Uitvoeringsverordening 2025/518 - Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de informatievereisten voor bepaalde btw-regelingen - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL L-serie |
2025/518 |
25.3.2025 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2025/518 VAN DE RAAD
van 11 maart 2025
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de informatievereisten voor bepaalde btw-regelingen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 397,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor de goede werking van de regel van de gelijkgestelde dienstverrichter is het voor elektronische interfaces, zoals marktplaatsen, platforms, portalen of soortgelijke middelen die diensten van kortetermijnverhuur van accommodatie of diensten van passagiersvervoer over de weg als bedoeld in artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG faciliteren, noodzakelijk om bepaalde elementen van de regel te specificeren. |
(2) |
De term “faciliteren” moet worden gedefinieerd om belastingplichtigen die via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, diensten van kortetermijnverhuur van accommodatie of diensten van passagiersvervoer over de weg faciliteren, rechtszekerheid te bieden over de vraag of de regel van de gelijkgestelde dienstverrichter op hen van toepassing is. Sommige aanbieders, met inbegrip van die welke dergelijke diensten aanbieden of er reclame voor maken, moeten uitdrukkelijk van de regel worden uitgesloten omdat zij niet rechtstreeks concurreren met traditionele, niet-digitale sectoren. |
(3) |
Belastingplichtigen die via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, diensten van kortermijnverhuur van accommodatie of diensten van passagiersvervoer over de weg faciliteren, mogen niet aansprakelijk worden gesteld voor de betaling van belasting over de toegevoegde waarde (btw) die verschuldigd is wanneer zij handelen op basis van door de onderliggende dienstverrichter verstrekte informatie, indien zij kunnen aantonen dat zij redelijkerwijs niet konden weten dat die informatie onjuist was. |
(4) |
Om de plaats van een faciliteringsdienst aan een niet-belastingplichtige, via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, te bepalen, moeten belastingplichtigen de hoedanigheid van de afnemer van de faciliteringsdienst gemakkelijk kunnen bepalen. Om de bepaling van die hoedanigheid te vergemakkelijken en de administratieve lasten voor belastingplichtigen te verminderen, moet een belastingplichtige de afnemer van de faciliteringsdienst als een belastingplichtige beschouwen wanneer er een btw-identificatienummer is verstrekt, en als een niet-belastingplichtige wanneer er geen dergelijk nummer is verstrekt, tenzij die belastingplichtige over andersluidende informatie beschikt. |
(5) |
Verduidelijkt moet worden dat, met betrekking tot diensten van kortetermijnverhuur van accommodatie en diensten van passagiersvervoer over de weg, de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen van Richtlijn 2006/112/EG enkel van toepassing kan zijn op de belastingplichtige die wordt geacht die diensten te hebben verricht. |
(6) |
Bij Richtlijn (EU) 2025/516 van de Raad (2) is in Richtlijn 2006/112/EG een vereenvoudigingsregeling met een éénloketsysteem ingevoerd voor belastingplichtigen die bepaalde eigen goederen de grens overbrengen. Om die specifieke regeling ten uitvoer te leggen in het algemene kader van de bijzondere btw-regelingen waarin titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG voorziet, moeten in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad (3) specifieke regels met betrekking tot btw-identificatie, voorwaarden voor uitsluiting, btw-aangiften en boekhoudkundige verplichtingen worden opgenomen. |
(7) |
Aangezien de ingevoerde vereenvoudigingsregeling met een éénloketsysteem alomvattend is en ook grensoverschrijdende goederenbewegingen omvat die onder de regeling inzake voorraad op afroep vallen, is laatstgenoemde regeling uit Richtlijn 2006/112/EG geschrapt. De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de regeling inzake voorraad op afroep zijn niet langer nodig en moeten daarom uit Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 worden geschrapt. |
(8) |
Uit hoofde van artikel 242 bis van Richtlijn 2006/112/EG moeten belastingplichtigen die, via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, goederenleveringen of diensten aan een niet-belastingplichtige binnen de Gemeenschap, overeenkomstig titel V van die richtlijn, faciliteren, een boekhouding van die goederenleveringen of diensten bijhouden. Er moet evenwel alleen informatie worden verstrekt over goederenleveringen of diensten die door de elektronische interface zijn gefaciliteerd, en niet in gevallen waarin de regel van de gelijkgestelde leverancier of van de gelijkgestelde dienstverrichter van toepassing is. Ter ondersteuning van de bestrijding van btw-fraude moet dergelijke informatie over onderliggende leveranciers en dienstverrichters ook worden opgenomen in de verplichte gegevensset die moet worden bewaard door gelijkgestelde leveranciers of dienstverrichters die zijn geregistreerd voor de bijzondere vereenvoudigingsregelingen met een éénloketsysteem. Die aanvullende gegevenselementen moeten een vergelijking mogelijk maken van de door platforms gerapporteerde informatie met de betalingsgegevens over grensoverschrijdende transacties die beschikbaar zijn in het centrale elektronische systeem van betalingsinlichtingen dat is ingesteld op grond van hoofdstuk V, afdeling 2, van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad (4), die op 1 januari 2024 in werking is getreden. |
(9) |
Na de invoering in Richtlijn 2006/112/EG van een verplichting voor belastingplichtigen die goederen van een andere belastingplichtige overbrengen, om de eigenaar van de goederen ervan in kennis te stellen dat hun goederen worden of zullen worden overgebracht, moet worden verduidelijkt welke specifieke gegevens aan de eigenaar van de goederen moeten worden meegedeeld. |
(10) |
De onderdelen van Richtlijn 2006/112/EG die wijzigingen vereisen in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011, moeten door de lidstaten uiterlijk op 30 juni 2028 in nationale wetgeving zijn omgezet. De wijzigingen in die verordening moeten derhalve van toepassing zijn vanaf 1 juli 2028. |
(11) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 9 ter
Artikel 9 quater Voor de toepassing van artikel 28 bis, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG verstrekt de belastingplichtige die de diensten verricht, zijn btw-identificatienummer of het identificatienummer dat hem overeenkomstig artikel 362 of 369 quinquies van die richtlijn is toegekend, als bedoeld in artikel 28 bis, lid 1, punt a), van die richtlijn en de in artikel 28 bis, lid 1, punt b), van die richtlijn bedoelde aangifte, slechts eenmaal aan de belastingplichtige die de dienst faciliteert, tenzij er een wijziging is in de activiteiten van eerstgenoemde als belastingplichtige. Indien een dienst van passagiersvervoer over de weg in meer dan één lidstaat plaatsvindt, verstrekt de belastingplichtige die de dienst verricht, de belastingplichtige die de dienst faciliteert het btw-identificatienummer dat hem is toegekend door elke lidstaat waar het vervoer plaatsvindt, of het identificatienummer dat hem overeenkomstig artikel 362 of artikel 369 quinquies van Richtlijn 2006/112/EG is toegekend. Artikel 9 quinquies Voor de toepassing van artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG wordt, wanneer uit de informatie die is verstrekt door de persoon die de onderliggende diensten verricht, blijkt dat een belastingplichtige niet als gelijkgestelde dienstverrichter optreedt, die belastingplichtige niet tot voldoening van de verschuldigde btw gehouden indien later wordt vastgesteld dat hij had moeten worden geacht de dienstverrichter te zijn, op voorwaarde dat aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
Artikel 9 sexies Om de plaats van een in artikel 46 bis van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde faciliteringsdienst te bepalen, beschouwt de belastingplichtige de afnemer van die dienst als niet-belastingplichtige indien die afnemer geen btw-identificatienummer verstrekt, tenzij de belastingplichtige over andersluidende informatie beschikt. Artikel 9 septies De in de artikelen 98, lid 2, 371, 378, 379 tot en met 386, 388 tot en met 390 quater, van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde vrijstellingen blijven van toepassing als de belastingplichtige die de dienst faciliteert, wordt geacht de diensten zelf te hebben afgenomen en verricht uit hoofde van artikel 28 bis van die richtlijn. Artikel 9 octies Indien een belastingplichtige wordt geacht de in artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde diensten zelf te hebben afgenomen en verricht, kan het verrichten van die diensten aan de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 1, van die richtlijn worden onderworpen als die belastingplichtige aan de voorwaarden voor die bijzondere regeling voldoet. De in artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde diensten die worden verricht voor een belastingplichtige die wordt geacht die diensten zelf te hebben afgenomen en verricht, kunnen niet onder de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 1, van die richtlijn vallen.” ; |
2) |
in artikel 13 bis wordt het inleidend gedeelte vervangen door: “De plaats waar een niet-belastingplichtige rechtspersoon gevestigd is, als bedoeld in artikel 54, lid 1, tweede alinea, in artikel 56, lid 2, eerste alinea, en in de artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2006/112/EG, is:” ; |
3) |
in artikel 18, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door: “Zelfs ingeval van tegengestelde informatie, kan een dienstverrichter van telecommunicatiediensten, omroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten, of van diensten uit hoofde van artikel 54, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG, er evenwel van uitgaan dat een in de Gemeenschap gevestigde afnemer de status van niet-belastingplichtige heeft zolang die afnemer niet zijn individuele btw-identificatienummer aan de dienstverrichter heeft meegedeeld.” ; |
4) |
in artikel 23 wordt lid 2 vervangen door: “2. Wanneer een dienst overeenkomstig artikel 54, lid 1, tweede alinea, en de artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2006/112/EG belastbaar is op de plaats waar de afnemer is gevestigd dan wel, bij gebreke aan een vestiging, de afnemer zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, bepaalt de dienstverrichter die plaats op basis van door de afnemer verstrekte feitelijke informatie, die hij verifieert met behulp van in het handelsverkeer normale veiligheidsmaatregelen, zoals identiteits- en betalingscontroles.” ; |
5) |
in artikel 24 ter, eerste alinea, wordt het inleidende gedeelte vervangen door: “Indien, voor de toepassing van artikel 54, lid 1, tweede alinea, of artikel 58 van Richtlijn 2006/112/EG, de activiteiten gestreamd worden of anderszins virtueel beschikbaar worden gesteld voor een niet-belastingplichtige, of indien telecommunicatiediensten, omroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten voor een niet-belastingplichtige worden verricht:” ; |
6) |
in artikel 24 quinquies wordt lid 1 vervangen door: “1. Een dienstverrichter die een dienst verricht uit hoofde van artikel 54, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG, of een in artikel 58, lid 1, van die richtlijn vermelde dienst verricht, kan het in artikel 24 bis of artikel 24 ter, eerste alinea, punt a), b) of c), van deze verordening bedoelde vermoeden weerleggen op basis van drie afzonderlijke, niet-tegenstrijdige bewijsstukken waaruit blijkt dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats op een andere plaats heeft.” ; |
7) |
in artikel 24 septies wordt het inleidende gedeelte vervangen door: “Met het oog op de toepassing van de regels in artikel 54, lid 1, tweede alinea, of artikel 58 van Richtlijn 2006/112/EG en de vervulling van de voorschriften in artikel 24 ter, eerste alinea, punt d), of in artikel 24 quinquies, lid 1, van deze verordening, dienen met name de volgende elementen als bewijs:” ; |
8) |
artikel 30 wordt vervangen door: “Artikel 30
Een in de eerste alinea bedoelde faciliteringsdienst wordt beschouwd als afzonderlijk en zelfstandig van de goederen die de belastingplichtige wordt geacht te leveren of van de diensten die de belastingplichtige wordt geacht te verrichten.
; |
9) |
aan artikel 54 bis wordt het volgende lid toegevoegd: “3. Deze afdeling is niet langer van toepassing met ingang van 30 juni 2029.” ; |
10) |
in artikel 54 quater, lid 2, wordt punt b) vervangen door:
; |
11) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 54 quinquies De overeenkomstig artikel 242 ter van Richtlijn 2006/112/EG te verstrekken informatie omvat het volgende:
; |
12) |
in hoofdstuk XI wordt de titel van afdeling 2 vervangen door: “Afdeling 2 Bijzondere regelingen voor belastingplichtigen die diensten voor niet-belastingplichtigen, afstandsverkopen van goederen, bepaalde binnenlandse goederenleveringen of overbrengingen van eigen goederen verrichten (Artikelen 358 tot en met 369 quinvicies duodecies van Richtlijn 2006/112/EG)” ; |
13) |
artikel 57 bis wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
aan artikel 57 quinquies wordt het volgende lid toegevoegd: “3. Wanneer een belastingplichtige de lidstaat van identificatie in kennis stelt van zijn voornemen om van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen gebruik te maken, is die bijzondere regeling vanaf de eerste dag van de daaropvolgende kalendermaand van toepassing. Wanneer de eerste overbrenging van goederen in het kader van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen echter vóór de in de eerste alinea bedoelde datum plaatsvindt, is die bijzondere regeling van toepassing vanaf de datum van die eerste overbrenging, mits de belastingplichtige de lidstaat van identificatie uiterlijk op de tiende dag van de maand volgend op die eerste overbrenging op de hoogte brengt van de aanvang van de activiteiten die onder de bijzondere regeling vallen.” ; |
15) |
aan artikel 57 sexies wordt de volgende alinea toegevoegd: “De lidstaat van identificatie identificeert de belastingplichtige die van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen gebruikmaakt door middel van zijn btw-identificatienummer, als bedoeld in de artikelen 214 en 215 van Richtlijn 2006/112/EG.” ; |
16) |
artikel 57 septies wordt als volgt gewijzigd:
|
17) |
aan artikel 57 octies wordt het volgende lid toegevoegd: “3. Een belastingplichtige die van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen gebruikmaakt, kan het gebruik van die bijzondere regeling beëindigen, ook indien hij overbrengingen van goederen blijft verrichten die onder die bijzondere regeling kunnen vallen. De belastingplichtige stelt de lidstaat van identificatie daarvan in kennis ten minste vijftien dagen vóór het einde van de kalendermaand voorafgaand aan die waarin hij het gebruik van de bijzondere regeling wenst te beëindigen. De beëindiging is van kracht vanaf de eerste dag van de volgende kalendermaand. Btw-verplichtingen met betrekking tot overbrengingen van eigen goederen die ontstaan na de datum waarop de beëindiging van kracht is geworden, worden rechtstreeks vervuld bij de belastingautoriteiten van de lidstaten van waaruit en waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd.” ; |
18) |
artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
|
19) |
artikel 58 bis wordt vervangen door: “Artikel 58 bis Indien een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen gebruikmaakt, gedurende twee jaar geen onder die bijzondere regeling vallende goederenleveringen, diensten of overbrengingen van eigen goederen heeft verricht, wordt aangenomen dat hij zijn belastbare activiteiten heeft beëindigd in de zin van artikel 363, punt b), artikel 369 sexies, punt b), artikel 369 novodecies, lid 1, punt b), artikel 369 novodecies, lid 3, punt b), of artikel 369 quinvicies sexies, punt b), van Richtlijn 2006/112/EG. Die beëindiging belet die belastingplichtige niet gebruik te maken van een bijzondere regeling wanneer hij opnieuw activiteiten die onder een bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, van die richtlijn vallen, opstart.” ; |
20) |
in artikel 58 ter wordt lid 2 vervangen door: “2. Een belastingplichtige of een tussenpersoon wordt geacht bij voortduring niet aan de voorschriften van een van de bijzondere regelingen te hebben voldaan in de zin van artikel 363, punt d), artikel 369 sexies, punt d), artikel 369 novodecies, lid 1, punt d), artikel 369 novodecies, lid 2, punt c), artikel 369 novodecies, lid 3, punt d), of artikel 369 quinvicies sexies, punt d), van Richtlijn 2006/112/EG in de volgende gevallen:
; |
21) |
artikel 58 quater wordt vervangen door: “Artikel 58 quater Een belastingplichtige die van de niet-Unie-regeling, de Unieregeling of de regeling voor overbrengingen van eigen goederen is uitgesloten, vervult alle btw-verplichtingen met betrekking tot goederenleveringen, diensten of overbrengingen van eigen goederen die zijn ontstaan na de datum waarop de uitsluiting van kracht is geworden, rechtstreeks bij de belastingautoriteiten van de betrokken lidstaat van verbruik of de lidstaten van waaruit en waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd.” ; |
22) |
artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
|
23) |
artikel 59 bis wordt vervangen door: “Artikel 59 bis Indien een belastingplichtige die van een bijzondere regeling gebruikmaakt, gedurende een aangiftetijdvak geen goederen heeft geleverd of diensten heeft verricht in een lidstaat van verbruik in het kader van die bijzondere regeling, of geen eigen goederen heeft overgebracht in het kader van de bijzondere regeling voor overbrengingen van eigen goederen, en geen correcties ten aanzien van eerdere btw-aangiften moet aanbrengen, dient hij of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon een btw-aangifte in met de vermelding dat er gedurende dat tijdvak geen goederenleveringen, diensten of overbrengingen zijn verricht (nihil-btw-aangifte).” ; |
24) |
artikel 60 bis wordt vervangen door: “Artikel 60 bis De lidstaat van identificatie herinnert belastingplichtigen of de voor hun rekening handelende tussenpersonen die geen btw-aangifte hebben ingediend uit hoofde van artikel 364, 369 septies, 369 vicies of 369 quinvicies septies van Richtlijn 2006/112/EG, langs elektronische weg aan hun verplichting om een dergelijke btw-aangifte in te dienen. De lidstaat van identificatie zendt de herinnering op de tiende dag na het verstrijken van de datum waarop de aangifte moest zijn ingediend, en stelt de andere lidstaten er langs elektronische weg van in kennis dat er een herinnering is verstuurd. Het is aan de betrokken lidstaat van verbruik of de lidstaten van waaruit en waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, om eventuele verdere herinneringen te versturen en stappen te ondernemen om het bedrag van de btw te bepalen en de btw te innen. Niettegenstaande eventuele herinneringen die zijn verstuurd en stappen die zijn ondernomen door een lidstaat van verbruik of lidstaten van waaruit en waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, dient de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon de btw-aangifte in bij de lidstaat van identificatie.” ; |
25) |
artikel 61 wordt vervangen door: “Artikel 61
Wijzigingen in de bedragen op een ingediende btw-aangifte die betrekking heeft op aangiftetijdvakken vanaf het derde tijdvak van 2021, worden tot op de datum waarop die btw-aangifte overeenkomstig Richtlijn 2006/112/EG moet worden ingediend, opgenomen in die btw-aangifte. Bedragen op een ingediende btw-aangifte die betrekking heeft op aangiftetijdvakken vanaf het derde tijdvak in 2021, kunnen na de datum waarop de btw-aangifte overeenkomstig Richtlijn 2006/112/EG moest zijn ingediend, uitsluitend worden gewijzigd door middel van aanpassingen in een latere btw-aangifte.
De regels van de lidstaat van verbruik of van de lidstaten van waaruit en waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, blijven wat betreft het bepalen van het bedrag van de btw en wijzigingen echter onverlet.” ; |
26) |
artikel 61 bis wordt vervangen door: “Artikel 61 bis
Eventuele correcties van de laatste btw-aangifte en eerdere btw-aangiften die ontstaan na de indiening van de laatste btw-aangifte, worden rechtstreeks afgehandeld met de belastingautoriteiten van de betrokken lidstaat van verbruik of de lidstaten van waaruit en waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd.
Eventuele correcties van de laatste btw-aangifte en eerdere btw-aangiften die ontstaan na de indiening van de laatste btw-aangifte, worden rechtstreeks afgehandeld met de belastingautoriteiten van de betrokken lidstaat van verbruik of de lidstaten van waaruit en waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd.” ; |
27) |
artikel 63 quater wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2028.
Artikel 1, punten 2) tot en met 7), is evenwel van toepassing met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 maart 2025.
Voor de Raad
De voorzitter
-
A.DOMAŃSKI
-
Richtlijn (EU) 2025/516 van de Raad van 11 maart 2025 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de btw-regels voor het digitale tijdperk (PB L, 2025/516, 25.3.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2025/516/oj).
-
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2011/282/oj).
-
Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/904/oj).
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2025/518/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.