, lid 5, punten c) en f), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten de vangstmogelijkheden voor onvermijdelijke bijvangsten ook op een laag niveau worden vastgesteld om de sociaal-economische gevolgen te voorkomen die zich zouden voordoen wanneer de vangstmogelijkheden op nul zouden worden gesteld.

 

(15)

Het haringbestand in het centrale deel van de Oostzee heeft volgens de ICES-ramingen in het grootste deel van de voorbije dertig jaar onder Blim gelegen. Volgens de ICES-ramingen is het bestand in 2024 dankzij de hogere ratio gewicht/leeftijd en de sterke aanwas in 2022 toegenomen tot boven Blim, maar ligt het nog ver onder Btrigger. Geadviseerd wordt een vangstverhoging ten opzichte van 2024, maar de ICES onderstreept dat de aanwasramingen voor 2023 en 2024 met onzekerheid zijn omgeven. Bovendien is er ook zonder enige visserij en ondanks de gunstige prognoses nog een kans van 55 % dat het bestand in 2026 onder Btrigger blijft. Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1139 moeten de vangstmogelijkheden daarom dienovereenkomstig worden vastgesteld.

 

(16)

Voor haring in de Golf van Riga, ligt volgens de ICES-ramingen de biomassa boven Btrigger en de visserijdruk op FMDO. Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1139 moeten de vangstmogelijkheden daarom dienovereenkomstig worden vastgesteld.

 

(17)

In de scholvisserij is kabeljauw volgens de ICES bijvangst. Bovendien is het teruggooipercentage van schol in de afgelopen paar jaar aanzienlijk toegenomen. Overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1139 is het derhalve passend om met die factoren rekening te houden en de vangstmogelijkheden voor schol dienovereenkomstig vast te stellen.

 

(18)

Volgens de ICES-ramingen ligt de biomassa van sprot nog boven Btrigger, maar is deze wel fors afgenomen als gevolg van de historisch lage aanwas sinds 2021. Bovendien benadrukt de ICES dat de prognose berust op een optimistische en onzekere aanwasraming. Daarnaast bedraagt in geen van de vangstscenario’s binnen de FMDO-bandbreedten de kans dat het bestand in 2026 onder Blim belandt minder dan 5 %. In die omstandigheden is het passend op grond van Verordening (EU) 2016/1139 de vangstmogelijkheden in de lagere FMDO-bandbreedte vast te stellen en, als aanvullende functioneel met de vangstmogelijkheden verband houdende herstelmaatregel, een paaisluiting vast te stellen voor visserijen die actief vistuig gebruiken.

 

(19)

De vangstmogelijkheden van deze verordening moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (3), en met name artikel 33 betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning en artikel 34 betreffende de toezending aan de Commissie van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Daarom moeten in de onderhavige verordening de codes worden vermeld die de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij gegevens aan de Commissie toezenden over de aangelande hoeveelheden van bestanden die onder deze verordening vallen.

 

(20)

De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (4) voorzien in jaarflexibiliteit voor quota voor bestanden waarvoor voorzorgs-TAC’s dan wel analytische TAC’s gelden. Uit hoofde van artikel 2 van die verordening moet de Raad bij de vaststelling van de TAC’s bepalen op welke bestanden de artikelen 3 en 4 niet van toepassing mogen zijn, met name op grond van de biologische situatie ervan. Daarnaast voorziet artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 nog in een andere vorm van jaarflexibiliteit voor alle bestanden die onder de aanlandingsverplichting vallen. Om te voorkomen dat de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen wordt ondermijnd door buitensporige flexibiliteit, mogen de jaarflexibiliteit voor quota uit hoofde van de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 en de jaarflexibiliteit voor quota uit hoofde van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 niet cumulatief van toepassing zijn. Daarnaast moet de jaarflexibiliteit krachtens artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 waar nodig worden uitgesloten op grond van de biologische situatie van de bestanden.

 

(21)

De biomassa van kabeljauw in het oostelijk deel en het westelijk deel van de Oostzee en van haring in het westelijk deel van de Oostzee ligt onder Blim. Voor al deze bestanden zijn in 2025 alleen bijvangsten en wetenschappelijke visserij toegestaan. Om die reden en gezien de relatief geringe veerkracht van het ecosysteem van de Oostzee, hebben de lidstaten met een quotumaandeel in de betrokken TAC’s toegezegd de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet, in 2025 niet op die bestanden toe te passen, zodat de vangsten in 2025 niet groter zullen zijn dan de betrokken TAC’s. Voorts ligt de biomassa van vrijwel alle rivierbestanden van zalm ten zuiden van 59o 30′ NB onder het grensreferentiepunt voor de productie van smolt (Rlim) en zijn in 2025 alleen bijvangsten en wetenschappelijke visserij toegestaan. Daarom hebben de betrokken lidstaten voor 2025 eenzelfde toezegging gedaan voor de jaarflexibiliteit voor zalmvangsten in het hoofdbekken.

 

(22)

De Unie en het Verenigd Koninkrijk hebben op 16 en 17 oktober 2024 bilateraal overleg gepleegd over de TAC voor kever in ICES-sector 3a (Skagerrak-Kattegat), de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van ICES-deelgebied 4 en de wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a (Noordzee) voor de periode van 1 november 2024 tot en met 31 oktober 2025. Dit overleg is gehouden uit hoofde van artikel 498, lid 2, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (de “handels- en samenwerkingsovereenkomst”) (5). De Unie heeft aan dit overleg deelgenomen op basis van nadere bepalingen van het Uniestandpunt dat de Raad op 15 oktober 2024 heeft bekrachtigd, op grond van artikel 2 van Besluit (EU) 2021/1875 van de Raad (6). De Unie en het Verenigd Koninkrijk zijn het eens geworden over een TAC op basis van het op 11 oktober 2024 gepubliceerde ICES-advies voor kever in ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 3a voor die periode. Het resultaat van het overleg is vastgelegd in het schriftelijk verslag, dat op 21 oktober 2024 is ondertekend door de delegatiehoofden van de Unie en het Verenigd Koninkrijk. De TAC voor de periode van 1 november 2024 tot en met 31 oktober 2025 moet derhalve worden vastgesteld op het in dat schriftelijk verslag genoemde niveau.

 

(23)

Verordening (EU) 2024/257 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(24)

Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen, moeten de bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op de Oostzee, met ingang van 1 januari 2025 van toepassing zijn. Duidelijkheidshalve moet deze verordening evenwel van 1 november 2024 tot en met 31 oktober 2025 van toepassing zijn op kever in het Skagerrak-Kattegat en in de Noordzee omdat dat het visseizoen voor kever is. Gezien de urgentie moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee de vangstmogelijkheden voor 2025 vast en wijzigt bepaalde bij Verordening (EU) 2024/257 vastgestelde vangstmogelijkheden in andere wateren.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen van de Unie die actief zijn in de Oostzee.

Zij is tevens van toepassing op de recreatievisserij indien deze visserij in de betrokken bepalingen uitdrukkelijk wordt genoemd.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Daarnaast gelden de volgende definities:

 

1)

“deelsector”: een deelsector van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) in de Oostzee als gedefinieerd in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad (7);

 

2)

“totale toegestane vangst” (TAC):

 

a)

in visserijen die overeenkomstig de in artikel 15, leden 4 tot en met 7, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting vallen: de hoeveelheid vis die elk jaar van elk bestand mag worden aangeland;

 

b)

in alle overige visserijen: de hoeveelheid vis die elk jaar van elk bestand mag worden gevangen;

 

3)

“quotum”: een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land;

 

4)

“recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee mariene biologische rijkdommen worden geëxploiteerd voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden;

 

5)

“analytische beoordeling”: een kwantitatieve evaluatie van trends voor een bepaald bestand op basis van gegevens over de biologie en de exploitatie van dat bestand, ook gebaseerd op benaderende waarden, die blijkens wetenschappelijke toetsing van toereikende kwaliteit zijn om de basis te vormen voor wetenschappelijke adviezen;

 

6)

“analytische TAC”: een TAC waarvoor een analytische beoordeling beschikbaar is;

 

7)

“voorzorgs-TAC”: een TAC waarvoor geen analytische beoordeling beschikbaar is, maar waarvoor ofwel een beoordeling op basis van de voorzorgsbenadering beschikbaar is ofwel helemaal geen beoordeling beschikbaar is.

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN

Artikel 4

TAC’s en toewijzingen

De TAC’s, quota en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden maatregelen zijn vermeld in de bijlage.

Artikel 5

Bijzondere bepalingen inzake de toewijzing van vangstmogelijkheden

  • 1. 
    De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig deze verordening over de lidstaten verdeeld zonder afbreuk te doen aan:
 

a)

uitwisselingen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

 

b)

kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

 

c)

extra aanlandingen die zijn toegestaan op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 of artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

 

d)

hoeveelheden die worden ingehouden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 of overgedragen op grond van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

 

e)

verlagingen uit hoofde van de artikelen 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

  • 2. 
    Bestanden waarvoor voorzorgs- of analytische TAC’s gelden in het kader van het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota waarin Verordening (EG) nr. 847/96 voorziet, zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening.
  • 3. 
    Tenzij anders vermeld in de bijlage bij deze verordening, is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor een voorzorgs-TAC geldt, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor een analytische TAC geldt.
  • 4. 
    De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing wanneer een lidstaat gebruikmaakt van de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet.

Artikel 6

Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten

De bestanden van niet-doelsoorten binnen biologisch veilige grenzen als bedoeld in artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 waarop de afwijking van de verplichting om vangsten in mindering te brengen op de desbetreffende quota van toepassing is, zijn vermeld in de desbetreffende TAC-tabellen in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 7

Sluitingen ter bescherming van paaiende kabeljauw

  • 1. 
    Van 1 mei tot en met 31 augustus is het verboden om met welk vistuig dan ook te vissen in de deelsectoren 25 en 26.
  • 2. 
    Het verbod van lid 1 geldt niet voor:
 

a)

visserijverrichtingen die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek plaatsvinden, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met inachtneming van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad (8);

 

b)

vissersvaartuigen van de Unie van minder dan twaalf meter lengte over alles die vissen met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten, met geankerde beugen, beuglijnen, vrije beuglijnen, handlijnen en peuren of soortgelijk passief vistuig in gebieden met een waterdiepte van minder dan twintig meter volgens de coördinaten op de officiële zeekaarten van de bevoegde nationale autoriteiten;

 

c)

vissersvaartuigen van de Unie die in deelsector 25 vissen op pelagische bestanden voor rechtstreekse menselijke consumptie, met vistuig met een maaswijdte van 45 mm of minder, in gebieden waar de waterdiepte minder dan vijftig meter bedraagt volgens de coördinaten op de officiële zeekaart van de bevoegde nationale autoriteiten, en waarvan de aanlandingen zijn gesorteerd.

  • 3. 
    Het is van 15 januari tot en met 31 maart verboden met welk vistuig dan ook te vissen in de deelsectoren 22 en 23 en van 15 mei tot en met 15 augustus in deelsector 24.
  • 4. 
    Het verbod van lid 3 geldt niet voor:
 

a)

visserijverrichtingen die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek plaatsvinden, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met inachtneming van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241;

 

b)

vissersvaartuigen van de Unie van minder dan twaalf meter lengte over alles die vissen met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten, met geankerde beugen, beuglijnen, vrije beuglijnen, handlijnen en peuren of soortgelijk passief vistuig in gebieden met een waterdiepte van minder dan twintig meter volgens de coördinaten op de officiële zeekaarten van de bevoegde nationale autoriteiten;

 

c)

vissersvaartuigen van de Unie die in deelsector 24 vissen op pelagische bestanden voor rechtstreekse menselijke consumptie, met vistuig met een maaswijdte van 45 mm of minder, in gebieden waar de waterdiepte minder dan veertig meter bedraagt volgens de coördinaten op de officiële zeekaart van de bevoegde nationale autoriteiten, en waarvan de aanlandingen zijn gesorteerd;

 

d)

vissersvaartuigen van de Unie die met dreggen vissen op tweekleppige weekdieren in deelsector 22 in gebieden met een waterdiepte van minder dan twintig meter volgens de coördinaten op de officiële zeekaarten van de bevoegde nationale autoriteiten.

  • 5. 
    Kapiteins van vissersvaartuigen van de Unie als bedoeld in lid 2, punt b) of c), en lid 4, punt b), c) of d), zorgen ervoor dat hun visserijactiviteiten te allen tijde door de controleautoriteiten van de bevoegde lidstaat kunnen worden gemonitord.

Artikel 8

Sluitingen ter bescherming van paaiende sprot in de deelsectoren 25, 26, 27, 28.2, 29 en 32

  • 1. 
    Van 1 mei tot en met 31 juli is het voor vissersvaartuigen van de Unie verboden om met actief vistuig te vissen op pelagische bestanden in gebieden buiten 12 zeemijl gemeten vanaf de basislijnen in de deelsectoren 25, 26, 27, 28.2 en 29 en ten westen van 24o00` OL in deelsector 32.
  • 2. 
    Het verbod van lid 1 geldt niet voor:
 

a)

visserijverrichtingen die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek plaatsvinden, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met inachtneming van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241;

 

b)

vissersvaartuigen van de Unie met een lengte van minder dan 12 meter over alles die vissen met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten, met geankerde beugen, beuglijnen, vrije beuglijnen, handlijnen en peuren of soortgelijk passief vistuig.

Artikel 9

Maatregelen betreffende de recreatievisserij op kabeljauw in de deelsectoren 22 tot en met 32

  • 1. 
    Recreatievisserij op kabeljauw is verboden in de deelsectoren 22 tot en met 32. Elk incidenteel gevangen kabeljauwexemplaar wordt onmiddellijk weer in zee vrijgelaten.
  • 2. 
    Onverminderd lid 1 mogen incidentele bijvangsten van kabeljauw in de recreatievisserij op andere soorten in de deelsectoren 27 tot en met 32 aan boord worden gehouden.

Artikel 10

Maatregelen betreffende de recreatievisserij op zalm in de deelsectoren 22 tot en met 31

  • 1. 
    Recreatievisserij op zalm is verboden in de deelsectoren 22 tot en met 31. Elk incidenteel gevangen zalmexemplaar wordt onmiddellijk weer in zee vrijgelaten.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 is de recreatievisserij op zalm toegestaan onder de volgende cumulatieve voorwaarden:
 

a)

per recreatievisser mag per dag niet meer dan één zalmexemplaar met ingeknipte vetvin worden gevangen en aan boord worden gehouden;

 

b)

na het vangen van de eerste zalm met ingeknipte vetvin stopt de recreatievisser de visserij op zalm voor de rest van de dag;

 

c)

alle exemplaren van alle vissoorten aan boord moeten in gehele staat worden aangeland.

  • 3. 
    In verdere afwijking van lid 1 is de recreatievisserij op zalm ten noorden van 59o 30′ NB van 1 mei tot en met 31 augustus toegestaan in gebieden binnen vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen.
  • 4. 
    Dit artikel geldt onverminderd strengere nationale maatregelen uit hoofde van de artikelen 19 en 20 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 11

Maatregelen voor de instandhouding van de zeeforel- en zalmbestanden in de deelsectoren 22 tot en met 32

  • 1. 
    In de deelsectoren 22 tot en met 32 mogen vissersvaartuigen van de Unie niet vissen op zeeforel buiten vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen. Bij het vissen op zalm buiten vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen in deelsector 32, mogen bijvangsten van zeeforel op geen enkel moment aan boord of bij aanlanding na elke visreis meer bedragen dan 3 % van de totale zalm- en zeeforelvangst.
  • 2. 
    Het is verboden om in de deelsectoren 22 tot en met 31 met beuglijnen op zeeforel of zalm te vissen buiten vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen.
  • 3. 
    Dit artikel geldt onverminderd strengere nationale maatregelen uit hoofde van de artikelen 19 en 20 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 12

Toezending van gegevens

Lidstaten die op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens aan de Commissie toezenden over hoeveelheden van bestanden die gevangen of aangeland zijn, gebruiken daarvoor de bestandscodes van de bijlage bij deze verordening.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Wijziging van Verordening (EU) 2024/257

In deel B van bijlage IA van Verordening (EU) 2024/257 wordt tabel 122 vervangen door:

 

“Tabel 122

Soort:

Kever en geassocieerde bijvangsten

Gebied:

3a; wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van 4, wateren van het Verenigd Koninkrijk van 2a

Trisopterus esmarkii

(NOP/2A3A4.)

Jaar

2024

 

2025

   

Analytische TAC

           

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Denemarken

8 226

(1)(3)

299,722

(5)(6)

 

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

2

(1)(2)(3)

0,057

(2)(5)(6)

   

Nederland

6

(1)(2)(3)

0,221

(2)(5)(6)

 

Unie

8 234

(1)(3)

300,000

(5)(6)

 

Verenigd Koninkrijk

2 058

(2)(3)

100

(2)(5)(6)

 

TAC

10 292

 

400

   

(1)

Maximaal 5 % van het quotum mag bestaan uit bijvangsten van schelvis en wijting (OT2/*2A3A4). De bijvangsten van schelvis en wijting die krachtens deze bepaling op het quotum in mindering worden gebracht en de bijvangsten van soorten die krachtens artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op het quotum in mindering worden gebracht, mogen samen niet hoger zijn dan 9 % van het quotum.

(2)

Het quotum mag alleen worden gevangen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van de ICES-gebieden 2a, 3a en 4.

(3)

Mag alleen worden gevangen van 1 november 2023 tot en met 31 oktober 2024.

(5)

Uitsluitend voor bijvangsten. Gerichte visserij op kever is niet toegestaan voor dit quotum.

(6)

Mag alleen worden gevangen van 1 november 2024 tot en met 31 oktober 2025.”.

Artikel 14

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari tot en met 31 december 2025. Echter, artikel 13 is van toepassing van 1 november 2024 tot en met 31 oktober 2025.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2024.

Voor de Raad

De voorzitter

NAGY I.

 

  • (1) 
    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/1380/oj).
  • (2) 
    Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2016/1139/oj).
  • (3) 
    Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 ( PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/1224/oj).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1996/847/oj).
  • (6) 
    Besluit (EU) 2021/1875 van de Raad van 22 oktober 2021 betreffende het namens de Unie in het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk in te nemen standpunt om tot een overeenkomst te komen over de totale toegestane vangsten (PB L 378 van 26.10.2021, blz. 6, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2021/1875/oj).
  • (7) 
    Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 70, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/218/oj).
  • (8) 
    Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006, (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/1241/oj).
 

BIJLAGE

NAAR SOORT EN GEBIED UITGESPLITSTE TAC’s VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN GEBIEDEN WAAR TAC’s GELDEN

De onderstaande tabellen bevatten de TAC’s en quota per bestand (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) en de functioneel daarmee verbonden maatregelen.

De verwijzingen naar de visserijgebieden moeten worden gelezen als verwijzingen naar de ICES-gebieden.

De visbestanden worden vermeld in alfabetische volgorde op de wetenschappelijke naam van de vissoort.

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende vergelijkende tabel van wetenschappelijke en gewone namen:

 

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Clupea harengus

HER

Haring

Gadus morhua

COD

Kabeljauw

Pleuronectes platessa

PLE

Schol

Salmo salar

SAL

Atlantische zalm

Sprattus sprattus

SPR

Sprot

 

Tabel 1

Soort:

Haring

Gebied:

Deelsectoren 30-31

Clupea harengus

(HER/30/31.)

Finland

 

54 476

 

Analytische TAC

Zweden

 

11 970

 

Unie

 

66 446

 

TAC

 

66 446

 
 

Tabel 2

Soort:

Haring

Gebied:

Deelsectoren 22-24

Clupea harengus

(HER/3BC+24)

Denemarken

 

110

(1)

Analytische TAC

Duitsland

 

435

(1)

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Finland

 

0

(1)

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Polen

 

103

(1)

Zweden

 

140

(1)

Unie

 

788

(1)

TAC

 

788

(1)

(1)

Uitsluitend voor bijvangsten. In het kader van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

In afwijking van de eerste alinea mag in het kader van visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, gericht op haring worden gevist, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met inachtneming van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241.

In afwijking van de eerste alinea is de visserij op dit quotum toegestaan voor vissersvaartuigen van de Unie met een lengte van minder dan twaalf meter over alles die vissen met kieuwnetten, warnetten, handlijnen, kommen of peuren. Kapiteins van die vissersvaartuigen zorgen ervoor dat hun visserijactiviteit te allen tijde door de controleautoriteiten van de bevoegde lidstaat kan worden gemonitord.

 

Tabel 3

Soort:

Haring

Gebied:

Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

Clupea harengus

(HER/3D-R30)

Denemarken

 

1 845

 

Analytische TAC

Duitsland

 

489

 

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Estland

 

9 424

 

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Finland

 

18 395

 

Letland

 

2 326

 

Litouwen

 

2 449

 

Polen

 

20 898

 

Zweden

 

28 055

 

Unie

 

83 881

 

TAC

Niet van toepassing

 
 

Tabel 4

Soort:

Haring

Gebied:

Deelsector 28.1

Clupea harengus

(HER/03D.RG)

Estland

 

19 227

 

Analytische TAC

Letland

 

22 408

 

Artikel 6 van deze verordening is van toepassing.

Unie

 

41 635

 

TAC

 

41 635

 
 

Tabel 5

Soort:

Kabeljauw

Gebied:

Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-32

Gadus morhua

(COD/3DX32.)

Denemarken

 

99

(1)

Voorzorgs-TAC

Duitsland

 

39

(1)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Estland

 

10

(1)

Finland

 

8

(1)

Letland

 

37

(1)

Litouwen

 

24

(1)

Polen

 

113

(1)

Zweden

 

100

(1)

Unie

 

430

(1)

TAC

Niet van toepassing

 

(1)

Uitsluitend voor bijvangsten. In het kader van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

In afwijking van de eerste alinea mag in het kader van visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, gericht op kabeljauw worden gevist, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met inachtneming van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241.

 

Tabel 6

Soort:

Kabeljauw

Gebied:

Deelsectoren 22-24

Gadus morhua

(COD/3BC+24)

Denemarken

 

116

(1)

Voorzorgs-TAC

Duitsland

 

57

(1)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Estland

 

3

(1)

Finland

 

2

(1)

Letland

 

10

(1)

Litouwen

 

6

(1)

Polen

 

31

(1)

Zweden

 

41

(1)

Unie

 

266

(1)

TAC

 

266

(1)

(1)

Uitsluitend voor bijvangsten. In het kader van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

In afwijking van de eerste alinea mag in het kader van visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, gericht op kabeljauw worden gevist, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met inachtneming van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241.

 

Tabel 7

Soort:

Schol

Gebied:

Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32

Pleuronectes platessa

(PLE/3BCD-C)

Denemarken

 

8 105

 

Analytische TAC

Duitsland

 

900

 

Artikel 6 van deze verordening is van toepassing.

Polen

 

1 697

 

Zweden

 

611

 

Unie

 

11 313

 

TAC

 

11 313

 
 

Tabel 8

Soort:

Atlantische zalm

Gebied:

Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-31

Salmo salar

(SAL/3BCD-F)

Denemarken

 

7 209

(1)(2)

Analytische TAC

Duitsland

 

802

(1)(2)

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Estland

 

733

(1)(2)(3)

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Finland

 

8 989

(1)(2)

Letland

 

4 585

(1)(2)

Litouwen

 

539

(1)(2)

Polen

 

2 187

(1)(2)

Zweden

 

9 743

(1)(2)

Unie

 

34 787

(1)(2)

TAC

Niet van toepassing

 

(1)

Aantal stuks.

(2)

Uitsluitend voor bijvangsten. In het kader van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

In afwijking van de eerste alinea mag in het kader van visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, gericht op zalm worden gevist, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met inachtneming van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241.

In afwijking van de eerste alinea is de visserij op dit quotum voor vissersvaartuigen van de Unie benoorden 59o 30′ NB toegestaan in gebieden binnen vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen in de periode van 1 mei tot en met 31 augustus.

(3)

Bijzondere voorwaarde: van dit quotum mogen niet meer dan 450 exemplaren worden gevist in wateren van de Unie van deelsector 32 (SAL/*3D32).

 

Tabel 9

Soort:

Atlantische zalm

Gebied:

Wateren van de Unie van deelsector 32

Salmo salar

(SAL/3D32.)

Estland

 

1 040

(1)

Voorzorgs-TAC

Finland

 

9 104

(1)

Unie

 

10 144

(1)

TAC

Niet van toepassing

 

(1)

Aantal stuks.

 

Tabel 10

Soort:

Sprot

Gebied:

Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32

Sprattus sprattus

(SPR/3BCD-C)

Denemarken

 

13 761

 

Analytische TAC

Duitsland

 

8 718

 

Artikel 6 van deze verordening is van toepassing.

Estland

 

15 979

   

Finland

 

7 203

 

Letland

 

19 299

 

Litouwen

 

6 981

 

Polen

 

40 957

 

Zweden

 

26 602

 

Unie

 

139 500

 

TAC

Niet van toepassing

 
 

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2903/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.