Richtlijn 2024/3100 - Wijziging van Richtlijn 2009/21/EG betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen

1.

Wettekst

 

Publicatieblad

van de Europese Unie

NL

L-serie

 

 

2024/3100

16.12.2024

RICHTLIJN (EU) 2024/3100 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 27 november 2024

tot wijziging van Richtlijn 2009/21/EG betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De veiligheid van de scheepvaart in de Unie en van de burgers die er gebruik van maken, alsmede de bescherming van het milieu moeten te allen tijde worden gewaarborgd.

 

(2)

Het is belangrijk rekening te houden met de leef- en arbeidsomstandigheden van de zeevarenden en met de opleiding en kwalificaties van zeevarenden, in overeenstemming met Richtlijn 2013/54/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) en Richtlijn (EU) 2022/993 van het Europees Parlement en de Raad (4), aangezien gezondheid, veiligheid, beveiliging en de menselijke factor nauw met elkaar verbonden zijn en het uiterst belangrijk is schade als gevolg van menselijke fouten te voorkomen.

 

(3)

In het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982 (Unclos) en de verdragen waarvoor de Internationale Maritieme Organisatie (“IMO-verdragen”) depositaris is, is bepaald dat de landen die partij zijn bij die instrumenten verantwoordelijk zijn voor het vaststellen van wetten en regels en voor het nemen van alle overige maatregelen die nodig kunnen zijn om die instrumenten volledig ten uitvoer te leggen teneinde ervoor te zorgen dat, wat de veiligheid van mensenlevens op zee en de bescherming van het mariene milieu betreft, een schip geschikt is voor de dienst waarvoor het bestemd is.

 

(4)

Teneinde de doeltreffendheid van de IMO-verdragen in de Unie te waarborgen, moeten alle lidstaten de nodige maatregelen nemen om zich te kwijten van de verantwoordelijkheden en verplichtingen van die verdragen met betrekking tot schepen die hun vlag voeren. Daartoe moeten de lidstaten zich daadwerkelijk en consequent van hun verantwoordelijkheden en verplichtingen als vlaggenstaat kwijten overeenkomstig de op 4 december 2013 aangenomen IMO-resolutie A.1070(28) betreffende de code voor de uitvoering van IMO-instrumenten (III-code), die de verplichte bepalingen bevat die de vlaggenstaten moeten toepassen. Overeenkomstig artikel 91, lid 1, van het Unclos moet er een echte band bestaan tussen een vaartuig en zijn vlaggenstaat, zoals uitgelegd in internationale jurisprudentie die tot uiting komt in de taken van een vlaggenstaat.

 

(5)

Onverminderd de bepalingen inzake overmacht die in de IMO-verdragen zijn vastgelegd, moeten de lidstaten in crisissituaties die een gevaar kunnen vormen voor de fysieke integriteit van het personeel dat verantwoordelijk is voor controles, inspecties, audits en keuringen of deze uitvoert, die activiteiten kunnen beperken zonder de exploitatie van het schip te onderbreken.

 

(6)

In de volgende internationale instrumenten, als van kracht, wordt verwezen naar de toepassing van de III-code: het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1974; het Internationaal Verdrag ter voorkoming van de verontreiniging door schepen van 1973, zoals gewijzigd bij het bijbehorende Protocol van 1978; het protocol van 1997 tot wijziging van het internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973, zoals gewijzigd bij het bijbehorende Protocol van 1978; het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van 1978; het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 1966, en het bijbehorende protocol van 1988; het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen van 1969, en het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee van 1972.

 

(7)

Vlaggenstaatcontroleurs zijn controleurs die door de instanties van de lidstaten zijn gemachtigd om schepen te controleren en te certificeren. Die controleurs kunnen worden bijgestaan door ander personeel, bijvoorbeeld door personeel dat radio-installaties inspecteert. Onder dat personeel mogen echter geen technici vallen die betrokken zijn bij het onderhoud van reddingsmiddelen, noch controleurs die niet rechtstreeks zijn betrokken bij de controle van de koopvaardijvloot.

 

(8)

In punt 22 van de III-code is bepaald dat een vlaggenstaat alle nodige maatregelen moet treffen om te waarborgen dat de internationale regels en normen worden nageleefd door schepen die het recht hebben zijn vlag te voeren en door entiteiten en personen die onder zijn rechtsbevoegdheid vallen, zodat hij zijn internationale verplichtingen nakomt. Met name in punt 22, lid 2, wordt verwezen naar inspecties om te verifiëren of de werkelijke staat van het schip en zijn bemanning overeenstemt met de afgeleverde certificaten. De lidstaten moeten de periodiciteit van die inspecties bepalen op basis van ofwel een risicogebaseerde benadering ofwel hun eigen procedures en instructies, met inbegrip van kwantitatieve of kwalitatieve criteria.

 

(9)

Op internationaal niveau ligt de verantwoordelijkheid om ongevallen op zee te onderzoeken bij de vlaggenstaat, terwijl op het niveau van de Unie de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen op zee, zoals de onafhankelijkheid van de onderzoeksinstanties in de lidstaten, zijn vastgelegd in Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (5). Deze richtlijn is van toepassing onverminderd Richtlijn 2009/18/EG.

 

(10)

De instanties van de lidstaten moeten beschikken over voldoende middelen om hun vlaggenstaatverplichtingen na te komen, in overeenstemming met de omvang en het type van hun vloot en op basis van de desbetreffende IMO-voorschriften. Op basis van de ervaring die de lidstaten in de praktijk hebben opgedaan, moeten minimumcriteria en inspectiestreefcijfers voor die middelen worden vastgesteld, met inbegrip van de inzet van inspecteurs die niet-exclusief in dienst zijn, overeenkomstig de III-code.

 

(11)

Onverminderd de toepasselijke nationale wetgeving kunnen de lidstaten vlaggenstaatcontroleurs en vlaggenstaatinspecteurs die exclusief voor de bevoegde autoriteit van een lidstaat werken, toestaan andere werkzaamheden te verrichten, zoals wetenschappelijke of academische activiteiten, mits dit geen aanleiding geeft tot belangenconflicten of hun onafhankelijkheid niet belemmert.

 

(12)

Vlaggenstaatcontroleurs, -inspecteurs en ander personeel dat bij de uitvoering van inspecties assisteert, beschikt over de nodige scholing en opleiding en het desbetreffende toezicht voor het uitvoeren van de taken waarvoor ze gemachtigd zijn. De Commissie, bijgestaan door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) en in samenwerking met de lidstaten, dient een vrijwillig opleidingsprogramma te ontwikkelen om de vlaggenstaatinstanties in dit verband te ondersteunen en moet de coördinatie en uitwisseling van informatie en beste praktijken faciliteren. Een dergelijk opleidingsprogramma moet worden geactualiseerd en moet rekening houden met nieuwe of aanvullende verplichtingen die voortvloeien uit de instrumenten en verdragen, zoals die welke betrekking hebben op nieuwe technologieën, sociale aangelegenheden en andere relevante ontwikkelingen.

 

(13)

De oprichting en ontwikkeling van een databank met essentiële informatie in elektronische vorm over schepen die de vlag van een lidstaat voeren en die in de mogelijkheid voorziet elektronische certificaten af te geven, moet bijdragen tot een verbeterde informatie-uitwisseling tussen de lidstaten. De ontwikkeling van een gemeenschappelijke en uniforme databank voor de afgifte van elektronische certificaten, met inbegrip van de instrumenten om de geldigheid van die certificaten te controleren, zou een tastbare doorbraak naar de digitalisering van de maritieme sector in de Unie faciliteren en daartoe bijdragen. Een dergelijke databank zou de operationele behoeften van de gebruikers ervan ondersteunen, met name van de lidstaten die nog geen eigen systeem voor elektronische certificaten hebben kunnen opzetten, en tevens bijdragen tot een efficiënter gebruik van de beperkte beschikbare middelen.

 

(14)

Voor monitoring- en inspectiedoeleinden moet essentiële informatie, zoals de gegevens van het schip, de geregistreerde eigenaar en de certificaten, ter beschikking worden gesteld van alle betrokken instanties en van de Commissie.

 

(15)

De lidstaten moeten blijven aantonen dat ze de verplichte IMO-instrumenten naleven, zoals vereist bij resolutie A.1067(28) betreffende de regeling inzake het kader en de procedures voor de vrijwillige IMO-audit van de lidstaten als van kracht, die op 4 december 2013 door de IMO is aangenomen.

 

(16)

Om de kwaliteit van de schepen die de vlag van een lidstaat voeren verder te verbeteren en een gelijk speelveld tussen de instanties van de lidstaten te waarborgen, is een kwaliteitscertificering van administratieve procedures nodig, die is opgenomen in het kwaliteitsbeheersysteem overeenkomstig ISO-normen of gelijkwaardige normen. Deze kwaliteitscertificering moet betrekking hebben op de operationele delen van de activiteiten van de instanties die verantwoordelijk zijn voor controle, vlaggenstaatinspectie, audit, keuring en certificering onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat als vlaggenstaat, zowel nationaal (eerste registers) als internationaal (tweede of overzeese registers). Voorts moeten alle relevante activiteiten worden verduidelijkt, met inbegrip van nadere bijzonderheden over de verantwoordelijkheden, over het gezag, en over de onderlinge relatie van het personeel en de rapportage- en communicatiemiddelen van alle personeelsleden van een vlaggenstaat die controles of inspecties uitvoeren of daarbij betrokken zijn, alsmede ander personeel dat assistentie verleent bij inspecties, dat niet-exclusief in dienst is van de bevoegde autoriteit van de lidstaat en dat assistentie mag verlenen bij inspecties die geen wettelijk voorgeschreven controles of vlaggenstaatinspecties zijn. Het kwaliteitsbeheersysteem moet ervoor zorgen dat de in het kader van Richtlijn 2009/91/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) aan erkende organisaties toegekende taken worden uitgevoerd overeenkomstig de instructies van de vlaggenstaat, en de daarvoor benodigde controlemaatregelen omvatten. De lidstaten moeten passende maatregelen nemen ter voorkoming van belangenconflicten van de betrokken personeelsleden bij het uitvoeren van hun werkzaamheden, teneinde hun onafhankelijkheid te waarborgen.

 

(17)

In overleg met de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) worden de Commissie en de lidstaten aangemoedigd te blijven pleiten voor de verbetering van de leef- en arbeidsomstandigheden van zeevarenden.

 

(18)

Er moet een elektronisch rapportage-instrument worden opgezet om de consistente verzameling van relevante statistieken, maritieme gegevens en informatie van de lidstaten verder te verbeteren.

 

(19)

De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze richtlijn met betrekking tot de databank voor scheepsgegevens moeten worden vastgesteld. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van Richtlijn 2009/21/EG, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (7).

 

(20)

De Commissie moet een forum oprichten voor deskundigen van de lidstaten die zich bezighouden met vlaggenstaataangelegenheden, en indien nodig ook voor andere belanghebbenden, om op gezette tijden informatie en goede praktijken uit te wisselen en richtsnoeren op te stellen over kwesties zoals procedures voor scheepsinspecties, opleidingsmiddelen voor inspecteurs, risicogebaseerde criteria om de inspecties doeltreffender te maken, de eventuele ontwikkeling van een gemeenschappelijke geharmoniseerde prestatieregeling, criteria om de prestaties van vlaggenstaten te analyseren teneinde goede praktijken in kaart te brengen, alsook andere kwesties die van belang zijn voor de uitvoering van Richtlijn 2009/21/EG.

 

(21)

Om onevenredige administratieve lasten bij de omzetting van deze richtlijn te voorkomen, kunnen de lidstaten, zolang aan de betrokken voorwaarden is voldaan, bepaalde vrijstellingen toepassen. Lidstaten die geen onder hun vlag varende schepen hebben die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/21/EG vallen, moeten niet worden verplicht artikel 6 van Richtlijn 2009/21/EG, met betrekking tot de uitwisseling van informatie over schepen om te zetten en uit te voeren. Lidstaten die geen onder hun vlag varende schepen hebben die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/21/EG vallen en die hun register voor dergelijke schepen hebben gesloten, moeten niet worden verplicht Richtlijn 2009/21/EG om te zetten en uit te voeren.

 

(22)

Het EMSA moet de uitvoering van Richtlijn 2009/21/EG ondersteunen, met name door op verzoek van de lidstaten relevante opleidingen te verstrekken aan vlaggenstaatcontroleurs en vlaggenstaatinspecteurs.

 

(23)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het verbeteren van de maritieme veiligheid en het voorkomen van verontreiniging door schepen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(24)

Richtlijn 2009/21/EG moet derhalve worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2009/21/EG

Richtlijn 2009/21/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 1, lid 1, wordt vervangen door:

“1.   Deze richtlijn heeft tot doel:

 

a)

te waarborgen dat de lidstaten zich doeltreffend en consequent kwijten van hun verantwoordelijkheden en verplichtingen als vlaggenstaat, en

 

b)

de veiligheid en de leef- en arbeidsomstandigheden te verbeteren en verontreiniging door schepen die de vlag van een lidstaat voeren, te voorkomen.”.

 

2)

Artikel 2 wordt vervangen door:

“Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze richtlijn is van toepassing op de instanties van de lidstaat waarvan het schip de vlag voert met betrekking tot schepen die aan certificering zijn onderworpen en die alle soorten internationale reizen maken.”.

 

3)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt a) wordt vervangen door:

 

“a)

“schip”: een schip of vaartuig waarop een of meer verdragen van toepassing zijn, dat de vlag van een lidstaat voert en waarvoor een certificaat vereist is;”

;

 

b)

punt e) wordt vervangen door:

 

“e)

“IMO-audit”: een audit die wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van resolutie A.1067(28) betreffende het kader en de procedures voor het auditprogramma van de IMO-lidstaten, als van kracht, aangenomen door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO);”

;

 

c)

de volgende punten worden toegevoegd:

 

“f)

“Verdragen”: de verdragen, en de bijhorende protocollen en wijzigingen, die het gebruik van de III-code verplicht stellen, en de bijbehorende codes met een dwingend karakter, als van kracht;

 

g)

“III-code”: resolutie A.1070(28) (“IMO Instruments Implementation Code” ofwel de code voor de uitvoering van IMO-instrumenten), aangenomen door de IMO, deel 2, met uitzondering van de punten 16, 18, 19, 20.3, 21, 29, 30, 31, 32, 34, 38, 39, 40 en 41 van dat deel, als van kracht;

 

h)

“vlaggenstaatcontroleur”: een werknemer in de overheidssector die uitsluitend werkt voor en naar behoren is gemachtigd door de bevoegde autoriteit van een lidstaat, die verantwoordelijk is voor controles, keuringen en audits van onder de toepasselijke internationale dwingende instrumenten vallende schepen en maatschappijen of die controles, keuringen en audits uitvoert, en die voldoet aan het in artikel 8, lid 1, vastgestelde onafhankelijkheidsvereiste;

 

i)

“vlaggenstaatinspecteur”:

 

i)

een werknemer in de overheidssector die uitsluitend werkt voor en naar behoren is gemachtigd door de bevoegde autoriteit van een lidstaat, of

 

ii)

een persoon die niet-exclusief in dienst is bij en die naar behoren is gemachtigd door de bevoegde autoriteit van een lidstaat, op ad-hocbasis of in een contractuele situatie met de bevoegde autoriteit van de lidstaat,

en die vlaggenstaatinspecties kan uitvoeren, en die voldoet aan de kwalificatie- en onafhankelijkheidsvereisten van artikel 8, lid 1;

 

j)

“ander personeel dat bijstand verleent bij de uitvoering van controles”: personen die naar behoren zijn gemachtigd door de instanties van de lidstaat of door een erkende organisatie die namens haar optreedt, en die vlaggenstaatcontroleurs kunnen bijstaan bij het uitvoeren van controles zoals gespecificeerd door de instanties, en voldoen aan de communicatie-, kwalificatie-, en onafhankelijkheidsvereisten van artikel 8, lid 1;

 

k)

“vlaggenstaatinspectie”: een inspectie die niet tot certificering leidt, uitgevoerd om te verifiëren of de werkelijke toestand van het schip en zijn bemanning overeenkomt met de certificaten van het schip.”.

 

4)

Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door:

“1.   Voordat wordt toegestaan dat een schip waaraan het recht is verleend de vlag van een lidstaat te voeren, in gebruik wordt genomen, waarborgt de betrokken lidstaat dat het bewuste schip voldoet aan de toepasselijke internationale regels en voorschriften, met inbegrip van veiligheids-, sociale en milieunormen. Maatregelen kunnen worden genomen door een erkende organisatie die namens de lidstaat optreedt, wanneer zij daartoe naar behoren is gemachtigd door de bevoegde autoriteit. De betrokken lidstaat of de namens deze lidstaat optredende erkende organisatie, naargelang het geval, verifieert met name de veiligheidsgegevens van het schip na aan de hand van, indien beschikbaar, de vlaggenstaatinspectierapporten en certificaten in zijn eigen databank, of voor lidstaten die ervoor hebben gekozen de in artikel 6 bis vermelde databank voor scheepsgegevens te gebruiken, in die databank. Indien nodig pleegt de betrokken lidstaat overleg met de vorige vlaggenstaat om vast te stellen of er door laatstgenoemde vastgestelde tekortkomingen of veiligheidsproblemen zijn die onopgelost zijn gebleven.”.

 

5)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 4 bis

Veiligheid van schepen die de vlag van een lidstaat voeren

  • 1. 
    Met betrekking tot de internationale scheepvaart passen de lidstaten de verplichte vlaggenstaatgerelateerde bepalingen van de Verdragen volledig toe overeenkomstig de daarin vastgelegde voorwaarden en ten aanzien van de daarin bedoelde schepen.
  • 2. 
    De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de schepen die gerechtigd zijn hun vlag te voeren de internationale regels, voorschriften en normen uit hoofde van de Verdragen naleven, waaronder:
 

a)

ervoor zorgen dat een controleur in dienst van een erkende organisatie dezelfde taken kan verrichten als vlaggenstaatcontroleurs na machtiging daartoe door de bevoegde autoriteit van de lidstaat, en

 

b)

vlaggenstaatinspecties uitvoeren om na te gaan of de werkelijke toestand van het schip overeenkomt met de certificaten van het schip.

De in punt b) van de eerste alinea bedoelde vlaggenstaatinspecties mogen worden uitgevoerd aan de hand van een risicogebaseerde benadering, die de volgende criteria omvat:

 

i)

gegevens over tekortkomingen en gevallen van niet-naleving uit door de vlaggenstaat uitgevoerde wettelijk voorgeschreven controles, audits en keuringen;

 

ii)

relevante verslagen over ongevallenonderzoek;

 

iii)

aanhoudingen of exploitatieverboden die zijn opgelegd door een voor de havenstaatcontrole bevoegde autoriteit;

 

iv)

het overtreffen van een door elke lidstaat vastgestelde tekortkomingsverhouding voor de havenstaatcontrole;

 

v)

gegevens over tekortkomingen uit overeenkomstig de nationale wetgeving uitgevoerde vlaggenstaatinspecties, voor zover passend geacht door elke lidstaat;

 

vi)

andere relevante informatie die door de lidstaat noodzakelijk wordt geacht.

De lidstaten die een risicogebaseerde benadering hanteren, zorgen ervoor dat schepen waarover onvoldoende gegevens beschikbaar zijn voor de berekening van de risicoclassificatie ten minste om de vijf jaar worden geïnspecteerd.

De lidstaten die geen risicogebaseerde benadering hanteren, voeren met inachtneming van de III-code vlaggenstaatinspecties uit op basis van hun eigen procedures, instructies en relevante informatie. Zij zorgen ervoor dat elk schip ten minste eens om de vijf jaar wordt geïnspecteerd.

  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat elke tekortkoming die corrigerende maatregelen vereist, met inbegrip van veiligheids-, sociale en milieu overwegingen, die tijdens een overeenkomstig lid 2, punt b), uitgevoerde vlaggenstaatinspectie is bevestigd of ontdekt, binnen een door de vlaggenstaat te bepalen passende termijn wordt verholpen.
  • 4. 
    Na afloop van een vlaggenstaatinspectie stelt de vlaggenstaatinspecteur een rapport op met de resultaten ervan.

Artikel 4 ter

Voorschriften voor veiligheid en verontreinigingspreventie

  • 1. 
    Elke lidstaat waarborgt dat zijn instanties beschikken over middelen die geschikt zijn voor de omvang en het type van zijn vloot en voor de uitvoering van de administratieve processen, procedures en middelen die nodig zijn, met name om te voldoen aan de verplichtingen van artikel 4 bis en van de leden 2 en 3 van onderhavig artikel.
  • 2. 
    Elke lidstaat waarborgt het toezicht op de activiteiten van de vlaggenstaatcontroleurs, de vlaggenstaatinspecteurs en ander personeel dat bijstand verleent bij de uitvoering van controles, en de erkende organisaties.
  • 3. 
    Elke lidstaat zorgt waarborgt dat de bekwaamheid om ontwerpen te beoordelen en technische beslissingen te nemen in overeenstemming met de omvang en het type van zijn vloot wordt ontwikkeld of gehandhaafd.

Artikel 4 quater

Opleiding en capaciteitsopbouw

  • 1. 
    Het personeel dat verantwoordelijk is voor controles, vlaggenstaatinspecties, audits en keuringen van schepen en maatschappijen of deze uitvoert, wordt opgeleid voor de specifieke activiteiten die het uitvoert.
  • 2. 
    De lidstaten kunnen voor hun vlaggenstaatinspecteurs en vlaggenstaatcontroleurs een regeling voor capaciteitsopbouw ontwikkelen en deze actualiseren, rekening houdend met nieuwe of aanvullende verplichtingen die voortkomen uit de Verdragen.
  • 3. 
    De Commissie organiseert, met de hulp van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA), opgericht bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad (*1), en in samenwerking met de lidstaten, waar passend en op basis van verzoeken van de lidstaten naar ondersteuning, relevante opleidingsactiviteiten voor vlaggenstaatinspecteurs en vlaggenstaatcontroleurs.

(*1)  Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de instelling van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1).”."

 

6)

Artikel 5 wordt vervangen door:

“Artikel 5

Aanhouding van een schip dat de vlag van een lidstaat voert

  • 1. 
    Wanneer de instanties ervan in kennis worden gesteld dat een schip dat de vlag van de betrokken lidstaat voert, door een havenstaat is aangehouden, zien zij er, overeenkomstig de hiertoe door hen vastgestelde procedures, op toe dat het schip in overeenstemming wordt gebracht met de toepasselijke IMO-verdragen.
  • 2. 
    De lidstaten ontwikkelen en hanteren een passend controle- en monitoringprogramma teneinde tijdig te kunnen reageren op de in lid 1 bedoelde situaties.”.
 

7)

Artikel 6 wordt vervangen door:

“Artikel 6

Elektronische informatie en uitwisseling

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de volgende informatie met betrekking tot schepen die hun vlag voeren, uiterlijk op 6 januari 2031 in elektronische vorm in bijgewerkte versie beschikbaar wordt gesteld:
 

a)

wettelijk voorgeschreven certificaten (volledig of tussentijds), met inbegrip van de data van de controles, de eventuele bijkomende en aanvullende onderzoeken en de audits;

 

b)

identificatie van de schepen die in de voorbije twaalf maanden hebben opgehouden de vlag van de betrokken lidstaat te voeren.

  • 2. 
    De Commissie ontwikkelt, onderhoudt en actualiseert een digitaal interoperabel portaal dat voorziet in een centraal toegangspunt voor de in lid 1 bedoelde informatie en dat vlaggenstaatinspecteurs en havenstaatinspecteurs van de lidstaten bij de uitvoering van hun taken toegang geeft tot die informatie.

De Commissie maakt dat portaal elektronisch toegankelijk en kosteloos voor de lidstaten.

Dat portaal bevat geen persoonsgegevens of vertrouwelijke informatie.

De Commissie zorgt voor de interoperabiliteit van dat portaal met de in artikel 6 bis bedoelde databank voor scheepsgegevens.

Dat portaal wordt uiterlijk op 6 januari 2028 opgericht.

  • 3. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarbij de technische werking van het in lid 2 van dit artikel bedoelde portaal wordt vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 10, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.
 

8)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 6 bis

Databank voor scheepsgegevens

  • 1. 
    De Commissie ontwikkelt, onderhoudt en actualiseert een databank voor scheepsgegevens die de in artikel 6 genoemde gegevens bevat en waarvan de lidstaten gebruik kunnen maken om elektronische certificaten af te geven en te controleren. Die databank voor scheepsgegevens wordt 6 januari 2030 opgericht. De lidstaten kunnen verbinding maken met die databank. De databank kan worden opgezet op basis van de in artikel 24 van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad (*2) genoemde databank en kan over soortgelijke functies beschikken.
  • 2. 
    Onverminderd de nationale vereisten inzake gegevensbescherming geldt voor de lidstaten die ervoor kiezen de databank voor scheepsgegevens te gebruiken dat zij:
 

a)

gegevens met betrekking tot de overeenkomstig deze richtlijn uitgevoerde vlaggenstaatinspecties, met inbegrip van gegevens over tekortkomingen en certificaten, kunnen doorsturen naar de databank voor scheepsgegevens, en

 

b)

van deze databank gebruik kunnen maken om elektronische certificaten voor hun schepen af te geven, te ondertekenen, te bekrachtigen, te verlengen en in te trekken.

Die lidstaten zorgen ervoor dat de in de eerste alinea bedoelde gegevens compatibel zijn met de vereisten van die databank en interoperabel zijn.

  • 3. 
    De Commissie zorgt ervoor dat het via de databank voor scheepsgegevens mogelijk is relevante gegevens met betrekking tot de toepassing van deze richtlijn op te vragen op basis van de door de lidstaten verstrekte inspectiegegevens.
  • 4. 
    De lidstaten die ervoor hebben gekozen gebruik te maken van de databank, hebben toegang tot alle gegevens die zijn opgeslagen in de in lid 2, punt a) genoemde databank voor scheepsgegevens en in het in Richtlijn 2009/16/EG genoemde inspectiesysteem. Niets in deze richtlijn belet de uitwisseling van dergelijke gegevens tussen de relevante bevoegde autoriteiten, binnen en tussen de lidstaten, met de Commissie of met het EMSA.
  • 5. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarbij de technische werking van de in dit artikel bedoelde databank wordt vastgesteld, met inbegrip van de voorwaarden voor toegang tot de overeenkomstig lid 2 van dit artikel door de lidstaten ingediende gegevens. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 10, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

(*2)  Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).”."

 

9)

Artikel 7 wordt vervangen door:

“Artikel 7

Toezicht op de naleving en toepassing door de lidstaten

  • 1. 
    De lidstaten nemen de nodige maatregelen voor een IMO-audit van hun instanties overeenkomstig de door de IMO bepaalde cyclus. De lidstaten maken de resultaten van de audit bekend overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving inzake vertrouwelijkheid.
  • 2. 
    Teneinde de doeltreffende uitvoering van deze richtlijn te waarborgen en toezicht te houden op de algemene werking van de naleving door de vlaggenstaat van hun wettelijke verplichtingen van de instanties op grond van deze richtlijn, verzamelt de Commissie de nodige gegevens wanneer zij bezoeken brengt aan de lidstaten.”.
 

10)

Artikel 8 wordt vervangen door:

“Artikel 8

Kwaliteitsbeheersysteem en interne evaluatie

“1.   Elke lidstaat voert een kwaliteitsbeheersysteem in voor de operationele delen van de vlaggenstaatgerelateerde activiteiten van zijn instanties, en houdt dat systeem in stand. Dat kwaliteitsbeheersysteem wordt gecertificeerd overeenkomstig de toepasselijke internationale kwaliteitsnormen zoals ISO 9001.

Het kwaliteitsbeheersysteem moet nadere gegevens bevatten over de verantwoordelijkheden, over de bevoegdheden en over de onderlinge relaties van het personeel dat controles, inspecties, audits en keuringen uitvoert en het vlaggenstaatpersoneel dat de werkzaamheden die verband houden met en van invloed zijn op de vlaggenstaatverplichtingen beheert, uitvoert en verifieert. Dergelijke verantwoordelijkheden worden gedocumenteerd, met vermelding van het soort en de reikwijdte van de inspectiewerkzaamheden die ook kunnen worden uitgevoerd door niet-uitsluitend in dienst genomen vlaggenstaatinspecteurs; tevens wordt gespecificeerd hoe dat personeel moet communiceren en rapporteren. Het kwaliteitsbeheersysteem duidt aan welke taken kunnen worden uitgevoerd door ander personeel dat assisteert bij de uitvoering van controles.

Elke lidstaat zorgt ervoor dat niet-uitsluitend in dienst genomen vlaggenstaatinspecteurs en ander personeel dat bij de uitvoering van controles assisteert, beschikken over scholing, opleiding en toezicht in verhouding tot de taken die zij mogen uitvoeren, en dat zij de instructies, procedures en criteria van de vlaggenstaat kunnen toepassen.

De lidstaten nemen passende maatregelen om belangenconflicten te voorkomen bij al het personeel dat controles, inspecties, audits en keuringen uitvoert, en betreffende hun onafhankelijkheid ten aanzien van de uit te voeren werkzaamheden.

Uiterlijk op 6 januari 2028 omvat het kwaliteitsbeheersysteem de in dit lid vermelde aspecten.

  • 2. 
    Lidstaten die voorkomen op de lijst van zwak presterende landen, of twee jaar na elkaar op de lijst van middelmatig presterende landen in het meest recente jaarverslag van het Memorandum van Overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole (het “MoU van Parijs”), dienen uiterlijk vier maanden na de bekendmaking van het jaarverslag van het MoU van Parijs een verslag over hun prestaties als vlaggenstaat in bij de Commissie.

Het verslag bevat een opsomming en analyse van de voornaamste redenen die hebben geleid tot de aanhoudingen en tekortkomingen die aanleiding hebben gegeven tot de status van zwak of middelmatig presterend land.”.

 

11)

Artikel 9 wordt vervangen door:

“Artikel 9

Verslagen en toetsing

Om de vijf jaar en voor het eerst uiterlijk op 6 januari 2028, legt de Commissie een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van deze richtlijn.”.

 

12)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 9 bis

Uitwisseling van beste praktijken en ervaringen

De Commissie organiseert de uitwisseling van beste praktijken en ervaringen tussen de instanties van de lidstaten en vlaggenstaatdeskundigen en vlaggenstaatinspecteurs, met inbegrip van, in voorkomend geval, andere relevante belanghebbenden, voor de uitvoering van deze richtlijn.

De instanties van de lidstaten, vlaggenstaatdeskundigen en vlaggenstaatinspecteurs onderzoeken samen met de Commissie de mogelijkheid om richtsnoeren te ontwikkelen met betrekking tot elementen zoals de methodologie voor de uitvoering van vlaggenstaatinspecties, de inhoud en het formaat van de rapportage of capaciteitsopbouw.

Artikel 9 ter

Informatie en gegevens

De Commissie zet een elektronisch rapportage-instrument op voor het verzamelen van informatie en gegevens van de lidstaten in het kader van deze richtlijn.

De lidstaten stellen de Commissie eenmaal per jaar in kennis van het aantal overeenkomstig artikel 4 bis uitgevoerde vlaggenstaatinspecties, waarbij voor elke vlaggenstaatinspectie het IMO-nummer van het schip, de datum en de plaats worden vermeld.”.

 

13)

Artikel 10 wordt vervangen door:

“Artikel 10

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 2099/2002 ingestelde Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (Committee on Safe Seas and the Prevention of Pollution from Ships — COSS). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*3).
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

(*3)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”."

 

14)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 10 bis

Wijzigingen van de Verdragen en de III-code

De Commissie kan wijzigingen van de Verdragen en de III-code van het toepassingsgebied van deze richtlijn uitsluiten overeenkomstig de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 bedoelde conformiteitscontroleprocedure.”.

 

15)

Aan artikel 11 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3.   In afwijking van lid 1, eerste alinea,

 

a)

geldt de verplichting om artikel 6 van deze richtlijn om te zetten en toe te passen niet voor lidstaten die geen onder hun vlag varende schepen hebben en die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, zolang aan die voorwaarde is voldaan;

 

b)

geldt de verplichting om deze richtlijn om te zetten en toe te passen niet voor lidstaten die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen en die hun register voor dergelijke schepen hebben gesloten, zolang aan die voorwaarde is voldaan.

Elke lidstaat die van een van de in de eerste alinea bedoelde afwijkingen gebruik wil maken, stelt de Commissie daarvan uiterlijk op 6 juli 2027 in kennis. Elke latere wijziging wordt eveneens aan de Commissie meegedeeld.

Die lidstaten mogen binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende schepen niet toestaan onder hun vlag te varen noch dergelijke schepen in hun nationale register registreren totdat zij deze richtlijn volledig hebben omgezet en uitgevoerd.”.

Artikel 2

Omzetting

Uiterlijk 6 juli 2027 stellen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast en maken deze bekend om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 27 november 2024.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • R. 
    METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

BÓKA J.

 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 10 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 18 november 2024.
  • (3) 
    Richtlijn 2013/54/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende bepaalde verantwoordelijkheden van de vlaggenstaat met betrekking tot de naleving en de handhaving van het Verdrag betreffende maritieme arbeid, 2006 (PB L 329 van 10.12.2013, blz. 1).
  • (5) 
    Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijn 1999/35/EG van de Raad en Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 114).
  • (7) 
    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
 

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/3100/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.