Verordening 2025/219 - Vaststelling, voor 2025, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL L-serie |
2025/219 |
4.2.2025 |
VERORDENING (EU) 2025/219 VAN DE RAAD
van 30 januari 2025
tot vaststelling, voor 2025, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het is aan de Raad om maatregelen aan te nemen voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden, inclusief, waar nodig, bepaalde functioneel daaraan verbonden voorwaarden. In artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) is bepaald dat de vangstmogelijkheden moeten worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 2, lid 2, van die verordening genoemde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). In artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de vangstmogelijkheden aan de lidstaten moeten worden toegewezen op een manier die de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van iedere lidstaat voor elk visbestand of elke visserij gewaarborgd is. |
(2) |
Daarom moeten de vangstmogelijkheden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inaanmerkingneming van de biologische en sociaal-economische aspecten waarbij een gelijke behandeling van de visserijsectoren moet worden gegarandeerd, en van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht. |
(3) |
Tijdens haar 47e jaarvergadering in 2024 heeft de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (General Fisheries Commission for the Mediterranean — GFCM) Aanbeveling GFCM/47/2024/1 aangenomen, waarin langetermijnbeheersmaatregelen voor Europese aal (Anguilla anguilla) zijn vastgesteld, zoals bepaald in Aanbeveling GFCM/46/2023/16 inzake een langetermijnbeheersplan voor Europese aal (geografische deelgebieden (GDG’s) 1 tot en met 27 van de GFCM). In Aanbeveling GFCM/47/2024/1 wordt voor 2025 de sluitingsperiode van zes maanden voor de commerciële visserij en het verbod op recreatievisserij gehandhaafd. Bovendien beperkt die aanbeveling de commerciële visserijactiviteiten ten aanzien van glasaal tot een periode van twee maanden en staat zij deze visserij slechts onder bepaalde voorwaarden toe. Overeenkomstig die aanbeveling moeten die maatregelen gelden voor alle mariene wateren van de Middellandse Zee en voor zoete wateren, alsook voor brakke wateren, met inbegrip van estuaria, kustlagunes en overgangswateren. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd. |
(4) |
Tijdens haar 47e jaarvergadering in 2024 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/47/2024/2 aangenomen, waarbij langetermijnmaatregelen voor de duurzame exploitatie van roodkoraal (Corallium rubrum) zijn vastgesteld, zoals bepaald in Aanbeveling GFCM/43/2019/4 inzake een beheersplan voor de duurzame exploitatie van roodkoraal in de Middellandse Zee (GDG’s 1 tot en met 27 van de GFCM). Aanbeveling GFCM/47/2024/2 handhaaft voor 2025 de bevriezing van de visserij-inspanning in de vorm van een maximumaantal vismachtigingen en oogstbeperkingen voor roodkoraal. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd. |
(5) |
Tijdens haar 46e jaarvergadering in 2023 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/46/2023/14 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van goudmakreel (Coryphaena hippurus) in de Middellandse Zee (GDG’s 1 tot en met 27 van de GFCM) aangenomen. Bij die aanbeveling zijn in overeenstemming met de voorzorgsbenadering en voor de overgangsperiode van 2024-2026 een vlootcapaciteitsmaximum, een bevriezing van de capaciteit van visaantrekkende voorzieningen (FAD’s) per vaartuig en een vangstbeperking ingevoerd. Voorts is voor de recreatievisserij in die aanbeveling bepaald dat een dagelijkse meeneemlimiet in acht moet worden genomen. Die maatregelen werden voor 2024 bij Verordening (EU) 2024/259 van de Raad (2) in Unierecht geïmplementeerd en moeten ook voor 2025 in Unierecht worden geïmplementeerd. Met die maatregelen wordt niet vooruitgelopen op de beheersmaatregelen die het wetenschappelijk adviescomité binnen de GFCM zal voorstellen voor het langetermijnbeheersplan voor de periode van 2027 tot en met 2031. |
(6) |
Bij Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad (3) is een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee (GDG’s 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van de GFCM). Dat plan stelt streefdoelen en maatregelen vast voor de langdurige instandhouding en duurzame exploitatie van de bestanden die eronder vallen. Daartoe behoren maatregelen om de maximale duurzame opbrengst (MDO) voor de doelbestanden te bereiken en te behouden, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de levende mariene biologische rijkdommen zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan opleveren. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1022 moeten de vangstmogelijkheden voor de in artikel 1, lid 2, van die verordening genoemde bestanden worden vastgesteld opdat er een niveau van visserijsterfte wordt bereikt waarmee de MDO in steeds verdere mate wordt verwezenlijkt, zo mogelijk in 2020, doch uiterlijk op 1 januari 2025. |
(8) |
De vangstmogelijkheden voor de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1022 genoemde bestanden moeten worden vastgesteld overeenkomstig de bandbreedten van visserijsterftewaarden die de maximale duurzame opbrengst (MDO) opleveren (FMDO-bandbreedten) of op een lager niveau, en in overeenstemming met de vrijwaringsmaatregelen van die verordening. De FMDO-bandbreedten zijn vermeld in de desbetreffende adviezen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV). Indien er geen adequate wetenschappelijke informatie beschikbaar is, moeten de vangstmogelijkheden voor de bestanden die worden genoemd in artikel 1, lid 2 en lid 3, van die verordening worden vastgesteld overeenkomstig de voorzorgsbenadering van het visserijbeheer, overeenkomstig artikel 4, lid 6, van die verordening. |
(9) |
Bovendien moeten de vangstmogelijkheden worden uitgedrukt in maximale toegestane visserij-inspanning voor trawlers en beugvisserijvaartuigen zoals vastgesteld overeenkomstig de visserij-inspanningsregeling van artikel 7 van Verordening (EU) 2019/1022, en in maximumvangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) en rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea), zoals vastgesteld overeenkomstig wetenschappelijk advies en artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. |
(10) |
Om de MDO-doelstellingen voor alle visbestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee in 2025 te halen, luidde het advies van het WTECV dat er een aanzienlijke verdere vermindering van de visserijsterfte voor trawlers noodzakelijk is. Daarnaast wees het WTECV op verschillen in de toestand van het kwetsbaarste bestand binnen elke bestandsgroep en was het van mening dat de visserijsterfte per inspanningsbeheerseenheid (EMU) gedifferentieerd moet worden verlaagd, namelijk EMU 1 (GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7 van de GFCM) en EMU 2 (GDG’s 8, 9, 10 en 11 van de GFCM). Het WTECV adviseerde dat voor het kwetsbaarste bestand (heek (Merluccius merluccius) in EMU 1 en heek in EMU 2) de vermindering van de visserijsterfte 66 % moet bedragen in EMU 1 en 38 % in EMU 2 om in 2025 FMDO te bereiken. Op basis van dat advies moet de maximaal toegestane visserij-inspanning van trawlers voor elke visserij-inspanningsgroep voor 2025 daarom met 66 % worden verlaagd in EMU 1 en met 38 % in EMU 2, rekening houdend met de bijdrage van elke lidstaat aan de visserijsterfte, en in mindering worden gebracht op de maximaal toegestane visserij-inspanning die voor 2024 is vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259. |
(11) |
In het WTECV-advies van 2024 staat dat beugvisserijvaartuigen een impact hebben op paaiende heek, met name in de GDG’s 8, 9, 10 en 11 van de GFCM. Voorts meldde het WTECV dat de paaibiomassa van heek in de GDG’s 1, 5, 6, en 7 van de GFCM en in de GDG’s 8, 9, 10 en 11 van de GFCM nog steeds onder het instandhoudingsgrensreferentiepunt (BLIM) in de zin van artikel 2, punt 10, van Verordening (EU) 2019/1022 ligt en dat de visserijsterfte met 66 % moet worden verminderd in de GDG’s 1, 5, 6 en 7 van de GFCM en met 38 % in de GDG’s 8, 9, 10 en 11 van de GFCM om in 2025 de FMDO te bereiken. Derhalve is het passend om voor 2025 in de GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7 van de GFCM de maximaal toegestane visserij-inspanning van beugvisserijvaartuigen op basis van artikel 7, lid 5, van Verordening (EU) 2019/1022 te handhaven op de niveaus die voor 2024 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259. In de GDG’s 8, 9, 10 en 11 van de GFCM is het passend om voor 2025 de maximaal toegestane visserij-inspanning van beugvisserijvaartuigen op basis van artikel 7, lid 5, van Verordening (EU) 2019/1022 met 13 % te verminderen ten opzichte van de maximaal toegestane visserij-inspanning die voor 2024 was vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259. |
(12) |
In het WTECV-advies van 2024 staat dat de visserijsterfte bij blauwrode diepzeegarnaal in de GDG’s 1, 2, 5, 6, en 7 van de GFCM ver van duurzame niveaus verwijderd blijft en dat er daarom naast vermindering van de visserij-inspanning verdere beheersmaatregelen nodig zijn. Het WTECV wees er in zijn advies met name op dat, om in 2025 de FMSY te bereiken, de vangsten gemiddeld met 50 % moeten worden verlaagd, meer bepaald met 25 % in de GDG’s 1 en 2 van de GFCM, met 64 % in GDG 5 van de GFCM en met 62 % in de GDG’s 6 en 7 van de GFCM. In aansluiting op de in 2022, 2023 en 2024 vastgestelde maatregelen en in overeenstemming met artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is het daarom passend de visserij-inspanningsregeling aan te vullen met maximumvangstbeperkingen. De maximumvangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal moeten in de GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7 van de GFCM worden verlaagd met 10 % ten opzichte van de vangstmogelijkheden die voor 2024 waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259. |
(13) |
In 2024 luidde het advies van het WTECV dat er naast vermindering van de visserij-inspanning verdere beheersmaatregelen nodig zijn voor blauwrode diepzeegarnaal in de GDG’s 8, 9, 10 en 11 van de GFCM, en dat de totale vangst met 18 % zou moeten worden verminderd. Het is daarom passend om in aansluiting op de in 2022, 2023 en 2024 vastgestelde maatregelen en overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, de visserij-inspanningsregeling aan te vullen met maximumvangstbeperkingen. De maximumvangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal moeten in de GDG’s 8, 9, 10 en 11 van de GFCM worden verlaagd met 6 % ten opzichte van de vangstmogelijkheden die voor 2024 waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259. |
(14) |
In 2024 luidde het advies van het WTECV dat er naast vermindering van de visserij-inspanning verdere beheersmaatregelen nodig zijn voor rode diepzeegarnaal in de GDG’s 8, 9, 10 en 11 van de GFCM, en dat de totale vangst met 29 % zou moeten worden verminderd. Het is daarom passend om in aansluiting op de in 2022, 2023 en 2024 vastgestelde maatregelen en overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, de visserij-inspanningsregeling aan te vullen met maximumvangstbeperkingen. Voor 2024 moeten de maximale vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal in de GDG’s 8, 9, 10 en 11 van de GFCM worden verlaagd met 6 % ten opzichte van de vangstmogelijkheden die voor 2024 waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259. |
(15) |
Om het gebruik van de selectiviteit van het vistuig te bevorderen en efficiënte sluitingen van gebieden vast te stellen ter bescherming van jonge vissen en paaiende vissen, is bij Verordening (EU) 2022/110 van de Raad (4) een compensatiemechanisme ingesteld voor de inspanningsregeling voor trawlers. Aangezien het WTECV blijft aanbevelen voor 2025 de selectiviteit van vistuig en de efficiëntie van de sluiting van gebieden verder te verbeteren om jonge vissen en paaiende vissen te beschermen, en aangezien die maatregelen een aantoonbaar effect hebben op de visserij-inspanning, moeten de lidstaten extra visdagen aan een vaartuig kunnen toewijzen indien het vaartuig aan ten minste één van die op nationaal niveau vastgestelde maatregelen voldoet. De betrokken lidstaat mag geen extra visdagen toewijzen die ertoe zouden leiden dat het bij Verordening (EU) 2024/259 voor de betrokken visserij-inspanningsgroep vastgestelde niveau van de visserij-inspanning wordt overschreden. |
(16) |
Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2019/1022 moeten er, indien uit wetenschappelijk advies blijkt dat de paaibiomassa van een of meer van de in artikel 1, lid 2, van die verordening genoemde bestanden lager is dan het voorzorgsreferentiepunt voor biomassa (BPA) of dan het grensreferentiepunt voor biomassa (BLIM), herstelmaatregelen worden genomen om te waarborgen dat de betrokken bestanden snel weer boven een niveau komen dat de MDO kan opleveren. |
(17) |
Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/20 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van kleine pelagische soorten in de Adriatische Zee (GDG’s 17 en 18 van de GFCM) aangenomen, waarbij voor de periode van 2022 tot en met 2029 een maximumvangstniveau en een daarmee verband houdend vlootcapaciteitsmaximum voor op kleine pelagische soorten vissende ringzegenvaartuigen en pelagische trawlers zijn ingevoerd. Deze maatregelen, die betrekking hebben op 2025, moeten in Unierecht worden geïmplementeerd. |
(18) |
Tijdens haar 47e jaarvergadering in 2024 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/47/2024/4 inzake een visserijregeling voor de lange termijn en de vaststelling van vangstlimieten voor 2025 voor kleine pelagische soorten in de Adriatische Zee (GDG’s 17 en 18 van de GFCM) aangenomen, welke voortvloeit uit Aanbeveling GFCM/44/2021/20. In Aanbeveling GFCM/47/2024/4 werd voor 2025 het afzonderlijke vangstniveau voor ansjovis en sardines vastgesteld als gevolg van de invoering van de nieuwe bevissingsregels. De verdeling over de lidstaten is gebaseerd op de historische vangsten van elke lidstaat. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd. |
(19) |
Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/5 inzake een meerjarig beheersplan voor duurzame demersale visserijen in de Adriatische Zee (GDG’s 17 en 18 van de GFCM) aangenomen, waarbij een visserij-inspanningsregeling en een vlootcapaciteitsmaximum voor bepaalde demersale bestanden zijn ingevoerd. Deze maatregelen, die betrekking hebben op 2025, moeten in Unierecht worden geïmplementeerd. |
(20) |
Tijdens haar 47e jaarvergadering in 2024 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/47/2024/5 inzake de uitvoering van een visserij-inspanningsregeling voor de belangrijkste demersale bestanden in de Adriatische Zee (GDG’s 17 en 18 van de GFCM) in 2025 aangenomen, welke voortvloeit uit Aanbeveling GFCM/43/2019/5. Aanbeveling GFCM/47/2024/5 voorziet in een algemene verlaging van de visserij-inspanning voor ottertrawlers met 5,2 % en in een verlenging van de inspanningsniveaus van 2024 voor boomkortrawlers. Om die maatregelen in Unierecht te implementeren, moet daarom 5,2 % worden afgetrokken van de maximaal toegestane visserij-inspanning voor ottertrawlers die voor 2024 was vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259, en moet de maximaal toegestane visserij-inspanning voor boomkortrawlers op het niveau van 2024 worden gehandhaafd. |
(21) |
Rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de Sloveense vloot en de marginale impact ervan op de bestanden van kleine pelagische en demersale soorten is het overeenkomstig punt 33 van Aanbeveling GFCM/44/2021/20 en punt 13 van Aanbeveling GFCM/43/2019/5 wenselijk de bestaande visserijpatronen in stand te houden en de toegang van de Sloveense vloot tot een minimumhoeveelheid kleine pelagische soorten en een minimale toewijzing van de inspanning voor demersale bestanden te waarborgen. |
(22) |
Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/4 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van demersale bestanden in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12 tot en met 16 van de GFCM) aangenomen, waarbij de Aanbevelingen GFCM/44/2021/12 en GFCM/42/2018/5 werden ingetrokken. Bij Aanbeveling GFCM/45/2022/4 zijn een inspanningsregeling voor heek, vangstbeperkingen voor roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Voor 2025 voorziet Aanbeveling GFCM/45/2022/4 in een bevriezing van de visserij-inspanning op het niveau van 2024 en in een verlaging van de vangstbeperkingen voor roze diepzeegarnalen met 3 %. Bij de implementatie van die maatregelen in Unierecht moet bijgevolg 3 % worden afgetrokken van de maximumvangstbeperkingen die voor roze diepzeegarnaal voor 2024 waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259. |
(23) |
Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/5 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van bestanden van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12 tot en met 16 van de GFCM) aangenomen, waarbij de Aanbevelingen GFCM/44/2021/7 en GFCM/43/2019/6 werden ingetrokken. Bij Aanbeveling GFCM/45/2022/5 werden een vangstbeperking en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Voor 2025 voorziet die aanbeveling in een verlaging van de vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal met 3 %. Bij de implementatie van die maatregelen in Unierecht moet bijgevolg 3 % worden afgetrokken van de maximumvangstbeperkingen die voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal voor 2024 waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259. |
(24) |
Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/6 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van bestanden van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in de Ionische Zee (GDG’s 19, 20 en 21 van de GFCM) aangenomen, waarbij de Aanbevelingen GFCM/44/2021/8 en GFCM/42/2018/4 zijn ingetrokken. Bij Aanbeveling GFCM/45/2022/6 werden een vangstbeperking en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Voor 2025 voorziet die aanbeveling in een verlaging van de vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal met 3 %. Bij de implementatie van die maatregelen in Unierecht moet bijgevolg 3 % worden afgetrokken van de maximumvangstbeperkingen die voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal voor 2024 waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259. |
(25) |
Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/7 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van bestanden van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in de Levantijnse Zee (GDG’s 24 tot en met 27 van de GFCM) aangenomen, waarbij de Aanbevelingen GFCM/44/2021/6 en GFCM/42/2018/3 zijn ingetrokken. Bij Aanbeveling GFCM/45/2022/7 zijn een vangstbeperking en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Voor 2025 voorziet die aanbeveling in een verlaging van de vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal met 3 %. Bij de implementatie van die maatregelen in Unierecht moet bijgevolg 3 % worden afgetrokken van de maximumvangstbeperkingen die voor rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal voor 2024 waren vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259. |
(26) |
Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/3 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van zeebrasem (Pagellus bogaraveo) in de Zee van Alborán (GDG’s 1, 2 en 3 van de GFCM) aangenomen, waarbij de Aanbevelingen GFCM/44/2021/4, GFCM/43/2019/2 en GFCM/41/2017/2 zijn ingetrokken. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd. |
(27) |
Tijdens haar 47e jaarvergadering in 2024 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/47/2024/3 inzake de vaststelling van extra herstelmaatregelen voor zeebrasem in de Zee van Alborán (GDG’s 1, 2 en 3 van de GFCM) aangenomen, waarbij Aanbeveling GFCM/45/2022/3 is gewijzigd. Bij Aanbeveling GFCM/47/2024/3 is een vermindering met 30 % van de vangstbeperkingen voor 2025 ingevoerd. Om die maatregelen te implementeren in het Unierecht, moet daarom 30 % in mindering worden gebracht op het maximumniveau van de vangsten dat voor 2024 was vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/259. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd. |
(28) |
Op basis van het wetenschappelijk advies van de GFCM-werkgroep voor de Zwarte Zee moet de visserijsterfte van sprot (Sprattus sprattus) op het huidige niveau worden gehouden om de duurzaamheid van de sprotbestanden in de Zwarte Zee (GDG 29 van de GFCM) te waarborgen. Daarom moet voor dit bestand opnieuw een autonoom quotum worden vastgesteld. |
(29) |
Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/3 tot wijziging van Aanbeveling GFCM/41/2017/4 inzake een meerjarig beheersplan voor de visserij op tarbot (Scophthalmus maximus) in de Zwarte Zee (GDG 29 van de GFCM) aangenomen. Bij Aanbeveling GFCM/43/2019/3 zijn een bijgewerkte regionale totale toegestane vangst (TAC) en een regeling voor de toewijzing van quota voor tarbot ingevoerd, evenals verdere instandhoudingsmaatregelen, met name een sluitingsperiode van twee maanden en een beperking van het aantal visdagen tot 180 dagen per jaar. Overeenkomstig aanbeveling GFCM/43/2019/3 zijn deze verdere instandhoudingsmaatregelen functioneel verbonden met de vangstmogelijkheden omdat de TAC voor tarbot zonder die maatregelen zou moeten worden verlaagd om het herstel van dat bestand te waarborgen. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd. |
(30) |
Tijdens haar 47e jaarvergadering in 2024 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/47/2024/8 inzake een meerjarig beheersplan voor de tarbotvisserij in de Zwarte Zee (GDG 29 van de GFCM), tot wijziging van de Aanbevelingen GFCM/43/2019/3 en GFCM/41/2017/4, aangenomen. Bij Aanbeveling GFCM/47/2024/8 is de TAC voor tarbot voor de periode van 2025 tot en met 2028 vastgesteld. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd. |
(31) |
Tijdens haar 47e jaarvergadering in 2024 heeft de GFCM een overdracht van het ongebruikte quotum van de Unie voor tarbot in 2023 goedgekeurd, gezien de uitzonderlijke situatie die door de regionale context in de Zwarte Zee is ontstaan. Die maatregel moet in Unierecht worden geïmplementeerd. De uit die onderbenutting voortvloeiende vangstmogelijkheden moeten worden verdeeld op basis van de respectieve bijdrage van elke lidstaat aan de onderbenutting, zonder dat de bij Verordening (EU) 2024/259 vastgestelde verdeelsleutel voor de jaarlijkse toewijzing van de TAC’s wordt gewijzigd. |
(32) |
De in deze verordening vermelde vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (5), en met name de artikelen 33 en 34 van die verordening betreffende de registratie van de vangsten en de visserij-inspanningen, respectievelijk de melding van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve moet worden nader worden bepaald welke codes de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij gegevens met betrekking tot de aanlandingen van onder deze verordening vallende bestanden aan de Commissie toezenden. |
(33) |
Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (6) voorziet in aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van TAC’s en quota, onder meer uit hoofde van de artikelen 3 en 4, en in flexibiliteitsbepalingen voor voorzorgs- en analytische TAC’s. Krachtens artikel 2 van die verordening moet de Raad bij de vaststelling van de TAC’s op basis van met name de biologische bestandssituatie bepalen voor welke bestanden de artikelen 3 en 4 van die verordening niet gelden. Daarnaast voorziet artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 nog in een andere vorm van jaarflexibiliteit voor alle bestanden die onder de aanlandingsverplichting vallen. Om te voorkomen dat de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen wordt belemmerd door buitensporige flexibiliteit en de bestandssituatie daardoor verslechtert, moet derhalve expliciet worden bepaald dat de jaarflexibiliteit waarin de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 voorzien, en de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet, niet cumulatief van toepassing zijn. Tot slot moet de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet, waar nodig worden uitgesloten op basis van de biologische bestandssituatie. |
(34) |
Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2025. Gezien de urgentie moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Toepassingsgebied
-
1.Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen van de Unie die in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee de volgende visbestanden exploiteren:
a) |
Europese aal (Anguilla anguilla), roodkoraal (Corallium rubrum) en goudmakreel (Coryphaena hippurus) in de Middellandse Zee; |
b) |
blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris), rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea), heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus) en zeebarbeel (Mullus barbatus) in het westelijk deel van de Middellandse Zee; |
c) |
ansjovis (Engraulis encrasicolus) en sardine (Sardina pilchardus) in de Adriatische Zee; |
d) |
heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus), tong (Solea solea), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) en zeebarbeel (Mullus barbatus) in de Adriatische Zee; |
e) |
heek (Merluccius merluccius) en roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) in het Kanaal van Sicilië; |
f) |
rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) en blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in het Kanaal van Sicilië, de Ionische Zee en de Levantijnse zee; |
g) |
zeebrasem (Pagellus bogaraveo) in de Zee van Alborán; |
h) |
sprot (Sprattus sprattus) en tarbot (Scophthalmus maximus) in de Zwarte Zee. |
-
2.Deze verordening is tevens van toepassing op andere visserijactiviteiten van de Unie, waaronder de recreatievisserij, wanneer in de desbetreffende bepalingen uitdrukkelijk naar die visserijactiviteiten wordt verwezen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Daarnaast gelden de volgende definities:
a) |
“internationale wateren”: wateren die buiten de soevereiniteit of jurisdictie van een staat vallen; |
b) |
“recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de mariene levende aquatische hulpbronnen worden geëxploiteerd voor vrijetijdsbesteding, toerisme of sport; |
c) |
“totale toegestane vangst” (TAC):
|
d) |
“quotum”: een aan de Unie of aan een lidstaat toegewezen aandeel in de TAC; |
e) |
“autonoom quotum van de Unie”: vangstbeperking die bij gebrek aan een overeengekomen TAC autonoom aan vissersvaartuigen van de Unie wordt toegewezen; |
f) |
“analytisch quotum”: een autonoom quotum van de Unie waarvoor een analytische evaluatie beschikbaar is; |
g) |
“analytische evaluatie”: een kwantitatieve evaluatie van trends voor een bepaald bestand op basis van gegevens over de biologie en de exploitatie van dat bestand die blijkens wetenschappelijke toetsing van toereikende kwaliteit zijn om de basis te vormen voor wetenschappelijke adviezen over opties voor toekomstige vangsten; |
h) |
“visaantrekkende voorziening” (FAD): op zee drijvende verankerde uitrusting waarmee wordt beoogd vis aan te trekken. |
Artikel 3
Visserijzones
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities van visserijzones:
a) |
“geografische deelgebieden van de GFCM” (GDG’s van de GFCM): de gebieden zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2023/2124 van het Europees Parlement en de Raad (7); |
b) |
“Middellandse Zee”: de wateren in de geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM, zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2023/2124; |
c) |
“westelijk deel van de Middellandse Zee”: de wateren in de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van de GFCM, zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2023/2124; |
d) |
“Adriatische Zee”: de wateren in de geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2023/2124; |
e) |
“Kanaal van Sicilië”: de wateren in de geografische deelgebieden 12, 13, 14, 15 en 16 van de GFCM, zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2023/2124; |
f) |
“Ionische Zee”: de wateren in de geografische deelgebieden 19, 20 en 21 van de GFCM, zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2023/2124; |
g) |
“Levantijnse zee”: de wateren in de geografische deelgebieden 24, 25, 26 en 27 van de GFCM, zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2023/2124; |
h) |
“Zee van Alborán”: de wateren in de geografische deelgebieden 1, 2 en 3 van de GFCM, zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2023/2124; |
i) |
“Zwarte Zee”: de wateren in geografisch deelgebied 29 van de GFCM, zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2023/2124. |
TITEL II
VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE
HOOFDSTUK I
Middellandse Zee
Artikel 4
Europese aal
-
1.Dit artikel is van toepassing op de geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM, op brakke wateren en op zoete wateren. De brakke wateren omvatten estuaria, kustlagunes en overgangswateren.
-
2.Het is gedurende een periode van ten minste zes maanden in 2025 verboden commerciële visserijactiviteiten met betrekking tot Europese aal (Anguilla anguilla) met een totale lengte boven de 12 cm te verrichten, hetzij als doelsoort, hetzij als incidentele bijvangst. Daartoe stelt elke betrokken lidstaat een of meer sluitingsperioden vast met inachtneming van het volgende:
a) |
zo nodig kan/kunnen de sluitingsperiode(n) binnen een lidstaat per visserijgebied verschillen om rekening te houden met het geografische en temporele migratiepatroon van Europese aal in zijn verschillende levensfasen; |
b) |
de sluitingsperiode(n) moet(en) een looptijd hebben van minstens zes opeenvolgende maanden of in totaal zes maanden, in overeenstemming met lid 3, en |
c) |
de sluitingsperiode(n) is/zijn in overeenstemming met de instandhoudingsdoelstellingen van Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad (8), met de bestaande nationale beheersplannen en met de temporele migratiepatronen van Europese aal in de respectieve levensfase in de betrokken lidstaat. |
-
3.De sluitingsperiode omvat de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2025, en door elke betrokken lidstaat wordt een aanvullende sluitingsperiode van drie maanden tussen 1 april en 30 november 2025 vastgesteld.
-
4.Commerciële visserijactiviteiten met betrekking tot Europese aal met een totale lengte van minder dan 12 cm worden jaarlijks toegestaan voor een periode van twee maanden, en die visserijactiviteiten worden gemonitord door een aangewezen wetenschappelijke instelling die toezicht houdt op de gegevensverzameling en -analyse.
-
5.Het maximumaantal vismachtigingen en de maximumhoeveelheid passief vistuig dat voor commerciële doeleinden op Europese aal met een totale lengte van minder dan 12 cm mag worden gebruikt, mogen de in bijlage I vastgestelde niveaus niet overschrijden.
-
6.Recreatievisserij op Europese aal is in alle levensfasen verboden.
-
7.Iedere betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis:
a) |
uiterlijk op 1 maart 2025, van de sluitingsperiode of -perioden die hij in overeenstemming met de leden 2 en 3 heeft vastgesteld; |
b) |
binnen twee weken na de vaststelling ervan, van de nationale maatregelen met betrekking tot de sluitingsperiode of -perioden die hij in overeenstemming met de leden 2 en 3 heeft vastgesteld; en |
c) |
uiterlijk op 1 maart 2025, van de periode waarin in overeenstemming met lid 4 op Europese aal met een totale lengte van minder dan 12 cm mag worden gevist. |
Artikel 5
Roodkoraal
-
1.Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij roodkoraal (Corallium rubrum) wordt geoogst in de Middellandse Zee.
-
2.Voor de gerichte visserij mogen het maximumaantal vismachtigingen en de maximale oogst uit bestanden van roodkoraal door vissersvaartuigen van de Unie en tijdens oogstactiviteiten van de Unie de in bijlage II vastgestelde niveaus niet overschrijden.
Artikel 6
Goudmakreel
-
1.Dit artikel is van toepassing op alle commerciële pelagische visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van de Unie waarbij FAD’s worden ingezet voor de vangst van goudmakreel (Coryphaena hippurus) in de Middellandse Zee. Het is ook van toepassing op de recreatievisserij op goudmakreel in de Middellandse Zee.
-
2.De maximale vlootcapaciteit van vissersvaartuigen van de Unie die op goudmakreel mogen vissen, uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en brutotonnage (BT), wordt vastgesteld in bijlage III.
-
3.Het maximumaantal FAD’s per vissersvaartuig dat op goudmakreel mag vissen, wordt vastgesteld in bijlage III.
-
4.Het maximumvangstniveau voor goudmakreel mag de in bijlage III vastgestelde niveaus niet overschrijden.
-
5.Voor de recreatievisserij wordt het maximale aantal vangsten beperkt tot 10 kg of vijf vissen, ongeacht de grootte, per persoon per dag.
HOOFDSTUK II
Westelijk deel van de Middellandse Zee
Artikel 7
Demersale bestanden
-
1.Dit artikel is van toepassing op alle visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1022 genoemde demersale bestanden worden bevist in het westelijk deel van de Middellandse Zee.
-
2.De maximale toegestane visserij-inspanning voor trawlers en beugvisserijvaartuigen wordt vastgesteld in bijlage IV bij deze verordening. De lidstaten beheren de maximale toegestane visserij-inspanning overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2019/1022 en de artikelen 26 tot en met 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
-
3.De maximumvangstbeperkingen voor diepzeegarnaal in de Zee van Alborán, de Balearen, Noord-Spanje en de Golfe du Lion worden vastgesteld in bijlage IV.
-
4.De maximumvangstbeperkingen voor diepzeegarnaal in Corsica, de Ligurische Zee, de Tyrreense Zee en Sardinië worden vastgesteld in bijlage IV.
-
5.De vangstmogelijkheden worden zoals vastgesteld in bijlage IV aan de lidstaten toegewezen, onverminderd:
a) |
uitwisselingen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
b) |
kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009; |
c) |
aanlandingen van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 of artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
d) |
hoeveelheden die worden ingehouden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 of worden overgedragen op grond van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
e) |
verlagingen op grond van de artikelen 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. |
Artikel 8
Compensatiemechanisme
-
1.Voor het betrokken vlootsegment en de lijst van betrokken in aanmerking komende vaartuigen kan een lidstaat in 2025 aan vaartuigen die zijn vlag voeren een extra toewijzing van visdagen zoals bedoeld in dit lid en berekend overeenkomstig de leden 4 en 5, toekennen, mits het vaartuig dat de extra toewijzing ontvangt, aan een of meer van de volgende, op het niveau van de lidstaten vastgestelde, voorwaarden voldoet:
a) |
indien het vaartuig de dubbelebordentrawl (OTT) verwijdert, kan een lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 24 %; indien het vaartuig die maatregel vóór 1 mei 2025 uitvoert, kan de toewijzing van visdagen worden verhoogd met 35 %; indien het totale aantal vaartuigen meer dan 40 % van de vloot van de betrokken lidstaat uitmaakt, kan de lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 40 %; |
b) |
indien het vaartuig een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 45 mm gebruikt, kan een lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 9,3 %; indien het vaartuig die maatregel vóór 1 mei 2025 uitvoert, kan de toewijzing van visdagen worden verhoogd met 18,6 %; indien het totale aantal vaartuigen meer dan 40 % van de vloot van de betrokken lidstaat uitmaakt, kan de lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 25 %; indien de maatregel voor alle vaartuigen van de betrokken lidstaat geldt, kan de lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 30 %; |
c) |
indien het vaartuig een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 50 mm gebruikt, kan een lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 15,4 %; indien het vaartuig die maatregel vóór 1 mei 2025 uitvoert, kan de toewijzing van visdagen worden verhoogd met 30,8 %; indien het totale aantal vaartuigen meer dan 40 % van de vloot van de betrokken lidstaat uitmaakt, kan de lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 40 %; indien de maatregel voor alle vaartuigen van de betrokken lidstaat geldt, kan de lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 50 %; |
d) |
indien het vaartuig wordt onderworpen aan een sluitingsperiode waarbij visserijactiviteiten voor trawlers op een diepte tussen 100 en 500 m verboden zijn gedurende ten minste zes aaneengesloten weken tussen mei en september, kan een lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 10 %; |
e) |
indien het vaartuig wordt onderworpen aan een sluitingsperiode waarbij visserijactiviteiten voor trawlers in de GDG’s 8, 9, 10 en 11 van de GFCM verboden zijn gedurende ten minste vier aaneengesloten weken tussen mei en oktober, kan een lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 15 %; |
f) |
indien het vaartuig wordt onderworpen aan een sluitingsperiode waarbij visserijactiviteiten voor trawlers in de GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7 van de GFCM verboden zijn gedurende ten minste vier aaneengesloten weken tussen mei en oktober, kan een lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 15 %; |
g) |
indien het vaartuig wordt onderworpen aan een nationaal gesloten gebied dat ten minste 5 % van zijn visgronden op een diepte tussen 100 en 500 m bestrijkt, mag een lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 4 %; |
h) |
indien het vaartuig wordt onderworpen aan een gebied dat tijdelijk is gesloten waardoor de vangsten van paaiende heek met ten minste 20 % kunnen worden verminderd, kan een lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 13 %; |
i) |
indien het vaartuig wordt onderworpen aan een gebied dat tijdelijk is gesloten waardoor de vangsten van jonge exemplaren van alle demersale soorten met ten minste 25 % of de vangsten van paaiende vissen van alle demersale soorten met ten minste 20 % kunnen worden verminderd, kan een lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 3 %; |
j) |
indien het vaartuig wordt onderworpen aan een permanente sluiting voor visserijactiviteiten met trawlers op een diepte van meer dan 800 m, kan een lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 3 %; |
k) |
indien het vaartuig gebruikmaakt van een trawl met pelagische of semi-pelagische scheerborden of scheerborden die weinig contact maken waardoor het contact tussen de scheerborden en het vistuig enerzijds en de zeebodem anderzijds vermindert teneinde de essentiële vishabitats van de demersale soorten in stand te houden, kan een lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 3 %; |
l) |
indien het vaartuig gebruikmaakt van gereglementeerd hoogselectief vistuig dat door zijn technische specificaties, volgens een wetenschappelijke studie van het WTECV, leidt tot ten minste 25 % minder vangsten van jonge exemplaren van alle demersale soorten of tot ten minste 20 % minder vangsten van paaiende vissen van alle demersale soorten ten opzichte van 2020, zoals een sorteerrooster met tussenruimten van minstens 20 mm, kan een lidstaat de toewijzing van visdagen verhogen met 3 %. |
-
2.Wanneer de betrokken lidstaat de Commissie de toegewezen extra visdagen meedeelt, legt hij haar de lijst voor van de vissersvaartuigen die voldoen aan elk van de geselecteerde compensatievoorwaarden, alsook het betreffende aantal extra visdagen.
-
3.De betrokken lidstaat doet de Commissie uiterlijk op 15 oktober kennisgeving van de toewijzing van extra visdagen, en verstrekt hij de Commissie zo spoedig mogelijk de relevante informatie over de naleving van de voorwaarden.
-
4.De extra toewijzing van visdagen wordt berekend op basis van de toegestane maximale visserij-inspanning die op grond van Verordening (EU) 2024/259 is toegestaan, in verhouding tot het betrokken aantal in aanmerking komende vaartuigen waarvoor de in lid 1 vermelde voorwaarden gelden.
-
5.De betrokken lidstaat mag geen extra visdagen toewijzen die ertoe zouden leiden dat het bij Verordening (EU) 2024/259 voor de betrokken visserij-inspanningsgroep vastgestelde niveau van de visserij-inspanning wordt overschreden.
-
6.De betrokken lidstaat stelt de Commissie ook elke maand afzonderlijk in kennis van de geleverde visserij-inspanning die in mindering moet worden gebracht op de in lid 1 bedoelde extra toewijzing, aan de hand van de specifieke rapporteringscodes voor die toewijzing.
Artikel 9
Herstelmaatregelen voor heek in de GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7 van de GFCM, voor blauwrode diepzeegarnaal in de GDG’s 5, 6 en 7 van de GFCM, voor rode diepzeegarnaal in de GDG’s 8, 9, 10 en 11 van de GFCM, en voor langoustine in GDG 6 van de GFCM
-
1.Dit artikel is van toepassing op de visserijactiviteiten van vaartuigen van de Unie die op heek (Merluccius merluccius) vissen in de GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7 van de GFCM, op langoustine (Nephrops norvegicus) in GDG 6 van de GFCM, op blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in de GDG’s 5, 6 en 7 van de GFCM, en op rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in de GDG’s 8, 9, 10 en 11 van de GFCM.
-
2.De maximumvangstbeperking voor heek voor vissersvaartuigen van de Unie die gebruikmaken van kieuwnetten en schakelnetten (GNS, GTR, GND) in de wateren van de Unie van het westelijke deel van de Middellandse Zee, is vastgesteld in bijlage IV.
-
3.De lidstaten stellen een minimuminstandhoudingsreferentiegrootte vast voor blauwrode diepzeegarnaal en voor rode diepzeegarnaal met een lengte van het kopborststuk (“carapace length” — CL) van ten minste 25 mm.
-
4.De lidstaten stellen een minimuminstandhoudingsreferentiegrootte vast voor langoustine van ten minste 25 mm CL.
-
5.Dit artikel is niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, mits dat onderzoek wordt verricht met inachtneming van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad (9).
Artikel 10
Herstelmaatregelen voor heek in de GDG’s 8, 9, 10 en 11 van de GFCM
-
1.Dit artikel is van toepassing op de visserijactiviteiten van vaartuigen van de Unie die op heek (Merluccius merluccius) vissen in de GDG’s 8, 9, 10 en 11 van de GFCM.
-
2.De maximumvangstbeperking voor heek voor vissersvaartuigen van de Unie die gebruikmaken van kieuwnetten en schakelnetten (GNS, GTR, GND) in de wateren van de Unie van het westelijke deel van de Middellandse Zee, is vastgesteld in bijlage IV.
-
3.Dit artikel is niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, mits dat onderzoek wordt verricht met inachtneming van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241.
Artikel 11
Registratie en toezending van gegevens
-
1.De lidstaten registreren de visserij-inspanningsgegevens, die zij aan de Commissie moeten toezenden in overeenstemming met de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en met de artikelen 146 quater, 146 quinquies en 146 sexies van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie (10).
-
2.Lidstaten die op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 visserij-inspanningsgegevens aan de Commissie toezenden, gebruiken daarvoor de codes van de visserij-inspanningsgroepen van bijlage IV bij deze verordening.
HOOFDSTUK III
Adriatische Zee
Artikel 12
Kleine pelagische soorten
-
1.Dit artikel is van toepassing op alle visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij sardine (Sardina pilchardus) en ansjovis (Engraulis encrasicolus) worden gevangen in de Adriatische Zee.
-
2.Het maximumvangstniveau voor sardine en ansjovis mag de in bijlage V vastgestelde niveaus niet overschrijden.
-
3.De maximale vlootcapaciteit, uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en BT, van de vissersvaartuigen van de Unie die op kleine pelagische bestanden mogen vissen, wordt vastgesteld in bijlage V.
-
4.De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing indien een lidstaat gebruikmaakt van de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet.
Artikel 13
Demersale bestanden
-
1.Dit artikel is van toepassing op alle visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus), tong (Solea solea), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) en zeebarbeel (Mullus barbatus) worden gevangen in de Adriatische Zee.
-
2.De maximale toegestane visserij-inspanning voor die demersale bestanden en de maximale vlootcapaciteit binnen de werkingssfeer van dit artikel worden vastgesteld in bijlage V.
-
3.De lidstaten beheren de maximale toegestane visserij-inspanning overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
Artikel 14
Toezending van gegevens
Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 aan de Commissie gegevens toezenden over aanlandingen en de visserij-inspanning, gebruiken zij daarvoor de bestandscodes en de codes van de visserij-inspanningsgroepen van bijlage V bij deze verordening.
HOOFDSTUK IV
Kanaal van Sicilië
Artikel 15
Heek en roze diepzeegarnaal
-
1.Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij heek (Merluccius merluccius) en roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) worden gevangen in het Kanaal van Sicilië.
-
2.De maximale vlootcapaciteit, uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en BT, van bodemtrawlers die binnen de werkingssfeer van dit artikel op demersale bestanden mogen vissen, wordt vastgesteld in bijlage VI.
-
3.De maximale toegestane visserij-inspanning voor heek (uitgedrukt in aantallen visdagen) voor vaartuigen die met bodemottertrawls (OTB) op heek vissen, wordt vastgesteld in bijlage VI.
-
4.Het maximumvangstniveau voor roze diepzeegarnaal mag de in bijlage VI vastgestelde niveaus niet overschrijden.
-
5.De lidstaten beheren de maximale toegestane visserij-inspanning overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
Artikel 16
Diepzeegarnalen
-
1.Dit artikel is van toepassing op alle visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) en blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) worden gevangen in het Kanaal van Sicilië.
-
2.De maximale vlootcapaciteit, uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en BT, van bodemtrawlers die binnen de werkingssfeer van dit artikel op demersale bestanden mogen vissen, wordt vastgesteld in bijlage VI.
-
3.Het maximumvangstniveau mag de in bijlage VI vastgestelde niveaus niet overschrijden.
Artikel 17
Toezending van gegevens
Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 aan de Commissie gegevens toezenden over aangelande hoeveelheden van gevangen bestanden, gebruiken zij daarvoor de bestandscodes van bijlage VI bij deze verordening.
HOOFDSTUK V
Ionische Zee en Levantijnse Zee
Artikel 18
Diepzeegarnalen
-
1.Dit artikel is van toepassing op alle visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) en blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) worden gevangen in de Ionische Zee en de Levantijnse Zee.
-
2.De maximale vlootcapaciteit, uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en BT, van bodemtrawlers die binnen de werkingssfeer van dit artikel op demersale bestanden mogen vissen, wordt vastgesteld in bijlage VII.
-
3.Het maximumvangstniveau mag de in bijlage VII vastgestelde niveaus niet overschrijden.
HOOFDSTUK VI
Zee van Alborán
Artikel 19
Zeebrasem
-
1.Dit artikel is van toepassing op activiteiten van de commerciële visserij en de recreatievisserij van vissersvaartuigen van de Unie die in de Zee van Alborán zeebrasem (Pagellus bogaraveo) vangen met beuglijnen en handlijnen.
-
2.Het maximumvangstniveau mag de in bijlage VIII vastgestelde niveaus niet overschrijden.
-
3.Het maximumaantal beuglijnen en handlijnen waarmee op zeebrasem mag worden gevist, wordt vastgesteld in bijlage VIII.
-
4.Er wordt een tijdelijke sluiting ingesteld ter bescherming van het belangrijke bestand tijdens het paaien gedurende perioden van ten minste 60 aaneengesloten dagen. Deze sluiting duurt ten minste twee maanden en vindt plaats in de periode van januari tot en met maart 2025 en heeft betrekking op de belangrijkste verspreidingsgebieden van zeebrasem in de Zee van Alborán.
-
5.Voor activiteiten van de recreatievisserij blijft het maximale aantal vangsten beperkt tot één vis per persoon per dag. De minimuminstandhoudingsreferentiegrootte van 40 cm voor zeebrasem is van toepassing op de recreatievisserij in de Zee van Alborán. De recreatievisserij op deze soort is verboden tijdens de op nationaal niveau vastgestelde sluitingsperiode van de commerciële visserij.
HOOFDSTUK VII
Zwarte Zee
Artikel 20
Sprot
-
1.Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij sprot (Sprattus sprattus) wordt gevangen in de Zwarte Zee.
-
2.Het autonoom quotum van de Unie voor sprot wordt vastgesteld in bijlage IX.
-
3.De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing indien een lidstaat gebruikmaakt van de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet.
Artikel 21
Tarbot
-
1.Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij tarbot (Scophthalmus maximus) wordt gevangen in de Zwarte Zee.
-
2.De TAC voor tarbot die in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee van toepassing is, de verdeling van deze TAC over de lidstaten en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden zijn vastgesteld in bijlage IX.
-
3.De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing indien een lidstaat gebruikmaakt van de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet.
Artikel 22
Beheer van de visserij-inspanning voor tarbot
Het aantal visdagen voor vissersvaartuigen van de Unie die binnen de werkingssfeer van artikel 21 op tarbot mogen vissen, bedraagt, ongeacht de lengte over alles van de vaartuigen, niet meer dan 180 per jaar.
Artikel 23
Sluitingsperiode voor tarbot
Het is voor vissersvaartuigen van de Unie verboden om van 15 april tot en met 15 juni in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee visserijactiviteiten voor tarbot te verrichten, met inbegrip van het overladen, aan boord houden, aanlanden en voor eerste verkoop aanbieden van tarbot.
Artikel 24
Bijzondere bepalingen inzake de toewijzing van vangstmogelijkheden in de Zwarte Zee
De vangstmogelijkheden worden zoals vastgesteld in bijlage IX bij deze verordening aan de lidstaten toegewezen, onverminderd:
a) |
uitwisselingen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
b) |
kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009; |
c) |
verlagingen op grond van de artikelen 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. |
Artikel 25
Toezending van gegevens
Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 aan de Commissie gegevens toezenden over aangelande hoeveelheden sprot en tarbot die gevangen zijn in wateren van de Unie in de Zwarte Zee, gebruiken zij daarvoor de bestandscodes van bijlage IX bij deze verordening.
TITEL III
SLOTBEPALINGEN
Artikel 26
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 januari 2025.
Voor de Raad
De voorzitter
-
A.SZŁAPKA
-
Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354, 28.12.2013, blz. 22, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/1380/oj).
-
Verordening (EU) 2024/259 van de Raad van 10 januari 2024 fixing for 2024 the fishing opportunities for certain fish stocks and groups of fish stocks applicable in the Mediterranean and Black Seas (PB L, 2024/259, 11.1.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/259/oj).
-
Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/1022/oj).
-
Verordening (EU) 2022/110 van de Raad van 27 januari 2022 tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee (PB L 21 van 31.1.2022, blz. 165, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2022/110/oj).
-
Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/1224/oj).
-
Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1996/847/oj).
-
Verordening (EU) 2023/2124 van het Europees Parlement en de Raad van 4 oktober 2023 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het overeenkomstgebied van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (General Fisheries Commission for the Mediterranean, GFCM) (PB L, 2023/2124, 12.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2124/oj).
-
Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 17, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2007/1100/oj).
-
Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/1241/oj).
-
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2011/404/oj).
BIJLAGE I
VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR COMMERCIËLE VISSERIJACTIVITEITEN VAN DE UNIE MET BETREKKING TOT GLASAAL IN HET KADER VAN HET MEERJARIG GFCM-BEHEERSPLAN VOOR EUROPESE AAL IN DE MIDDELLANDSE ZEE
De tabellen van deze bijlage stellen het maximale toegestane aantal vismachtigingen en het maximaal aantal vistuigen dat is toegestaan voor commerciële visserijactiviteiten op Europese aal (Anguilla anguilla) met een totale lengte van minder dan 12 cm vast.
Tabel 1
Maximumaantal vismachtigingen
Lidstaten |
Europese aal ELE |
Spanje |
153 |
Tabel 2
Maximumhoeveelheid vistuig
Lidstaten |
Vistuig |
Vistuigcode |
Eenheden |
Spanje |
Korven en vallen |
EPO |
249 |
BIJLAGE II
VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KADER VAN HET MEERJARIG GFCM-BEHEERSPLAN VOOR ROODKORAAL IN DE MIDDELLANDSE ZEE
De tabellen van deze bijlage stellen het maximale toegestane aantal vismachtigingen en het maximumniveau van de geoogste hoeveelheden roodkoraal in de Middellandse Zee vast.
Verwijzingen naar de visserijgebieden moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.
Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:
Wetenschappelijke naam |
Drielettercode |
Gewone naam |
Corallium rubrum |
COL |
Roodkoraal |
Tabel 1
Maximumaantal vismachtigingen (*1)
Lidstaten |
Roodkoraal COL |
Griekenland |
12 |
Spanje |
0 (*2) |
Frankrijk |
32 |
Kroatië |
0 (*2) |
Italië |
40 |
Tabel 2
Maximumniveau van de geoogste hoeveelheden in kg levend gewicht
Soort: |
Roodkoraal Corallium rubrum |
Gebied: |
Wateren van de Unie in de Middellandse Zee – GDG’s 1-27 COL/GF1-27 |
|
Griekenland |
1 844 |
|||
Spanje |
0 |
|||
Frankrijk |
1 400 |
|||
Kroatië |
0 |
|||
Italië |
1 378 |
|||
Unie |
4 622 |
|||
TAC |
Niet van toepassing |
(*1) Aantal vaartuigen en/of duikers, of paren van één duiker en één vaartuig, dat roodkoraal mag oogsten.
(*2) Overeenkomstig het huidige tijdelijke verbod op het oogsten van roodkoraal in de Spaanse en de Kroatische wateren, in afwachting van mogelijke toekomstige wijzigingen.
(**) Overeenkomstig het huidige tijdelijke verbod op het oogsten van roodkoraal in de Spaanse en de Kroatische wateren, in afwachting van mogelijke toekomstige wijzigingen.
BIJLAGE III
VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KADER VAN HET BEHEER VAN GOUDMAKREEL IN DE MIDDELLANDSE ZEE
De tabellen van deze bijlage stellen het maximumaantal, -kW en -BT van vissersvaartuigen van de Unie dat met visaantrekkende voorzieningen (FAD’s) op goudmakreel mag vissen in de Middellandse Zee en het maximumvangstniveau vast.
Verwijzingen naar de visserijgebieden moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.
Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:
Wetenschappelijke naam |
Drielettercode |
Gewone naam |
Coryphaena hippurus |
DOL |
Goudmakreel |
Tabel 1
Maximale vlootcapaciteit van de vaartuigen die met FAD’s op goudmakreel vissen in de Middellandse Zee (GDG’s 1-27)
Lidstaat |
Aantal vaartuigen |
kW |
BT |
Italië |
261 |
21 061 |
1 986 |
Malta |
130 |
16 662 |
1 296,28 |
Spanje |
45 |
2 105,73 |
153,34 |
Tabel 2
Maximumaantal FAD’s per vaartuig dat op goudmakreel mag vissen in de Middellandse Zee (GDG’s 1-27)
Lidstaat |
Aantal FAD’s per vaartuig |
Italië |
100 |
Malta |
200 |
Spanje |
50 |
Tabel 3
Maximumniveau, in ton levend gewicht, van de vangsten in de Middellandse Zee (GDG’s 1-27)
Soort: |
Goudmakreel Coryphaena hippurus |
Gebied: |
Wateren van de Unie en internationale wateren van de GDG’s 1-27 van de GFCM (DOL/MED) |
|
Italië |
1 174 |
Maximumvangstniveau |
||
Malta |
517 |
|||
Spanje |
127 |
|||
Unie |
1 818 |
|||
TAC |
Niet van toepassing |
BIJLAGE IV
VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KADER VAN HET BEHEER VAN DEMERSALE BESTANDEN IN HET WESTELIJK DEEL VAN DE MIDDELLANDSE ZEE
De tabellen van deze bijlage stellen de maximale toegestane visserij-inspanning (in visdagen) per bestandsgroep, zoals omschreven in artikel 2, punt 13, van Verordening (EU) 2019/1022, de maximumvangstbeperkingen en de lengte over alles van de vaartuigen voor alle soorten trawls (1) en de beugvisserijvaartuigen waarmee wordt gevist op demersale bestanden in het westelijk deel van de Middellandse Zee, vast.
Alle in deze bijlage vastgestelde vangstmogelijkheden vallen onder artikel 7 van Verordening (EU) 2019/1022 en de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
Verwijzingen naar de visserijgebieden moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.
Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:
Wetenschappelijke naam |
Drielettercode |
Gewone naam |
Aristaeomorpha foliacea |
ARS |
Rode diepzeegarnaal |
Aristeus antennatus |
ARA |
Blauwrode diepzeegarnaal |
Merluccius merluccius |
HKE |
Heek |
Mullus barbatus |
MUT |
Zeebarbeel |
Nephrops norvegicus |
NEP |
Langoustine |
Parapenaeus longirostris |
DPS |
Roze diepzeegarnaal |
-
1.Maximaal toegestane visserij-inspanning (in visdagen)
a) |
Aantal visdagen voor trawlers in de Zee van Alborán, de Balearen, Noord-Spanje en de Golfe du Lion (GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7)
|
b) |
Aantal visdagen voor trawlers in Corsica, de Ligurische Zee, de Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8, 9, 10 en 11)
|
c) |
Aantal visdagen voor vaartuigen voor de beugvisserij op demersale bestanden in de Zee van Alborán, de Balearen, Noord-Spanje en de Golfe du Lion (GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7)
|
d) |
Aantal visdagen voor vaartuigen voor de beugvisserij op demersale bestanden in Corsica, de Ligurische Zee, de Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8, 9, 10 en 11)
|
-
2.Maximumvangstbeperkingen voor diepzeegarnalen
a) |
Vangstmogelijkheden voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in de Zee van Alborán, de Balearen, Noord-Spanje en de Golfe du Lion (GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7), uitgedrukt als maximumvangstniveau in ton levend gewicht
|
b) |
Vangstmogelijkheden voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) en rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in Corsica, de Ligurische Zee, de Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8, 9, 10 en 11), uitgedrukt als maximumvangstniveau in ton levend gewicht
|
-
3.Maximumvangstbeperkingen voor heek
a) |
Vangstmogelijkheden voor met passief vistuig (GNS, GND en GTR) gevangen heek (Merluccius merluccius) in de Zee van Alborán, de Balearen, Noord-Spanje en de Golfe du Lion (GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7), uitgedrukt als maximumvangstniveau in ton levend gewicht.
|
b) |
Vangstmogelijkheden voor met passief vistuig (GNS, GND en GTR) gevangen heek (Merluccius merluccius) in Corsica, de Ligurische Zee, de Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8, 9, 10 en 11), uitgedrukt als maximumvangstniveau in ton levend gewicht
|
-
TBB, OTB, PTB, TBN, TBS, TB, OTM, PTM, TMS, TM, OTT, OT, PT, TX, OTP en TSP.
BIJLAGE V
VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ADRIATISCHE ZEE
De tabellen van deze bijlage stellen de vangstmogelijkheden per bestands- of vaartuiginspanningsgroep en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden, met onder meer het maximumaantal vissersvaartuigen van de Unie dat op kleine pelagische soorten mag vissen, vast.
Alle vangstmogelijkheden van deze bijlage vallen onder de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
Verwijzingen naar de visserijgebieden moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.
Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen:
Wetenschappelijke naam |
Drielettercode |
Gewone naam |
Engraulis encrasicolus |
ANE |
Ansjovis |
Merluccius merluccius |
HKE |
Heek |
Mullus barbatus |
MUT |
Zeebarbeel |
Nephrops norvegicus |
NEP |
Langoustine |
Parapenaeus longirostris |
DPS |
Roze diepzeegarnaal |
Sardina pilchardus |
PIL |
Sardine |
Solea solea |
SOL |
Tong |
-
1.Kleine pelagische bestanden – GDG’s 17 en 18
a) |
Maximumvangstniveau (in ton levend gewicht)
|
b) |
Maximale vlootcapaciteit voor trawlers en ringzegenvaartuigen die actief op kleine pelagische soorten vissen
|
-
2.Demersale bestanden – GDG’s 17 en 18
a) |
Maximale toegestane visserij-inspanning (in visdagen) per soort trawl en vlootsegment voor de visserij op demersale bestanden in de GDG’s 17 en 18 (Adriatische Zee)
|
b) |
Maximale vlootcapaciteit voor bodemtrawlers en boomkorvaartuigen die op demersale bestanden mogen vissen
|
(*1) Punt 28 van GFCM/44/2021/20 is niet van toepassing op nationale vloten van minder dan tien ringzegenvaartuigen of pelagische trawlers die actief op kleine pelagische bestanden vissen, zoals in 2014 geregistreerd in zowel het nationale register als het GFCM-register. In dat geval mag de capaciteit van de actieve vloot, wat betreft het aantal vaartuigen en uitgedrukt in brutoton (BT), brutoregisterton (BRT) en kW, met ten hoogste 50 % toenemen.
(*2) Overeenkomstig punt 13 van GFCM/43/2019/5 mag Slovenië de inspanningsbeperking van 3 000 visdagen per jaar niet overschrijden.
(*3) Punt 9, c), en punt 28 van GFCM/43/2019/5 zijn niet van toepassing op nationale vloten die met trawls (OTB) en gedurende minder dan 1 000 dagen vissen tijdens de in punt 9, c), van GFCM/43/2019/5 genoemde referentieperiode. De vangstcapaciteit van de actieve vloot die met trawls (OTB) vist, mag ten opzichte van de referentieperiode met ten hoogste 50 % toenemen.
BIJLAGE VI
VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KANAAL VAN SICILIË
De tabellen van deze bijlage stellen de vangstmogelijkheden per bestands- of vaartuiginspanningsgroep en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden, met onder meer het maximumaantal vissersvaartuigen van de Unie dat op demersale soorten en diepzeegarnalen mag vissen, vast.
Alle vangstmogelijkheden van deze bijlage vallen onder de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
Verwijzingen naar de visserijgebieden moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.
Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen:
Wetenschappelijke naam |
Drielettercode |
Gewone naam |
Merluccius merluccius |
HKE |
Heek |
Parapenaeus longirostris |
DPS |
Roze diepzeegarnaal |
Aristaeomorpha foliacea |
ARS |
Rode diepzeegarnaal |
Aristeus antennatus |
ARA |
Blauwrode diepzeegarnaal |
-
1.Demersale bestanden
a) |
Maximale vlootcapaciteit, uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en BT, voor bodemtrawlers die in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12, 13, 14, 15 en 16) op demersale bestanden mogen vissen
|
b) |
Maximaal visserij-inspanningsniveau (in aantal visdagen) voor vaartuigen die met bodemottertrawls (OTB) in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12, 13, 14, 15 en 16) op heek (Merluccius merluccius) vissen
|
c) |
Maximumvangstniveau voor roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12, 13, 14, 15 en 16), uitgedrukt in ton levend gewicht
|
-
2.Diepzeegarnalen
a) |
Maximale vlootcapaciteit, uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en BT, voor bodemtrawlers die in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12, 13, 14, 15 en 16) op diepzeegarnalen mogen vissen
|
b) |
Maximumvangstniveau voor rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12, 13, 14, 15 en 16), uitgedrukt in ton levend gewicht
|
c) |
Maximumvangstniveau voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12, 13, 14, 15 en 16), uitgedrukt in ton levend gewicht
|
BIJLAGE VII
VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE IONISCHE ZEE EN DE LEVANTIJNSE ZEE
De tabellen van deze bijlage stellen het maximumaantal vissersvaartuigen van de Unie dat op demersale bestanden mag vissen in de Ionische Zee en de Levantijnse Zee, vast.
Verwijzingen naar de visserijgebieden moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.
Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:
Wetenschappelijke naam |
Drielettercode |
Gewone naam |
Aristaeomorpha foliacea |
ARS |
Rode diepzeegarnaal |
Aristeus antennatus |
ARA |
Blauwrode diepzeegarnaal |
-
1.Ionische Zee
a) |
Maximale vlootcapaciteit, uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en BT, voor bodemtrawlervaartuigen die in de Ionische Zee (GDG’s 19, 20 en 21) op diepzeegarnalen mogen vissen
|
b) |
Maximumvangstniveau voor rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in de Ionische Zee (GDG’s 19, 20 en 21), uitgedrukt in ton levend gewicht
|
c) |
Maximumvangstniveau voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in de Ionische Zee (GDG’s 19, 20 en 21), uitgedrukt in ton levend gewicht
|
-
2.Levantijnse Zee
a) |
Maximale vlootcapaciteit, uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en BT, voor bodemtrawlers die in de Levantijnse Zee (GDG’s 24, 25, 26 en 27) op diepzeegarnalen mogen vissen
|
b) |
Maximumvangstniveau voor rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in de Levantijnse Zee (GDG’s 24, 25, 26 en 27), uitgedrukt in ton levend gewicht
|
c) |
Maximumvangstniveau voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in de Levantijnse Zee (GDG’s 24, 25, 26 en 27), uitgedrukt in ton levend gewicht
|
BIJLAGE VIII
VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ZEE VAN ALBORÁN
-
a)Maximumvangstniveau bij vangsten met beuglijnen en handlijnen, uitgedrukt in ton levend gewicht
Soort |
Zeebrasem (Pagellus boraraveo) |
Gebied: |
Wateren van de Unie in de Zee van Alborán – GDG’s 1, 2 en 3 (SBR/GF1-3) |
|
Spanje |
20,83 |
Maximumvangstniveau |
||
Unie |
20,83 |
|||
TAC |
Niet van toepassing |
-
b)Maximumaantal beuglijnen en handlijnen waarmee mag worden gevist in de Zee van Alborán (GDG’s 1, 2 en 3)
Lidstaat |
Zeebrasem in de GDG’s 1, 2 en 3 |
Spanje |
82 |
BIJLAGE IX
VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ZWARTE ZEE
De tabellen van deze bijlage stellen de TAC’s en quota in ton levend gewicht per bestand en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden, vast.
Alle vangstmogelijkheden van deze bijlage vallen onder de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
Verwijzingen naar de visserijgebieden moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.
Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen:
Wetenschappelijke naam |
Drielettercode |
Gewone naam |
Sprattus sprattus |
SPR |
Sprot |
Scophthalmus maximus |
TUR |
Tarbot |
Soort |
Sprot Sprattus sprattus |
Gebied: |
Wateren van de Unie in de Zwarte Zee – GDG 29 (SPR/F3742C) |
|
Bulgarije |
8 032,50 |
Analytische TAC Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
||
Roemenië |
3 442,50 |
|||
Unie |
11 475 |
|||
TAC |
Niet van toepassing |
Soort: |
Tarbot Scophthalmus maximus |
Gebied: |
Wateren van de Unie in de Zwarte Zee – GDG 29 (TUR/F3742C) |
|
Bulgarije |
90,26 |
Analytische TAC Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
||
Roemenië |
93,09 |
|||
Unie |
183,35 |
|||
TAC |
890 |
(*1) Van 15 april tot en met 15 juni 2025 zijn visserijactiviteiten, met inbegrip van het overladen, aan boord houden, aanlanden en voor eerste verkoop aanbieden van vis, verboden.
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2025/219/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.