Richtlijn 2025/516 - Wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de btw-regels voor het digitale tijdperk

1.

Wettekst

 

Publicatieblad

van de Europese Unie

NL

L-serie

 

 

2025/516

25.3.2025

RICHTLIJN (EU) 2025/516 VAN DE RAAD

van 11 maart 2025

tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de btw-regels voor het digitale tijdperk

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De opkomst van de digitale economie heeft een aanzienlijke impact gehad op de werking van het Uniestelsel inzake belasting over de toegevoegde waarde (btw), aangezien dat zich niet leent voor de nieuwe digitale bedrijfsmodellen en niet de mogelijkheid biedt om de door de digitalisering gegenereerde gegevens ten volle te benutten. Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (3) moet worden gewijzigd om rekening te houden met die ontwikkeling.

 

(2)

De btw-rapportageverplichtingen moeten worden aangepast om de uitdagingen van de platformeconomie aan te pakken en de noodzaak van meerdere btw-registraties in de Unie te verminderen.

 

(3)

De “btw-kloof” is het totale verschil tussen de btw-inkomsten die op basis van de btw-wetgeving en aanvullende regelgeving kunnen worden verwacht, en het bedrag dat daadwerkelijk wordt geïnd. In 2020 werd de btw-kloof in de Unie geraamd op 93 miljard EUR. Een aanzienlijk deel van de btw-kloof is toe te schrijven aan fraude, met name intracommunautaire ploffraude, die op 40-60 miljard EUR wordt geraamd. In het verslag over het eindresultaat van de Conferentie over de toekomst van Europa, dat in mei 2022 werd gepubliceerd, hebben burgers opgeroepen tot maatregelen om het belastingbeleid in de lidstaten te harmoniseren en te coördineren teneinde belastingontduiking en -ontwijking te voorkomen, en tot maatregelen om de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen teneinde ervoor te zorgen dat alle bedrijven in de Unie hun eerlijk deel van de belastingen betalen. Het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk strookt met die doelstellingen.

 

(4)

Om de inning van de belasting over grensoverschrijdende handelingen te verbeteren en een einde te maken aan de bestaande versnippering als gevolg van de tenuitvoerlegging van uiteenlopende rapportagesystemen door de lidstaten, moeten regels voor vereisten inzake digitale rapportage van de Unie worden vastgelegd. Dergelijke regels moeten ervoor zorgen dat aan de belastingdiensten informatie per handeling wordt verstrekt, om de onderlinge vergelijking van gegevens mogelijk te maken, de controlecapaciteit van de belastingdiensten te vergroten en een afschrikkend effect te creëren ten aanzien van niet-naleving, terwijl de nalevingskosten worden verlaagd voor bedrijven die in verschillende lidstaten actief zijn en belemmeringen op de interne markt worden weggewerkt.

 

(5)

Om de automatisering van het rapportageproces voor de belastingplichtigen en de belastingdiensten te vergemakkelijken, moeten de aan de belastingdiensten te rapporteren handelingen elektronisch worden gedocumenteerd. Elektronische facturering moet de standaard voor de uitreiking van facturen worden. Het moet de lidstaten evenwel worden toegestaan voor binnenlandse goederenleveringen en diensten andere facturen te aanvaarden.

 

(6)

Voor een maximale interoperabiliteit moeten elektronische facturen in beginsel voldoen aan de in Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1870 van de Commissie (4) vastgelegde Europese norm (de “Europese norm”), die uitvoering geeft aan het verzoek van de Commissie op grond van artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2014/55/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) om een Europese norm voor het semantische gegevensmodel van de kernelementen van een elektronische factuur vast te stellen. De lidstaten moeten echter nog steeds andere normen kunnen toestaan voor binnenlandse goederenleveringen en diensten.

 

(7)

De voor het opstellen van de factureringsregels bevoegde lidstaten moeten maatregelen, die onder meer accreditatieregelingen kunnen omvatten, nemen om ervoor te zorgen dat de elektronische facturen die door belastingplichtigen worden uitgereikt, voldoen aan de technische syntaxis en semantiek van de toegestane normen en alle in die normen bepaalde noodzakelijke gegevens bevatten. Die maatregelen moeten worden genomen ten aanzien van ofwel de belastingplichtigen die de factuur moeten uitreiken ofwel derde dienstverrichters, of beiden. De personen voor wie dergelijke maatregelen gelden, zijn verantwoordelijk voor de toepassing ervan. De maatregelen mogen belastingplichtigen echter niet beletten zelf te kiezen op welke wijze zij hun facturen aan hun klanten uitreiken en verzenden, te weten hetzij zelf hetzij via derden of, indien beschikbaar, via een overheidsportaal.

 

(8)

De doeltreffendheid van nationale digitale rapportagesystemen zou in het gedrang kunnen komen als belastingplichtigen niet voldoen aan de verplichting om elektronische facturen uit te reiken voor de handelingen waarvoor een rapportageverplichting geldt. In het licht van de digitalisering van handelingen en economische uitwisselingen, en de doelstellingen van deze richtlijn voor de digitalisering van de btw, onder meer met het oog op een doeltreffendere bestrijding van fraude, moeten de lidstaten kunnen bepalen dat het bezit van een elektronische factuur die overeenkomstig de vereiste norm van Richtlijn 2006/112/EG is uitgereikt, een wezenlijke voorwaarde is om aanspraak te kunnen maken op aftrek of terugvordering van de verschuldigde of betaalde btw.

 

(9)

De definitie van “elektronische factuur” moet worden afgestemd op die van Richtlijn 2014/55/EU om tot standaardisering te komen op het gebied van btw-rapportage. Onder de definitie van “elektronische factuur” moeten bijgevolg alleen elektronische facturen vallen die worden uitgereikt, doorgezonden en ontvangen in een gestructureerd elektronisch formaat dat de automatische en elektronische verwerking ervan mogelijk maakt. De verplichting om een gestructureerd formaat te gebruiken moet ten minste gelden voor de te rapporteren gegevens. Hybride facturen met een combinatie van gegevens in een gestructureerd formaat en gegevens in een ongestructureerd, voor mensen leesbaar formaat moeten derhalve onder de definitie vallen indien die facturen alle in een gestructureerd formaat te rapporteren gegevens bevatten.

 

(10)

Met het oog op een efficiënte uitvoering van het btw-rapportagesysteem is het noodzakelijk dat de belastingdienst de informatie onverwijld ontvangt. Daarom moet de termijn voor de uitreiking van facturen bij grensoverschrijdende handelingen worden vastgesteld op tien dagen nadat het belastbare feit heeft plaatsgevonden.

 

(11)

Elektronische facturering moet de automatische doorzending van de voor controledoeleinden benodigde gegevens aan de belastingdienst vergemakkelijken. Te dien einde moet de elektronische factuur alle gegevens bevatten die uit hoofde van de vereisten inzake digitale rapportage in een gestructureerd formaat aan de belastingdienst moeten worden doorgezonden.

 

(12)

Elektronische facturering kan niet worden ingevoerd als standaardmethode om handelingen te documenteren voor btw-doeleinden als het gebruik van elektronische facturen afhankelijk blijft van aanvaarding door de afnemer, met name in een business-to-business-context. Daarom mag een dergelijke aanvaarding, voor aan belastingplichtigen en niet-belastingplichtige rechtspersonen uitgereikte facturen, niet langer vereist zijn voor de uitreiking van elektronische facturen die voldoen aan de Europese norm, tenzij een lidstaat gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om papieren facturen of facturen in andere elektronische formaten dan elektronische facturen toe te staan. Een lidstaat die het gebruik van andere normen voor goederenleveringen en diensten op zijn grondgebied toestaat, moet kunnen bepalen dat de aanvaarding van overeenkomstig die normen uitgereikte facturen door de afnemer niet vereist is. Indien elektronische facturen worden uitgereikt aan andere personen, moeten zij afhankelijk kunnen blijven van aanvaarding door de afnemer.

 

(13)

De Commissie heeft voldaan aan haar verplichting om het Europees Parlement en de Raad een verslag voor te leggen over het effect van de vanaf 1 januari 2013 toepasselijke factureringsregels en met name over de mate waarin die daadwerkelijk tot een afname van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven hebben geleid, zoals vereist bij artikel 237 van Richtlijn 2006/112/EG. Aangezien aan die verplichting is voldaan, moet zij uit die richtlijn worden geschrapt.

 

(14)

De verplichting om lijsten in te dienen voor de rapportage van intracommunautaire handelingen moet worden geschrapt, aangezien dergelijke handelingen ook onder het toepassingsgebied van de vereisten inzake digitale rapportage voor grensoverschrijdende goederenleveringen en diensten vallen, zij het dat de gegevens gedetailleerder en tijdiger moeten worden verstrekt.

 

(15)

Om de doorzending van de factuurgegevens aan de belastingdiensten door belastingplichtigen te vergemakkelijken, moeten de lidstaten hen daarvoor de nodige middelen ter beschikking stellen. Met die middelen moeten de gegevens door belastingplichtigen zelf of door derden voor hun rekening kunnen worden verzonden, dan wel, indien beschikbaar, via een overheidsportaal.

 

(16)

Hoewel de informatie die volgens de vereisten inzake digitale rapportage voor grensoverschrijdende goederenleveringen en diensten moet worden doorgezonden, vergelijkbaar moet zijn met die welke via de lijsten werd doorgezonden, moet van de belastingplichtigen worden vereist aanvullende gegevens te verstrekken, waaronder bankgegevens, zodat de belastingdiensten niet alleen de goederen, maar ook de geldstromen kunnen volgen.

 

(17)

Onnodige administratieve lasten voor belastingplichtigen die in verschillende lidstaten actief zijn, moeten worden vermeden. Die belastingplichtigen moeten derhalve hun belastingdienst de vereiste gegevens kunnen verstrekken volgens de Europese norm. Het moet de lidstaten worden toegestaan aanvullende formaten voor de rapportage van de gegevens vast te stellen om het voor bepaalde belastingplichtigen gemakkelijker te maken de vereiste informatie te verstrekken.

 

(18)

Met het oog op de noodzakelijke harmonisatie van de rapportage van gegevens over grensoverschrijdende goederenleveringen en diensten moeten de te verstrekken gegevens in alle lidstaten dezelfde zijn, zonder dat de lidstaten om aanvullende gegevens kunnen verzoeken.

 

(19)

Het is belangrijk dat de belastingdiensten kunnen beschikken over de noodzakelijke gegevens over alle handelingen waarvoor een rapportageverplichting geldt. Om die doelstelling te verwezenlijken, lijkt het verstandig van de afnemer te vereisen de handeling te rapporteren. Op die manier zou onderlinge vergelijking van de gegevens mogelijk zijn met die van de leverancier of dienstverrichter, en zouden de belastingdiensten over de nodige gegevens beschikken indien de leverancier of dienstverrichter niet aan de rapportageverplichting heeft voldaan. Het is echter mogelijk dat de door de lidstaten genomen maatregelen in verband met het uitreiken van facturen en rapportage voldoende waarborgen dat de leverancier of dienstverrichter de belastingdienst de gegevens verstrekt telkens wanneer een factuur wordt uitgereikt. In die omstandigheden moet het de lidstaten worden toegestaan af te zien van die regel en de afnemer van de goederen of de diensten vrij te stellen van de verplichting de gegevens over die handelingen te rapporteren.

 

(20)

Verschillende lidstaten hebben uiteenlopende rapportagevereisten voor handelingen op hun grondgebied ingevoerd, wat heeft geleid tot aanzienlijke administratieve lasten voor belastingplichtigen die in verschillende lidstaten actief zijn, aangezien zij hun boekhoudsystemen moeten aanpassen om aan die vereisten te voldoen. Om de kosten als gevolg van dergelijke verschillen te vermijden, moeten de in de lidstaten geïmplementeerde systemen voor de rapportage van goederenleveringen en diensten onder bezwarende titel tussen belastingplichtigen op hun grondgebied voldoen aan de kenmerken van het voor grensoverschrijdende goederenleveringen en diensten ingevoerde systeem. De lidstaten moeten voorzien in de elektronische middelen voor de doorzending van de informatie en belastingplichtigen moeten, zoals het geval is voor grensoverschrijdende goederenleveringen en diensten, de gegevens kunnen indienen overeenkomstig de Europese norm, ook al kan de betrokken lidstaat voorzien in aanvullende normen voor de doorzending van de gegevens. De lidstaten moeten toestaan dat de gegevens ofwel door de belastingplichtige zelf of door een derde voor rekening van die belastingplichtige worden doorgezonden, en zij kunnen het gebruik van een overheidsportaal toestaan, indien beschikbaar.

 

(21)

De lidstaten mogen niet worden verplicht een vereiste op het gebied van op handelingen gebaseerde digitale realtimerapportage in te voeren voor andere goederenleveringen en diensten onder bezwarende titel op hun grondgebied dan die waarvoor de rapportagevereisten voor grensoverschrijdende goederenleveringen en diensten gelden. Indien zij in de toekomst echter een dergelijke vereiste invoeren, moeten zij voldoen aan de nieuwe regels betreffende de vereisten inzake digitale rapportage voor goederenleveringen en diensten aan zichzelf en tussen belastingplichtigen op het grondgebied van een lidstaat, die afgestemd zijn op de rapportagevereisten voor grensoverschrijdende goederenleveringen en diensten. Lidstaten die reeds over een rapportagesysteem voor die handelingen beschikken, moeten dat aanpassen om ervoor te zorgen dat de gegevens worden gerapporteerd overeenkomstig de vereisten inzake digitale rapportage voor goederenleveringen en diensten aan zichzelf en voor goederenleveringen en diensten tussen belastingplichtigen op het grondgebied van een lidstaat.

 

(22)

Om de doeltreffendheid van de vereisten inzake digitale rapportage te beoordelen, moet de Commissie een evaluatieverslag opstellen waarin het effect van elektronische facturering en van de intracommunautaire en binnenlandse digitalerapportagevereisten op de doeltreffendheid van de btw-inning en op de verkleining van de btw-kloof, alsook op de uitvoerings- en nalevingskosten voor belastingplichtigen en belastingdiensten wordt beoordeeld, teneinde na te gaan of het systeem zijn doel heeft bereikt dan wel verdere aanpassingen vereist.

 

(23)

De lidstaten moeten andere maatregelen kunnen blijven toepassen om de correcte inning van de btw te waarborgen en ontduiking te voorkomen. Zij mogen echter geen aanvullende algemene, op handelingen gebaseerde rapportageverplichtingen kunnen opleggen voor de handelingen die onder de vereisten inzake digitale rapportage vallen, tenzij dat op nationaal niveau vereist is om een btw-aangifte op te stellen en in te dienen of voor controledoeleinden. Dat betekent dat de lidstaten, samen met de in deze richtlijn vastgestelde verplichtingen op het gebied van realtimerapportage, hun nationale rapportage-instrumenten op basis van bijvoorbeeld een SAF-T-systeem moeten kunnen behouden, evenals rapportageverplichtingen die niet algemeen zijn, zoals die betreffende kasregisters. Bovendien mag de mogelijkheid voor de lidstaten om belastingplichtigen om informatie te verzoeken bij controles, niet worden beperkt, aangezien dergelijke informatie alleen op verzoek van de lidstaat wordt verkregen en niet het resultaat is van actieve rapportage door de belastingplichtigen.

 

(24)

Om de btw-inningsprocedure te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking te voorkomen hebben verscheidene lidstaten, met een eerdere machtiging op basis van artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG indien nodig, een binnenlandse verplichting tot een op handelingen gebaseerde digitale realtimerapportage ingevoerd. Die lidstaten en de op hun grondgebied gevestigde belastingplichtigen hebben recentelijk aanzienlijke investeringen gedaan om de werking van die systemen en de verwezenlijking van die doelstellingen te waarborgen. Daarom moeten die lidstaten hun systemen bij wijze van uitzondering pas uiterlijk in 2035 aanpassen om ervoor te zorgen dat de gegevens worden gerapporteerd conform de vereisten inzake digitale rapportage voor goederenleveringen en diensten aan zichzelf of tussen belastingplichtigen op hun grondgebied, tenzij uit het evaluatieverslag van de Commissie blijkt dat de werking van het grensoverschrijdende digitale rapportagesysteem tekortkomingen vertoont. Dergelijke tekortkomingen kunnen leiden tot een verdere verlenging van de termijn om hun nationale rapportagesystemen aan te passen, indien nodig.

 

(25)

De platformeconomie heeft tot bepaalde problemen geleid bij de toepassing van btw-regels, met name wat betreft de vaststelling van de belastbare status van de dienstverrichter en gelijke concurrentievoorwaarden tussen enerzijds kleine en middelgrote ondernemingen en anderzijds andere bedrijven.

 

(26)

De platformeconomie heeft geleid tot een ongerechtvaardigde verstoring van de concurrentie tussen goederenleveringen en diensten die via onlineplatforms worden verricht en aan btw-heffing ontsnappen, en goederenleveringen en diensten die in de traditionele economie worden verricht en aan de btw zijn onderworpen. De verstoring was zeer sterk in de twee grootste sectoren van de platformeconomie na de e-commerce, namelijk de sector kortetermijnverhuur van accommodatie en de sector passagiersvervoer over de weg. Opgemerkt zij echter dat dat verschil misschien niet in alle lidstaten even duidelijk is.

 

(27)

Teneinde de concurrentieverstoring in de sector kortetermijnverhuur van accommodatie en de sector passagiersvervoer over de weg aan te pakken, moeten er regels worden vastgesteld om platforms bij de inning van de btw een andere rol, namelijk die van “gelijkgestelde dienstverrichter”, te geven. Volgens de regel van de gelijkgestelde dienstverrichter, een juridische fictie zonder gevolgen voor de regels die niet tot de btw-wetgeving behoren, moet van platforms worden vereist dat zij btw in rekening brengen indien de onderliggende dienstverrichters dat niet doen, bijvoorbeeld omdat zij niet-belastingplichtigen zijn of belastingplichtigen die gebruikmaken van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen.

 

(28)

Om de btw-neutraliteit te handhaven mogen platforms niet worden beschouwd als gelijkgestelde dienstverrichter, en mogen zij bijgevolg geen btw in rekening brengen indien de onderliggende dienstverrichters een btw-identificatienummer verstrekken en verklaren dat zij de btw in rekening zullen brengen die de gelijkgestelde dienstverrichter anders verschuldigd zou zijn.

 

(29)

Een lidstaat die van oordeel is dat er op zijn grondgebied geen sprake is van concurrentieverstoring, moet evenwel de mogelijkheid hebben om belastingplichtigen die aldaar gebruikmaken van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en die anders systematisch onder de regel van de gelijkgestelde dienstverrichter zouden vallen, uit te sluiten van het toepassingsgebied van die regel. De lidstaten moeten de voorwaarden kunnen vaststellen waaronder van die mogelijkheid wordt gebruikgemaakt. Wanneer van die mogelijkheid wordt gebruikgemaakt, moeten de lidstaten in staat zijn die toe te passen zonder dat dat onevenredige administratieve lasten met zich meebrengt voor de persoon die diensten van kortetermijnverhuur van accommodatie of diensten van passagiersvervoer over de weg verricht, of voor de belastingplichtige die een dergelijke dienst faciliteert. In dat verband mag het vereisen van de informatie die nodig is om vast te stellen of de onderliggende dienstverrichter gebruikmaakt van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen, niet als onevenredig worden beschouwd. Wanneer een lidstaat echter van die mogelijkheid gebruikmaakt, doet dat geen afbreuk aan de algemene verantwoordelijkheid van de platforms om de regel van de gelijkgestelde dienstverrichter na te leven.

 

(30)

Teneinde voor een minimale samenhang te zorgen tussen de verschillende nationale btw-stelsels wat betreft de behandeling van de verrichting van diensten van kortetermijnverhuur van accommodatie, moet ervan worden uitgegaan dat een dergelijke verhuurdienst een vergelijkbare functie heeft als het hotelbedrijf wanneer die ononderbroken gedurende maximaal dertig nachten aan dezelfde persoon wordt verricht. Om rekening te houden met de verschillende nationale specifieke kenmerken van de sector moeten de lidstaten echter de mogelijkheid hebben om de diensten van kortetermijnverhuur van accommodatie te onderwerpen aan bepaalde criteria, voorwaarden en beperkingen overeenkomstig hun nationale wetgeving.

 

(31)

In het geval van faciliteringsdiensten die door platforms voor niet-belastingplichtigen worden verricht, wordt de regel inzake de plaats van dienst door de lidstaten verschillend geïnterpreteerd. Daarom moet die regel worden verduidelijkt en moet voor een gemeenschappelijk criterium worden gezorgd.

 

(32)

Om situaties te vermijden waarin platforms onder de bijzondere regeling voor reisbureaus vallen met betrekking tot handelingen waarvoor zij als de gelijkgestelde dienstverrichter worden beschouwd, moet worden verduidelijkt dat die handelingen buiten het toepassingsgebied van die bijzondere regeling vallen. Ook moet ervoor worden gezorgd dat reisbureaus niet onder de regel van de gelijkgestelde dienstverrichter vallen.

 

(33)

Rekening houdend met de bestaande uiteenlopende praktijken in de lidstaten met betrekking tot de identificatie van belastingplichtigen, is het passend te voorzien in een langere overgangsperiode voor de inwerkingtreding van de regel van de gelijkgestelde dienstverrichter zodat een soepele overgang naar de nieuwe regel wordt gewaarborgd.

 

(34)

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de regels die zijn vastgelegd in andere rechtshandelingen van de Unie, met name in Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad (6), die andere aspecten van de dienstverrichting door onlineplatforms regelt, zoals verplichtingen voor aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden om overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren.

 

(35)

Bij de Richtlijnen (EU) 2017/2455 (7) en (EU) 2019/1995 (8) van de Raad is Richtlijn 2006/112/EG gewijzigd wat betreft de btw-regels voor de belastingheffing op grensoverschrijdende business-to-consumer-e-commerceactiviteiten in de Unie. Die wijzigingsrichtlijnen hebben de concurrentieverstoringen verminderd, de administratieve samenwerking verbeterd en een aantal vereenvoudigingen ingevoerd. Hoewel de bij die richtlijnen ingevoerde wijzigingen, die sinds 1 juli 2021 van toepassing zijn, grotendeels succesvol zijn gebleken, is er behoefte aan bepaalde verbeteringen.

 

(36)

Bepaalde bestaande regels moeten worden verduidelijkt. Het betreft hier onder meer de in artikel 59 quater van Richtlijn 2006/112/EG vastgelegde regel voor de berekening van de op kalenderjaren gebaseerde drempel van 10 000 EUR, waaronder telecommunicatiediensten, omroepdiensten en elektronische diensten en intracommunautaire afstandsverkopen van goederen die worden verricht door een in de Unie gevestigde leverancier of dienstverrichter die slechts in één lidstaat is gevestigd, aan de btw onderworpen kunnen blijven in de lidstaat waar de belastingplichtige die die diensten verricht, is gevestigd of waar die goederen zich bevinden op het tijdstip van vertrek van de verzending of het vervoer. Artikel 59 quater van Richtlijn 2006/112/EG moet worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat alleen intracommunautaire afstandsverkopen van goederen die worden geleverd vanuit de lidstaat waar de belastingplichtige is gevestigd, in aanmerking worden genomen bij de berekening van de drempel van 10 000 EUR, maar niet afstandsverkopen uit een voorraad goederen in een andere lidstaat. Ter verduidelijking van bepaalde praktische aspecten, zoals het beschikbaar stellen van een websiteadres, zijn nog andere kleinere wijzigingen noodzakelijk.

 

(37)

Richtlijn 2006/112/EG moet ook worden gewijzigd om te verduidelijken dat alle business-to-consumer-diensten die binnen de Unie worden verricht door belastingplichtigen die buiten de Unie zijn gevestigd, onder het toepassingsgebied vallen van de bijzondere regeling voor diensten verricht door niet in de Unie gevestigde belastingplichtigen, namelijk de niet-Unie-éénloketsysteemregeling (de “niet-Unieregeling”), en niet alleen diensten aan in de Unie gevestigde afnemers. Gezien de invoering van de nieuwe regels inzake btw-tarieven bij Richtlijn (EU) 2022/542 van de Raad (9), alsook om de vrijstellingen krachtens artikel 151 van Richtlijn 2006/112/EG voor goederenleveringen en diensten te bestrijken, die, onder andere, worden verricht in het kader van de diplomatieke en consulaire betrekkingen of bestemd zijn voor bepaalde andere internationale instellingen, is het ook nodig de in titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG vastgelegde éénloketsysteemregelingen uit te breiden door ervoor te zorgen dat aan een nultarief onderworpen goederenleveringen en diensten en van btw vrijgestelde goederenleveringen en diensten met recht op aftrek onder het toepassingsgebied van die regelingen vallen. Daarnaast moet Richtlijn 2006/112/EG worden gewijzigd om te verduidelijken binnen welke termijn de belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regelingen, wijzigingen kan aanbrengen in de desbetreffende btw-aangiften binnen de drie bestaande vereenvoudigingsregelingen: de niet-Unieregeling, de Unieregeling en de invoerregeling. Die verduidelijking moet belastingplichtigen die voor de regelingen zijn geregistreerd, in staat stellen wijzigingen aan te brengen in de desbetreffende btw-aangiften tot op de uiterste datum voor de indiening van die aangiften. Daarnaast moet worden verduidelijkt dat wijzigingen van eerdere btw-aangiften alleen zijn toegestaan in btw-aangiften voor latere belastingtijdvakken. Tot slot moet het tijdstip van het belastbare feit voor goederenleveringen en diensten in het kader van de vereenvoudigingsregelingen Unieregeling en niet-Unieregeling duidelijk worden geregeld om te voorkomen dat de lidstaten de regels verschillend toepassen.

 

(38)

Btw-identificatie is in de regel vereist in elke lidstaat waar belastbare handelingen plaatsvinden. Om evenwel het aantal gevallen te beperken waarin meer dan één btw-registratie vereist is, is bij Richtlijn (EU) 2017/2455 een aantal maatregelen in Richtlijn 2006/112/EG opgenomen om de noodzaak van meerdere btw-registraties tot een minimum te beperken. Om de noodzaak van meerdere btw-registraties nog verder te beperken, is een aantal uitbreidingsmaatregelen in kaart gebracht ter ondersteuning van de doelstelling van één btw-registratie in de Unie. Er moeten derhalve regels worden vastgesteld om die uitbreidingsmaatregelen in te voeren.

 

(39)

Bij Richtlijn (EU) 2017/2455 is onder meer het toepassingsgebied van het mini-éénloketsysteem uitgebreid tot een breder éénloketsysteem dat alle grensoverschrijdende diensten aan niet-belastingplichtigen in de Unie en alle intracommunautaire afstandsverkopen van goederen omvat. Bij wijze van uitzondering kunnen elektronische interfaces, zoals marktplaatsen en platforms, die voor bepaalde leveringen van goederen binnen de Unie als gelijkgestelde leverancier worden aangemerkt, ook bepaalde binnenlandse leveringen van goederen aangeven in het kader van de Unieregeling. Ter ondersteuning van de doelstelling van één btw-registratie in de Unie moet het toepassingsgebied van de Unieregeling verder worden uitgebreid tot andere leveringen van goederen, waaronder binnenlandse business-to-consumer-leveringen van goederen in de Unie door belastingplichtigen die niet zijn gevestigd in de lidstaat van verbruik, zodat bedrijven zich niet voor btw-doeleinden hoeven te registreren in elke lidstaat waar zij dergelijke goederen aan consumenten leveren.

 

(40)

In de regel wordt de btw in rekening gebracht en voldaan door de leverancier van de goederen of de dienstverrichter. In bepaalde omstandigheden kunnen de lidstaten echter bepalen dat in het kader van de verleggingsregeling de afnemer en niet de leverancier of dienstverrichter de verschuldigde btw moet voldoen. Om de doelstelling van één btw-registratie in de Unie verder te ondersteunen, moeten regels worden vastgesteld voor de verplichte toepassing van de verleggingsregeling in situaties waarin leveranciers of dienstverrichters niet zijn gevestigd en niet voor btw-doeleinden zijn geïdentificeerd in de lidstaat waar de btw verschuldigd is. Leveranciers die goederen leveren of dienstverrichters die diensten verrichten voor een persoon die voor btw-doeleinden is geïdentificeerd in de lidstaat waar de goederenlevering of dienstverrichting belastbaar is, moeten de verleggingsregeling toepassen. Voor controledoeleinden moeten dergelijke goederenleveringen en dienstverrichtingen in de lijst worden opgegeven. Naast het verplichte gebruik moeten de lidstaten de verleggingsregeling ook kunnen toepassen op goederenleveringen of dienstverrichtingen door niet-gevestigde handelaren die goederen leveren of diensten verrichten voor een afnemer, ongeacht diens status. Goederenleveringen of dienstdienstverrichtingen die onder de in titel XII, hoofdstuk 4, van Richtlijn 2006/112/EG vastgelegde winstmargeregeling vallen, moeten echter worden uitgesloten van de verleggingsregeling.

 

(41)

Bij Richtlijn (EU) 2017/2455 is in Richtlijn 2006/112/EG een specifieke vereenvoudiging ingevoerd, namelijk de invoerregeling, die tot doel had de btw-nalevingslasten te verminderen bij de invoer van bepaalde goederen van geringe waarde bestemd voor consumenten in de Unie. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om sterkere garanties te bieden voor het correcte gebruik en voor het controleproces van de btw-identificatienummers voor de invoerregeling in het kader van de vrijstelling waarin die richtlijn voorziet. Dat moet de Commissie in staat stellen een uitvoeringshandeling vast te stellen om bijzondere maatregelen in te voeren om bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking te voorkomen. Dergelijke bijzondere maatregelen omvatten de koppeling van het unieke verzendingsnummer aan het btw-identificatienummer voor de invoerregeling. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (10).

 

(42)

Een leverancier of dienstverrichter moet zich voor de btw registreren wanneer hij niet voor btw-doeleinden is geïdentificeerd in de lidstaat waar de btw verschuldigd is. Met name wanneer een belastingplichtige eigen goederen overbrengt naar een andere lidstaat in het kader van, onder andere, zijn e-commerceactiviteiten, moet hij zich registreren in de lidstaten van waaruit en waarnaar de eigen goederen worden overgebracht. In overeenstemming met de doelstelling van één btw-registratie in de Unie moeten de gevallen waarin meer dan één btw-registratie vereist is, verder worden beperkt door te voorzien in de toepassing van een nieuwe regeling in het kader van de éénloketsysteemregelingen. Een dergelijke nieuwe regeling moet specifiek worden opgezet om de btw-nalevingsverplichtingen in verband met bepaalde overbrengingen van eigen goederen te vereenvoudigen. Indien een belastingplichtige goederen overbrengt voor rekening van een andere belastingplichtige, en voor zover de overbrenging niet gebeurt op uitdrukkelijk verzoek van de laatstgenoemde belastingplichtige, moet de eerstgenoemde belastingplichtige bovendien worden verplicht bepaalde informatie over de overbrenging te verstrekken aan de eigenaar van die goederen.

 

(43)

Richtlijn 2006/112/EG voorziet in de vereenvoudigde btw-behandeling van goederen die in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep worden overgebracht, wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Aangezien de vereenvoudigingsregeling voor overbrengingen van eigen goederen alomvattend is en ook grensoverschrijdende goederenbewegingen omvat die momenteel onder de regeling inzake voorraad op afroep vallen uit hoofde van artikel 17 bis van Richtlijn 2006/112/EG, is het noodzakelijk die regeling geleidelijk af te schaffen door een einddatum ervoor vast te stellen, voordat de bepalingen inzake voorraad op afroep in die richtlijn volledig worden geschrapt. Daarom is het passend 30 juni 2028 als einddatum vast te stellen, waarna het niet langer mogelijk zal zijn een nieuwe regeling inzake voorraad op afroep op te zetten. Voor regelingen inzake voorraad op afroep die op of vóór 30 juni 2028 van start gaan, moeten de desbetreffende voorwaarden, waaronder de termijn van twaalf maanden voor de overdracht van de eigendom van die goederen aan de beoogde koper, blijven gelden. Samen met de vaststelling van de nieuwe einddatum moet worden bepaald dat die regelingen niet langer van toepassing zijn vanaf 30 juni 2029, aangezien zij na die datum overbodig zal zijn.

 

(44)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (11) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

 

(45)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het btw-stelsel het digitale tijdperk in leiden, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de noodzaak om het gebruik van digitalerapportagevereisten te harmoniseren en aan te moedigen, om de btw-behandeling van platforms te verbeteren en om de gevallen te verminderen waarin een bedrijf zich in andere lidstaten moet registreren, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

 

(46)

Richtlijn 2006/112/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2006/112/EG met ingang van de inwerkingtreding van deze richtlijn

Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In artikel 143 wordt het volgende lid ingevoegd:

“1 bis.   Voor de toepassing van de in lid 1, punt c bis), van dit artikel bedoelde vrijstelling stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast om bijzondere maatregelen in te voeren om bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking te voorkomen, onder meer door het unieke verzendingsnummer te koppelen aan het overeenkomstige individuele btw-identificatienummer als bedoeld in artikel 369 octodecies van deze richtlijn. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*1) bedoelde onderzoeksprocedure.

De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking ingesteld bij artikel 58 van Verordening (EU) nr. 904/2010 (*2). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

(*1)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/182/oj)."

(*2)  Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/904/oj).”."

 

2)

Aan artikel 218 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“In afwijking van de eerste alinea van dit artikel kunnen de lidstaten overeenkomstig de voorwaarden die zij vaststellen, van de op hun grondgebied gevestigde belastingplichtigen vereisen elektronische facturen uit te reiken voor andere dan de in artikel 262 bedoelde goederenleveringen en dienstverrichtingen op hun grondgebied.”.

 

3)

Aan artikel 232 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“In afwijking van de eerste alinea van dit artikel kunnen de lidstaten die van de in artikel 218, tweede alinea, bedoelde mogelijkheid gebruikmaken, bepalen dat het gebruik van elektronische facturen door op hun grondgebied gevestigde belastingplichtigen niet afhankelijk wordt gesteld van de aanvaarding van de op hun grondgebied gevestigde afnemer.”.

Artikel 2

Wijzigingen van Richtlijn 2006/112/EG met ingang van 1 januari 2027

Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 14 bis wordt vervangen door:

“Artikel 14 bis

  • 1. 
    Indien een belastingplichtige via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan 150 EUR, faciliteert, wordt die belastingplichtige geacht die goederen zelf te hebben ontvangen en geleverd.
  • 2. 
    Indien een belastingplichtige via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, de levering van goederen binnen de Gemeenschap door een niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige aan een belastingplichtige, of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen op grond van artikel 3, lid 1, niet aan de btw zijn onderworpen, of aan een andere niet-belastingplichtige, faciliteert, wordt de belastingplichtige die de levering faciliteert, geacht die goederen zelf te hebben ontvangen en geleverd.

Uiterlijk op 1 juli 2027 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, op basis van informatie die zij van de lidstaten verkrijgt, een evaluatieverslag voor over de werking van de in de eerste alinea vastgestelde regel van de gelijkgestelde leverancier, en dient zij indien passend een wetgevingsvoorstel in voor de verdere verruiming ervan.”.

 

2)

Artikel 17 bis wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 2 wordt punt a) vervangen door:

 

“a)

de goederen worden, ten laatste op 30 juni 2028, door een belastingplichtige of door een derde partij voor diens rekening verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat om die goederen daar, in een later stadium en na aankomst, te leveren aan een andere belastingplichtige die ertoe gerechtigd zal zijn om over die goederen als eigenaar te beschikken krachtens een bestaande overeenkomst tussen de beide belastingplichtigen;”

;

 

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“8.   Dit artikel vindt toepassing tot en met 30 juni 2029.”.

 

3)

in titel V, hoofdstuk 3 bis, wordt de titel vervangen door:

“HOOFDSTUK 3 bis

Drempel voor belastingplichtigen die bepaalde onder artikel 33, punt a), vallende goederen leveren en bepaalde onder artikel 58 vallende diensten verrichten ”.

 

4)

Artikel 59 quater wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 1 wordt punt b) vervangen door:

 

“b)

de diensten worden verricht aan een niet-belastingplichtige die gevestigd is dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft in een andere dan de in punt a) bedoelde lidstaat, of de goederen worden verzonden of vervoerd van de in punt a) bedoelde lidstaat naar een andere lidstaat, en”

;

 

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   De in lid 1, punt a), van dit artikel bedoelde lidstaat verleent de belastingplichtigen die voor dat lid in aanmerking komende goederenleveringen of diensten verrichten, het recht ervoor te kiezen dat de plaats van levering of dienstverrichting wordt bepaald overeenkomstig artikel 33, punt a), en artikel 58, hetgeen in ieder geval geldt voor twee kalenderjaren.

Van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde mogelijkheid wordt geacht te zijn gebruikgemaakt door belastingplichtigen die onder de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, vallen.”.

 

5)

Artikel 66 wordt vervangen door:

“Artikel 66

  • 1. 
    In afwijking van de artikelen 63, 64 en 65 kunnen de lidstaten bepalen dat de belasting voor bepaalde handelingen of bepaalde categorieën belastingplichtigen op een van de volgende tijdstippen verschuldigd wordt:
 

a)

uiterlijk bij de uitreiking van de factuur;

 

b)

uiterlijk bij de ontvangst van de betaling;

 

c)

indien een factuur niet of niet tijdig wordt uitgereikt, binnen een bepaalde termijn en uiterlijk bij het verstrijken van de op grond van artikel 222, tweede alinea, door de lidstaten opgelegde termijn voor het uitreiken van facturen, of indien de lidstaat niet een zodanige termijn heeft opgelegd, binnen een bepaalde termijn te rekenen vanaf de datum van het belastbare feit.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoeld afwijking is niet van toepassing op de volgende goederenleveringen en diensten:
 

a)

diensten die onder de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 2, vallen, wanneer die diensten worden verricht door een belastingplichtige die van die bijzondere regeling gebruik mag maken overeenkomstig artikel 359;

 

b)

goederenleveringen en diensten die onder de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, vallen, wanneer die goederenleveringen en diensten worden verricht door een belastingplichtige die van die bijzondere regeling gebruik mag maken overeenkomstig artikel 369 ter;

 

c)

diensten waarvoor de btw op grond van artikel 196 door de afnemer verschuldigd is;

 

d)

leveringen of overbrengingen van goederen als bedoeld in artikel 67, eerste alinea.”.

 

6)

In artikel 167 bis wordt de eerste alinea vervangen door:

“De lidstaten kunnen in het kader van een facultatieve regeling bepalen dat het recht op aftrek van een belastingplichtige wiens btw uitsluitend overeenkomstig artikel 66, lid 1, punt b), verschuldigd wordt, wordt uitgesteld totdat de btw op de voor hem verrichte goederenleveringen of diensten aan zijn leverancier of dienstverrichter is betaald.”.

 

7)

In artikel 226 wordt punt 7 bis) vervangen door:

 

“7 bis)

wanneer de btw verschuldigd wordt op het moment waarop de betaling wordt ontvangen overeenkomstig artikel 66, lid 1, punt b), en het recht op aftrek ontstaat op het tijdstip waarop de aftrekbare belasting verschuldigd wordt, de vermelding “kasstelsel;”.”

 

8)

Artikel 237 wordt geschrapt.

 

9)

Artikel 359 wordt vervangen door:

“Artikel 359

De lidstaten staan toe dat een niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige die diensten verricht voor een niet-belastingplichtige, van deze bijzondere regeling gebruikmaakt. Deze bijzondere regeling is van toepassing op alle aldus in de Gemeenschap verrichte diensten.”.

 

10)

In artikel 361, lid 1, wordt punt c) vervangen door:

 

“c)

het elektronisch adres, met inbegrip van, indien beschikbaar, websites;”.

 

11)

Artikel 368 wordt vervangen door:

“Artikel 368

Een niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruik maakt, past met betrekking tot aan deze bijzondere regeling onderworpen diensten geen aftrek op grond van artikel 168 van deze richtlijn toe op de in de lidstaten van verbruik betaalde btw. Niettegenstaande artikel 1, punt 1, van Richtlijn 86/560/EEG wordt die belastingplichtige teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijn. Artikel 2, lid 2, en artikel 4, lid 2, van Richtlijn 86/560/EEG zijn niet van toepassing op de teruggaaf met betrekking tot goederen of diensten die worden gebruikt voor het verrichten van diensten die onder deze bijzondere regeling vallen.

Indien de belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, in een lidstaat moet worden geregistreerd voor activiteiten die niet onder deze bijzondere regeling vallen, brengt hij de in die lidstaat betaalde btw in verband met zijn aan deze bijzondere regeling onderworpen belastbare activiteiten, in aftrek op de op grond van artikel 250 in te dienen btw-aangifte.”.

 

12)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 369 bis bis

De levering van gas via een op het grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, van elektriciteit of van warmte of koude via warmte- of koudenetten, onder de in artikel 39 gestelde voorwaarden wordt, voor de toepassing van artikel 369 ter, tot en met 30 juni 2028 als een intracommunautaire afstandsverkoop van goederen aangemerkt indien die goederen worden geleverd aan een belastingplichtige, of een niet-belastingplichtige rechtspersoon van wie de intracommunautaire verwerving van goederen op grond van artikel 3, lid 1, niet aan de btw zijn onderworpen, of aan enige andere niet-belastingplichtige door een belastingplichtige die niet is gevestigd in de lidstaat waar de goederen aan de btw zijn onderworpen.”.

 

13)

In artikel 369 undecies wordt de eerste alinea vervangen door:

“De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, past met betrekking tot zijn aan deze bijzondere regeling onderworpen belastbare activiteiten geen aftrek op grond van artikel 168 van deze richtlijn toe op de in de lidstaten van verbruik betaalde btw. Niettegenstaande artikel 1, punt 1, van Richtlijn 86/560/EEG en artikel 2, punt 1, artikel 3 en artikel 8, lid 1, punt e), van Richtlijn 2008/9/EG wordt die belastingplichtige teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijnen. Artikel 2, lid 2, en artikel 4, lid 2, van Richtlijn 86/560/EEG zijn niet van toepassing op de teruggaaf met betrekking tot goederen of diensten die worden gebruikt voor de levering van goederen die onder deze bijzondere regeling vallen.”.

 

14)

In artikel 369 quaterdecies wordt het volgende lid ingevoegd:

“1 bis.   Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op belastingplichtigen die onder de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 1, afdeling 2 vallen.”.

 

15)

Artikel 369 septdecies wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 1 wordt punt c) vervangen door:

 

“c)

elektronisch adres en, indien beschikbaar, websites;”

;

 

b)

in lid 3 wordt punt c) vervangen door:

 

“c)

elektronisch adres en, indien beschikbaar, websites;”.

 

16)

In artikel 369 quatervicies wordt de eerste alinea vervangen door:

“De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, past met betrekking tot zijn aan deze bijzondere regeling onderworpen belastbare activiteiten geen aftrek op grond van artikel 168 van deze richtlijn toe op de in de lidstaten van verbruik betaalde btw. Niettegenstaande artikel 1, punt 1, van Richtlijn 86/560/EEG en artikel 2, punt 1, artikel 3 en artikel 8, lid 1, punt e), van Richtlijn 2008/9/EG wordt deze belastingplichtige teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijnen. Artikel 2, lid 2, en artikel 4, lid 2, van Richtlijn 86/560/EEG zijn niet van toepassing op de teruggaaf met betrekking tot goederen of diensten die worden gebruikt voor de levering van goederen die onder deze bijzondere regeling vallen.”.

Artikel 3

Wijzigingen van Richtlijn 2006/112/EG met ingang van 1 juli 2028

Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 28 bis

  • 1. 
    Niettegenstaande artikel 28 wordt een belastingplichtige die via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, het verrichten, binnen de Unie, van diensten van kortetermijnverhuur van accommodatie, te weten de ononderbroken verhuur van accommodatie aan dezelfde persoon gedurende maximaal dertig nachten, of diensten van passagiersvervoer over de weg faciliteert, geacht die diensten zelf te hebben ontvangen en verricht, tenzij degene die die diensten verricht:
 

a)

aan de belastingplichtige die de dienst faciliteert het btw-identificatienummer heeft verstrekt dat hem is toegekend in de lidstaat waar de dienst plaatsvindt, dan wel het identificatienummer dat hem overeenkomstig artikel 362 of artikel 369 quinquies is toegekend, en

 

b)

aan de belastingplichtige die de dienst faciliteert, heeft verklaard dat hij alle op die dienst verschuldigde btw in rekening zal brengen.

  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 wordt onder “in de Unie verrichte diensten van passagiersvervoer over de weg” verstaan, het gedeelte van de dienst dat plaatsvindt tussen twee plaatsen in de Unie.
  • 3. 
    Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op diensten die zijn verricht in het kader van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 3.
  • 4. 
    De lidstaten kunnen vereisen dat de belastingplichtige die de in lid 1 bedoelde dienst faciliteert, het in punt a) van dat lid bedoelde btw-identificatienummer valideert door middel van passende middelen die overeenkomstig het nationale recht zijn vastgesteld.
  • 5. 
    Niettegenstaande lid 1 van dit artikel kunnen de lidstaten diensten van kortetermijnverhuur van accommodatie of diensten van passagiersvervoer over de weg, of van beide, die op hun grondgebied worden verricht in het kader van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 1, afdeling 2, uitsluiten van het toepassingsgebied van dat lid.
  • 6. 
    Wanneer een lidstaat heeft gebruikgemaakt van de in lid 5 vermelde mogelijkheid, stelt die het btw-comité daarvan in kennis. De Commissie publiceert een complete lijst van de lidstaten die van die mogelijkheid hebben gebruikgemaakt.
  • 7. 
    Uiterlijk op 1 juli 2033 dient de Commissie bij de Raad een verslag in waarin de werking van dit artikel en de toepassing van de btw-regels voor faciliteringsdiensten, met inbegrip van de gevolgen voor de werking van de interne markt en de doeltreffendheid van de btw-inning, worden geëvalueerd. De Commissie formuleert, indien nodig, een passend wetgevingsvoorstel.”.
 

2)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 46 bis

De plaats waar de faciliteringsdienst die aan een niet-belastingplichtige wordt verricht via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, is de plaats waar de onderliggende handeling overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn wordt verricht.”.

 

3)

Artikel 135 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 2 wordt de volgende alinea ingevoegd na de eerste alinea:

“Niettegenstaande punt a) van de eerste alinea wordt de ononderbroken verhuur van accommodatie aan dezelfde persoon gedurende maximaal dertig nachten geacht een vergelijkbare functie te hebben als het hotelbedrijf, met inachtneming van door de lidstaten vast te stellen criteria, voorwaarden en beperkingen.”

;

 

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“3.   De lidstaten delen het btw-comité uiterlijk op 1 juli 2028 de tekst mee van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht waarin zij de in lid 2, tweede alinea, bedoelde criteria, voorwaarden en beperkingen vaststellen.

Uiterlijk op 31 december 2028 publiceert de Commissie, op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie op grond van de eerste alinea van dit lid, een complete lijst met de criteria, voorwaarden en beperkingen die de lidstaten met betrekking tot lid 2, tweede alinea, vaststellen.”.

 

4)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 136 ter

Indien een belastingplichtige geacht wordt diensten te hebben ontvangen en verricht overeenkomstig artikel 28 bis, verlenen de lidstaten vrijstelling voor het verrichten van die diensten aan die belastingplichtige.”.

 

5)

Artikel 138 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Punt b) van de eerste alinea van dit lid is niet van toepassing op overbrengingen die worden aangegeven in het kader van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 5.”

;

 

b)

in lid 2 wordt punt c) vervangen door:

 

“c)

de goederenlevering bestaande in de overbrenging naar een andere lidstaat, die voor de in lid 1 en de punten a) en b) van dit lid bedoelde vrijstellingen in aanmerking zou komen indien zij voor een andere belastingplichtige was verricht.”.

 

6)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 172 bis

Indien een belastingplichtige geacht wordt diensten te hebben ontvangen en verricht overeenkomstig artikel 28 bis, hebben die diensten geen invloed op het recht op aftrek van die belastingplichtige, ongeacht of de btw ten aanzien van die diensten aftrekbaar is.”.

 

7)

Artikel 194 wordt vervangen door:

“Artikel 194

  • 1. 
    Onverminderd de artikelen 195 en 196 geldt dat wanneer de belastbare levering van goederen of de belastbare diensten worden verricht door een belastingplichtige die niet gevestigd is in de lidstaat waar de btw verschuldigd is en daar evenmin door middel van een individueel btw-identificatienummer als bedoeld in artikel 214, voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, de tot voldoening van de belasting gehouden belastingplichtige degene is aan wie de goederen zijn geleverd of aan wie de diensten zijn verricht indien die persoon al voor btw-doeleinden in die lidstaat geïdentificeerd is.

Daarnaast, wanneer de belastbare levering van goederen of de belastbare diensten worden verricht door een belastingplichtige die niet gevestigd is in de lidstaat waar de btw verschuldigd is, kunnen de lidstaten, overeenkomstig de door hen vast te stellen voorwaarden, bepalen dat de tot voldoening van de belasting gehouden persoon degene moet zijn aan wie de goederen worden geleverd of aan wie de diensten worden verricht.

  • 2. 
    Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op een levering van goederen door een belastingplichtige wederverkoper als omschreven in artikel 311, lid 1, punt 5), wanneer die goederen aan de btw zijn onderworpen overeenkomstig de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 4, afdeling 2.”.
 

8)

In artikel 222 wordt de eerste alinea vervangen door:

“Voor goederenleveringen die onder de in artikel 138 gestelde voorwaarden worden verricht of voor goederenleveringen of diensten waarvan de btw op grond van de artikelen 194 en 196 door de afnemer verschuldigd is, wordt de factuur uitgereikt uiterlijk op de vijftiende dag van de maand volgende op die waarin het belastbare feit zich heeft voorgedaan.”.

 

9)

In artikel 226 wordt punt 4) vervangen door:

 

“4)

het in artikel 214 bedoelde btw-identificatienummer van de afnemer waaronder hij een goederenlevering of een dienst heeft afgenomen waarvoor hij tot voldoening van de belasting is gehouden of waaronder hij een in artikel 138 bedoelde goederenlevering heeft afgenomen, tenzij gebruik is gemaakt van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 5;”.

 

10)

Artikel 242 bis wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“1 bis.   Indien een belastingplichtige via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, het verrichten, binnen de Unie, van diensten van kortetermijnverhuur van accommodatie of diensten van passagiersvervoer over de weg faciliteert, en die belastingplichtige niet geacht wordt die diensten zelf te hebben ontvangen en verricht overeenkomstig artikel 28 bis, wordt de belastingplichtige die de dienst faciliteert, verplicht een boekhouding van die diensten bij te houden. Die boekhouding bevat voldoende gegevens om de belastingautoriteiten van de lidstaat waarin die diensten belastbaar zijn, in staat te stellen de juistheid van de btw-aangifte te bepalen.”

;

 

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   Desgevraagd moet de in de leden 1 en 1 bis bedoelde boekhouding langs elektronische weg aan de betrokken lidstaten beschikbaar worden gesteld.

De lidstaten mogen blijven vragen dat de in de leden 1 en 1 bis bedoelde boekhouding regelmatig en systematisch wordt verstrekt totdat er geautomatiseerde toegang tot die boekhouding beschikbaar is.

Die boekhouding wordt bewaard tot tien jaar na afloop van het jaar waarin de handeling is verricht.”.

 

11)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 242 ter

Indien een belastingplichtige goederen overeenkomstig artikel 17, lid 1, voor rekening van een andere belastingplichtige naar een andere lidstaat overbrengt, stelt eerstgenoemde de laatstgenoemde uiterlijk bij het vervoer of de verzending van de goederen in kennis van het feit dat zijn goederen worden of zullen worden overgebracht, indien de overbrenging niet plaatsvindt op uitdrukkelijk verzoek van de laatstgenoemde.”.

 

12)

In artikel 262 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Elke voor btw-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige dient een lijst in met de volgende gegevens:

 

a)

de voor btw-doeleinden geïdentificeerde afnemers aan wie hij goederen heeft geleverd overeenkomstig de voorwaarden van artikel 138, lid 1, en artikel 138, lid 2, punt c), tenzij er is gebruikgemaakt van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 5;

 

b)

de voor btw-doeleinden geïdentificeerde personen aan wie hij goederen heeft geleverd die hem via de in artikel 42 bedoelde intracommunautaire verwervingen van goederen waren geleverd;

 

c)

de belastingplichtigen en de voor btw-doeleinden geïdentificeerde niet-belastingplichtige rechtspersonen aan wie hij andere goederen heeft geleverd of diensten heeft verricht dan die welke van btw zijn vrijgesteld in de lidstaat waar de handeling belastbaar is en waarvoor de afnemer op grond van artikel 194, voor zover hij voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, of op grond van artikel 196, de tot voldoening van de btw gehouden persoon is.”.

 

13)

In artikel 288, lid 1, wordt punt c) vervangen door:

 

“c)

het bedrag van de op grond van artikel 136 bis, artikel 136 ter, de artikelen 146 tot en met 149 en de artikelen 151, 152 en 153 vrijgestelde handelingen;”.

 

14)

Aan artikel 306 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde bijzondere regeling is niet van toepassing op uit hoofde van artikel 28 bis verrichte diensten.”.

 

15)

In titel XII, hoofdstuk 6, wordt de titel vervangen door:

“HOOFDSTUK 6

Bijzondere regelingen voor belastingplichtigen die diensten voor niet-belastingplichtigen, afstandsverkopen van goederen, bepaalde binnenlandse goederenleveringen of overbrengingen van eigen goederen verrichten ”.

 

16)

Artikel 365 wordt vervangen door:

“Artikel 365

De btw-aangifte bevat het individueel btw-identificatienummer voor de toepassing van deze bijzondere regeling en, voor elke lidstaat van verbruik waar btw verschuldigd is, het totale bedrag exclusief btw van de onder deze bijzondere regeling vallende diensten waarvoor het belastbare feit zich gedurende het belastingtijdvak heeft voorgedaan, en het totale bedrag van de belasting daarover, uitgesplitst naar belastingtarieven. De toepasselijke btw-tarieven en de totale verschuldigde btw worden waar nodig eveneens op de btw-aangifte vermeld.

Indien wijzigingen van de btw-aangifte nodig zijn tot de datum waarop die btw-aangifte overeenkomstig artikel 364 moet worden ingediend, worden die wijzigingen in die btw-aangifte opgenomen.

Indien een btw-aangifte voor een voorgaand belastingtijdvak moet worden gewijzigd na de datum waarop de aangifte moest zijn ingediend overeenkomstig artikel 364, worden die wijzigingen in de btw-aangifte van een volgend belastingtijdvak opgenomen uiterlijk drie jaar na de datum waarop de oorspronkelijke aangifte moest worden ingediend overeenkomstig dat artikel. In die volgende btw-aangifte staan de betrokken lidstaat van verbruik, het belastingtijdvak en het btw-bedrag waarvoor wijzigingen nodig zijn, vermeld.”.

 

17)

In titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, wordt de titel vervangen door:

“ Afdeling 3

BIJZONDERE REGELING VOOR INTRACOMMUNAUTAIRE AFSTANDSVERKOPEN VAN GOEDEREN, VOOR BEPAALDE GOEDERENLEVERINGEN BINNEN EEN LIDSTAAT DOOR EEN BELASTINGPLICHTIGE EN VOOR BEPAALDE DIENSTEN VERRICHT DOOR IN DE GEMEENSCHAP DOCH NIET IN DE LIDSTAAT VAN VERBRUIK GEVESTIGDE BELASTINGPLICHTIGEN”.

 

18)

Artikel 369 bis wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt 2) wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

de derde alinea wordt vervangen door:

“Indien een belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd en er geen vaste inrichting heeft, dan is de lidstaat van identificatie de lidstaat waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt. In het geval van de levering van goederen zonder verzending of vervoer of indien de verzending of het vervoer van die goederen in dezelfde lidstaat begint en eindigt of gebeurt in overeenstemming met artikel 37 of artikel 39, is de lidstaat van identificatie de lidstaat waarin de levering plaatsvindt. Indien er meer dan één lidstaat is waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt of waar de levering plaatsvindt, vermeldt de belastingplichtige welke van die lidstaten de lidstaat van identificatie is. De belastingplichtige is gedurende het betrokken kalenderjaar en de twee daaropvolgende kalenderjaren aan die keuze gebonden.”

;

 

ii)

de volgende alinea wordt toegevoegd:

“Niettegenstaande de eerste, tweede en derde alinea van dit punt is de lidstaat van identificatie voor deze bijzondere regeling dezelfde als voor de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 5, wanneer de belastingplichtigevoor die bijzondere regeling is geregistreerd.”

;

 

b)

punt 3) wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

punt c) wordt vervangen door:

 

“c)

in het geval van de levering van goederen in een lidstaat, zonder verzending of vervoer van de goederen, of indien de verzending of het vervoer van de geleverde goederen in dezelfde lidstaat begint en eindigt waarbij die goederen worden geleverd aan een belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen op grond van artikel 3, lid 1, niet aan de btw zijn onderworpen, of aan enige andere niet-belastingplichtige, deze lidstaat;”

;

 

ii)

het volgende punt wordt toegevoegd:

 

“d)

in het geval van de levering van goederen overeenkomstig de artikelen 36, 37 en 39, waarbij die goederen worden geleverd aan een belastingplichtige, of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen op grond van artikel 3, lid 1, niet aan de btw zijn onderworpen, of aan enige andere niet-belastingplichtige, de lidstaat waar de levering wordt geacht plaats te vinden.”.

 

19)

Artikel 369 ter wordt vervangen door:

“Artikel 369 ter

De lidstaten staan de volgende belastingplichtigen, met uitzondering van degenen die uitsluitend vrijgestelde goederenleveringen en diensten verrichten waarvoor geen recht op aftrek bestaat, toe van deze bijzondere regeling gebruik te maken:

 

a)

een belastingplichtige die intracommunautaire afstandsverkopen van goederen verricht;

 

b)

een belastingplichtige die de levering van goederen faciliteert overeenkomstig artikel 14 bis, lid 2, zonder verzending of vervoer of indien de verzending of het vervoer in dezelfde lidstaat begint en eindigt;

 

c)

een niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige die diensten verricht voor een niet-belastingplichtige;

 

d)

een belastingplichtige die niet is gevestigd in de lidstaat waar de goederen aan de btw zijn onderworpen, en die overeenkomstig de artikelen 36, 37 en 39 goederen levert aan een belastingplichtige, of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen op grond van artikel 3, lid 1, niet aan de btw zijn onderworpen, of aan enige andere niet-belastingplichtige;

 

e)

een belastingplichtige die niet is gevestigd in de lidstaat waar de goederen aan de btw zijn onderworpen, en die goederen levert zonder verzending of vervoer of waarbij de verzending of het vervoer in dezelfde lidstaat begint en eindigt, aan een belastingplichtige, of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen op grond van artikel 3, lid 1, niet aan de btw zijn onderworpen, of aan enige andere niet-belastingplichtige;

 

f)

een belastingplichtige die niet gevestigd is in de lidstaat waarnaar de goederen zijn overgebracht in het kader van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 5, indien die goederen overeenkomstig artikel 16, 18 of 26 aan de btw zijn onderworpen of indien er een herziening van de aftrek vereist is overeenkomstig titel X, hoofdstuk 5.

Deze bijzondere regeling is van toepassing op alle door de betrokken belastingplichtige in de Gemeenschap verrichte, in aanmerking komende leveringen.”.

 

20)

Artikel 369 octies wordt vervangen door:

“Artikel 369 octies

  • 1. 
    De btw-aangifte bevat het in artikel 369 quinquies bedoelde btw-identificatienummer en, voor elke lidstaat van verbruik, het totale bedrag exclusief btw en, indien relevant, de toepasselijke btw-tarieven, het totale bedrag van de overeenkomstige btw, uitgesplitst naar belastingtarieven, en de totale verschuldigde btw over de volgende onder deze bijzondere regeling vallende goederenleveringen of diensten waarvoor het belastbare feit zich in het belastingtijdvak heeft voorgedaan:
 

a)

intracommunautaire afstandsverkopen van goederen;

 

b)

diensten;

 

c)

leveringen van goederen overeenkomstig de artikelen 36, 37 en 39, waarbij die goederen worden geleverd aan een belastingplichtige, of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen op grond van artikel 3, lid 1, niet aan de btw zijn onderworpen, of aan enige andere niet-belastingplichtige;

 

d)

leveringen van goederen, onder meer door een belastingplichtige die die leveringen faciliteert overeenkomstig artikel 14 bis, lid 2, zonder verzending of vervoer van de goederen of indien de verzending of het vervoer van de geleverde goederen in de zelfde lidstaat begint en eindigt wanneer die goederen worden geleverd aan een belastingplichtige, of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen op grond van artikel 3, lid 1, niet aan de btw zijn onderworpen, of aan enige andere niet-belastingplichtige;

 

e)

leveringen van goederen, en diensten, overeenkomstig de artikelen 16, 18 en 26, na een overbrenging van eigen goederen in het kader van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 5.

De btw-aangifte bevat ook wijzigingen met betrekking tot voorgaande belastingtijdvakken, zoals bepaald in lid 5, tweede alinea.

  • 2. 
    Wanneer goederen worden geleverd zonder verzending of vervoer of wanneer ze worden verzonden of vervoerd in of vanuit andere lidstaten dan de lidstaat van identificatie, bevat de btw-aangifte ook het totale bedrag exclusief btw en, indien relevant, de toepasselijke btw-tarieven, het totale bedrag van de overeenkomstige btw, uitgesplitst naar belastingtarieven, en de totale verschuldigde btw over de volgende leveringen die onder deze bijzondere regeling vallen, voor elke lidstaat waarnaar die goederen werden geleverd zonder verzending of vervoer of waarnaar of van waaruit die goederen zijn verzonden of vervoerd:
 

a)

intracommunautaire afstandsverkopen van goederen;

 

b)

leveringen van goederen, onder meer door een belastingplichtige die die leveringen faciliteert overeenkomstig artikel 14 bis, lid 2, zonder verzending of vervoer of indien de verzending of het vervoer van de geleverde goederen in dezelfde lidstaat begint en eindigt, waarbij die goederen worden geleverd aan een belastingplichtige, of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen op grond van artikel 3, lid 1, niet aan de btw zijn onderworpen, of aan enige andere niet-belastingplichtige;

 

c)

leveringen van goederen overeenkomstig de artikelen 36, 37 en 39, waarbij die goederen worden geleverd aan een belastingplichtige, of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen op grond van artikel 3, lid 1, niet aan de btw zijn onderworpen, of aan enige andere niet-belastingplichtige;

 

d)

leveringen van goederen, en diensten, overeenkomstig de artikelen 16, 18 en 26, na een overbrenging van eigen goederen in het kader van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 5.

Met betrekking tot de in dit lid bedoelde leveringen bevat de btw-aangifte ook het individuele btw-identificatienummer of het fiscaal registratienummer dat is toegekend door elk van die lidstaten, indien dergelijke goederen worden geleverd zonder verzending of vervoer, of waarnaar of van waaruit zulke goederen worden verzonden of vervoerd, indien beschikbaar.

De btw-aangifte bevat de in dit lid bedoelde informatie, uitgesplitst naar lidstaat van verbruik.

  • 3. 
    Indien de belastingplichtige die onder deze bijzondere regeling vallende diensten verricht een of meer andere vaste inrichtingen heeft dan die in de lidstaat van identificatie, van waaruit de diensten worden verricht, bevat de btw-aangifte eveneens, per lidstaat waar die belastingplichtige een inrichting heeft en uitgesplitst naar lidstaat van verbruik, het totale bedrag exclusief btw, en, indien relevant, de toepasselijke btw-tarieven, het totale bedrag van de overeenkomstige btw en de totale verschuldigde btw voor die diensten, alsook het individueel btw-identificatienummer of het fiscaal registratienummer van die inrichting.
  • 4. 
    Indien er een herziening van de aftrek vereist is voor goederen die overeenkomstig de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 5, zijn overgebracht, bevat de btw-aangifte de relevante elementen die aanleiding hebben gegeven tot de herziening en de verschuldigde btw en, voor investeringsgoederen, de begindatum van de herzieningsperiode die ingaat na de overbrenging.
  • 5. 
    Indien er wijzigingen van de btw-aangifte nodig zijn tot de datum waarop die btw-aangifte overeenkomstig artikel 369 septies moet worden ingediend, worden die wijzigingen in die btw-aangifte opgenomen.

Indien een btw-aangifte voor een voorgaand belastingtijdvak moet worden gewijzigd na de datum waarop de btw-aangifte moest zijn ingediend overeenkomstig artikel 369 septies, worden die wijzigingen in de btw-aangifte van een volgend belastingtijdvak opgenomen uiterlijk drie jaar na de datum waarop de oorspronkelijke btw-aangifte moest worden ingediend overeenkomstig dat artikel. In die volgende btw-aangifte worden de betrokken lidstaat van verbruik, het belastingtijdvak en het btw-bedrag waarvoor wijzigingen nodig zijn, vermeld.

  • 6. 
    Voor de toepassing van dit artikel omvat de btw-aangifte geen vrijgestelde goederenleveringen of diensten waarvoor geen recht op aftrek bestaat.”.
 

21)

Artikel 369 septdecies wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

aan lid 1 wordt het volgende punt toegevoegd:

 

“e)

de hoedanigheid van belastingplichtige die geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis, lid 1.”

;

 

b)

aan lid 3 wordt het volgende punt toegevoegd:

 

“f)

de hoedanigheid van belastingplichtige die geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis, lid 1.”.

 

22)

Artikel 369 unvicies wordt vervangen door:

“Artikel 369 unvicies

  • 1. 
    De btw-aangifte bevat het in artikel 369 octodecies bedoelde btw-identificatienummer en, voor elke lidstaat van verbruik waar de btw verschuldigd is, het totale bedrag exclusief btw, van de afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen waarvoor btw gedurende het belastingtijdvak verschuldigd is geworden, en het totale bedrag van de belasting daarover, uitgesplitst naar belastingtarieven. De toepasselijke btw-tarieven en de totale verschuldigde btw worden waar nodig eveneens op de btw-aangifte vermeld.
  • 2. 
    Indien wijzigingen van de btw-aangifte nodig zijn tot de datum waarop die btw-aangifte overeenkomstig artikel 369 vicies moet worden ingediend, worden die wijzigingen in die btw-aangifte opgenomen.

Indien een btw-aangifte voor een voorgaand belastingtijdvak moet worden gewijzigd na de datum waarop de aangifte moest zijn ingediend overeenkomstig artikel 369 vicies, worden die wijzigingen in de btw-aangifte van een volgend belastingtijdvak opgenomen uiterlijk drie jaar na de datum waarop de oorspronkelijke aangifte moest worden ingediend overeenkomstig dat artikel. In die volgende btw-aangifte worden de betrokken lidstaat van verbruik, het belastingtijdvak en het btw-bedrag waarvoor wijzigingen nodig zijn, vermeld.”.

 

23)

Aan titel XII, hoofdstuk 6, wordt de volgende afdeling toegevoegd:

“ AFDELING 5

BIJZONDERE REGELING VOOR OVERBRENGINGEN VAN EIGEN GOEDEREN

Artikel 369 quinvicies bis

  • 1. 
    Onverminderd andere communautaire bepalingen wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:
 

a)

“overbrenging van eigen goederen”: de overbrenging van goederen naar een andere lidstaat overeenkomstig artikel 17, lid 1, met uitzondering van overbrengingen van goederen waarvoor in die lidstaat geen volledig recht op aftrek bestaat;

 

b)

“lidstaat van identificatie”: de lidstaat waar de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of, indien hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd, de lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft.

  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1, punt b), is, indien de belastingplichtige niet in de Gemeenschap is gevestigd, maar daarin meer dan één vaste inrichting heeft, de lidstaat van identificatie de lidstaat waar zich een vaste inrichting bevindt en waarin die belastingplichtige meldt dat hij van deze bijzondere regeling gebruik maakt. De belastingplichtige is gedurende het betrokken kalenderjaar en de twee daaropvolgende kalenderjaren aan die keuze gebonden.

Indien een belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd en er geen vaste inrichting heeft, dan is de lidstaat van identificatie de lidstaat waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt. Indien er meer dan één lidstaat is waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt, vermeldt de belastingplichtige welke van die lidstaten de lidstaat van identificatie is. De belastingplichtige is gedurende het betrokken kalenderjaar en de twee daaropvolgende kalenderjaren door die keuze gebonden.

  • 3. 
    Niettegenstaande lid 1, punt b), en lid 2 van dit artikel is de lidstaat van identificatie voor deze bijzondere regeling dezelfde als voor de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, wanneer de belastingplichtige voor die bijzondere regeling is geregistreerd.

Artikel 369 quinvicies ter

De lidstaten staan belastingplichtigen die eigen goederen overbrengen, toe om van deze bijzondere regeling gebruik te maken.

Deze bijzondere regeling is van toepassing op alle overbrengingen van eigen goederen die door een voor deze bijzondere regeling geregistreerde belastingplichtige worden verricht.

Artikel 369 quinvicies quater

Een belastingplichtige deelt de lidstaat van identificatie het begin en de beëindiging van zijn onder deze bijzondere regeling vallende belastbare activiteiten mee, alsook de wijzigingen ervan waardoor hij niet langer voldoet aan de voorwaarden om van deze bijzondere regeling gebruik te mogen maken. De belastingplichtige verstrekt die informatie langs elektronische weg.

Artikel 369 quinvicies quinquies

Een belastingplichtige die van de bijzondere regeling gebruikmaakt, wordt voor de belastbare handelingen die in het kader van deze bijzondere regeling worden verricht, uitsluitend in de lidstaat van identificatie voor btw-doeleinden geïdentificeerd. Daartoe maakt de lidstaat van identificatie gebruik van het individuele btw-identificatienummer dat reeds aan de belastingplichtige is toegekend met betrekking tot diens verplichtingen in het binnenlandse verkeer.

Artikel 369 quinvicies sexies

De lidstaat van identificatie sluit een belastingplichtige van deze bijzondere regeling uit in elk van de volgende gevallen:

 

a)

de belastingplichtige deelt de lidstaat van identificatie mee dat hij niet langer overbrengingen van eigen goederen verricht die onder deze bijzondere regeling vallen;

 

b)

er kan anderszins worden aangenomen dat de belastbare activiteiten van de belastingplichtige die onder deze bijzondere regeling vallen, zijn beëindigd;

 

c)

de belastingplichtige vervult niet langer de voorwaarden om van deze bijzondere regeling gebruik te mogen maken;

 

d)

de belastingplichtige voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van deze bijzondere regeling.

Artikel 369 quinvicies septies

De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, dient voor elke maand langs elektronische weg een btw-aangifte in bij de lidstaat van identificatie, ongeacht of er overbrengingen van goederen die onder deze bijzondere regeling vallen, zijn verricht. De btw-aangifte wordt ingediend vóór het einde van de maand volgend op het verstrijken van het belastingtijdvak waarop de aangifte betrekking heeft.

Artikel 369 quinvicies octies

  • 1. 
    De btw-aangifte bevat het in artikel 369 quinvicies quinquies bedoelde individuele btw-identificatienummer en, voor elke lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of overgebracht, het totale bedrag exclusief btw van de onder deze bijzondere regeling vallende overbrengingen waarvoor het belastbare feit zich in het belastingtijdvak heeft voorgedaan.

De btw-aangifte bevat ook wijzigingen zoals bepaald in lid 3.

  • 2. 
    Wanneer goederen worden verzonden of vervoerd vanuit andere lidstaten dan de lidstaat van identificatie, bevat de btw-aangifte het totale bedrag exclusief btw van de onder deze bijzondere regeling vallende overbrengingen van goederen, voor elke lidstaat van waaruit die goederen zijn verzonden of vervoerd.

De btw-aangifte bevat tevens het individuele btw-identificatienummer of het fiscaal registratienummer dat is toegekend door elk van die lidstaten van waaruit de in de eerste alinea bedoelde goederen worden verzonden of vervoerd, indien beschikbaar. De btw-aangifte bevat de in dit lid bedoelde informatie, uitgesplitst naar lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd.

  • 3. 
    Indien wijzigingen van de btw-aangifte nodig zijn tot de datum waarop die btw-aangifte overeenkomstig artikel 369 quinvicies septies moet worden ingediend, worden die wijzigingen in die btw-aangifte opgenomen.

Indien een btw-aangifte voor een voorgaand belastingtijdvak moet worden gewijzigd na de datum waarop de aangifte moest zijn ingediend overeenkomstig artikel 369 quinvicies septies, worden die wijzigingen in de btw-aangifte van een volgend belastingtijdvak opgenomen uiterlijk drie jaar na de datum waarop de oorspronkelijke aangifte moest worden ingediend overeenkomstig dat artikel. In die volgende btw-aangifte worden vermeld, de betrokken lidstaat waarnaar en de betrokken lidstaat van waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd, het belastingtijdvak en het belastbare bedrag waarvoor wijzigingen nodig zijn.

Artikel 369 quinvicies nonies

  • 1. 
    De btw-aangifte wordt in euro verricht.

De lidstaten die niet de euro als munt hebben, kunnen eisen dat de btw-aangifte in hun nationale munteenheid luidt.

Indien voor de leveringen andere munteenheden werden gebruikt, hanteert de belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, bij het invullen van de btw-aangifte de wisselkoers die gold op de laatste dag van het belastingtijdvak.

  • 2. 
    De omwisseling geschiedt volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank op die dag bekend heeft gemaakt of, wanneer op die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking.

Artikel 369 quinvicies decies

Voor de toepassing van deze bijzondere regeling is de intracommunautaire verwerving van goederen in de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd, vrijgesteld.

Niettegenstaande artikel 214, lid 1, leidt de in de eerste alinea van dit artikel bedoelde intracommunautaire verwerving van goederen niet tot een registratieverplichting overeenkomstig artikel 214, lid 1.

Voor de toepassing van de artikelen 16, 18, 26, 185 tot en met 189 en 192 wordt de in de eerste alinea van dit artikel bedoelde vrijstelling beschouwd als de uitoefening van een volledig recht op aftrek van de btw die verschuldigd zou zijn indien die vrijstelling niet van toepassing was.

Artikel 369 quinvicies undecies

De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, mag, met betrekking tot zijn aan deze bijzondere regeling onderworpen belastbare activiteiten, zijn op grond van artikel 168 aftrekbare btw niet aangeven in de lidstaten waarnaar of van waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd.

Niettegenstaande artikel 1, punt 1, van Richtlijn 86/560/EEG en artikel 2, punt 1, artikel 3 en artikel 8, lid 1, punt e), van Richtlijn 2008/9/EG wordt die belastingplichtige teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijnen. Artikel 2, lid 2, en artikel 4, lid 2, van Richtlijn 86/560/EEG zijn niet van toepassing op de teruggaaf met betrekking tot goederen of diensten die worden gebruikt voor de overbrenging van onder deze bijzondere regeling vallende eigen goederen.

Indien de belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, in een lidstaat moet worden geregistreerd voor activiteiten die niet onder deze bijzondere regeling vallen, brengt hij de in die lidstaat betaalde voorbelasting ter zake van goederen die hem in die lidstaat zijn geleverd of diensten die hem in die lidstaat zijn verricht, in mindering op de overeenkomstig artikel 250 in te dienen btw-aangifte.

Artikel 369 quinvicies duodecies

  • 1. 
    De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, houdt een boekhouding bij van de onder deze bijzondere regeling vallende overbrengingen van eigen goederen. Die boekhouding bevat voldoende gegevens om de belastingautoriteiten van de lidstaten van waaruit en waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, in staat te stellen zich te vergewissen van de juistheid van de btw-aangifte.
  • 2. 
    Desgevraagd moet de in lid 1 bedoelde boekhouding langs elektronische weg aan de lidstaat van waaruit en waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd en aan de lidstaat van identificatie beschikbaar worden gesteld.

Die boekhouding moet worden bewaard gedurende tien jaar na afloop van het jaar waarin de overbrenging van eigen goederen is verricht.”.

Artikel 4

Wijzigingen van Richtlijn 2006/112/EG met ingang van 1 juli 2029

Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In artikel 243 wordt lid 3 geschrapt.

 

2)

In artikel 262 wordt lid 2 geschrapt.

Artikel 5

Wijzigingen van Richtlijn 2006/112/EG met ingang van 1 juli 2030

Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In artikel 42 wordt punt b) vervangen door:

 

“b)

de afnemer heeft voldaan aan de in artikel 262, lid 1, punt c), vastgelegde verplichtingen inzake de goederenlevering ter zake waarvan de btw op grond van artikel 197 door de afnemer verschuldigd is.”.

 

2)

In artikel 138 wordt lid 1 bis vervangen door:

“1 bis.   De in lid 1 van dit artikel geregelde vrijstelling geldt niet indien de leverancier niet voldoet aan de in de artikelen 262 en 263 neergelegde verplichting om de gegevens over intracommunautaire handelingen mee te delen, of indien de doorgezonden gegevens niet de krachtens artikel 264 vereiste correcte informatie over de levering bevatten, tenzij de leverancier die tekortkoming terdege ten genoegen van de bevoegde autoriteiten kan verantwoorden.”.

 

3)

Aan artikel 168 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Indien de handeling onderworpen is aan de rapportagevereisten van artikel 271 bis, lid 1, kunnen de lidstaten, overeenkomstig de door hen vastgestelde voorwaarden, bepalen dat de afnemer de verschuldigde of betaalde btw slechts mag aftrekken of terugvorderen wanneer hij in het bezit is van een elektronische factuur die is uitgereikt overeenkomstig de voorschriften van artikel 218, lid 3.”.

 

4)

Artikel 217 wordt vervangen door:

“Artikel 217

In deze richtlijn wordt verstaan onder “elektronische factuur”, een factuur die de bij deze richtlijn voorgeschreven gegevens bevat en die, ten minste wat de in de in de artikelen 262 en 271 ter bedoelde gegevens betreft, is uitgereikt, doorgezonden en ontvangen in een gestructureerd elektronisch formaat dat de automatische en elektronische verwerking ervan mogelijk maakt.”.

 

5)

Artikel 218 wordt vervangen door:

“Artikel 218

  • 1. 
    Elektronische facturen en documenten of berichten op papier of in andere elektronische formaten dan elektronische facturen moeten aan de in dit hoofdstuk vastgelegde voorwaarden voldoen om als factuur te worden aanvaard.
  • 2. 
    Voor de toepassing van deze richtlijn worden facturen in de vorm van elektronische facturen uitgereikt. De lidstaten kunnen evenwel documenten of berichten op papier of in andere elektronische formaten dan elektronische facturen aanvaarden met betrekking tot handelingen waarop de rapportageverplichtingen van hoofdstuk 6 niet van toepassing zijn.
  • 3. 
    Elektronische facturen moeten voldoen aan de Europese norm voor elektronische facturering en de lijst van syntaxen ervan op grond van Richtlijn 2014/55/EU van het Europees Parlement en de Raad (*3). De lidstaten kunnen het gebruik toestaan van andere normen voor elektronische facturen die betrekking hebben op goederenleveringen en diensten op hun grondgebied, andere dan die bedoeld in artikel 262 van deze richtlijn.
  • 4. 
    De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de door belastingplichtigen uitgereikte elektronische facturen:
 

a)

de door deze richtlijn vereiste gegevens bevatten, en

 

b)

voldoen aan de vereiste technische normen inzake elektronische facturering als bedoeld in lid 3.

  • 5. 
    De lidstaten staan toe dat de belastingplichtige die de factuur uitreikt of een derde die in zijn naam en voor zijn rekening handelt, voldoet aan de maatregelen van lid 4.

De lidstaten kunnen ook het gebruik van een overheidsportaal toestaan, indien beschikbaar.

(*3)  Richtlijn 2014/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake elektronische facturering bij overheidsopdrachten (PB L 133 van 6.5.2014, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2014/55/oj).”."

 

6)

In artikel 222 wordt de eerste alinea vervangen door:

“Voor goederenleveringen die onder de in artikel 138 gestelde voorwaarden worden verricht of voor goederenleveringen of diensten ter zake waarvan de btw op grond van de artikelen 194 tot en met 197 door de afnemer verschuldigd is, wordt de factuur uitgereikt uiterlijk tien dagen na het belastbare feit.

In het geval van een vooruitbetaling voorafgaand aan goederenleveringen of diensten waarvoor de btw op grond van de artikelen 194 tot en met 197 door de afnemer verschuldigd is, wordt uiterlijk tien dagen na ontvangst van de vooruitbetaling een factuur uitgereikt.”.

 

7)

Artikel 223 wordt vervangen door:

“Artikel 223

De lidstaten staan de belastingplichtige toe periodieke facturen uit te reiken waarop de gegevens van verscheidene afzonderlijke goederenleveringen of diensten zijn vermeld, onder voorwaarde dat de btw op de op een periodieke factuur vermelde goederenleveringen en diensten in dezelfde kalendermaand verschuldigd wordt.

Voor de in artikel 222 bedoelde goederenleveringen of diensten worden periodieke facturen uitgereikt uiterlijk tien dagen na het einde van de kalendermaand waarop de periodieke factuur betrekking heeft.

De lidstaten kunnen de mogelijkheid om periodieke facturen uit te reiken, uitsluiten in bepaalde fraudegevoelige sectoren. De lidstaten stellen het btw-comité in kennis van de uitsluitingen die zij hebben toegepast.”.

 

8)

Artikel 226 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt 11 bis) wordt vervangen door:

 

“11 bis)

wanneer de afnemer tot voldoening van de btw is gehouden, de vermelding “btw-verlegd”, en in het geval van een levering van goederen waarvoor hij op grond van artikel 197 tot voldoening van de btw is gehouden, daarnaast de vermelding “driehoekshandeling”;”

;

 

b)

de volgende punten worden toegevoegd:

 

“16)

in geval van een corrigerende factuur als bedoeld in artikel 219, het in punt 2) bedoelde volgnummer van de gecorrigeerde factuur;

 

17)

de bankrekeningnummers of de nummers van de virtuele rekeningen van de leverancier of enige andere identificatiecodes waarmee de rekeningen van de leverancier waarop de ontvangers van de factuur die factuur kunnen betalen, ondubbelzinnig worden geïdentificeerd.”.

 

9)

Artikel 232 wordt vervangen door:

“Artikel 232

De uitreiking, aan een belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, van een elektronische factuur die voldoet aan de Europese norm voor elektronische facturering en de lijst van syntaxen op grond van Richtlijn 2014/55/EU, is niet afhankelijk van aanvaarding door de afnemer. De lidstaten kunnen facturen die aan die norm voldoen echter afhankelijk maken van aanvaarding door de afnemer voor handelingen waarop de rapportageverplichtingen van hoofdstuk 6 van deze titel, niet van toepassing zijn, indien die lidstaat gebruik heeft gemaakt van de in artikel 218, lid 2, van deze richtlijn geboden mogelijkheid.

De uitreiking, aan een belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, van een elektronische factuur die voldoet aan een andere norm, of van facturen in een ander elektronisch formaat dan elektronische facturen, zijn afhankelijk van aanvaarding door de afnemer. De lidstaten die gebruik hebben gemaakt van de in artikel 218, lid 3, geboden mogelijkheid, kunnen evenwel bepalen dat elektronische facturen waarbij andere normen worden gebruikt, niet afhankelijk zijn van aanvaarding door de op hun grondgebied gevestigde afnemer.

De lidstaten die gebruik hebben gemaakt van de in artikel 221, lid 1, geboden mogelijkheid, kunnen de uitreiking van elektronische facturen of facturen in een ander elektronisch formaat dan elektronische facturen afhankelijk maken van de aanvaarding door de afnemer.”.

 

10)

In artikel 233, lid 2, wordt de inleidende zin vervangen door:

“De authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud van een elektronische factuur of van documenten of berichten in een ander elektronisch formaat dan elektronische facturen kunnen, behalve door middel van de in lid 1 bedoelde bedrijfscontroles, bijvoorbeeld ook met de volgende technologieën worden gewaarborgd:”.

 

11)

Artikel 235 wordt vervangen door:

“Artikel 235

De lidstaten kunnen specifieke voorwaarden opleggen voor het uitreiken van elektronische facturen, documenten of berichten in een ander elektronisch formaat dan elektronische facturen betreffende goederenleveringen en diensten die op hun grondgebied zijn verricht vanuit een land waarmee geen rechtsinstrument inzake wederzijdse bijstand bestaat waarvan de strekking gelijk is aan die van Richtlijn 2010/24/EU en Verordening (EU) nr. 904/2010.”.

 

12)

Artikel 236 wordt vervangen door:

“Artikel 236

Bij een reeks elektronische facturen, documenten of berichten in een ander elektronisch formaat dan elektronische facturen die aan dezelfde afnemer worden verzonden of ter beschikking worden gesteld, hoeven de voor de verschillende facturen gelijke vermeldingen slechts één keer te worden opgenomen, voor zover voor elke factuur alle informatie toegankelijk is.”.

 

13)

In titel XI wordt het opschrift van hoofdstuk 6 vervangen door:

“HOOFDSTUK 6

Digitalerapportagevereisten ”.

 

14)

In titel XI, hoofdstuk 6, wordt na het opschrift van dat hoofdstuk het volgende afdelingsopschrift ingevoegd:

“ AFDELING 1

DIGITALERAPPORTAGEVEREISTEN VOOR GRENSOVERSCHRIJDENDE GOEDERENLEVERINGEN EN DIENSTEN BINNEN DE GEMEENSCHAP TUSSEN BELASTINGPLICHTIGEN”.

 

15)

Artikel 262 wordt vervangen door:

“Artikel 262

  • 1. 
    Elke voor btw-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige dient de in artikel 264 bedoelde gegevens in met betrekking tot de volgende handelingen:
 

a)

leveringen en overbrengingen van goederen die worden verricht overeenkomstig artikel 138, lid 1, en artikel 138, lid 2, punt c);

 

b)

intracommunautaire verwervingen van goederen die worden verricht overeenkomstig artikel 20 en daarmee gelijkgestelde handelingen op grond van artikel 21 of artikel 22;

 

c)

andere goederenleveringen en diensten dan die welke van btw zijn vrijgesteld in de lidstaat waar de handeling belastbaar is en waarvoor de afnemer op grond van artikel 194, voor zover hij voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, of op grond van artikel 195, 196 of 197, de tot voldoening van de btw gehouden persoon is, en

 

d)

de verwerving van andere goederen en diensten dan die welke van btw zijn vrijgesteld in de lidstaat waar de handeling belastbaar is en waarvoor de afnemer op grond van artikel 194, voor zover hij voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, of op grond van artikel 195, 196, 197 of 204, de tot voldoening van de btw gehouden persoon is.

  • 2. 
    De in artikel 264 bedoelde gegevens met betrekking tot de in lid 1 van dit artikel genoemde handelingen worden ingediend bij de lidstaat die de belastingplichtige het btw-identificatienummer heeft toegekend dat hij heeft gebruikt voor de handeling waarop de gegevens betrekking hebben.
  • 3. 
    In afwijking van lid 1, punten a) en b), van dit artikel dienen belastingplichtigen die in het kader van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 5, zijn geregistreerd, geen gegevens in over de overbrenging van eigen goederen of over de op grond van artikel 21 of artikel 22 met intracommunautaire verwervingen gelijkgestelde handelingen met betrekking tot dezelfde goederen.
  • 4. 
    De lidstaten kunnen bepalen dat voor btw-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtigen de in artikel 264 bedoelde gegevens met betrekking tot de in lid 1, punten b) en d), van dit artikel genoemde handelingen niet moeten indienen. De lidstaten die van die mogelijkheid gebruikmaken, stellen de Commissie van die maatregelen in kennis, die op haar beurt de overige lidstaten in kennis stelt van:
 

a)

de vaststelling van de maatregel, voordat die in werking treedt, en

 

b)

de datum waarop die maatregel niet langer van toepassing is, vóór die datum.”.

 

16)

Artikel 263 wordt vervangen door:

“Artikel 263

  • 1. 
    De in artikel 264 bedoelde gegevens worden voor elke in artikel 262, lid 1, punten a) en c), bedoelde afzonderlijke handeling doorgezonden door de belastingplichtigen die verplicht zijn een factuur uit te reiken voor de in die punten bedoelde handelingen, op het tijdstip waarop de factuur wordt uitgereikt of had moeten worden uitgereikt.

Indien de in de eerste alinea van dit lid bedoelde factuur wordt uitgereikt door de afnemer van de goederen of de diensten voor rekening van de belastingplichtige die verplicht is een factuur uit te reiken, worden de in artikel 264 bedoelde gegevens voor elke in artikel 262, lid 1, punten a) en c), bedoelde afzonderlijke handeling uiterlijk vijf dagen nadat de factuur is uitgereikt of had moeten worden uitgereikt, doorgezonden.

  • 2. 
    De in artikel 264 bedoelde gegevens worden voor elke in artikel 262, lid 1, punten b) en d), bedoelde afzonderlijke handeling doorgezonden door de belastingplichtigen aan wie een factuur voor de in die punten bedoelde handelingen moet worden uitgereikt, uiterlijk vijf dagen na ontvangst van de factuur. De lidstaten kunnen bepalen dat gegevens over die handelingen worden doorgezonden indien de persoon aan wie de factuur moet worden uitgereikt, de factuur niet tijdig heeft ontvangen.
  • 3. 
    Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden de gegevens doorgezonden door de belastingplichtige zelf of door een derde voor zijn rekening. De lidstaten voorzien in de elektronische middelen voor de indiening van die gegevens.

De lidstaten staan toe dat die gegevens, die voldoen aan de Europese norm voor elektronische facturering en de lijst van syntaxen ervan op grond van Richtlijn 2014/55/EU, worden doorgezonden.

  • 4. 
    Voor de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel wordt het gemeenschappelijk elektronisch bericht voor het verstrekken van de gegevens vastgesteld volgens de procedure van artikel 58, lid 2, van Verordening (EU) nr. 904/2010.”.
 

17)

Artikel 264 wordt vervangen door:

“Artikel 264

De volgende gegevens worden doorgezonden overeenkomstig artikel 263:

 

a)

met betrekking tot goederenleveringen overeenkomstig artikel 138, lid 1, en met betrekking tot andere goederenleveringen en diensten dan die welke van btw zijn vrijgesteld in de lidstaat waar de handeling belastbaar is en waarvoor de afnemer op grond van de artikelen 194 tot en met 197 de tot voldoening van de btw gehouden persoon is, de in artikel 226, punten 1) tot en met 4), 6), 7), 8), 11), 16), 17) en, indien relevant, 11 bis), bedoelde informatie;

 

b)

met betrekking tot overeenkomstig artikel 138, lid 2, punt c), verrichte overbrengingen, de in artikel 226, punten 1) tot en met 4), 6), 7), 8), 11) en 16), bedoelde informatie;

 

c)

met betrekking tot intracommunautaire verwervingen van goederen die werden verricht overeenkomstig artikel 20 en daarmee gelijkgestelde handelingen op grond van artikel 22, de in artikel 226, punten 1) tot en met 4), 6) tot en met 11), 16) en 17), bedoelde informatie;

 

d)

met betrekking tot met intracommunautaire verwervingen van goederen gelijkgestelde handelingen op grond van artikel 21, de in artikel 226, punten 1) tot en met 4), 6) tot en met 11) en 16), bedoelde informatie;

 

e)

met betrekking tot de verwerving van andere goederen en diensten dan die welke van btw zijn vrijgesteld in de lidstaat waar de handeling belastbaar is en waarvoor de afnemer op grond van artikel 194, 195, 196, 197 of 204 de tot voldoening van de btw gehouden persoon is, de in artikel 226, punten 1) tot en met 4), 6) tot en met 10), 16), 17) en, indien relevant, 15) bedoelde informatie.”.

 

18)

De artikelen 265 tot en met 271 worden geschrapt.

 

19)

Aan titel XI, hoofdstuk 6, wordt de volgende afdeling toegevoegd:

“ AFDELING 2

DIGITALERAPPORTAGEVEREISTEN VOOR GOEDERENLEVERINGEN EN DIENSTEN AAN ZICHZELF EN VOOR GOEDERENLEVERINGEN EN DIENSTEN BINNEN HET GRONDGEBIED VAN EEN LIDSTAAT TUSSEN BELASTINGPLICHTIGEN

Artikel 271 bis

  • 1. 
    De lidstaten kunnen vereisen dat belastingplichtigen die op hun grondgebied zijn gevestigd of voor btw-doeleinden zijn geïdentificeerd, hun belastingautoriteiten langs elektronische weg gegevens toezenden over andere dan de in artikel 262 bedoelde goederenleveringen en diensten die binnen hun grondgebied aan henzelf of aan andere belastingplichtigen worden verricht.
  • 2. 
    De lidstaten kunnen vereisen dat belastingplichtigen die op hun grondgebied zijn gevestigd of voor btw-doeleinden zijn geïdentificeerd, hun belastingautoriteiten langs elektronische weg gegevens toezenden over andere dan de in artikel 262 bedoelde goederenleveringen en diensten die binnen hun grondgebied aan hen door henzelf of door andere belastingplichtigen worden verricht.

Artikel 271 ter

  • 1. 
    Indien een lidstaat vereist dat op grond van artikel 271 bis, lid 1, gegevens worden toegezonden, zendt de belastingplichtige die verplicht is de factuur uit te reiken, of een derde voor rekening van die belastingplichtige, dergelijke gegevens over elke afzonderlijke handeling door op het tijdstip waarop de factuur wordt uitgereikt of had moeten worden uitgereikt.

Indien de factuur wordt uitgereikt door de afnemer van de goederen of de diensten voor rekening van de belastingplichtige die verplicht is een factuur uit te reiken, worden de in artikel 271 bis, lid 1, bedoelde gegevens voor elke afzonderlijke handeling uiterlijk vijf dagen nadat de factuur is uitgereikt of had moeten worden uitgereikt, doorgezonden.

  • 2. 
    Indien een lidstaat vereist dat op grond van artikel 271 bis, lid 2, gegevens worden toegezonden, zendt de belastingplichtige aan wie een factuur is uitgereikt, of een derde voor rekening van die belastingplichtige, dergelijke gegevens over elke afzonderlijke handeling uiterlijk vijf dagen na ontvangst van de factuur door. De lidstaten kunnen bepalen dat gegevens over die handelingen worden doorgezonden indien de persoon aan wie de factuur moet worden uitgereikt, de factuur niet tijdig heeft ontvangen.
  • 3. 
    De lidstaten staan toe dat de gegevens van elektronische facturen worden doorgezonden in een formaat dat voldoet aan de Europese norm voor elektronische facturering en de lijst van syntaxen ervan op grond van Richtlijn 2014/55/EU.

De lidstaten kunnen toestaan dat de gegevens van elektronische facturen worden doorgezonden in andere gegevensformaten dan de Europese norm voor elektronische facturering en de lijst van syntaxen ervan op grond van Richtlijn 2014/55/EU, mits de andere gegevensformaten interoperabiliteit met die norm waarborgen.

  • 4. 
    De lidstaten die de doorzending van gegevens op grond van artikel 271 bis vereisen, kunnen het toepassingsgebied van die verplichting beperken tot bepaalde categorieën belastingplichtigen of bepaalde soorten handelingen. Zij bepalen ook welke gegevens moeten worden doorgezonden.

Artikel 271 quater

Uiterlijk op 31 maart 2033 legt de Commissie de Raad, op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie, een tussentijds evaluatieverslag voor over de werking van de in hoofdstuk 3 bedoelde elektronische facturering en van de in dit hoofdstuk vastgelegde intracommunautaire en binnenlandse digitalerapportagevereisten. In dat verslag doet de Commissie het volgende:

 

a)

een beoordeling maken van de effecten van de maatregelen op de doeltreffendheid van de btw-inning en van de verkleining van de btw-kloof, op het aantal door de belastingdienst uitgevoerde controles, op de verlichting van de administratieve lasten en op de kostenbesparingen voor belastingplichtigen;

 

b)

de gevolgen beoordelen van de in artikel 262, lid 4, aan de lidstaten geboden optie ten aanzien van btw-fraude in andere lidstaten en ten aanzien van de werking van het centraal VIES-systeem;

 

c)

de technische problemen beoordelen die voortvloeien uit de uitvoering van de maatregelen, zoals fouten, vertragingen en nalatigheden in verband met de doorzending van de facturen en de gegevens;

 

d)

de balans opmaken van de maatregelen en diensten die door de lidstaten zijn ingevoerd en ter beschikking van de belastingplichtigen zijn gesteld om hun administratieve lasten te verlichten;

 

e)

de balans opmaken van mogelijke nieuwe technologische ontwikkelingen op het gebied van elektronische facturering en digitale rapportage;

 

f)

dienovereenkomstig beoordelen of er verdere maatregelen nodig zijn en, indien nodig, een passend wetgevingsvoorstel voor dergelijke maatregelen formuleren.”.

 

20)

Artikel 273 wordt vervangen door:

“Artikel 273

De lidstaten kunnen, onder voorbehoud van gelijke behandeling van door belastingplichtigen verrichte binnenlandse handelingen en handelingen tussen de lidstaten, andere verplichtingen voorschrijven die zij noodzakelijk achten ter waarborging van de correcte inning van de btw en ter voorkoming van ontduiking, mits deze verplichtingen in het handelsverkeer tussen de lidstaten geen aanleiding geven tot formaliteiten in verband met een grensoverschrijding.

Van de in de eerste alinea van dit artikel geboden mogelijkheid mag niet worden gebruikgemaakt om aanvullende factureringsverplichtingen op te leggen die verder gaan dan die welke in hoofdstuk 3 zijn vastgelegd, noch om nieuwe aanvullende algemene, op handelingen gebaseerde rapportageverplichtingen in te voeren voor goederenleveringen en diensten of voor verwervingen van goederen en diensten tussen belastingplichtigen die in de Unie voor btw-doeleinden zijn geïdentificeerd, die verder gaan dan die welke in hoofdstuk 6 zijn vastgelegd. Desalniettemin kunnen de lidstaten belastingplichtigen verplichten om gegevens over hun handelingen op te slaan met het oog op de rapportage van de voor het opstellen en indienen van een btw-aangifte vereiste gegevens of met het oog op controle. De lidstaten die op 1 januari 2024 een algemene, op handelingen gebaseerde rapportageverplichting hadden voor andere goederenleveringen en diensten dan die bedoeld in artikel 262, kunnen die rapportageverplichting handhaven totdat zij een digitaal en realtime-rapportagesysteem voor goederenleveringen en diensten invoeren dat voldoet aan de vereisten van hoofdstuk 6, afdeling 2.

De lidstaten die op 1 januari 2024 een algemene, op handelingen gebaseerde rapportageverplichting hadden voor andere verwervingen van goederen en diensten dan die bedoeld in artikel 262, kunnen die rapportageverplichting handhaven totdat zij een digitaal en realtime-rapportagesysteem voor de verwerving van goederen en diensten invoeren dat voldoet aan de vereisten van hoofdstuk 6, afdeling 2.

De lidstaten kunnen de verplichting voor belastingplichtigen handhaven om gegevens over hun handelingen op te slaan met het oog op de rapportage van de voor het opstellen en indienen van een btw-aangifte vereiste gegevens of met het oog op controle.

De lidstaten kunnen rapportageverplichtingen opleggen voor andere handelingen dan die welke onder de rapportageverplichtingen van hoofdstuk 6 vallen.”.

Artikel 6

Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten kunnen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot artikel 1, punten 2) en 3), toepassen met ingang van 14 april 2025. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.
  • 2. 
    De lidstaten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan artikel 2 te voldoen, vast, en ze maken die uiterlijk op 31 december 2026 bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 januari 2027.

  • 3. 
    De lidstaten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan artikel 3 te voldoen, vast, en ze maken die uiterlijk op 30 juni 2028 bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 juli 2028.

In afwijking van de tweede alinea van dit lid passen de lidstaten de bepalingen die nodig zijn om aan artikel 3, punt 1), te voldoen ten vroegste op 1 juli 2028 en uiterlijk op 1 januari 2030 toe.

  • 4. 
    De lidstaten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan artikel 4 te voldoen, vast, en ze maken die uiterlijk op 30 juni 2029 bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 juli 2029.

  • 5. 
    De lidstaten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan artikel 5 te voldoen, vast, en ze maken die uiterlijk op 30 juni 2030 bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 juli 2030.

In afwijking van de tweede alinea van dit lid passen de lidstaten die op 1 januari 2024 een binnenlandse verplichting tot een op handelingen gebaseerde digitale realtimerapportage hebben of die vóór 1 januari 2024 op basis van artikel 395 een machtiging hebben gekregen die hen in staat stelt een dergelijke verplichting in te voeren, of, die, indien een dergelijke machtiging niet nodig is, vóór 1 januari 2024 nationale wetgeving hebben vastgesteld die voorziet in een dergelijke binnenlandse verplichting tot een op handelingen gebaseerde digitale realtimerapportage, passen de bepalingen met betrekking tot artikel 5, punt 5), met betrekking tot artikel 218, en de bepalingen met betrekking tot artikel 5, punt 19), met betrekking tot de artikelen 271 bis en 271 ter uiterlijk op 1 januari 2035 toe, voor zover het binnenlandse elektronische facturering en rapportage betreft. Indien uit het in artikel 271 quater bedoelde tussentijdse evaluatieverslag blijkt dat er tekortkomingen zijn, beoordeelt de Commissie of er verdere maatregelen nodig zijn en doet zij zo nodig een passend voorstel om die termijn uit te stellen totdat de tekortkomingen zijn verholpen.

  • 6. 
    Wanneer de lidstaten de in de leden 1 tot en met 5 bedoelde bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
  • 7. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 8

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 11 maart 2025.

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    DOMAŃSKI
 

  • (1) 
    Advies van 12 februari 2025 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
 

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2025/516/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.