Nota naar aanleiding van het tweede verslag - Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025

Deze nota naar aanleiding van het tweede verslag i is onder nr. G toegevoegd aan wetsvoorstel 36600 XX - Vaststelling begroting Asiel en Migratie 2025.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025; Nota naar aanleiding van het tweede verslag
Document­datum 11-03-2025
Publicatie­datum 11-03-2025
Nummer KST36600XXG
Kenmerk 36600 XX, nr. G
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2024-2025

36 600 XX

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025

NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET TWEEDE VERSLAG Ontvangen 10 maart 2025

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het tweede verslag van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel. Via deze nota zend ik u de beantwoording op de vragen die zijn gesteld in het verslag van de Vaste Commissie voor Immigratie en Asiel bij de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie voor het jaar 2025.

GroenLinks-PvdA

Vraag:

Uit de antwoorden van de Minister wordt niet duidelijk wat de basis zal zijn voor aanpassingen in de Voorjaarsnota: worden de MPP-II-cijfers gebruikt, of wordt er gewerkt aan een nieuwe MPP? De volgende zin in het antwoord op onze vragen over MPP-II suggereert namelijk dat er wederom wordt gewerkt aan een nieuwe prognose: 1. «Op basis van een nieuwe MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de migratieketen, waaronder IND, COA en Nidos. Bij de Voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden. Het kabinet muteert, als de prognoses daartoe aanleiding geven, de budgetten bij de Voorjaarsnota.»

Aangezien er op dit moment nog steeds geen nieuwe maatregelen van kracht zijn en naar verwachting ook niet zullen komen voordat de besluitvorming bij de Voorjaarsnota plaatsvindt, wat is dan de basis van de mutaties begroting 2025 en de ramingen voor de jaren daarna? Welke prognose zal bij de voorjaarsnota dienen als basis voor de ramingen van 2026 en 2027?

Antwoord:

Voor de begroting 2025 is gebruik gemaakt van de prognose MPP 2024-I, deze is immers in het voorjaar van 2024 opgesteld. Zoals reeds bekend heeft het vorige Kabinet ervoor gekozen om de MPP 2024-I budgettair te verwerken tot en met 2026. Bij de komende voorjaarsbesluitvorming zal

kst-36600-XX-G ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2025

de MPP 2024-II dienen als basis. In de tweede helft van 2025 zal zoals gebruikelijk een nieuwe MPP opgesteld worden.

Vraag:

In verband met onze vraag over de kosten en personele gevolgen van de oprichting van het Ministerie van Asiel en Migratie, waarvoor wij geen concrete antwoorden hebben gekregen, de volgende vervolgvragen: Wat zijn de totale eenmalige en structurele kosten van de oprichting van het Ministerie van Asiel en Migratie?

Hoeveel extra fte's zijn er aangesteld sinds de oprichting en welke afdelingen zijn uitgebreid?

Wat is het verwachte jaarlijkse budget voor het ministerie, inclusief personeels- en huisvestingskosten?

Antwoord:

Direct gerelateerd aan de oprichting van het nieuwe Ministerie van Asiel en Migratie zijn er eenmalig verbouwingskosten gemaakt van circa een ton. Daarnaast zijn er voor enkele duizenden euro's kosten gemaakt voor zaken als briefpapier. Tot heden is er alleen een beperkt aantal fte's extra aangesteld ter ondersteuning van de Minister. Structureel zullen de kosten met name bestaan uit ondersteunend personeel van de Minister, de functie van SG die zal worden uitgevoerd door een lid van de bestuursraad en directeur FEZ. De precieze omvang van deze kosten is nog niet duidelijk. Het uitgangspunt is dat taken zoveel als mogelijk vanuit het bestaande Ministerie van Justitie en Veiligheid worden uitgevoerd, waardoor de structurele kosten lager zullen zijn dan in het verleden bij de oprichting van een nieuw ministerie.

Vraag:

Naar aanleiding van het volgende antwoord hebben we een aantal vragen: «Het COA streeft naar zoveel mogelijk reguliere langjarige opvanglocaties en minder afhankelijkheid van noodopvanglocaties, maar de kans blijft aanwezig dat noodopvang noodzakelijk is. In de opvang verblijven veel statushouders en conform de meest recente MPP-cijfers en bij ongewijzigd beleid neemt dit aantal per 1 januari 2026 toe naar ongeveer de helft van de gemiddelde bezetting in de opvang. Om de druk op de opvangcapaciteit te verminderen, is het onder andere nodig dat statushouders sneller uitstromen naar gemeenten. Er wordt op dit moment gewerkt aan initiatieven om op korte termijn deze uitstroom te bevorderen, zodat de benodigde capaciteit in reguliere opvanglocaties voldoende is. De door provincies ingediende plannen vanuit de sprei-dingswet worden op dit moment geanalyseerd. De verwachting is dat deze helpen bij het inzetten van de gewenste langjarige reguliere opvanglocaties en uiteindelijk zorgen voor de afbouw van noodlocaties. Over het tempo hiervan kan nog geen uitspraak worden gedaan.»

  • • 
    Over welke MPP wordt hier gesproken?
  • • 
    Over welke initiatieven voor de uitstroom van statushouders en in welke gemeenten heeft de Minister informatie?
  • • 
    Wanneer zal de analyse van de door provincies ingediende plannen in het kader van de spreidingswet beschikbaar zijn?

Antwoord:

Er wordt gesproken over het medioscenario van de MPP 2024-II. Het medioscenario van de MPP 2024-II geeft aan dat op 1 januari 2026 circa de helft van de COA bewoners statushouders. Om de grote druk op de COA-opvang op korte termijn te verlichten zet ik in op het zoveel mogelijk faciliteren van een versnelde uitstroom van statushouders naar gemeenten. Er is een tweetal voorstellen uitgewerkt om op korte termijn zoveel mogelijk statushouders uit te laten stromen naar gemeenten: (1) een eenmalig bedrag voor gemeenten voor het overnemen van statushouders van het COA en (2) een doorontwikkeling van de doorstroomlo-caties in de vorm van een specifieke regeling met aangepaste voorwaarden voor gemeenten. Deze regelingen kunnen niet gelijktijdig ingezet worden. Het belangrijkste uitgangspunt voor deze twee maatregelen is dat ze helpen bij het verminderen van de aanhoudend hoge druk op de COA-opvang. Voor meer informatie verwijs ik naar de Kamerbrief Versnelde uitstroom statushouders van 14 februari jl.1 Momenteel is mijn ministerie met ca. 60 gemeenten in gesprek over een doorstroomlocatie. Daarvan hebben op dit moment 18 gemeenten reeds een doorstroomlocatie gerealiseerd, of doen dit op korte termijn. Dit zijn de gemeenten Horst aan de Maas, Brummen, Almere, Oude IJsselstreek, Breda, Kampen, Rotterdam, Tilburg, Haaksbergen, Nijkerk, Raalte, Wijchen, Hollands Kroon, Bronckhorst, Zwolle, Waalwijk, Schagen en Rhenen.

Inmiddels is op basis van de op 31 oktober jl. door de provincies ingediende verslagen een verdeelbesluit genomen. Gemeenten dienen deze opvangplekken uiterlijk op 1 juli 2025 beschikbaar te stellen. De ambitie voor duurzame opvangplekken en de afbouw van noodlocaties is er een voor de langere termijn.

Vraag:

De Minister schrijft: «Het besluit- en vertrekmoratorium heeft geen impact op de capaciteit van de IND. De IND neemt gedurende het besluit- en vertrekmoratorium andere openstaande asielaanvragen in behandeling.» 1. Kunnen we hieruit concluderen dat het besluit- en vertrekmoratorium voor Syriërs, waarbij op peildatum 31 december 2024 16.290 openstaande asielaanvragen betroffen, een zeer substantieel aantal betreft? Gaat de werkvoorraad ten aanzien van andere asielaanvragen hierdoor daadwerkelijk snel omlaag? Op dit moment wordt door het departement in samenwerking met ketenpartners in kaart gebracht wat de effecten zijn van het besluit- en vertrekmoratorium op de migratieketen. Hierin wordt ook het effect op de COA-bezetting en daarmee de totale opvangbehoefte meegenomen.

  • • 
    Is deze analyse al beschikbaar, en kan de Minister deze met de Kamer delen?
  • • 
    Zo niet, wanneer verwacht de Minister over deze analyse te beschikken? Het besluit- en vertrekmoratorium is immers al bijna drie maanden van kracht.

Antwoord:

Het besluit- en vertrek moratorium betreft inderdaad een substantieel aantal van de openstaande asielaanvragen. De IND zet de beschikbare capaciteit nu in op andere sporen. Op dit moment wordt door het departement in samenwerking met de partners in de migratieketen een impactanalyse uitgevoerd waarbij de input van de uitvoeringsorganisaties gebruikt zal worden om te komen tot verschillende scenario's Dit vraagt om een zorgvuldig proces waarbij het moeilijk is om uitspraken te doen over de termijn waarop de analyse beschikbaar is. Zodra hierover meer bekend is zal uw Kamer hierover geïnformeerd worden.

1 Kamerbrief Versnelde uitstroom statushouders.

Vraag:

Ten aanzien van de financiering van doorstroomlocaties lezen we een vage en algemene formulering, namelijk: «Indien hiervoor extra aanvullende middelen benodigd zijn, dan zal besluitvorming hierover onderdeel zijn van politieke besluitvorming op passende momenten in aansluiting op de begrotingscyclus.» 1. Graag een concreet antwoord:

  • a. 
    Wie is verantwoordelijk voor de financiering van doorstroomlocaties?
  • b. 
    Wat is de rol van het Rijk en wat is de rol van gemeenten?
  • c. 
    Welke afspraken zijn er precies gemaakt tussen verschillende ministeries van het Rijk onderling en met gemeenten of provincies over de financiering van de doorstroomlocaties?

Antwoord

  • a. 
    Het huisvesten van statushouders is een wettelijke taak van gemeenten. Gemeenten kunnen ervoor kiezen deze taak (deels) in te vullen door een doorstroomlocatie te realiseren. Hiervoor kunnen gemeenten aanspraak maken op een Rijksbijdrage via de financieringsrege-ling doorstroomlocaties. Dit wordt gefinancierd vanuit de begroting van Asiel en Migratie. De regeling wordt spoedig gepubliceerd in de Staatscourant.
  • b. 
    Zoals hiervoor beschreven is de huisvesting van statushouders een wettelijke taak voor gemeenten. Ieder jaar huisvesten gemeenten circa 30.000 statushouders, zoals voorgeschreven in de Huisvestings-wet. Deze belangrijke inspanningen ten spijt geeft de MPP 2024-II aan dat zonder extra inzet, op 1 januari 2026 circa de helft van de COA-bewoners statushouder kan zijn. Deze regeling is daarom een aanvullende impuls bovenop de bestaande instrumenten. Het Rijk faciliteert dit middels een rijksbijdrage voor doorstroomlocaties bestaande uit twee componenten: i) een eenmalige marktconforme vergoeding voor het geschikt maken van een pand (transitiekosten), en ii) een normbedrag per door een statushouder bezette plek voor de uitvoeringskosten, voor maximaal een jaar per statushouder. Een gemeente is vrij om zelf invulling te geven aan de financiële compensatie die de statushouder moet voldoen voor diens verblijf in de doorstroomlocatie: huur of gebruiksvergoeding. De gemeente plaatst de door COA aan hen gekoppelde statushouders in de eigen doorstroomlocatie, of in de regionale doorstroomlocatie van een naburige gemeente. Wanneer een statushouder in een doorstroomlocatie is geplaatst, is de koppelgemeente verantwoordelijk voor het opstarten van de inburgering en de participatiewet. Gemeenten kunnen ook, voor eigen rekening, andere doelgroepen zoals lokale spoedzoekers huisvesten in een doorstroomlocatie.
  • c. 
    Er is met 18 gemeenten reeds overeengekomen dat hun plannen binnen de kaders van de financiële regeling passen. Verder hebben ca. 40 gemeenten interesse getoond in het gebruikmaken van deze regeling. Per kamerbrief dd. 17 februari jl. heb ik de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Daarna kunnen deze en andere gemeenten via de geëigende kanalen contact opnemen met de accounthouders doorstroomlocaties voor het doen van een formele aanvraag.

Vraag:

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA willen alsnog concrete antwoorden ontvangen op de volgende vraag uit de eerste ronde. We zien geen reden om tot maart te wachten. We hebben immers niet om een conclusie gevraagd, maar uitsluitend om feiten. Sinds 9 december voert Nederland grenscontroles uit. Wat is het resultaat van deze controles bij het tegengaan van irreguliere grensovergangen? Kan de Minister een overzicht geven van de capaciteit van de KMar die hiervoor is ingezet tot en met 15 februari 2025? Hoeveel irreguliere migranten zijn op deze manier tegengehouden? Wat is er met eventuele tegengehouden migranten gebeurd? Hoeveel hebben al bij de grenscontrole bekend gemaakt dat ze asiel willen aanvragen in Nederland?

Antwoord:

Nederland voert de tijdelijke binnengrenscontroles uit binnen de bestaande capaciteit van de KMar. Momenteel verzamelt en verwerkt de KMar de cijfers over de binnengrenscontroles. Dat moet zorgvuldig gebeuren. Na analyse van deze cijfers zullen de resultaten van binnengrenscontroles over de eerste drie maanden (van 9 dec 2024 tot 9 maart 2025) conform eerdere toezegging in maart met de TK gedeeld worden. Uw Kamer wordt tegelijkertijd in afschrift geïnformeerd over de resultaten.

Vraag:

Uit de Europese richtlijnen volgt dat Nederland de verplichting heeft om asielzoekers schriftelijk of mondeling te informeren en voor te lichten over onder meer de organisaties die rechtsbijstand verlenen en organisaties die hulp kunnen bieden m.b.t. de opvangvoorzieningen. Kan de regering concreet toelichten op welke wijze de uitvoering van deze wettelijke verplichtingen uit het Europees recht worden gewaarborgd, nu gebleken is dat de regering de subsidie aan VluchtelingenWerk Nederland gaat afbouwen, en niet heeft verduidelijkt op welke wijze en door welke instantie deze taken zullen worden overgenomen?

Antwoord:

De huidige en toekomstige Europese richtlijnen schrijven voor dat de asielzoeker recht heeft op bijvoorbeeld voorlichting en juridische ondersteuning. Lidstaten zijn vrij om zelf de inrichting hiervan te bepalen en de partij aan te wijzen die zulke taken op zich kan nemen. Ook in de nationale wetgeving is niet vastgelegd dat VluchtelingenWerk bepaalde taken uitvoert. De voorlichtingspraktijk van VWN is wel in het beleid van de IND opgenomen. De activiteiten die Vluchtelingenwerk uitvoert, zijn echter breder dan alleen de activiteiten zoals die beschreven staan in artikel 3.108c, tweede lid en 3.109, vierde lid van de Vreemdelingencirculaire 2000 (C). Het Ministerie van Asiel en Migratie voert momenteel het gesprek met VWN, de IND, COA en DTenV over de afbouw van de dienstverlening van VWN en de betekenis hiervan voor de andere organisaties in de migratieketen. In deze gesprekken worden ook de bestaande beleidsregels zoals neergelegd in de Vc in acht genomen, alsmede de implicaties van de huidige en toekomstige EU regelgeving.

Vraag:

Uit het Migratiepact dat op 12 juni 2026 in werking treedt, vloeit voort dat asielzoekers voorlichting (counseling) dienen te ontvangen van een «onafhankelijke» organisatie. Gelet op het feit dat de IND niet onder deze definitie valt en dat VluchtelingenWerk Nederland op dit moment de enige organisatie is met de capaciteit om deze taak uit te voeren, alsmede gelet op de brief van de Minister van 10 februari, waarin zij aangeeft zelf een «onafhankelijke» organisatie te kunnen kiezen, vragen wij de Minister het volgende: Welke organisatie is de Minister voornemens deze wettelijke taken uit te besteden?

Antwoord:

In de genoemde brief aan uw Kamer heb ik aangegeven dat het lidstaten vrij staat om zelf de partij of organisatie aan te wijzen die de onder het pact verplichten taken ten aanzien van counseling op zich zal nemen. Aangegeven door de Europese Commissie is dat de counseling taken eventueel ook verricht mogen worden door de autoriteiten zelf, mits sprake is van gescheiden managementstructuren en belangenverstrengeling wordt voorkomen. De Nederlandse invulling aan deze verplichting moet nog worden bepaald.

Vraag:

De Minister heeft besloten dat de subsidie van 13 miljoen euro voor Vluchtelingenwerk Nederland niet verder wordt verhoogd, zoals in voorgaande jaren wel werd gedaan, op basis van het Meerjaren Productie Prognose (MPP). Nu de Minister ervoor kiest de hoogte van de subsidie niet langer te baseren op de MPP. Wat zal voortaan het uitgangspunt zijn voor het bepalen van de hoogte van de subsidie voor het uitvoeren van de wettelijke taken die voortvloeien uit de Europese Richtlijnen?

Antwoord:

De subsidieverstrekking aan Vluchtelingenwerk (VWN) is nooit gebaseerd geweest op de Meerjaren Productie Prognose. VWN heeft zich in de afgelopen jaren in de aanvraag van de subsidie hier wel op gebaseerd, omdat zij aangeeft dat een deel van de activiteiten van VWN gerelateerd is aan instroom en bezetting. De subsidieverstrekking is echter altijd gebaseerd geweest op een (lumpsum) bedrag dat beschikbaar was op de Rijksbegroting en de activiteiten die VWN uitvoert voor de migratieketen. Voorgaande jaren was er altijd een bedrag beschikbaar op de Rijksbegroting voor VWN van ca. 11 - 13 miljoen. Aanvullende middelen bovenop het bedrag in de Rijksbegroting is elk jaar onzeker en vergt een besluit van het Kabinet bij voorjaars- of najaarsnota.

Vraag:

In de brief van de Minister aan de Tweede Kamer van 10 februari wordt gesteld dat de afbouw van de subsidie voor VluchtelingenWerk Nederland gevolgen zal hebben voor de gehele migratieketen. Kan de Minister een gedetailleerd overzicht geven van de specifieke gevolgen voor de IND, het COA en de DT&V als gevolg van de aangekondigde subsidievermindering en de daaruit voortvloeiende afname van de dienstverlening door VluchtelingenWerk Nederland?

Antwoord:

De afbouw van de subsidie aan VWN betekent dat de organisatie enkele taken niet meer of slechts gedeeltelijk kan blijven uitvoeren. Dit zal mogelijk consequenties hebben voor de individuele ketenpartners en voor de migratieketen als geheel. Het Ministerie van Asiel en Migratie voert momenteel het gesprek met VWN, de IND, COA en DTenV over de afbouw van de dienstverlening van VWN en de mogelijke betekenis hiervan voor de migratieketen. In deze gesprekken worden ook de implicaties van de implementatie van het EU-Migratiepact betrokken. Het is van belang dat deze uitwerking op een zorgvuldige manier gebeurt. Uw Kamer wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de wijze van afbouw.

Vraag:

Is de Minister voornemens het Vreemdelingencirculaire 2000 te wijzigen, nu uit de brief van de van de Minister naar de Tweede Kamer op

10 februari is gebleken dat VluchtelingenWerk Nederland de daarin opgenomen taken niet (volledig) kan vervullen zonder de subsidie die de Minister van plan is te verminderen? Zo ja, op welke wijze zal het Vreemdelingencirculaire 2000 worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de verplichtingen vanuit het EU-recht, met betrekking tot het schriftelijk of mondeling informeren en voorlichten van asielzoekers over onder meer organisaties die rechtsbijstand verlenen en hulp bieden met betrekking tot opvangvoorzieningen na de wijziging nog voldoende worden gewaarborgd?

Antwoord:

De activiteiten die Vluchtelingenwerk uitvoert zijn breder dan alleen de activiteiten zoals die beschreven staan in artikel 3.108c, tweede lid en 3.109, vierde lid van de Vreemdelingencirculaire 2000 (C). De afbouw van de subsidie aan VWN betekent dat de organisatie enkele taken niet meer of slechts gedeeltelijk kan blijven uitvoeren. Dit zal mogelijk consequenties hebben voor de individuele ketenpartners en voor de migratie-keten als geheel. Het Ministerie van Asiel en Migratie voert momenteel het gesprek met VWN, de IND, COA en DTenV over de afbouw van de dienstverlening van VWN en de betekenis hiervan voor de migratieketen. Het is van belang dat deze uitwerking op een zorgvuldige manier gebeurt. Uw Kamer wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de wijze van afbouw. Afhankelijk van de gesprekken en de gemaakte keuzes zal moeten worden bezien of de Vreemdelingencirculaire moet worden aangepast.

Vraag:

Een besluit tot subsidiewijziging moet in overeenstemming zijn met algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de algemene wet bestuursrecht. Kan de regering toelichten hoe het heeft kunnen gebeuren dat bij het besluit tot wijziging van de subsidie aan VluchtelingenWerk Nederland geen rekening is gehouden met de verplichting om een «redelijke termijn» te hanteren, zoals de voorzieningenrechter heeft geoordeeld in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 februari jl [ECLI:NL:RBAMS:2025:919]? Heeft de Minister voorafgaand aan dit besluit ambtelijk advies ingewonnen? Zo ja, kan de regering toelichten of in dit advies is gewaarschuwd voor het feit dat er geen sprake is van een redelijke termijn en dat het subsidiebesluit niet voldoet aan de eisen die de algemene wet bestuursrecht daaraan stelt? En kan de regering dit advies met de Kamer delen? Welke maatregelen neemt de regering om te waarborgen dat toekomstige besluiten van de Minister in lijn zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en voldoen aan de eisen die de algemene wet bestuursrecht daaraan stelt?

Antwoord:

Het oordeel van de voorzieningenrechter van 13 februari jl. betreft een voorlopig oordeel hangende het bezwaar van Vluchtelingenwerk

Nederland inzake de subsidiebeschikking 2025. Op dit moment loopt deze bezwaarprocedure nog. Lopende deze bezwaarprocedure kan ik inhoudelijk niet verder over de zaak uitweiden. Na afloop van de bezwaarprocedure zal ik uw Kamer nader informeren.

D66

Vraag:

De Minister verwacht dat de verkorting van de verblijfsvergunning tot drie jaar niet zal leiden tot extra procedures. Gezien de ervaringen uit het verleden met een tweestatusstelsel, hoe realistisch is deze verwachting? Welke maatregelen worden genomen om de IND voor te bereiden op een mogelijke toename van procedures en om de wachttijden te beheersen? Wat als blijkt dat de IND en de rechtspraak niet binnen een redelijke termijn kunnen beslissen over de verblijfsrechten van asielzoekers en nareizigers? Hoe reageert de Minister op de kritiek van de Raad van State dat het recht op een eerlijk proces in het geding kan komen?

Antwoord:

Met de wetsvoorstellen Tweestatusstelsel en Asielnoodmaatregelenwet zet de regering in op een breed pakket aan maatregelen om de asielketen per direct en duurzaam te ontlasten. In de memorie van toelichting heeft de regering al gestipuleerd dat enkele van deze maatregelen zullen leiden tot een verhoging van de belasting van de asielketen. Door deze maatregelen zal uiteindelijk niet alleen de druk op de IND maar ook de druk op de rechtspraak afnemen. Op het advies van de Raad van State over de beide wetsvoorstellen zal de regering ingaan in het nader rapport, dat onderdeel zal zijn van de behandeling van de wetsvoorstellen door uw Kamer.

Vraag:

De Raad van State heeft de regering geadviseerd het wetsvoorstel Wet invoering tweestatusstelsel in de huidige vorm niet in te dienen bij de Tweede Kamer. Uit de beschikbare inzichten en scenario's blijkt dat het tweestatusstelsel zal leiden tot een structurele toename van de directe personele kosten van de IND, tussen de € 11,7 en € 27 miljoen per jaar. Waarom wordt er in de begroting hard bezuinigd op de IND, terwijl de invoering van het nieuwe wetsvoorstel juist extra kosten met zich meebrengt? De druk op de IND zal toenemen door dit wetsvoorstel. Hoe zal de Minister deze druk voorkomen terwijl er tegelijkertijd wordt bezuinigd op de IND?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Er is door het vorige kabinet ervoor gekozen om de middelen op basis van deze prognose voor drie jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. Op basis van de MPP zal bij voorjaarsnota worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. In het najaar volgt zoals gebruikelijk een nieuwe MPP, waarin de laatste inzichten over in- en uitstroom verwerkt zijn.

De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Voor de uitwerking van deze asielmaatregelen is vorig jaar een reservering opgenomen van € 50 miljoen. Op basis van verschillende uitvoeringstoetsen zijn sindsdien de financiële (en uitvoerings) consequenties van de verschillende maatregelen nader in kaart gebracht en blijkt dat de kosten hoger zijn. De inschatting van de geactualiseerde kosten is gebaseerd op de financiële consequenties die nu inzichtelijk zijn.

Er wordt nog gewerkt aan de wetsvoorstellen en verder gesproken over de verschillende dekkingsopties.

Vraag:

In de media (Volkskrant, 11 februari 2025: Wilders toont zich onverzoenlijk over inhoud asielwet maar komt NSC tegemoet met extra geld voor IND) wordt gesproken over een extra investering in de IND van 50 miljoen euro. Is dit een incidentele financiële impuls voor de IND, of is het een structurele bijdrage van 50 miljoen euro extra per jaar? Waarom is dit bedrag niet in de begroting voor 2025 opgenomen? Waarom hebben de coalitiepartijen dit bedrag niet voor de IND vrijgemaakt tijdens de onderhandelingen over het regeerprogramma? Is het bedrag van 50 miljoen euro voldoende om de IND goed en slagvaardig te laten functioneren?

Antwoord:

Voor de uitwerking van deze asielmaatregelen is vorig jaar een reservering opgenomen van € 50 miljoen. Op basis van verschillende uitvoeringstoetsen zijn sindsdien de financiële (en uitvoerings) consequenties van de verschillende maatregelen nader in kaart gebracht en blijkt dat de kosten hoger zijn. De inschatting van de geactualiseerde kosten is gebaseerd op de financiële consequenties die nu inzichtelijk zijn. Er wordt nog gewerkt aan de wetsvoorstellen en verder gesproken over de verschillende dekkingsopties.

Vraag:

VluchtelingenWerk en deskundigen hebben aangegeven dat het tweesta-tusstelsel contraproductief is, in strijd is met de rechten van het kind en onrechtvaardig is voor oorlogsvluchtelingen. Veel oorlogsvluchtelingen komen uit landen met langdurige conflicten, zoals Jemen, en zouden onder het tweestatusstelsel slechts tijdelijke bescherming krijgen, terwijl onduidelijk is wanneer het conflict in hun land voorbij zal zijn. Oorlogsvluchtelingen die niet als vluchtelingen worden aangemerkt, zullen hun verblijfsstatus waarschijnlijk aanvechten om meer rechten te verkrijgen. Hoe verwacht de Minister dat de IND deze extra werklast zal opvangen, terwijl er tegelijkertijd bezuinigd wordt? Dit wordt bevestigd door de Raad van State, die aangeeft dat 75% van de buitenlanders met een subsidiaire beschermingsstatus in beroep zal gaan tegen de inwilligende beschikking als er strengere voorwaarden gaan gelden voor de nareis van gezinsleden van deze statushouders. Hoe wordt de financiering geregeld om deze toename in procedures adequaat te verwerken?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Er is door het vorige kabinet voor gekozen, om de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. In de ramingen zijn nu nog niet de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma opgenomen. Op basis van de MPP zal bij voorjaarsnota worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. In het najaar volgt zoals gebruikelijk een nieuwe MPP, waarin de laatste inzichten over in- en uitstroom verwerkt zijn.

Vraag:

De begroting van 2025 kan niet geïsoleerd worden beoordeeld, volgens de leden van de D66-fractie, maar moet in de context van overige plannen van de regering worden bekeken. Hoe reflecteert de Minister op de kritiek van de Raad van State op de door haar bij de Raad van State voorgelegde wetsvoorstellen, zoals hierboven genoemd: «Er zijn daarentegen wel duidelijke aanwijzingen dat bepaalde maatregelen juist zullen leiden tot een verhoging van de belasting van de asielketen. Verschillende maatregelen zullen ertoe leiden dat de IND meer en ook bewerkelijkere beslissingen moet nemen. Over deze beslissingen zal ook meer geprocedeerd worden, wat de druk op de rechtspraak verhoogt. Wanneer procedures langer duren, verblijven mensen bovendien langer in de asielopvang.»

Antwoord:

Het kabinet acht een fundamentele systeemwijziging noodzakelijk om tot meer grip op migratie en een meer selectief toelatingsbeleid te komen. Het kabinet erkent dat dit veel vraagt van de uitvoerende partners en op korte termijn tot een verhoging van de werklast leidt. Tegelijkertijd ziet het kabinet het huidige asielsysteem als onhoudbaar en een zo spoedig mogelijke transitie als noodzakelijk om op de langere termijn de asielketen, opvang en voorzieningen te ontlasten. Bij de implementatie van de maatregelen zal de keten ondersteund worden en zal worden voorzien in de benodigde middelen om de beoogde wijzigingen mogelijk te maken. In (de stukken bij) de wetsvoorstel zoals deze later aan uw Kamer worden aangeboden, zal hier uitvoeriger worden ingegaan.

Vraag:

De regering zet in op een «humaner maar strenger terugkeerbeleid». Wat betekent dit concreet? Welke verbeteringen worden doorgevoerd om gedwongen terugkeer zorgvuldig en effectief te laten verlopen? Heeft de Dienst Terugkeer en Vertrek voldoende financiële en personele armslag om de opgedragen taken in het kader van het terugkeerbeleid goed en slagvaardig uit te voeren? Zo nee, waarom is er in de begroting voor 2025 dan niet meer geld voor deze dienst uitgetrokken?

Antwoord:

Een humaner maar strenger terugkeerbeleid houdt in dat de DTenV mensen die niet in Nederland mogen blijven, rechtmatig en respectvol begeleiden in hun terugkeerproces. De insteek is dat iemand zelfstandig terugkeert. Hierbij' kan de vreemdeling ondersteuning krij'gen van de Nederlandse overheid. Als iemand niet zelf terugkeert, kan de DTenV gedwongen vertrek organiseren. Om gedwongen terugkeer zorgvuldig en effectief te realiseren werkt het kabinet onder meer aan de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring. Dit wetsvoorstel regelt bijvoorbeeld dat het niet meewerken aan terugkeer strafbaar wordt en dat het onderscheid tussen strafrechtelijke detentie en vreemdelingenbewaring scherper wordt afgebakend. Ook is aandacht voor het vergroten van de beschikbare detentiecapaciteit. Daarnaast zet het kabinet in op het wijzigen van de Europese Terugkeerrichtlijn, gericht op een simpele en effectieve terugkeerprocedure.

Vooralsnog beschikt de DTenV over voldoende financiële middelen om haar activiteiten te kunnen uitvoeren. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma en het beslisen vertrek moratorium Syrië mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de Meerjarige Productieprognose (MPP) zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de migratieketen, waaronder de DTenV. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

In de begroting wordt ingezet op meer vreemdelingentoezicht en verscherpte grenscontroles. Hoe voorkomt de regering dat deze maatregelen leiden tot disproportionele gevolgen voor specifieke migranten-groepen of etnisch profileren? Op welke manier is het overheidspersoneel (extra) opgeleid om zich de recente jurisprudentie op dit vlak eigen te maken? Zijn er voor extra cursussen en begeleiding voldoende financiële middelen uitgetrokken in 2025 en daarna?

Antwoord:

De KMar is een professionele organisatie en is als grensautoriteit gehouden aan onder andere Europese en nationale wet- en regelgeving. Naar aanleiding van de uitspraak van het Hof heeft de KMar het Hande-lingskader Professioneel Selecteren en Controleren (PSC) geactualiseerd en opnieuw op verschillende gremia en via diverse kanalen bij de medewerkers onder de aandacht gebracht. Het handelingskader geeft handvatten aan de uitvoerende mensen en hun leidinggevenden. Door expliciet te maken hoe zij de selectie maken en de controle vormgeven, worden zij ondersteund in hun werk. Professioneel selecteren en controleren is opgenomen in een doorlopende leerlijn in de initiële opleidingen, die verbinding heeft met onder andere informatiegestuurd optreden, culturele sensitiviteit en leiderschap en dus tevens aan bod komt bij de modules grensmodules in de opleidingen. In de operatie wordt zowel tijdens briefings en trainings- en themadagen (o.a. met gebruik van VR-brillen), aandacht besteed aan het bevorderen van professioneel selecteren en controleren en het voorkomen en bestrijden van etnisch profileren. Er zijn voldoende financiële middelen uitgetrokken voor de begeleiding.

Vraag:

De Minister heeft aangegeven dat de besluitvorming over de mogelijke activering van artikel 111 van de Vreemdelingenwet 2000 niet tot afronding is gekomen. Kan de Minister toelichten welke overwegingen hebben geleid tot het afzien van deze activering en hoe deze overwegingen de keuze voor reguliere wetgeving hebben beïnvloed?

Antwoord:

Zoals de leden van de D66-fractie terecht opmerken, is het voornemen om artikel 111 van de Vreemdelingenwet 2000 te activeren niet tot afronding gekomen. Bij brief van 25 oktober 2024 heeft de Minister-President toegelicht dat de desbetreffende maatregelen worden genomen door middel van reguliere wetgeving, waaronder een asielnoodmaatrege-lenwet.1 Dit betekent dat de besluitvorming over de mogelijke activering van artikel 111 van de Vreemdelingenwet 2000 en de bijbehorende motivering niet tot afronding is gekomen, zodat het niet in de rede ligt daarover verdere mededelingen te doen. Zoals gebruikelijk zal de regering de beslisnota inzake de beoogde asielnoodmaatregelenwet op het moment van indiening met het parlement delen.

Vraag:

In juni 2026 worden de maatregelen uit het Europese Asiel- en Migra-tiepact van toepassing, met als doel de Europese buitengrenzen te versterken. Dit betekent dat de Nederlandse asielwetgeving vóór dat moment ingrijpend moet worden gewijzigd. Uit de begroting voor 2025 blijkt niet hoe de regering zich concreet voorbereidt op de maatregelen die nodig zijn om het Asiel- en Migratiepact uit te voeren, laat staan wat de impact van de aangekondigde wetsvoorstellen op de uitvoering van het Europese Asiel- en Migratiepact zal zijn. Zal de IND ook in 2025 bezig zijn om zich op andere werkwijzen voor te bereiden?

Antwoord:

Het Asiel- en Migratiepact treedt op 12 juni 2026 in werking. Dit betekent dat de IND, en de andere uitvoeringsorganisaties, zich in 2025 voorbereiden hierop. Dit is beschreven in het nationale implementatieplan dat met uw Kamer is gedeeld bij de beantwoording van de vorige schriftelijke begrotingsvragen. In het nationale implementatieplan is de implementatie van alle verordeningen opgenomen en dat gebeurd in nauwe samenwerking met de keten. Met de invoering van het Pact verandert de Nederlandse asielprocedure. De huidige asielprocedure bevat een aantal stappen die niet volgen uit Europese regelgeving. Een aantal van deze niet-verplichte stappen zoals de rust- en voorbereidingstermijn en het verplichte aanmeldgehoor komen te vervallen. Het is de verwachting dat deze aanpassingen bijdragen aan het versnellen van de asielprocedure en het verminderen van de complexiteit bij de IND.

Vraag:

De Raad van State zegt daarover in zijn advies over de twee bovengenoemde wetsvoorstellen: «Daarbij komt dat de maatregelen uit het Europese pact grote gevolgen hebben voor onder andere de IND en de rechtspraak. Wanneer daarnaast ook de voorliggende wetsvoorstellen in de huidige vorm worden ingevoerd, raakt de ontlasting van de asielketen verder uit beeld, terwijl die ontlasting juist een van de hoofddoelen van de wetsvoorstellen is. Een goede afstemming van de wetsvoorstellen met de uitvoering van het Europese pact is daarom noodzakelijk en moet met prioriteit worden opgepakt.» Zou de Minister op deze kritiek willen reflecteren?

Antwoord:

De verhouding tussen de voorstellen voor de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel tot het Asiel- en migratiepact komt aan de orde in het kader van de behandeling van die wetsvoorstellen.

De Minister van Asiel en Migratie,

M.H.M. Faber-van de Klashorst

Eerste Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 36 600 XX, G

12


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.