Besluit 2025/1146 - Standpunt EU in het Comité havenstaatcontrole van het Memorandum van overeenstemming van Parijs over havenstaatcontrole tijdens de periode 2025-2029 - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL L-serie |
2025/1146 |
5.6.2025 |
BESLUIT (EU) 2025/1146 VAN DE RAAD
van 27 mei 2025
over het namens de Europese Unie in het Comité havenstaatcontrole van het Memorandum van overeenstemming van Parijs in te nemen standpunt over havenstaatcontrole tijdens de periode 2025-2029
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole (“Memorandum of Understanding” — het “MOU van Parijs”) werd op 26 januari 1982 in Parijs ondertekend en is op 1 juli 1982 in werking getreden. Het is passend het namens de Unie in het Comité havenstaatcontrole (“CHSC”) van het MOU van Parijs in te nemen standpunt vast te stellen, aangezien de besluiten van het CHSC een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van de wetgeving van de Unie, namelijk Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), bijvoorbeeld door de inspectieverplichting vast te stellen, alsook de gemiddelde tekortkomings- en aanhoudingspercentages die in het scheepsrisicoprofiel worden gebruikt om vaartuigen voor inspectie te selecteren, en door de instructies en richtsnoeren voor inspecteurs die inspecties uitvoeren, bij te werken. |
(2) |
Richtlijn 2009/16/EG bevat de wettelijke Unieregeling inzake havenstaatcontrole, waarbij de eerdere Uniewetgeving op dat gebied, die er sinds 1995 was, werd geherformuleerd en versterkt. De wettelijke Unieregeling inzake havenstaatcontrole is gebaseerd op het MOU van Parijs. Wat de lidstaten van de Unie betreft, bracht Richtlijn 2009/16/EG de procedures, instrumenten en activiteiten van het MOU van Parijs daadwerkelijk binnen de werkingssfeer van het Unierecht. |
(3) |
Het CHSC van het MOU van Parijs komt jaarlijks bijeen. Tijdens zijn vergaderingen neemt het besluiten over bepaalde kwesties die rechtsgevolgen hebben. |
(4) |
De interne regels van het MOU van Parijs maken het moeilijk om voor elke jaarlijkse vergadering van het CHSC overeenkomstig artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie tijdig een standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen. Daarom is het efficiënt om een dergelijk standpunt, bestaande uit richtinggevende beginselen en beleidsoriëntaties, voor meerdere jaren vast te leggen, samen met een kader om dat standpunt jaarlijks nader te bepalen. Bovendien betreffen de meeste onderwerpen die worden besproken tijdens de jaarlijkse vergaderingen van het CHSC kwesties inzake havencontrole die over het algemeen onder één rechtshandeling van de Unie vallen, namelijk Richtlijn 2009/16/EG. Gezien de bijzondere omstandigheden die gelden voor het MOU van Parijs, is het dus mogelijk een algemeen standpunt vast te leggen dat namens de Unie moet worden ingenomen voor verschillende vergaderingen van het CHSC. |
(5) |
De Unie is geen lid van het MOU van Parijs. Daarom is het noodzakelijk dat de Raad de lidstaten die lid zijn van het MOU van Parijs toestemming geeft om in overeenstemming met het namens de Unie in te nemen standpunt te handelen en te verklaren dat zij zich gebonden achten aan de besluiten van het CHSC. |
(6) |
Voor de effectiviteit en het goede functioneren van het MOU van Parijs zijn technische besprekingen en samenwerking met derde landen die lid zijn van het MOU van Parijs, in het kader van het CHSC, van groot belang. |
(7) |
Dit besluit heeft betrekking op de periode 2025-2029. |
(8) |
Het standpunt van de Unie moet worden uitgedrukt door de lidstaten van de Unie die lid zijn van het MOU van Parijs, gezamenlijk optredend in het belang van de Unie, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie in te nemen standpunt op de jaarlijkse vergadering van het Comité havenstaatcontrole (“CHSC”) van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole (het “MOU van Parijs”), tijdens de periode 2025-2029, wanneer het CHSC besluiten met rechtsgevolgen vaststelt, is opgenomen in bijlage I bij dit besluit.
Artikel 2
De jaarlijkse nadere bepaling van het namens de Unie in te nemen standpunt op de jaarlijkse vergaderingen van het CHSC van het MOU van Parijs, tijdens de periode 2025-2029, is opgenomen in bijlage II bij dit besluit.
Artikel 3
Het in artikel 1 bedoelde standpunt wordt uitgedrukt door de gezamenlijk in het belang van de Unie optredende lidstaten van de Unie die lid zijn van het MOU van Parijs.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Het verstrijkt op 31 december 2029.
Gedaan te Brussel, 27 mei 2025.
Voor de Raad
De voorzitter
-
A.SZŁAPKA
-
Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2009/16/oj).
BIJLAGE I
Het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole
BASISBEGINSELEN
In het kader van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole (“MOU van Parijs”) moeten de lidstaten die aan het MOU van Parijs zijn gebonden, namens de Unie:
a) |
handelen overeenkomstig de doelstellingen van Richtlijn 2009/16/EG, met name het verbeteren van de veiligheid op zee, van de preventie van verontreiniging en van de leef- en werkomstandigheden aan boord, door het aantal schepen dat niet aan de normen voldoet drastisch te verminderen door een strikte toepassing van de internationale verdragen en codes; |
b) |
de toepassing van een geharmoniseerde aanpak door de leden van het MOU van Parijs stimuleren, teneinde de internationale normen effectief te doen naleven door schepen die in de onder de jurisdictie van de leden vallende wateren varen en hun havens gebruiken; |
c) |
samenwerken in het kader van het MOU van Parijs om tot een alomvattende inspectieregeling te komen en de inspectielast op billijke wijze te verdelen, met name door het vaststellen van de jaarlijkse inspectieverbintenis die is opgesteld volgens de overeengekomen methode van bijlage 11 bij het MOU van Parijs; |
d) |
garanderen dat de maatregelen die in het kader van het MOU van Parijs zijn vastgesteld, stroken met het internationaal recht en met name met de internationale verdragen en codes op het gebied van maritieme veiligheid, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord; |
e) |
de ontwikkeling bevorderen van gemeenschappelijke benaderingen met andere organen die havenstaatcontrole verrichten; |
f) |
de samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie verzekeren, met name op het gebied van externe betrekkingen, veiligheid en milieu. |
RICHTSNOEREN
Om te garanderen dat de Unieregeling inzake havenstaatcontrole jaar na jaar soepel functioneert overeenkomstig Richtlijn 2009/16/EG, streven de lidstaten die aan het MOU van Parijs zijn gebonden ernaar de volgende acties in het kader van het MOU van Parijs te ondersteunen:
1. |
De vaststelling van de volgende elementen van het scheepsrisicoprofiel dat wordt gebruikt om te bepalen welke schepen aan inspectie worden onderworpen:
|
2. |
De goedkeuring van wijzigingen of actualiseringen van de procedures en richtsnoeren van het MOU van Parijs met rechtsgevolgen, die stroken met de doelstellingen van Richtlijn 2009/16/EG, met name de verbetering van de veiligheid op zee, van de voorkoming van verontreiniging en van de leef- en werkomstandigheden aan boord. |
-
Verordening (EU) nr. 801/2010 van de Commissie van 13 september 2010 ter uitvoering van artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de vlaggenstaatcriteria betreft (PB L 241 van 14.9.2010, blz. 1).
-
Verordening (EU) nr. 802/2010 van de Commissie van 13 september 2010 ter uitvoering van artikel 10, lid 3, en artikel 27 van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de prestaties van de rederij betreft (PB L 241 van 14.9.2010, blz. 4).
BIJLAGE II
Jaarlijkse nadere bepaling van het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Comité havenstaatcontrole van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole
Vóór elke jaarlijkse vergadering van het Comité havenstaatcontrole van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole moeten de nodige stappen worden ondernomen om te garanderen dat in het namens de Unie in te nemen standpunt rekening wordt gehouden met alle aan de Commissie toegezonden relevante informatie en met alle tijdens de vergadering te bespreken documenten over onderwerpen die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, overeenkomstig de beginselen en richtsnoeren van bijlage I.
Dienovereenkomstig moet de Commissie op basis van dergelijke informatie en documenten en lang genoeg vóór de vergadering van het Comité havenstaatcontrole, een voorbereidend document met de nadere bijzonderheden van het beoogde standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen ter bespreking en goedkeuring aan de Raad toezenden.
ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2025/1146/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.