Wijziging van Verordening (EU) 2019/631 om extra flexibiliteit erin op te nemen met betrekking tot de berekening van de naleving door fabrikanten van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto’s en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen voor de kalenderjaren 2025 tot en met 2027 - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL L-serie |
2025/1214 |
19.6.2025 |
VERORDENING (EU) 2025/1214 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 17 juni 2025
tot wijziging van Verordening (EU) 2019/631 om extra flexibiliteit erin op te nemen met betrekking tot de berekening van de naleving door fabrikanten van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto’s en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen voor de kalenderjaren 2025 tot en met 2027
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad (3) stelt de CO2-emissienormen vast voor nieuwe personenauto’s en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen die een essentieel onderdeel vormen van het Uniekader om de netto-broeikasgasemissies tegen 2030 met ten minste 55 % ten opzichte van het niveau van 1990 te verminderen en om tegen 2050 klimaatneutraliteit in de hele economie te bereiken. |
(2) |
In reactie op een verzoek van belanghebbenden om extra flexibiliteit voor de naleving van de CO2-doelstellingen voor de periode 2025-2027, is het aangewezen om dringend een wijziging vast te stellen die voorziet in een eenmalige flexibiliteit voor die drie jaar met betrekking tot de berekening van de naleving van de CO2-emissienormen, met behoud van de doelstellingen voor de vermindering van de CO2-emissies. |
(3) |
In de periode 2025-2027 moeten fabrikanten ervoor zorgen dat de gemiddelde specifieke CO2-emissies van hun voertuigen niet hoger liggen dan een emissiestreefcijfer dat wordt berekend als het gemiddelde van hun specifieke emissiestreefcijfers voor elk jaar van die periode. De naleving van die streefcijfers moet aan het einde van de periode van drie jaar voor elke afzonderlijke fabrikant worden beoordeeld. De bijdragen voor overtollige emissies moeten dienovereenkomstig worden berekend. |
(4) |
Om de bepalingen inzake groepsvorming in overeenstemming te brengen met de extra nalevingsflexibiliteit voor de jaren 2025 tot en met 2027, moet het mogelijk zijn om voor de kalenderjaren 2025 of 2026 groepsvormingsovereenkomsten te sluiten tot eind 2027. |
(5) |
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk extra flexibiliteit bieden voor de naleving betreffende CO2-emissies in de periode van 2025 tot en met 2027 en tegelijkertijd de verplichtingen om de CO2-emissies van nieuwe personenauto’s en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen terug te dringen, in stand te houden, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(6) |
Gezien de urgentie om in de periode 2025 tot en met 2027 extra flexibiliteit te bieden voor de naleving betreffende CO2-emissies, met behoud van de CO2-emmisiereductievereisten voor zowel nieuwe personenauto’s als nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, wordt het passend geacht gebruik te maken van de uitzondering op de periode van acht weken waarin is voorzien in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. |
(7) |
Verordening (EU) 2019/631 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) 2019/631 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
in artikel 4 wordt het volgende lid ingevoegd: “1 bis. In afwijking van lid 1 zorgt een fabrikant ervoor dat, ook wanneer hij lid is van een groep, gedurende de periode van drie jaar die de kalenderjaren 2025 tot en met 2027 omvat, zijn gemiddelde specifieke CO2-emissies voor die periode niet hoger liggen dan zijn specifieke emissiestreefcijfer voor die periode. Die gemiddelde specifieke CO2-emissies worden berekend als het gemiddelde over de periode van drie jaar van de gemiddelde specifieke CO2-emissies voor elk jaar gewogen naar het aantal voor het eerst geregistreerde voertuigen van de fabrikant in dat kalenderjaar. Het specifieke emissiestreefcijfer wordt berekend als het gemiddelde over de periode van drie jaar van de specifieke emissiestreefcijfers voor elk jaar die zijn vastgesteld overeenkomstig punt 6.3 van deel A of deel B van bijlage I of, indien aan een fabrikant een afwijking krachtens artikel 10 is toegekend, overeenkomstig die afwijking, gewogen naar het aantal voor het eerst geregistreerde voertuigen van de fabrikant in dat kalenderjaar. Voor elk kalenderjaar waarin een fabrikant deel uitmaakte van een groep, geldt dat de gemiddelde specifieke CO2-emissies en het specifieke emissiestreefcijfer voor dat jaar die voor die berekeningen worden gebruikt, de waarden voor die groep moeten zijn.” ; |
2) |
aan artikel 6, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd: “In afwijking van de eerste alinea mag een groepsvormingsovereenkomst voor het kalenderjaar 2025 of 2026 worden gesloten tot en met 31 december 2027.” ; |
3) |
aan artikel 8, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd: “In afwijking van de eerste alinea legt de Commissie met betrekking tot de kalenderjaren 2025 tot en met 2027 een bijdrage voor overtollige emissies op aan fabrikanten wier gemiddelde specifieke CO2-emissies over die drie jaar hoger liggen dan hun specifieke emissiestreefcijfer voor de periode 2025-2027.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 17 juni 2025.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
R.METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
-
A.SZŁAPKA
-
Advies van 29 april 2025 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Standpunt van het Europees Parlement van 8 mei 2025 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 mei 2025.
-
Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto’s en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 443/2009 en (EU) nr. 510/2011 (PB L 111 van 25.4.2019, blz. 13, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/631/oj).
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2025/1214/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.