Verordening 2025/1215 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft vereisten voor effectenfinancieringstransacties in het kader van de nettostabielefinancieringsratio - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL L-serie |
2025/1215 |
25.6.2025 |
VERORDENING (EU) 2025/1215 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 17 juni 2025
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft vereisten voor effectenfinancieringstransacties in het kader van de nettostabielefinancieringsratio
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad (4) voegde in Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) het vereiste inzake de nettostabielefinancieringsratio (NSFR) voor kredietinstellingen in. Dat vereiste was een afspiegeling van een deel van de Bazel III-normen, die zijn overeengekomen door het Bazelse Comité voor bankentoezicht (Basel Committee on Banking Supervision — BCBS) en zijn ontwikkeld om te borgen dat kredietinstellingen over voldoende stabiele financiering op een termijn van één jaar beschikken — en om zo een buitensporige looptijdmismatch tussen activa en passiva en een al te sterke afhankelijkheid van kortlopende wholesalefinanciering te vermijden. Het NSFR-vereiste is sinds 28 juni 2021 van toepassing. |
(2) |
Artikel 428 novodecies, lid 1, punt g), artikel 428 vicies, lid 1, punt b), en artikel 428 tervicies, punt a), van Verordening (EU) nr. 575/2013 stellen momenteel de stabielefinancieringsfactoren vast voor gelden verschuldigd uit hoofde van financiële transacties met financiële cliënten wanneer die transacties een resterende looptijd van minder dan zes maanden hebben. Die financieringsfactoren zijn, afhankelijk van de betrokken financieringstransactie, 0 %, 5 % of 10 %. Artikel 510, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bepaalt echter dat die financieringsfactoren uiterlijk op 28 juni 2025 tot respectievelijk 10 %, 15 % en 15 % moeten worden verhoogd. Die uitgestelde verhoging moest kredietinstellingen voldoende tijd geven om zich geleidelijk aan te passen aan een conservatievere kalibrering en om te beoordelen of die kalibrering passend was. Naast die uitgestelde verhoging werden andere aanpassingen vastgesteld om ervoor te zorgen dat de invoering van het NSFR-vereiste de liquiditeit van de daarmee samenhangende markten voor zekerheden, met inbegrip van markten voor staatsobligaties, niet zou verstoren. |
(3) |
Uit hoofde van artikel 510, lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013 heeft de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) (EBA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (6), opdracht gekregen om de geschiktheid te beoordelen van de behandeling van de stabiele financiering die nodig is om het financieringsrisico te dekken van effectenfinancieringstransacties (securities financing transactions — SFT’s) en van ongedekte transacties met financiële cliënten wanneer die SFT’s of ongedekte transacties een resterende looptijd van minder dan zes maanden hebben. In lijn met dat mandaat heeft de EBA op 16 januari 2024 een verslag over specifieke aspecten van het NSFR-kader uitgebracht. Dat verslag concludeerde dat het verhogen van de factoren voor de vereiste stabiele financiering die van toepassing zijn op de in artikel 428 novodecies, lid 1, punt g), artikel 428 vicies, lid 1, punt b), en artikel 428 tervicies, punt a), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde transacties, een verwaarloosbaar effect zou hebben op de NSFR-niveaus van kredietinstellingen. In dat verslag werden de ruimere dimensie of overloopeffecten betreffende de liquiditeit van de markten voor overheidsschuld en de effecten op de markten voor staatsobligaties echter niet beoordeeld. Om die reden spelen de overwegingen die het uitstel rechtvaardigden van de verhoging van de factoren voor de vereiste stabiele financiering, zoals bepaald in artikel 510, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013, nog steeds. Met name is het zo dat, aangezien er voor het merendeel van de SFT’s overheidsschuldinstrumenten als onderpand dienen, een verhoging in de daarmee verband houdende vereiste stabiele financiering de liquiditeit op de betrokken marken zou kunnen verminderen. Dat zou dan weer aanvullende financieringskosten voor lidstaten kunnen doen ontstaan en transmissiemechanismen van het monetaire beleid veranderen. |
(4) |
Daarbij komt dat andere bij het BCBS aangesloten jurisdicties factoren voor de vereiste stabiele financiering voor SFT’s op dezelfde niveaus hebben vastgesteld als die welke momenteel van toepassing zijn uit hoofde van Verordening (EU) nr. 575/2013. In dat verband zou, gezien de intense internationale concurrentie op de SFT-markt, een verhoging van de factoren voor de vereiste stabiele financiering uiterlijk op 28 juni 2025 een ongelijk internationaal speelveld doen ontstaan dat schadelijk zou zijn voor de financiële markten van de Unie. |
(5) |
Om die onbedoelde gevolgen te vermijden, moeten de huidige stabielefinancieringsfactoren voor SFT’s en voor ongedekte transacties met financiële cliënten, waarbij die transacties een resterende looptijd van minder dan zes maanden hebben, permanent worden gemaakt. |
(6) |
Om interacties tussen de stabielefinancieringsvereisten en de marktliquiditeit van bij SFT’s als onderpand ontvangen activa en van ongedekte transacties met financiële cliënten, wanneer dergelijke transacties een resterende looptijd van minder dan zes maanden hebben — ook wanneer die overheidsschuld als onderpand hebben —, het financieringsrisico voor kredietinstellingen, en mogelijke internationale ontwikkelingen op dat gebied afdoende te kunnen monitoren, moet de EBA om de vijf jaar aan de Commissie verslag doen over de geschiktheid van die stabielefinancieringsvereisten. |
(7) |
Het tijdelijk opschorten van de prudentiële behandeling voor gelden verschuldigd uit hoofde van SFT’s en voor ongedekte transacties met financiële cliënten, met een resterende looptijd van minder dan zes maanden, zou rechtsonzekerheid doen ontstaan voor marktdeelnemers en onnodige administratieve en financiële lasten voor de banksector in de Unie in het algemeen, die zouden kunnen worden beperkt door de verwachte toepassingsdatum van de betrokken bepalingen duidelijk vast te stellen. Bijgevolg moet deze wijzigingsverordening, om de continuïteit van die prudentiële behandeling te verzekeren, vanaf 29 juni 2025 van toepassing zijn. |
(8) |
Verordening (EU) nr. 575/2013 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 575/2013
Artikel 510 van Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
lid 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
de leden 7 en 8 worden geschrapt. |
Artikel 2
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 29 juni 2025.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 17 juni 2025.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
R.METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
-
A.SZŁAPKA
-
Advies van 2 mei 2025 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
-
Advies van 29 april 2025 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
-
Standpunt van het Europees Parlement van 22 mei 2025 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 12 juni 2025.
-
Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 150 van 7.6.2019, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/876/oj).
-
Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/575/oj).
-
Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/1093/oj).
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2025/1215/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.