Pakket schone energie (eerste lezing) a) Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interne markt voor elektriciteit (herschikking)

1.

Kerngegevens

Document­datum 13-02-2017
Publicatie­datum 15-02-2017
Kenmerk 5800/1/17 REV 1
Van Presidency
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Raad van de Europese Unie Brussel, 13 februari 2017 (OR. en)

5800/1/17

Interinstitutionele dossiers: REV 1

2016/0379 (COD) i 2016/0380 (COD) i 2016/0377 (COD) i

2016/0378 (COD) i ENER 24

2016/0382 (COD) i CLIMA 13 CONSOM 28

2016/0376 (COD) i TRANS 35

2016/0381 (COD) i AGRI 51 2016/0375 (COD) i IND 20 ENV 88 COMPET 84 FISC 39 ECOFIN 81 RECH 37 IA 23 CODEC 129

NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad Nr. Comdoc.: 15135/16 ENER 418 ENV 758 CLIMA 169 COMPET 637 CONSOM 301

FISC 221 IA 131 CODEC 1809 + ADD 1 – 2 15150/16 ENER 420 ENV 760 CLIMA 171 COMPET 640 CONSOM 302 FISC 222 IA 133 CODEC 1816 + ADD 1 15151/16 ENER 421 IA 136 CODEC 1817 + ADD 1 15149/16 ENER 419 IA 134 CODEC 1815 + ADD 1 15120/16 ENER 417 CLIMA 168 CONSOM 298 TRANS 479 AGRI 650 IND 261 ENV 757 IA 130 CODEC 1802 15091/16 ENER 413 ENV 754 TRANS 473 ECOFIN 1149 RECH 340 IA 124 CODEC 1789 + ADD 1 15108/16 ENER 416 ENV 756 TRANS 477 ECOFIN 1152 RECH 341 IA 125 CODEC 1797 + ADD 1 15090/16 ENER 412 CLIMA 167 IA 123 CODEC 1788 +ADD 1

Betreft: Pakket schone energie (eerste lezing) a) Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interne markt voor elektriciteit (herschikking) b) Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (herschikking)

  • I. 
    Over de wetgevingsvoorstellen

De Commissie heeft het pakket "Schone energie voor alle Europeanen" op 30 november 2016 aangenomen. Dit pakket, dat bestaat uit acht wetgevingsvoorstellen, is qua reikwijdte en volume het grootste energiepakket dat de Commissie ooit heeft ingediend. De mededeling, de effectbeoordelingen en andere ondersteunende documenten meegerekend beslaat het meer dan 3 500 bladzijden. Het doel van het pakket bestaat erin het energiestelsel van de energie-unie tegen 2030 om te vormen naar een koolstofarme economie, en tegelijkertijd voordelen tot stand te brengen voor werkgelegenheid, consumenten, economische groei, innovatie en concurrentievermogen. Het pakket heeft drie grote doelen: energie-efficiëntie bovenaan plaatsen, een mondiale koploper worden inzake hernieuwbare energie, en een billijke regeling voor consumenten uitwerken.

Het pakket werd in zijn geheel voorgesteld tijdens de zitting van de Raad Vervoer,

Telecommunicatie en Energie (Energie) van 5 december 2016. De eerste gedetailleerde presentatie van de acht voorstellen in de Groep energie werd in januari en begin februari 2017 afgerond. De voorstellen in het pakket van de Commissie zijn van nature aan elkaar verwant; daarom is de verplichte bespreking van de effectbeoordelingen van de acht voorstellen al begonnen. In dit prille stadium van de besprekingen maken de meeste delegaties een studievoorbehoud bij alle voorstellen.

Conform de prioriteiten van het Maltese voorzitterschap is een begin gemaakt met de gedetailleerde bespreking van de twee voorstellen inzake energie-efficiëntie en de energieprestatie van gebouwen. Doel is om zo mogelijk nog tijdens dit voorzitterschap tot een algemene oriëntatie te komen.

Hierna volgen de grote lijnen van de wetgevingsvoorstellen.

Opzet van de elektriciteitsmarkt

De Raad en het Europees Parlement hebben er herhaaldelijk op gewezen dat een goed functionerende geïntegreerde energiemarkt het beste instrument is om betaalbare energie te garanderen, de energievoorziening te waarborgen en de integratie van grotere volumes uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte elektriciteit op kostenefficiënte wijze mogelijk te maken. Concurrerende prijzen zijn essentieel voor de groei en het consumentenwelzijn in de Europese Unie en staan daarom centraal in het energiebeleid van de EU.

De huidige opzet van de elektriciteitsmarkt is gebaseerd op de voorschriften van het "derde energiepakket", dat de consument tastbare voordelen heeft opgeleverd en zijn positie op de energiemarkten verstevigd heeft. Ook is door het pakket de liquiditeit van de Europese elektriciteitsmarkten verhoogd en is de grensoverschrijdende handel aanzienlijk toegenomen.

Nieuwe ontwikkelingen hebben echter tot fundamentele veranderingen op de Europese elektriciteitsmarkten geleid. Het aandeel uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte elektriciteit (HE-E) is sterk gestegen, en hernieuwbare energie is wat de kostprijs betreft concurrerender geworden. De verschuiving in de richting van HE-E zal aanhouden, aangezien dit een belangrijke voorwaarde is voor de naleving van de verplichtingen van de Unie in het kader van de Overeenkomst van Parijs. De elektriciteitsmarkt zal in de toekomst worden gekenmerkt door een meer variabele en gedecentraliseerde elektriciteitsproductie, toegenomen onderlinge afhankelijkheid van de lidstaten en nieuwe technologische mogelijkheden waarmee de consument zijn elektriciteitsrekening kan verlagen en hij actief kan deelnemen aan de elektriciteitsmarkten door vraagrespons en het opwekken en opslaan van energie voor de eigen behoeften.

Gelet op het bovenstaande heeft de Commissie in het pakket van november 2016 voorstellen opgenomen voor een herschikking van de richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit, de verordening betreffende de interne markt voor elektriciteit en de verordening tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER). Daarnaast heeft zij een voorstel voor een nieuwe verordening betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector gepresenteerd.

Met de voorgestelde wetgeving wordt getracht de huidige marktvoorschriften aan te passen aan de nieuwe realiteit door meer flexibiliteit in te bouwen. Zo moet elektriciteit zich vrijelijk kunnen bewegen met gebruikmaking van onvervalste prijssignalen, waarbij de consument mondiger wordt gemaakt en de samenleving optimaal kan profiteren van grensoverschrijdende coördinatie, en waarbij de juiste signalen en prikkels worden gegeven om investeringen in een koolstofarmer en concurrerender Europees energiestelsel te bevorderen. Ook wordt prioriteit gegeven aan oplossingen op het gebied van energie-efficiëntie en bijgedragen tot de doelstelling van de Unie om banen en groei te creëren en investeringen aan te trekken.

De voorgestelde regelgeving betreffende de opzet van de elektriciteitsmarkt heeft tot doel een gelijk speelveld voor alle hulpbronnen te creëren en hernieuwbare energiebronnen in de markt te integreren, en tegelijkertijd de kortetermijnmarkten te versterken door ze dichter bij realtime te brengen en de balanceringsmarkten te verbeteren, opdat variabele, minder voorspelbare hernieuwbare bronnen alle kansen krijgen om op een kosteneffectieve manier aan de markt deel te nemen. Voorts wordt, met het oog op het aantrekken van investeringen in de elektriciteitsmarkt, gepoogd de prijssignalen te verbeteren, onder meer door prijsplafonds weg te nemen zodat de prijzen stroken met de reële waarde van elektriciteit tijdens piekuren, en door het bestaande regelgevingskader te versterken opdat prijssignalen bepalend kunnen worden voor de geografische locatie van nieuwe investeringen en productiebesluiten (bijv. door bij het afbakenen van prijszones rekening te houden met structurele congestie in het transmissienet).

Met het oog op een flexibeler elektriciteitsstelsel wordt voorgesteld om van vraagrespons een volwaardige factor op de markt te maken, onder meer door elke consument toegang te geven tot contracten met een dynamische elektriciteitsprijs en tot slimme meters met een minimumaantal functies. Daarnaast bieden de voorgestelde voorschriften stimulansen om distributiesysteembeheerders efficiënter te laten functioneren in de context van een meer variabele opwekking uit hernieuwbare bronnen, zonder daarbij hun neutraliteit als marktbemiddelaars uit het oog te verliezen.

Rekening houdend met het feit dat investeringen in de elektriciteitsmarkt nodig zijn, en dat het vermogen van de markt om die investeringen te verwezenlijken met de gesuggereerde hervorming moet worden vergroot, dient bij het opzetten van capaciteitsmechanismen aan bepaalde voorwaarden te worden voldaan. Er worden maatregelen voorgesteld om die mechanismen in de lidstaten beter op elkaar af te stemmen teneinde negatieve effecten voor de werking van de interne markt te vermijden. De capaciteitsmechanismen zouden stoelen op een EU-brede beoordeling van de toereikendheid van de hulpbronnen, en een effectieve grensoverschrijdende deelname aan de mechanismen moet mogelijk zijn.

Om de risicoparaatheid van het elektriciteitsstelsel van de EU te vergroten, wordt ook gekozen voor een meer systematische, op gemeenschappelijke methoden gebaseerde risicobeoordeling die in een grensoverschrijdende context moet worden verricht. De lidstaten zouden een risicoparaatheidsplan in twee delen moeten opstellen; één deel met nationale maatregelen, en één deel met maatregelen waarover lidstaten vooraf in een regionale context overeenstemming hebben bereikt, waaronder regionale stresstests, procedures voor samenwerking in verschillende crisisscenario's en afspraken over hoe met gelijktijdige elektriciteitscrisissituaties moet worden omgegaan.

Om het concurrentievermogen in de retailmarkt voor elektriciteit aan te zwengelen, voorziet de voorgestelde wetgeving in een geleidelijke uitfasering van allesomvattende prijsregulering, waarbij voor kwetsbare afnemers een overgangsregeling kan gelden. Ter bevordering van de consumentenparticipatie wordt het gebruik van opzegvergoedingen aan banden gelegd en worden de regels voor de uitrol van slimme meters aangescherpt. De consument moet meer vertrouwen krijgen in vergelijkingswebsites, en er worden beginselen voorgesteld om energiefacturen overzichtelijk en begrijpelijk te maken. Om de ontwikkeling van nieuwe diensten door nieuwe marktdeelnemers en energiedienstverleners mogelijk te maken, wordt tot slot niet-discriminerende toegang tot consumentengegevens gewaarborgd.

Hernieuwbare energie

Het voorstel beoogt een gedeeltelijke herziening van Richtlijn 2009/28 i (richtlijn hernieuwbare energie). Er wordt een bindend streefcijfer van ten minste 27% hernieuwbare energie in het bruto eindverbruik van energie in de Unie in 2030 naar voren geschoven, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van oktober 2014.

Het voorstel heeft betrekking op steunregelingen, het zelf opwekken en verbruiken van hernieuwbare energie, regionale samenwerking, garanties van oorsprong, administratieve procedures, voorlichting en opleiding en criteria voor duurzaamheid en broeikasgasemmissiereducties voor biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen. Het is gericht op drie sectoren van eindgebruikers: elektriciteit (HE-E), verwarming en koeling (HE-V&K) en vervoer (HE-V).

De voornaamste nieuwe onderdelen van het voorstel worden hieronder toegelicht.

De lidstaten dienen bij het vaststellen van hun nationale bijdragen tot het algemene bindende EU- streefcijfer voor 2030 uit te gaan van het niveau van hun bindende nationale streefcijfer voor 2020 zoals bepaald in de bestaande Richtlijn 2009/28/EG i (richtlijn hernieuwbare energie). Het voorstel bevat algemene beginselen die de lidstaten bij het opzetten van steunregelingen moeten volgen om de stabiliteit van die regelingen te waarborgen en hernieuwbare energiebronnen op de markt af te stemmen. Er wordt met name ingezet op een clausule inzake niet-terugwerkende kracht, een marktgerichte aanpak, investeringszekerheid door middel van driejarenplannen van de lidstaten, en de gedeeltelijke openstelling van steunregelingen (10-15%) voor producenten in andere lidstaten, teneinde de kosten van de aanwending van hernieuwbare energiebronnen te beperken en regionale oplossingen te stimuleren. De lidstaten moeten een centraal loket instellen voor het coördineren van het volledige vergunningsproces voor kandidaten die installaties voor hernieuwbare energie of daarmee verband houdende transmissie- en distributie-infrastructuur willen bouwen/exploiteren. Het vergunningsproces mag niet meer dan drie jaar in beslag nemen, en voor installaties van minder dan 50kW moet een eenvoudige kennisgeving volstaan; voor het opnieuw activeren van bestaande installaties mag het vergunningsproces maximaal één jaar duren; ook hier is een vereenvoudigde kennisgeving mogelijk. Voorts voert het voorstel een aantal minimumnormen in met betrekking tot de rechten van (kleinschalige) zelfproducenten, prosumenten en gemeenschappen voor hernieuwbare energie. De lidstaten worden verplicht het opstellen van stroomafnamecontracten administratief te vergemakkelijken.

Wat verwarming en koeling betreft, biedt het voorstel de lidstaten de kans hun aandeel hernieuwbare energie in de voorziening van verwarming en koeling te vergroten (door een verhoging van dat aandeel met 1 procentpunt per jaar na te streven), en voorziet het in niet-discriminerende toegang voor producenten van hernieuwbare energie tot het lokale stadsverwarmings- en koelingsnet. Op het gebied van vervoer omvat het voorstel een verplichting voor Europese leveranciers van vervoersbrandstof om de markt te voorzien van een groter aandeel geavanceerde hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen (biobrandstoffen, biogas, elektriciteit uit hernieuwbare bronnen en hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstof van niet-biologische oorsprong), van 1,5% in 2021 tot 6,8% in 2030, terwijl het maximumaandeel vloeibare biobrandstoffen uit voedings- of voedergewassen moet worden verminderd. In dit verband is het bestaande bindende nationale streefcijfer voor 2020 van 10% hernieuwbare energie in de sector vervoer niet opgenomen in het voorstel. Ook moeten de lidstaten met elkaar verbonden nationale databanken opzetten om zicht te hebben op de bij verwarming, koeling en vervoer gebruikte hernieuwbare brandstoffen, en de in dit verband relevante parameters te kunnen berekenen.

Wat biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassa betreft, voert het voorstel nieuwe duurzaamheidscriteria in voor bosbiomassa; het verruimt de duurzaamheidscriteria zodat ze ook biomassabrandstoffen omvatten; het verhoogt de minimumpercentages voor broeikasgasemissiereducties van diverse types biobrandstof; en het bepaalt dat grote elektriciteitscentrales op basis van biomassa gebruik moeten maken van zeer efficiënte technologie voor warmte-krachtkoppeling.

Bepalingen in verband met het dichten van een mogelijke kloof tussen het totaal van de nationale bijdragen en het lineaire traject richting het algemene bindende EU-streefcijfer voor 2030 (het "wat als"-vraagstuk) zijn opgenomen in het voorstel voor een verordening inzake de governance van de

energie-unie 1 . Die bepalingen omvatten eventuele aanvullende maatregelen van de lidstaten en de

Unie om ervoor te zorgen dat het EU-streefcijfer wordt bereikt.

De Commissie stelt een ondersteunend financieel kader vast om het gebruik van financiële middelen van de Unie voor de doelstellingen van deze richtlijn te bevorderen en de lidstaten ertoe te bewegen sterker in te zetten op hernieuwbare energie.

1 Noot: zie doc. 15090/16, artikel 27.

Energie-efficiëntie en de energieprestatie van gebouwen

Conform het beginsel "energie-efficiëntie eerst" heeft de beoogde herziening van Richtlijn

2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en van Richtlijn 2010/31 i/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen tot doel banen, groei en voorzieningszekerheid tot stand te brengen, en bij te dragen aan de decarbonisatiedoelstellingen van de EU voor 2030. In die optiek zijn de voorgestelde maatregelen erop gericht de inspanningen inzake energie-efficiëntie op hetzelfde niveau te houden als in de periode tot 2020, waarbij vooral moet worden ingezet op de renovatie van het bestaande gebouwenbestand, dat zeer inefficiënt is.

De conclusies van de Europese Raad van oktober 2014 noemen een indicatief streefcijfer van 27% energie-efficiëntie op EU niveau. Daarnaast roepen de conclusies ertoe op dit streefcijfer uiterlijk in 2020 te evalueren en daarbij een streefcijfer van 30% voor ogen te houden. De Commissie heeft de evaluatie verricht en stelt nu een bindend EU-streefcijfer van 30% voor. Dit algemene cijfer wordt uitgedrukt in een maximumenergieverbruik voor de EU van 1 321 Mtoe primaire energie en 987 Mtoe eindenergie in 2030. De lidstaten moeten dit in aanmerking nemen bij het vaststellen van hun indicatieve nationale energie-efficiëntiebijdragen.

Voorgesteld wordt de jaarlijkse energiebesparingsverplichting van 1,5% door te trekken tot 2030 en eventueel verder. Verplichtingsregelingen inzake energie-efficiëntie worden op gelijke voet gesteld met alternatieve maatregelen die hetzelfde effect sorteren, wat de flexibiliteit ten goede komt. Bij het kiezen van de meest passende maatregelen moeten de lidstaten volgens de nieuwe voorschriften rekening houden met energiearmoede. Voorts verduidelijkt de richtlijn hoe energiebesparingen moeten worden berekend en herziet zij de verplichtingen inzake meting en facturering voor verwarming, teneinde tot transparantere en meer gebruikersvriendelijke energiefacturen te komen.

De herziening van Richtlijn 2010/13 i/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen maakt dat de lidstaten een heldere visie op het koolstofvrij maken van hun gebouwenbestand tegen 2050 moeten ontwikkelen door middel van een langetermijnrenovatiestrategie met duidelijke mijlpalen voor 2030. Om investeringen in renovatie aan te trekken, stelt de Commissie mechanismen voor om financieringsproblemen en marktbelemmeringen aan te pakken, en lanceert zij het initiatief "slimme financiering voor slimme gebouwen". Het voorstel bevordert het gebruik van moderne technologieën in gebouwen door een slimheidsindicator in te voeren, en wil passende oplaadinfrastructuur voor elektrische voertuigen beschikbaar maken in alle niet-residentiële en nieuwe residentiële gebouwen. Ook de berekeningsmethode voor de energieprestatie van gebouwen wordt herzien om voldoende rekening te houden met hernieuwbare energie en de prestatiekloof tussen de berekende energievraag en het werkelijke verbruik te dichten.

Governance

Bij gebrek aan bindende nationale streefcijfers inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie voor de periode na 2020 (uitgesloten door de Europese Raad van oktober 2014) en in het licht van de Overeenkomst van Parijs schuift het voorstel een samenwerkings- en controlemechanisme naar voren dat moet helpen garanderen dat de doelstellingen en streefcijfers van de energie-unie, met name wat betreft de EU-streefcijfers voor 2030 inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, alsmede de klimaatdoelstellingen van de EU, collectief worden gehaald en dat de uiteenlopende maatregelen op dit terrein en andere terreinen een samenhangend, gecoördineerd geheel vormen.

Het controlemechanisme zal inhouden dat de lidstaten geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen met hun doelstellingen, beleidslijnen en maatregelen voor alle vijf de dimensies van de energie-unie (energiezekerheid; de interne energiemarkt; energie-efficiëntie; koolstofarm maken van de economie; en onderzoek, innovatie en concurrentievermogen) indienen, met inbegrip van streefcijfers voor broeikasgasemissiereducties en verwijderingen per put, alsmede met hun beleidslijnen en maatregelen in verband met de Overeenkomst van Parijs en het UNFCCC. De plannen zouden de periode 2021-2030 bestrijken (en zouden van dan af om de tien jaar worden hernieuwd), en waar mogelijk vooruitblikken naar 2050 en verder. Elke lidstaat zou uiterlijk op 1 januari 2018 een ontwerpplan moeten indienen, uiterlijk op 1 januari 2019 een definitief plan, uiterlijk op 1 januari 2023 een geactualiseerd ontwerpplan, en uiterlijk op 1 januari 2024 een geactualiseerd definitief plan; daarna zouden de ontwerpplannen, definitieve plannen en bijgewerkte plannen om de tien jaar worden ingediend.

Voorts bepaalt de verordening dat de lidstaten om de twee jaar geïntegreerde nationale voortgangsverslagen over energie en klimaat indienen bij de Commissie (het eerste verslag wordt uiterlijk op 15 maart 2021 verwacht) op basis van een nog op te stellen rapportagemodel en aan de hand van kernindicatoren, en dat wanneer internationale verbintenissen dat vereisen jaarlijks verslag wordt uitgebracht. Deze rapportageoefening dient ter vervanging en harmonisering van alle bestaande rapportageverplichtingen in de energie- en klimaatwetgeving van de EU. Daarnaast moet verder werk worden gemaakt van inventarisatiesystemen van de lidstaten en de Unie voor het ramen van broeikasgasemissies en verwijderingen per put. Voor de verslaglegging moet gebruik worden gemaakt van een elektronisch rapportageplatform, dat zal voortbouwen op bestaande rapportageprocessen en -databanken.

Er worden richtsnoeren voorgesteld voor het "contribution setting process" waarmee de lidstaten hun bijdragen aan de streefcijfers voor 2030 inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie vaststellen. De lidstaten dienen ten minste voor de periode tot 2040 gedifferentieerde prognoses te maken voor a) het bestaande beleid en b) het geplande beleid in verband met de vijf dimensies van de energie-unie. Verder moeten zij ten minste voor de periode tot 2030 de macro-economische en sociale gevolgen en het effect op vaardigheden en het milieu van de in de geïntegreerde plannen opgenomen beleidsinitiatieven en maatregelen inschatten, alsmede de interactie tussen de beleidsinitiatieven rond de vijf dimensies, waarbij zij ook hier hun prognoses voor zowel bestaand als gepland beleid met elkaar vergelijken.

Een gestructureerd, iteratief proces tussen de Commissie en de lidstaten moet ervoor zorgen dat de collectieve verwezenlijking van de doelstellingen van de energie-unie haalbaar blijft. Dit zou een systeem van monitoring door de Commissie omvatten, en zo nodig aanbevelingen van de Commissie waarmee de lidstaten uitdrukkelijk rekening zouden moeten houden, gelet op het bindend karakter van bepaalde streefcijfers op EU-niveau. Voorts bevat het voorstel bepalingen voor regionale samenwerking en de betrokkenheid van nationale belanghebbenden. Het Europees Milieuagentschap moet de Commissie in voorkomend geval bijstaan.

Indien de Commissie op basis van de informatie van de lidstaten besluit dat de doelstellingen van de energie-unie (met name de streefcijfers inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie) wel eens niet zouden kunnen worden gehaald (het "wat als"-vraagstuk), kan zij aanbevelingen aan de lidstaten doen en zo nodig aanvullende maatregelen op Unieniveau nemen.

Wat hernieuwbare energie betreft (waarvoor een bindend EU-streefcijfer geldt), kunnen die aanvullende maatregelen neerkomen op een collectieve verplichting voor de lidstaten om nationale maatregelen te treffen, zoals het aanpassen van het aandeel hernieuwbare energie in de sector verwarming en koeling en/of de vervoersector, of het financieren van een financieringsplatform voor hernieuwbare energie op Unieniveau. De Commissie kan een dergelijk platform instellen door middel van een gedelegeerde handeling.

Wat energie-efficiëntie betreft (waarvoor een bindend EU-streefcijfer wordt voorgesteld), kan het Unieoptreden bestaan in aanvullende maatregelen om de energie-efficiëntie van producten, gebouwen en vervoer te verbeteren.

Voor beide terreinen (hernieuwbare energie en energie-efficiëntie) geldt dat de Commissie in 2023 moet beoordelen of de geleverde inspanningen volstaan, en dat aanvullende maatregelen ter zake uiterlijk in 2024 moeten worden uitgevoerd.

Er zou een Comité voor de energie-unie worden ingesteld (ter vervanging van het huidige Comité klimaatverandering), en indien nodig andere comités. De verordening zou in 2026 worden geëvalueerd.

Het voorstel bevat bepalingen die een weerspiegeling zijn van de streefcijfers en doelstellingen in verschillende EU-wetgevingshandelingen op het gebied van energiebeleid, en van de streefcijfers en doelstellingen in verschillende recente wetgevingsvoorstellen van de Commissie op het gebied van

klimaat- en energiebeleid 2 . Daarom moet gedurende het volledige onderhandelingsproces voor

consistentie worden gezorgd tussen deze "weerspiegelingsbepalingen" in alle andere wetgevingsvoorstellen ter zake (zie voetnoot) en in het governancevoorstel.

2 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de opname van broeikasgasemissies

en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 i van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en overige informatie met betrekking tot klimaatverandering (LULUCF-verordening) Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 voor een veerkrachtige energie-unie en om aan de verbintenissen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 i van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie met betrekking tot klimaatverandering (ESR-verordening) Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 i Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 2012/27 i/EU betreffende energie-efficiëntie Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2010/31 i/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG i.

II. GEDACHTEWISSELING

De ministers wordt verzocht zich een eerste keer uit te spreken 3 over het pakket "Schone energie

voor alle Europeanen", met aandacht voor de volgende vragen:

  • Hoe kunnen wij, in lijn met de gezamenlijke verklaring 4 , de nodige vooruitgang boeken om

    dit pakket zo mogelijk voor eind 2017 tot voltooiing te brengen?

  • Hoe kunnen wij de voornaamste synergieën, ook in institutioneel opzicht, van de algemene aanpak waarborgen?
  • Hoe kunnen wij optimaal gebruik maken van regionale samenwerking om de transitie te vergemakkelijken?

3 Noot: de delegaties wordt verzocht hun bijdrage schriftelijk te doen toekomen, zodat de

ministers zich kunnen concentreren op belangrijke aandachtspunten.

4 Zie doc. 15375/16.


3.

Behandeld document

13 feb
'17
Clean energy package (First reading)
NOTE
General Secretariat of the Council
5800/17
 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.