Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van KGG over de voortgang verduurzaming van de industrie - Industriebeleid - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. E toegevoegd aan dossier 29826 - Industriebeleid.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Industriebeleid; Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van KGG over de voortgang verduurzaming van de industrie |
---|---|
Documentdatum | 14-03-2025 |
Publicatiedatum | 14-03-2025 |
Nummer | KST1186626 |
Kenmerk | 29826, nr. E |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
29 826
Industriebeleid
32 813
E1
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 maart 2025
De vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei1 2 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de minister van Klimaat en Groene Groei over de voortgang verduurzaming van de industrie. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
-
?De uitgaande brief van 5 december 2024.
-
?De antwoordbrief van 11 maart 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei,
Karthaus
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN / KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de minister van Klimaat en Groene Groei
Den Haag, 5 december 2024
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 24 oktober 2024 over de voortgang van de verduurzaming van de industrie.3 De leden van de fracties van de BBB, ChristenUnie en PvdD hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen en opmerkingen. De vragen van de leden van de fractie van de PvdD zijn mede namens de fractieleden van de SP ingediend.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB
Naar aanleiding van uw brief hebben de fractieleden van de BBB een aantal vragen.
De brief spreekt over “de industrie”, echter de Nederlandse industrie bestaat uit diverse soorten industrieën die in hun activiteit, omvang en impact op economie en klimaat sterk van elkaar verschillen. De fractieleden van de BBB vragen of u voornemens bent om een gediversifieerd klimaatbeleid vorm te geven die rekening houdt met deze dynamiek.
De fractieleden van de BBB lezen: “We hebben de afgelopen jaren gezien dat dit kan. De Nederlandse economie bleef groeien terwijl er belangrijke stappen werden gezet in de verduurzaming van de economie en de CO2-uitstoot daalde.”4 De fractieleden van de BBB vragen of u dit nader kunt duiden met cijfermatige onderbouwing.
“De uitstoot van de industrie is in de afgelopen jaren substantieel gedaald (4,2 Mton CO2-equivalenten reductie in 2022 ten opzichte van 2021). Dit komt deels door lagere productie en niet door verduurzaming.”5 De fractieleden van de BBB vragen hoe deze constatering zich verhoudt tot de voornoemde stelling dat de economie bleef groeien en de CO2-uitstoot daalde. Wat zijn de belangrijkste oorzaken van de lagere productie? Kan er naast verduurzaming ook worden ingezet op een lagere productie om de klimaatdoelstellingen te realiseren? De fractieleden van de BBB ontvangen hierop graag een toelichting.
“De ambitie voor CO2-reductie binnen de industrie is hoog: in het klimaatakkoord en na aanvullende klimaatmaatregelen van het vorige kabinet is het doel voor de industrie bepaald op 67% reductie in 2030.”6 De fractieleden van de BBB vragen of het uw intentie is om het beleid van het vorige kabinet op gelijke wijze door te zetten op alle onderdelen. Zo nee, welke onderdelen zullen opnieuw worden herijkt en waarom?
In uw brief wordt geconstateerd dat de concurrentiepositie van de energie-intensieve industrie onder druk staat, ondanks de goede ligging, verbindingen en kennis én dat de opgelopen rente voor investeringen, de hoge energieprijzen en nettarieven en de onzekerheid over het moment dat nieuwe energie-infrastructuur beschikbaar is, ervoor zorgen dat investeringsbeslissingen worden uitgesteld. Ook wordt gerefereerd aan haalbaarheid, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid.7 De fractieleden van de BBB vragen of u inzicht kunt geven in de ontwikkelingen van rente, energieprijzen en nettarieven in de ons omliggende landen. Kunt u duiding geven aan de bestaande verschillen? Kunt u aangeven of in de verdere vormgeving van de klimaatplannen er voor deze componenten flankerend beleid wordt overwogen? De fractieleden van de BBB vragen of er inzicht is in de aantallen en omvang van energie-intensieve bedrijven welke de afgelopen jaren Nederland qua productie hebben verlaten of voornemens zijn in te wisselen voor een locatie met lagere energieprijzen en lagere, eenvoudiger, goedkopere duurzaamheidseisen. Kunt u aangeven of, en zo ja op welke wijze wetsvoorstellen op het gebied van verduurzaming van de industrie ter goedkeuring zullen worden aangeboden met een duidelijk toetsingskader op het gebied van haalbaarheid, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid?
In de brief refereert u aan het Draghi-rapport en het belang van een Europese aanpak. Tegelijkertijd stelt u dat Nederland niet kan wachten op Europese voorstellen.8 De fractieleden van de BBB vragen hoe u denkt dit te doen zonder het gevaar te lopen dat we een “extra kop” bovenop de Europese voorstellen zetten. “Onder het vorige kabinet is ingezet op de uitwerking van een circulaire plastic norm, die bedrijven in Nederland vanaf 2027 bij het maken van nieuwe plastics verplicht om duurzame bio-grondstoffen en/of gerecycled plastic afval (recyclaat) toe te passen. Ook heeft het vorige kabinet in totaal € 267 miljoen aan subsidie uit het klimaatfonds geoormerkt voor de transitie naar circulair plastic om bedrijven te ondersteunen bij deze transitie. De subsidies zijn onder meer bedoeld voor het doen van investeringen voor het opschalen van inzamel- en recyclecapaciteit van circulair plastic. Die investeringen zijn hard nodig om circulair plastic te kunnen laten concurreren met virgin plastic. Dat is ook van belang met het oog op de overvloed aan virgin plastic van buiten de EU, waardoor het verdienmodel voor recycling zwaar onder druk staat.”9 De fractieleden van de BBB stellen dat inmiddels de eerste plasticbedrijven al failliet zijn. Bij andere bedrijven wordt de productie overgebracht naar landen waar deze norm niet geldt. Herkent u dit probleem? Bent u het met de fractieleden van de BBB eens dat dit wordt veroorzaakt door koppen op Europese regelgeving? Wat gaat u doen om voor onze industrie een gelijk speelveld te creëren?
“Het kabinet wil energiekosten niet significant uit de pas laten lopen met buurlanden.”10 De fractieleden van de BBB vragen of u kunt aangeven wat “niet significant uit de pas lopen” betekent. Deze leden ontvangen hierop graag een toelichting.
“Tevens wil het kabinet meer aandacht gaan besteden aan de opbouw van nieuwe industrie, waardoor we een toekomstbestendige industrie hebben die de motor wordt voor Nederlandse innovatie in groene technieken en producten.”11 De fractieleden van de BBB vragen of u kunt duiden of definiëren wat verstaan wordt onder “nieuwe industrie” en “groene technieken”. Wat zijn de te verwachten gevolgen van deze verschoven aandacht voor de “oude industrie” in termen van het vestigingsklimaat, de economie en de werkgelegenheid?
In de brief zet u de dynamiek uiteen met betrekking tot maatwerkfinanciering voor verduurzamingsprojecten van maatwerkbedrijven.12 De fractieleden van de BBB constateren dat dat arbeidsintensief klinkt. Hoe denkt u versnelling in het afhandelingsproces te brengen? Kunt u ons informeren over de vorderingen?
In de brief verwijst u naar “financiering (subsidies, leningen, garanties), vanuit bestaand instrumentarium, begeleiding (door RVO, Invest-NL en ROM's), het Nationaal Groeifonds, maatwerk, het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie en met de inzet van de NFIA en de regio's.”13 De fractieleden van de BBB vragen of dit betekent dat er geen nieuw instrumentarium wordt overwogen. Is dit voldoende effectief? Hoe gaat u invloed uitoefenen of sturen op de toekenning door de genoemde organisaties die elk hun eigen investeringsbeleid en toezicht kennen?
In de brief verwijst u naar verschillen in kostencompensatie binnen Europa door verschillende overheden. Tevens vermeldt u dat in mei een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur is gestart en dat het kabinet in de Voorjaarsnota 2025 op de beleidsaanbevelingen uit het IBO terugkomt.14 De fractieleden van de BBB vragen zich af waarom u niet overweegt om tussentijds een “noodmaatregel” in het leven te roepen. Tussen oprichting van het initiatief, bespreking in de Kamers en invoeren van wetgeving ligt dan immers minimaal anderhalf jaar, hetgeen te laat kan blijken voor cruciale bedrijven. De fractieleden van de BBB ontvangen hierop graag een toelichting.
Vanuit het Nationaal Groeifonds is de nieuwe Investeringssubsidie Maakindustrie Klimaat Neutrale Economie (IMKE) voor opschaling op het gebied van elektrolysers, zonnepanelen en batterijen gepubliceerd.15 Ondertussen wordt de salderingsregeling voor consumenten versneld beëindigd, omdat deze nadelig zou zijn voor de netcongestie. De fractieleden van de BBB vragen of u kunt uitleggen wat de gevolgen van deze opschaling zullen zijn voor het net.
De overgrote meerderheid van de bedrijven blijkt “verdeeld, van neutraal tot soms sterk negatief, met betrekking tot rentabiliteit van verduurzamingsinvesteringen en ervaren overheidssteun voor diverse knelpunten zoals netcongestie, hoge energie- en grondstofkosten en onzekerheid over ontwikkeling van duurzame energieketens. Verder bestaat er onzekerheid ten aanzien van de exacte uitwerking van regelgeving en de impact die dit heeft op hun business case, zoals de implementatie van de REDIII en de omgang met negatieve emissies.”16 De fractieleden van de BBB vragen wat u gaat doen om dit negatieve sentiment bij de industrie weg te nemen.
“In het Regeerprogramma is opgenomen dat het kabinet onderzoekt of een regionale clusteraanpak voor bedrijfsoverstijgende uitdagingen, voor bijvoorbeeld de Botlek of Chemelot, behulpzaam kan zijn voor de maatwerkbedrijven. De verkenning naar de toegevoegde waarde voor de twee genoemde gebieden wordt momenteel uitgevoerd.”17 “Als er bij een bedrijf (op korte termijn) geen aangrijpingspunten zijn voor concrete investeringen in Nederland, wordt op afzienbare termijn gestopt met maatwerkgesprekken en de vrijkomende capaciteit ingezet bij de bedrijven waar dat wel het geval is.”18 De fractieleden van de BBB vragen of dat ook geldt voor de genoemde regio's. Als er geen animo blijkt te zijn kiest u dan voor een andere regio? En als blijkt dat de aanpak wel aanslaat komen dan ook andere regio's in aanmerking voor deze clusteraanpak? Zo ja, welke regio's?
Voor de verduurzaming van de industrie wordt gewerkt met een zogenaamde clusteraanpak. “Wanneer vertraging dreigt in een cruciaal project voor de
13 |
Kamerstukken |
I |
2024/25, |
32 |
813 |
/ |
29 |
826, |
D, |
p. |
5. |
14 |
Kamerstukken |
I |
2024/25, |
32 |
813 |
/ |
29 |
826, |
D, |
p. |
5-6 |
15 |
Kamerstukken |
I |
2024/25, |
32 |
813 |
/ |
29 |
826, |
D, |
p. |
2. |
16 |
Kamerstukken |
I |
2024/25, |
32 |
813 |
/ |
29 |
826, |
D, |
p. |
3. |
17 |
Kamerstukken |
I |
2024/25, |
32 |
813 |
/ |
29 |
826, |
D, |
p. |
2. |
verduurzaming van de industrie hebben de clusterregisseurs het mandaat en de verantwoordelijkheid om stakeholders aan te spreken en de benodigde actie bespreekbaar te maken.”19 De fractieleden van de BBB vragen of een dergelijke aanpak ook mogelijk is voor de agrarische sector. Zo ja, bent u bereid dit te onderzoeken in samenwerking met de minister van LNV? Zo nee, waarom niet? De fractieleden van de BBB ontvangen hierop graag een toelichting.
“Het aandeel van de industrie aan de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden is ca. 2,5% in 2021.”20 De fractieleden van de BBB vragen of er ook meer recente gegevens beschikbaar zijn. Zo ja, kunt u die deze leden doen toekomen? De fractieleden van de BBB constateren dat er 19 piekbelasters zijn. In hoeverre hebben die hun stikstofuitstoot gereduceerd?
“De geëffectueerde stikstofdepositieruimte uit de regeling voor bovenwettelijke ammoniakreductie en de maatwerkovereenkomsten met ROCKWOOL en Yara Sluiskil wordt benut om de druk op stikstofgevoelige natuur te verminderen. Alleen als de staat van de natuur het toelaat, kan gebruikgemaakt worden van de beschikbare stikstofdepositieruimte voor de aanleg van energie-infrastructuur, het legaliseren van PAS-melders, het mogelijk maken van woningbouw en/of andere urgente maatschappelijke opgaven.”21 De fractieleden van de BBB vragen waarom de stikstofruimte wordt ingezet om de druk op stikstofgevoelige natuur te verminderen. Zou er niet als eerste een einde gemaakt moeten worden aan de onzekere situatie waar PAS-melders al jaren inzitten? De fractieleden van de BBB ontvangen hierop graag een toelichting.
“Naast het feit dat het zo streng mogelijk vergunnen van bedrijven onder de RIE wettelijk zal worden vastgelegd, zijn de regels voor kleinere installaties (niet-IPPC installaties) ondertussen al aangescherpt. Recent zijn de emissiegrenswaarden voor ammoniak in het Besluit activiteiten leefomgeving omlaag gebracht: voor nieuwe bedrijven gelden deze sinds 1 januari 2024; voor bestaande bedrijven vanaf 1 januari 2026. Hierdoor zijn extra mogelijkheden ontstaan om vergunningen aan te scherpen bij kleinere industriële installaties, zoals in de voedings- en genotsmiddelenindustrie.”22 De fractieleden van de BBB vragen of hiervoor voldoende vergunning-capaciteit voorhanden is. De fractieleden van de BBB ontvangen hierop graag een toelichting.
In de media hebben de fractieleden van de BBB gelezen dat datacenters wellicht willen vergroenen door de inzet van kleine kerncentrales. De fractieleden van de BBB vragen of u kunt ingaan op de rol die u ziet voor kernenergie bij de vergroening van de industrie. Bent u bereid de Eerste Kamer met enige regelmaat te informeren over de vorderingen op het gebied van de verduurzaming van de industrie? Zo ja, wanneer kunnen wij een volgende brief verwachten en neemt u daarin de mogelijke rol van kernenergie mee?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Christenunie Uit cijfers van het PBL blijkt dat de industrie onvoldoende CO2-reductie behaalt en Nederland de klimaatdoelen voor 2030 waarschijnlijk niet gaat halen.23 De fractieleden van de ChristenUnie vragen welke extra maatregelen u overweegt om deze achterstand in te halen, en hoe zorgt de overheid ervoor dat de industrie een eerlijke maar ook grotere bijdrage levert.
19
20
21
22
23
Kamerstukken
Kamerstukken
Kamerstukken
Kamerstukken
I 2024/25, 32
I 2024/25, 32
I 2024/25, 32
I 2024/25, 32
813 / 29 826,
813 / 29 826,
813 / 29 826,
813 / 29 826,
PBL, Klimaat- en Energieverkenning 2024.
D,
D,
D,
D,
p.
p.
p.
p.
7.
11.
12.
De inzameldoelen voor plastic worden niet gehaald, terwijl deze cruciaal zijn voor de transitie naar (meer) circulair plastic.13 De fractieleden van de ChristenUnie vragen hoe u de inzameling en recycling gaat aanscherpen, zodat normeren, stimuleren en beprijzen daadwerkelijk leiden tot een circulaire markt.
Met betrekking tot stikstof stellen de fractieleden van de ChristenUnie dat de huidige maatregelen zich vooral richten op grote ammoniak-uitstoters. De fractieleden van de ChristenUnie vragen hoe u ervoor gaat zorgen dat ook andere stikstofvormen en sectoren binnen de industrie ambitieuzer bijdragen aan het oplossen van de stikstofproblematiek.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD De fractieleden van de PvdD hebben met interesse kennisgenomen van uw brief. Naar aanleiding hiervan hebben deze fractieleden een aantal vragen.
De fractieleden van de PvdD lezen dat het kabinet onderzoekt “welke maatregelen nodig zijn om het CCS-project Aramis op gang te brengen.”14 Bent u het met de fractieleden van de PvdD eens dat de middelen die in kunstmatige CO2-opslag onder de Noordzee worden geïnvesteerd beter in de ontwikkeling van natuurlijke CO2-opslag kunnen worden geïnvesteerd? De fractieleden van de PvdD ontvangen hierop graag een toelichting.
De fractieleden van de PvdD vragen welke maatregelen u onderzoekt om meer natuurlijke CO2-opslag te realiseren. Indien u hier geen onderzoek naar doet, ontvangen de fractieleden van de PvdD graag een toelichting waarom dit niet gebeurt. “Het kabinet zet zich samen met bedrijven in om verduurzamingsprojecten tot uitvoer te laten komen, waarbij van bedrijven ook commitment wordt verwacht om investeringsbeslissingen niet voor zich uit te schuiven. Maar zelfs met deze inspanningen zal het, op basis van de interviews, waarschijnlijk lastig blijken om de indicatieve sectordoelstelling voor de industrie in 2030 te realiseren.”15 De fractieleden van de PvdD vragen wat u hieraan gaat doen, zodat bedrijven deze investeringsbeslissingen niet voor zich uit zullen schuiven.
De fractieleden van de PvdD vragen welke stappen u gaat nemen om deze cruciale sectordoelstellingen alsnog te behalen. Er wordt gesproken over alternatief beleid. Welk beleid is dit?
De fractieleden van de PvdD vragen welke concrete stappen u gaat zetten om zo snel mogelijk af te stappen van onze afhankelijkheid van olie, kolen en gas.
Het Kabinet zegt te werken aan klimaatafspraken met de twintig grootste vervuilers, maar na jarenlang onderhandelen is nog met geen enkel bedrijf een definitieve afspraak gemaakt over een verduurzamingspad.16 De fractieleden van de PvdD vragen of u kunt toelichten welke cruciale fouten er zijn gemaakt waardoor er geen enkel verduurzamingspad op tafel ligt met de twintig grootste uitstoters van Nederland.
De fractieleden van de PvdD vragen waarom het kabinet heeft besloten om 4,5 miljard euro méér fossiele subsidies uit te geven dan in de plannen van het vorige kabinet. Hoe valt deze beslissing te verantwoorden in een tijd waarin het cruciaal is om alles op alles te zetten om in 2030 minstens 55% CO2-reductie te realiseren, zo vragen de fractieleden van de PvdD.17
De fractieleden van de PvdD lezen dat het kabinet kaders wil stellen voor de ontwikkeling van circulair plastic door middel van normeren, beprijzen en stimuleren.18 De fractieleden van de PvdD vragen of u concreet kunt toelichten wat normeren, beprijzen en stimuleren inhoudt.
De fractieleden van de PvdD vragen welke stappen het kabinet gaat zetten om zo snel mogelijk naar een circulaire economie toe te werken. Bent u voornemens een nationaal plan op te stellen met concrete doelstellingen om de productie en consumptie van goederen te verminderen? Zo ja, welke stappen zet u hiertoe? Zo nee, waarom niet?
De fractieleden van de PvdD vragen of u voornemens bent om duurzame opties meer aan te moedigen die de consument kan terugzien in het (lager) beprijzen. Zo ja, graag een toelichting op welke manier u dit gaat concretiseren. Zo nee, waarom niet?
U geeft aan een visie te gaan ontwikkelen voor het gebruik van duurzame koolstof als grondstof.19 De fractieleden van de PvdD vragen welke definitie u hanteert voor duurzame koolstof. Welke 'duurzame koolstofbronnen' wilt u gaan gebruiken voor duurzame koolstof? In welke verhoudingen?
Een bron die genoemd wordt voor duurzame koolstof is onder andere het verbranden van biomassa.20 De fractieleden van de PvdD vragen of u op de hoogte bent van het feit dat het verbranden van biomassa vervuilender is dan het verbranden van kolen.21 Waarom zet u, ondanks deze kennis, alsnog stappen richting het gebruik en opschaling van biomassa?
De fractieleden van de PvdD vragen hoe u tegenover principiële keuzes staat over de vraag welke Top 20 industrieën wel/niet/een aangepaste toekomst hebben in een duurzame economie.
De fractieleden van de PvdD vragen of u bereid bent sancties in te stellen tegen de Top 20 industrieën/bedrijven die er niet in slagen hun bedrijfsvoering te verduurzamen.
De fractieleden van de PvdD vragen of u bereid bent te onderzoeken welke bijdrage de Top 20 industrieën leveren aan brede welvaart in Nederland en elders, in plaats van alleen te kijken naar de bijdrage aan het Nederlandse BBP.
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vier weken na dagtekening van deze brief.
S.M. Kluit
Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 maart 2025
Hierbij zendt het kabinet u de antwoorden op de vragen van de fracties BBB, ChristenUnie en PvdD, mede namens de SP22, over de voortgangsbrief verduurzaming industrie van 24 oktober jl., ingezonden 5 december 2024.
Sophie Hermans
Minister van Klimaat en Groene Groei 175973.01U
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB
1
De brief spreekt over “de industrie”, echter de Nederlandse industrie bestaat uit diverse soorten industrieën die in hun activiteit, omvang en impact op economie en klimaat sterk van elkaar verschillen. De fractieleden van de BBB vragen of u voornemens bent om een gediversifieerd klimaatbeleid vorm te geven die rekening houdt met deze dynamiek.
Antwoord
De industrie is een sector met een grote diversiteit aan bedrijven en activiteiten. Daar wordt dan ook rekening mee gehouden door een combinatie van generiek en specifiek beleid. Het generieke beleid bestaat uit een combinatie van normerend, beprijzend en subsidiërend beleid. Binnen de verschillende subsidieregelingen (SDE++, VEKI, DEI+, NIKI) worden er ook specifieke voorwaarden gesteld gericht op specifieke verduurzamingstechnieken en doelgroepen. Ook binnen het EU-beleid wordt er binnen het generieke beleid rekening gehouden met diverse verduurzamingspaden. Zo is het EU-ETS handelssysteem zo ingericht dat bedrijven die moeilijker kunnen verduurzamen uitstootrechten kunnen kopen bij bedrijven die makkelijker verduurzamen. Het specifieke beleid betreft bijvoorbeeld de maatwerkaanpak voor de grootste uitstoters, de clusterregisseurs voor de zes industrieclusters en ondersteuning voor het mkb. Op deze manier wordt er zowel binnen het generieke als het specifieke beleid rekening gehouden met de diversiteit van de industrie.
2
De fractieleden van de BBB lezen: “We hebben de afgelopen jaren gezien dat dit kan. De Nederlandse economie bleef groeien terwijl er belangrijke stappen werden gezet in de verduurzaming van de economie en de CO2-uitstoot daalde.” De fractieleden van de BBB vragen of u dit nader kunt duiden met cijfermatige onderbouwing.
Antwoord
Op nationaal niveau zijn de broeikasgasemissies (in CO2-equivalenten; CO2-eq.) van 228,1 Mton in 1990 gedaald tot 146,8 Mton in 2023. Dit is een reductie van bijna 36%. Deze reductie komt voort uit emissiereductie bij verschillende klimaatsectoren. Tegelijkertijd groeide de economie (in termen van BBP, in prijsniveau 2021) van 1995 tot 2021 met bijna 62%. Ditzelfde patroon is zichtbaar voor de klimaatsector industrie. Over de periode 1990 tot en met 2023 zijn de broeikasgasemissies binnen de industrie van 86,8 Mton CO2-eq. afgenomen tot 46,6 Mton CO2-eq. Dit is een reductie van ruim 46%. Tegelijkertijd groeide de bruto toegevoegde waarde van de klimaatsector industrie met ongeveer 28% (deze stijging is inclusief de afbouw van de gaswinning in Groningen). Hetzelfde patroon is eveneens zichtbaar in de emissie-intensiteit van de klimaatsector industrie die, gedefinieerd als kilo CO2-eq. per euro toegevoegde waarde, over de afgelopen jaren (2015 tot en met 2022) met bijna 22% is afgenomen (zie ook de Monitor Verduurzaming Industrie 2023 die jaarlijks door het CBS wordt opgesteld).
Alleen in de meest recente jaren (2022 en 2023) zien we een daling in productie bij de energie-intensieve industrie, onder andere door de sterk gestegen energieprijzen en onderhoud, en de daarmee gepaard gaande daling in broeikasgasemissies (dit betreft een groot deel van de meest recente daling van 7 Mton). Bij verder normaliserende energieprijzen zal de productie zich naar verwachting verder herstellen (conform uitgangspunten van het PBL ten aanzien van de puntschatting in de KEV 2024)23 en zal de uitstoot weer toenemen. Dit doet echter niet af aan het algemene patroon van de afgelopen perioden dat emissiereductie gepaard is gegaan met een toename in economische activiteit en bedrijvigheid.
Tenslotte heeft dit kabinet nadrukkelijk als doel om emissiereductie te realiseren binnen de industrie zonder dat dit ten koste gaat van productie. Juist door de productie hier te houden hebben we grip op de wijze waarop wordt geproduceerd en kan worden gestuurd op schonere productiemethoden. Afschalen van productie in Nederland zal voorlopig leiden tot een toename van productie in het buitenland waar mogelijk meer CO2-emissies bij vrijkomen. Dit leidt tot economische schade zonder dat dit het klimaat ten goede komt.
3
“De uitstoot van de industrie is in de afgelopen jaren substantieel gedaald (4,2 Mton CO2-equivalenten reductie in 2022 ten opzichte van 2021). Dit komt deels door lagere productie en niet door verduurzaming.” De fractieleden van de BBB vragen hoe deze constatering zich verhoudt tot de voornoemde stelling dat de economie bleef groeien en de CO2-uitstoot daalde. Wat zijn de belangrijkste oorzaken van de lagere productie? Kan er naast verduurzaming ook worden ingezet op een lagere productie om de klimaatdoelstellingen te realiseren? De fractieleden van de BBB ontvangen hierop graag een toelichting.
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 2.
4
De ambitie voor CO2-reductie binnen de industrie is hoog: in het klimaatakkoord en na aanvullende klimaatmaatregelen van het vorige kabinet is het doel voor de industrie bepaald op 67% reductie in 2030.” De fractieleden van de BBB vragen of het uw intentie is om het beleid van het vorige kabinet op gelijke wijze door te zetten op alle onderdelen. Zo nee, welke onderdelen zullen opnieuw worden herijkt en waarom?
Antwoord
Conform het regeerprogramma houden we vast aan de (sectorale) klimaatdoelen voor 2030. Alleen als we de doelen niet halen, maken we alternatief beleid. In het najaar
bleek uit de KEV 202424 dat we niet op koers liggen om de doelen te halen. Op dit
moment werkt het kabinet dan ook aan een pakket met alternatief beleid om de doelen
binnen bereik te krijgen. Hierover wordt de Kamer in het voorjaar 2025 geïnformeerd.
5
In uw brief wordt geconstateerd dat de concurrentiepositie van de energie-intensieve industrie onder druk staat, ondanks de goede ligging, verbindingen en kennis én dat de opgelopen rente voor investeringen, de hoge energieprijzen en nettarieven en de onzekerheid over het moment dat nieuwe energie-infrastructuur beschikbaar is, ervoor zorgen dat investeringsbeslissingen worden uitgesteld. Ook wordt gerefereerd aan haalbaarheid, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid. De fractieleden van de BBB vragen of u inzicht kunt geven in de ontwikkelingen van rente, energieprijzen en nettarieven in de ons omliggende landen. Kunt u duiding geven aan de bestaande verschillen? Kunt u aangeven of in de verdere vormgeving van de klimaatplannen er voor deze componenten flankerend beleid wordt overwogen?
Antwoord
E-bridge heeft afgelopen jaar onderzocht hoe de elektriciteitskosten voor Nederlandse grote afnemers zich verhouden tot de kosten in Duitsland, België en Frankrijk25. De verschillen in elektriciteitskosten voor elektriciteit intensieve industrie worden met name veroorzaakt doordat in buurlanden meer kortingen en subsidies worden gegeven op deze kosten. In het IBO Bekostiging elektriciteitsinfrastructuur worden beleidsopties onderzocht die bijdragen aan de concurrentiepositie en de betaalbaarheid. Aan de hand van de beleidsaanbevelingen uit dit in februari 2025 op te leveren IBO zal het kabinet maatregelen hieromtrent in overweging nemen.
6
De fractieleden van de BBB vragen of er inzicht is in de aantallen en omvang van energie-intensieve bedrijven welke de afgelopen jaren Nederland qua productie hebben verlaten of voornemens zijn in te wisselen voor een locatie met lagere energieprijzen en lagere, eenvoudiger, goedkopere duurzaamheidseisen. Kunt u aangeven of, en zo ja op welke wijze wetsvoorstellen op het gebied van verduurzaming van de industrie ter goedkeuring zullen worden aangeboden met een duidelijk toetsingskader op het gebied van haalbaarheid, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid?
Antwoord
Ten aanzien van de vestigings- en productiebeslissing van energie-intensieve bedrijven spelen een verscheidenheid van factoren een rol, waaronder de energiekosten. De monitor Ondernemingsklimaat 2024 onderschrijft dit. Het wordt niet bijgehouden wat het aantal en omvang van bedrijven is dat de afgelopen jaren Nederland heeft verlaten vanwege lagere energieprijzen en goedkopere of eenvoudigere duurzaamheidseisen. Voornemens van bedrijven om zich elders te vestigen evenmin. Wel zijn er voorbeelden dat de energieprijzen een effect hebben gehad op de levensvatbaarheid van een aantal energie-intensieve bedrijven in onder andere de metaalsector.
Er is geen speciaal toetsingskader opgesteld voor de wetsvoorstellen op het gebied van de verduurzaming van de industrie. Deze wetsvoorstellen doorlopen het reguliere wetgevingsproces, waarbij standaard een uitvoeringstoets wordt uitgevoerd en waarbij de financiële en niet-financiële gevolgen voor bedrijven worden toegelicht in de memorie van toelichting.
7
In de brief refereert u aan het Draghi-rapport en het belang van een Europese aanpak. Tegelijkertijd stelt u dat Nederland niet kan wachten op Europese voorstellen. De fractieleden van de BBB vragen hoe u denkt dit te doen zonder het gevaar te lopen dat we een “extra kop” bovenop de Europese voorstellen zetten.
Antwoord
Voor de verduurzaming van de industrie is het van belang om het gelijk speelveld te bewaken en te zorgen voor een goed investeringsklimaat. Met de maatregelen, zoals de maatwerkaanpak of maatwerksubsidies voor stikstofreductie, zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 24 oktober jl. gaan we zo snel mogelijk aan de slag en hoeven we niet te wachten op Europese voorstellen. In het voorjaar zal het kabinet een alternatief beleidspakket presenteren waarbij nadrukkelijk ook aandacht is voor concurrentiekracht. Daarnaast zetten we ook Europees in op een gelijk speelveld, bijvoorbeeld door harmonisatie van nettarieven.
8 “Onder het vorige kabinet is ingezet op de uitwerking van een circulaire plastic norm, die bedrijven in Nederland vanaf 2027 bij het maken van nieuwe plastics verplicht om duurzame bio-grondstoffen en/of gerecycled plastic afval (recyclaat) toe te passen. Ook heeft het vorige kabinet in totaal € 267 miljoen aan subsidie uit het klimaatfonds geoormerkt voor de transitie naar circulair plastic om bedrijven te ondersteunen bij deze transitie. De subsidies zijn onder meer bedoeld voor het doen van investeringen voor het opschalen van inzamel- en recyclecapaciteit van circulair plastic. Die investeringen zijn hard nodig om circulair plastic te kunnen laten concurreren met virgin plastic. Dat is ook van belang met het oog op de overvloed aan virgin plastic van buiten de EU, waardoor het verdienmodel voor recycling zwaar onder druk staat.” De fractieleden van de BBB stellen dat inmiddels de eerste plasticbedrijven al failliet zijn. Bij andere bedrijven wordt de productie overgebracht naar landen waar deze norm niet geldt. Herkent u dit probleem? Bent u het met de fractieleden van de BBB eens dat dit wordt veroorzaakt door koppen op Europese regelgeving? Wat gaat u doen om voor onze industrie een gelijk speelveld te creëren?
Antwoord
Het kabinet herkent dat de mondiale concurrentiepositie van de Europese plasticmarkt onder druk staat bij zowel de productie van virgin plastic als de recycling van plastic afval. De oorzaken van faillissement verschillen per bedrijf. Er is wel een aantal hoofdlijnen aan te wijzen, zoals de concurrentie van recyclaat met goedkoop, nieuw (virgin) plastic uit de VS en Azië. Aangaande de plastic norm, die momenteel in ontwikkeling is, zal er in het voorjaar van 2025 een weging plaatsvinden in relatie tot economische impact; de plastic norm en de in het regeerakkoord aangekondigde plasticheffing worden daarbij in samenhang bezien.
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat werkt in nauwe samenwerking met andere betrokken departementen aan maatregelen voor structurele verandering aan de markt voor circulair plastic op alle niveaus. Op Europees niveau spant het kabinet zich in voor beleid voor duurzame koolstof (recyclaat, duurzame biogrondstoffen en CO2) in de chemie. Ook bespreekt het kabinet met de Europese Commissie welke mogelijkheden er zijn om de polymeer- en recyclaatproductie beter te ontwikkelen en te beschermen. De Europese Commissie komt naar verwachting op korte termijn met de Clean Industrial Deal, die onder andere strekt tot verduurzaming en versterking van de (chemische) industrie in de EU. Daarnaast pleit dit kabinet op Europees niveau voor recyclaateisen in verschillende productverordeningen.
9
“Het kabinet wil energiekosten niet significant uit de pas laten lopen met buurlanden.” De fractieleden van de BBB vragen of u kunt aangeven wat “niet significant uit de pas lopen” betekent. Deze leden ontvangen hierop graag een toelichting.
Antwoord
Afgelopen jaar is door E-bridge onderzocht hoe de elektriciteitskosten voor Nederlandse industriële grootverbruikers zich verhouden tot die in buurlanden en hoe deze zich naar verwachting ontwikkelen richting 203026. Hieruit blijkt dat de elektriciteitskosten flink uit de pas lopen met ons omringende landen. Zodanig dat deze kosten de doorslag kunnen geven voor een bedrijf om productie dan wel verduurzamingsinvesteringen naar het buitenland te verplaatsen. Het kabinet streeft naar een gelijk speelveld voor Nederlandse bedrijven met bedrijven in buurlanden. In dat licht betekent “niet significant uit de pas lopen” dat er altijd verschillen zullen zijn in elektriciteitskosten tussen landen, maar dat deze niet van doorslaggevende invloed zijn op de concurrentiepositie van bedrijven.
10
“Tevens wil het kabinet meer aandacht gaan besteden aan de opbouw van nieuwe industrie, waardoor we een toekomstbestendige industrie hebben die de motor wordt voor Nederlandse innovatie in groene technieken en producten.” De fractieleden van de BBB vragen of u kunt duiden of definiëren wat verstaan wordt onder “nieuwe industrie” en “groene technieken”. Wat zijn de te verwachten gevolgen van deze verschoven aandacht voor de “oude industrie” in termen van het vestigingsklimaat, de economie en de werkgelegenheid?
Antwoord
Het gaat bij nieuwe industrie om nieuwe innovatieve groene bedrijvigheid (start-ups, scale-ups & buitenlandse bedrijven die zich vestigen in Nederland) en om bestaande industrie die met nieuwe innovatieve technieken verduurzaamt. Dit leidt tot bedrijvigheid met “nieuwe groene technieken” zoals nieuwe grondstoffen, nieuwe productiemethoden en/of nieuwe groene eindproducten. Hiervoor wordt aangesloten bij de kansrijke groeimarkten voor Nederland zoals die met de Kamer zijn gedeeld in december 202327. De opbouw van nieuwe industrie geeft Nederland de mogelijkheid om concurrerend en welvarend te blijven, werkgelegenheid te behouden en het risico op stilstand en achteruitgang te voorkomen. Hierbij is geen sprake van verschuiving van de aandacht van oud naar nieuw, maar van een verbreding van de doelgroep, waarbij er ook oog is voor nieuwe spelers.
11
In de brief verwijst u naar “financiering (subsidies, leningen, garanties), vanuit bestaand instrumentarium, begeleiding (door RVO, Invest-NL en ROM's), het Nationaal Groeifonds, maatwerk, het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie en met de inzet van de NFIA en de regio's.” De fractieleden van de BBB vragen of dit betekent dat er geen nieuw instrumentarium wordt overwogen. Is dit voldoende effectief? Hoe gaat u invloed uitoefenen of sturen op de toekenning door de genoemde organisaties die elk hun eigen investeringsbeleid en toezicht kennen?
Antwoord
De financieringsmarkt en het huidige financieringsinstrumentarium functioneert op hoofdlijnen goed, desondanks is er een tekort aan durfkapitaal voor latere groeifasen van innovatieve scale-ups geconstateerd28. In de kabinetsreactie op het IBO-bedrijfsfinanciering, zoals op 6 december jl. met de Tweede Kamer gedeeld29, wordt ingegaan op de oplossingsrichtingen. Desondanks blijven we alert op het risico dat nieuwe groene bedrijven zich buiten Nederland vestigen bij knelpunten in de latere groeifasen van nieuwe industrie in Nederland. Daarmee zou zogenoemde groene weglek kunnen ontstaan. Vanuit het ministerie worden momenteel al op projectmatige basis investeringen actief begeleid door bijvoorbeeld de structurering van de financieringsvragen en verbinden met financiële partijen. Het departement blijft zich de komende jaren, in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken, sterk maken om de door de Kamer genoemde partijen zo effectief mogelijk in te zetten bij investeringsvraagstukken. Dit zal ook onderdeel zijn van de aanpak voor nieuwe industrie. Verder wijst het kabinet bij andere financiers, zij het publiek of privaat, op het toekomstpotentieel van de nieuwe groene industrie.
12
In de brief verwijst u naar verschillen in kostencompensatie binnen Europa door verschillende overheden. Tevens vermeldt u dat in mei een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur is gestart en dat het kabinet in de Voorjaarsnota 2025 op de beleidsaanbevelingen uit het IBO terugkomt. De fractieleden van de BBB vragen zich af waarom u niet overweegt om tussentijds een "noodmaatregel" in het leven te roepen. Tussen oprichting van het initiatief, bespreking in de Kamers en invoeren van wetgeving ligt dan immers minimaal anderhalf jaar, hetgeen te laat kan blijken voor cruciale bedrijven. De fractieleden van de BBB ontvangen hierop graag een toelichting.
Antwoord
Voor de korte termijn heeft het kabinet in 2024 besloten om de indirecte kostencompensatie over 2023 eenmalig opnieuw open te stellen; daar is ook geen wettelijke aanpassing voor nodig en geldt derhalve ook geen lange implementatieperiode. Voor de langere termijn wil het kabinet een integraal afgewogen beslissing nemen aan de hand van de beleidsopties die uit het IBO zullen komen. Bedrijven die willen verduurzamen hebben immers behoefte aan langjarige zekerheid om investeringsbeslissingen te kunnen nemen.
13
Vanuit het Nationaal Groeifonds is de nieuwe Investeringssubsidie Maakindustrie Klimaat Neutrale Economie (IMKE) voor opschaling op het gebied van elektrolysers, zonnepanelen en batterijen gepubliceerd. Ondertussen wordt de salderingsregeling voor consumenten versneld beëindigd, omdat deze nadelig zou zijn voor de netcongestie. De fractieleden van de BBB vragen of u kunt uitleggen wat de gevolgen van deze opschaling zullen zijn voor het net.
Antwoord
De IMKE-regeling is gericht op het stimuleren van investeringen in productielijnen voor het produceren van (noodzakelijke onderdelen voor) elektrolysers, batterijen en zonnepanelen. Hiermee draagt de IMKE-regeling bij aan het versterken van het Nederlands verdienvermogen op het gebied van deze duurzame technologieën. De producten die via deze productielijnen worden geproduceerd zijn niet enkel voor de Nederlandse markt bedoeld en kunnen naar markten over de hele wereld worden geëxporteerd. De gevolgen van deze opschaling voor netcongestie in Nederland zijn daarom beperkt.
14
De overgrote meerderheid van de bedrijven blijkt "verdeeld, van neutraal tot soms sterk negatief, met betrekking tot rentabiliteit van verduurzamingsinvesteringen en ervaren overheidssteun voor diverse knelpunten zoals netcongestie, hoge energie- en grondstofkosten en onzekerheid over ontwikkeling van duurzame energieketens. Verder bestaat er onzekerheid ten aanzien van de exacte uitwerking van regelgeving en de impact die dit heeft op hun business case, zoals de implementatie van de REDIII en de omgang met negatieve emissies." De fractieleden van de BBB vragen wat u gaat doen om dit negatieve sentiment bij de industrie weg te nemen.
Antwoord
Het negatieve sentiment en de onzekerheid bij de industrie zijn zorgwekkend, maar ook begrijpelijk. In het Regeerprogramma heeft het kabinet aangegeven dat het van het grootste belang is dat de industrie en het bedrijfsleven investeringszekerheid geboden worden. De inzet is dan ook gericht op zo snel mogelijke uitvoering van geagendeerd beleid. Op die manier moeten de knelpunten opgelost worden zodat bedrijven kunnen verduurzamen. Daarnaast zet het Kabinet in op groene groei door verduurzaming en concurrentiekracht aan elkaar te verbinden. In het voorjaar zal het kabinet een alternatief beleidspakket presenteren, waarbij er nadrukkelijk aandacht is voor de randvoorwaarden en het investeringsklimaat. Daarvoor zal onder andere geput worden uit het IBO bekostiging elektriciteitsinfrastructuur ten behoeve van concurrerende elektriciteitsprijzen. Het kabinet zal ook op zo kort mogelijke termijn meer duidelijkheid bieden t.a.v. de implementatie van de REDIII richtlijn wat betreft groene waterstof en komt in het voorjaar met een routekaart koolstofverwijdering voor meer duidelijkheid over de rol van negatieve emissies.
15
“In het Regeerprogramma is opgenomen dat het kabinet onderzoekt of een regionale clusteraanpak voor bedrijfsoverstijgende uitdagingen, voor bijvoorbeeld de Botlek of Chemelot, behulpzaam kan zijn voor de maatwerkbedrijven. De verkenning naar de toegevoegde waarde voor de twee genoemde gebieden wordt momenteel uitgevoerd." “Als er bij een bedrijf (op korte termijn) geen aangrijpingspunten zijn voor concrete investeringen in Nederland, wordt op afzienbare termijn gestopt met maatwerkgesprekken en de vrijkomende capaciteit ingezet bij de bedrijven waar dat wel het geval is." De fractieleden van de BBB vragen of dat ook geldt voor de genoemde regio's. Als er geen animo blijkt te zijn kiest u dan voor een andere regio? En als blijkt dat de aanpak wel aanslaat komen dan ook andere regio's in aanmerking voor deze clusteraanpak? Zo ja, welke regio's?
Antwoord
Naar aanleiding van het hoofdlijnenakkoord is een verkenning gestart met als doel om de concrete opties voor versnelde reductie van CO2 in 2030, aanvullend op de lopende maatwerkaanpak, te inventariseren. Op dit moment loopt de verkenning naar bedrijfsoverstijgende uitdagingen in relatie tot versnelde CO2 reductie in Botlek en op Chemelot. In deze industrieclusters zijn meerdere maatwerkbedrijven gevestigd en spelen diverse onderlinge afhankelijkheden tussen bedrijven. De Tweede Kamer wordt in de reguliere voortgangsbrief Verduurzaming Industrie in het eerste kwartaal van 2025 geïnformeerd over de uitkomst van deze verkenning.
In het geval er concrete, aanvullende opties zijn die bijdragen aan de doelstellingen van de maatwerkaanpak, ligt het voor de hand om te bezien of die opties er ook in de overige industrieclusters zijn. Vastgesteld kan worden dat er in de huidige maatwerkaanpak geen drempel is om bindende, wederkerige afspraken te maken met meer dan 1 bedrijf over versnelde reductie van CO2 in 2030.
16
Voor de verduurzaming van de industrie wordt gewerkt met een zogenaamde clusteraanpak. “Wanneer vertraging dreigt in een cruciaal project voor de verduurzaming van de industrie hebben de clusterregisseurs het mandaat en de verantwoordelijkheid om stakeholders aan te spreken en de benodigde actie bespreekbaar te maken." De fractieleden van de BBB vragen of een dergelijke aanpak ook mogelijk is voor de agrarische sector. Zo ja, bent u bereid dit te onderzoeken in samenwerking met de minister van LNV? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het kabinet heeft zich gecommitteerd aan de internationale verplichtingen op het gebied van natuur, water en klimaat. Hieraan voldoen is een opgave en het behouden van voortgang is noodzakelijk. Contact houden met agrarische ondernemers en andere stakeholders is essentieel om die voortgang te behouden en hen goed te kunnen helpen in het maken van keuzes die bijdragen aan het halen van onze internationale verplichtingen.
Daarom zet de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur via de aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur (RLN) in op aanvullend gebiedsgericht beleid in gebieden met een grote opgave. De contouren van deze aanpak zijn op 29 november gedeeld met de Kamer30. Onderdeel van de aanpak RLN is het concentreren van de Rijksinzet, het beleid en instrumenten op gebieden waar de opgaven en urgentie het grootst zijn. Zo dragen we gericht en efficiënt bij aan doelbereik. Evenals de clusteraanpak binnen de industrie, is de RLN een gebiedsaanpak. Hier bestaat een parallel tussen beide aanpakken.
De Rijksinzet van de RLN in deze gebieden is, waar nodig, ondernemersgericht. Dit houdt in dat de inzet bijvoorbeeld kan bestaan uit zaakbegeleiding op het boerenerf bij complexe opgaven. Via zaakbegeleiders kunnen agrarische ondernemers diverse vraagstukken over de realisatie van opgaven bij de overheid adresseren. De minister van LVVN werkt de Rijksinzet in gebieden en op het boerenerf in samenspraak met overheden en andere partijen momenteel verder uit.
Onderdeel van de aanpak RLN is ook het verbinden van beleid en de uitvoering in de praktijk. In dit spoor wil de minister van LVVN via contact met individuele ondernemers en de sector bestaande knelpunten in regelgeving in gebieden ophalen en aanpakken. In het gericht adresseren van knelpunten ziet het kabinet ook een parallel met de clusteraanpak voor de verduurzaming van de industrie. Ik ben altijd bereid om met de minister van LVVN in gesprek te gaan over de lessen van de clusteraanpak.
17
“Het aandeel van de industrie aan de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden is ca. 2,5% in 2021.” De fractieleden van de BBB vragen of er ook meer recente gegevens beschikbaar zijn. Zo ja, kunt u die deze leden doen toekomen? De fractieleden van de BBB constateren dat er 19 piekbelasters zijn. In hoeverre hebben die hun stikstofuitstoot gereduceerd?
Antwoord
Recent publiceerde het RIVM de nieuwste editie van de Monitor Stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden31. De industrie en energiesector zijn in dit rapport samengevoegd, en hun depositie-bijdrage op stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden in 2022 is ca. 2,17% van de totale stikstofdepositie (tabel 8). Dit is een bijdrage van 31 mol/ha/jaar ten opzichte van de totale depositie op stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden van 1427 mol/ha/jaar. De cijfers voor 2023 en 2024 zijn nog niet beschikbaar.
Specifieke emissiecijfers van de 19 industriële bedrijven die voorkomen op de RIVM lijst van 3000 piekbelasters zijn te vinden in het openbare elektronische milieujaarverslag32. Op 2 december is de regeling 'Beperking ammoniakuitstoot bij industriële piekbelasters (BAIP)' geopend. Daarnaast zijn de in de voortgangsbrief gemelde maatwerkafspraken gemaakt. Deze maatregelen zijn gericht op bovenwettelijke reductie van ammoniak. Bedrijven die in aanmerking (willen) komen werken momenteel plannen uit, die resulteren in vermindering van ammoniakemissie wanneer de installaties operationeel zijn. Naar verwachting zal tussen 2026 en 2028 de vermindering bij de bedrijven optreden.
18 “De geëffectueerde stikstofdepositieruimte uit de regeling voor bovenwettelijke ammoniakreductie en de maatwerkovereenkomsten met ROCKWOOL en Yara Sluiskil wordt benut om de druk op stikstofgevoelige natuur te verminderen. Alleen als de staat van de natuur het toelaat, kan gebruikgemaakt worden van de beschikbare stikstofdepositieruimte voor de aanleg van energie-infrastructuur, het legaliseren van PAS-melders, het mogelijk maken van woningbouw en/of andere urgente maatschappelijke opgaven.” De fractieleden van de BBB vragen waarom de stikstofruimte wordt ingezet om de druk op stikstofgevoelige natuur te verminderen. Zou er niet als eerste een einde gemaakt moeten worden aan de onzekere situatie waar PAS-melders al jaren inzitten? De fractieleden van de BBB ontvangen hierop graag een toelichting.
Antwoord
Waar mogelijk moeten PAS-melders inderdaad worden gelegaliseerd. Hier wordt actief naar gekeken. In de brief van 24 oktober jl. wordt toegelicht dat in 2023 voor Yara Sluiskil een maatwerksubsidie is goedgekeurd ten behoeve van de installatie van een bovenwettelijke, ammoniakreducerende maatregel op één van de granulatiefabrieken. Hierbij is actief bekeken of de provincie Zeeland PAS-melders kan legaliseren. Er lijken enkele mogelijkheden tot legalisatie te zijn, die ook worden uitgewerkt. Wel blijft relevant dat de depositiereducties die kunnen worden ingezet voor PAS-melders zich beperken tot een straal van 25km rond het emissiepunt van de fabriek.
Uit geldende rechtspraak volgt dat stikstofruimte alleen kan worden ingezet voor vergunningen indien deze ruimte niet nodig is om de instandhoudingsdoelen van een Natura 2000-gebied te bereiken. Wanneer de ruimte niet voor vergunningen kan worden gebruikt, heeft de gerealiseerde stikstofreductie wel een positief effect voor (economische) activiteiten rond het betreffende Natura 2000-gebied. Elke stikstofdaling versnelt immers het moment dat gemakkelijker een vergunning kan worden verleend, omdat de natuur er beter voor staat. De benutting van eventueel vrijvallende stikstofruimte is aan het bevoegd gezag (provincies). In de voortgangsbrief heeft het kabinet aangegeven de komende periode met de relevante bevoegde gezagen en andere belanghebbenden te bekijken welke mogelijkheden er zijn.
19
“Naast het feit dat het zo streng mogelijk vergunnen van bedrijven onder de RIE wettelijk zal worden vastgelegd, zijn de regels voor kleinere installaties (niet-IPPC installaties) ondertussen al aangescherpt. Recent zijn de emissiegrenswaarden voor ammoniak in het Besluit activiteiten leefomgeving omlaag gebracht: voor nieuwe bedrijven gelden deze sinds 1 januari 2024; voor bestaande bedrijven vanaf 1 januari 2026. Hierdoor zijn extra mogelijkheden ontstaan om vergunningen aan te scherpen bij kleinere industriële installaties, zoals in de voedings- en genotsmiddelenindustrie.” De fractieleden van de BBB vragen of hiervoor voldoende vergunning-capaciteit voorhanden is. De fractieleden van de BBB ontvangen hierop graag een toelichting.
Antwoord
Provincies en gemeenten vormen het bevoegd gezag en zijn verantwoordelijk voor de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving van omgevingsvergunningen van bedrijven. Deze taken worden in opdracht van deze provincies en gemeenten verricht door Omgevingsdiensten. Deze voeren verplicht minimaal het basistakenpakket uit. Het is de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag als eigenaren van de omgevingsdiensten om ervoor te zorgen dat deze organisaties in staat zijn voldoende personeel te werven. Bij het wijzigen van regelgeving worden de extra lasten voor vergunningverlening, handhaving en toezicht onderzocht. Het is waar dat veel omgevingsdiensten al langer met personeelstekorten kampen. De arbeidsmarkt is krap.
Daarom zijn dit jaar alle omgevingsdiensten met inzet van middelen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gestart met een grootschalige wervingscampagne. Specifiek voor de zes grote Omgevingsdiensten is extra budget beschikbaar gesteld van in totaal 35 miljoen euro voor de vergunningverlening rond de maatwerkbedrijven.
20
In de media hebben de fractieleden van de BBB gelezen dat datacenters wellicht willen vergroenen door de inzet van kleine kerncentrales. De fractieleden van de BBB vragen of u kunt ingaan op de rol die u ziet voor kernenergie bij de vergroening van de industrie. Bent u bereid de Eerste Kamer met enige regelmaat te informeren over de vorderingen op het gebied van de verduurzaming van de industrie? Zo ja, wanneer kunnen wij een volgende brief verwachten en neemt u daarin de mogelijke rol van kernenergie mee?
Antwoord
Onder het SMR programma (Small Modular Reactors) zoekt het kabinet uit wat voor potentie kleine kerncentrales hebben voor de verduurzaming van de Nederlandse industrie. Allereerst kijkt het kabinet naar de lokale en regionale vraag, door middel van de Cluster Energie Strategieën 3.0. Ook is het kabinet in gesprek met de industrieclusters over mogelijke interesse in SMR's. De eerste conclusies uit deze gesprekken verwacht het kabinet in het voorjaar van 2025 met de Kamer te kunnen delen. Het kabinet rapporteert elk half jaar de voortgang van de verduurzaming van de industrie aan de Tweede Kamer. Het kabinet zal hierbij afschriften van de voortgangsbrieven ook aan de Eerste Kamer sturen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Christenunie
21
Uit cijfers van het PBL blijkt dat de industrie onvoldoende CO2-reductie behaalt en Nederland de klimaatdoelen voor 2030 waarschijnlijk niet gaat halen. De fractieleden van de ChristenUnie vragen welke extra maatregelen u overweegt om deze achterstand in te halen, en hoe zorgt de overheid ervoor dat de industrie een eerlijke maar ook grotere bijdrage levert.
Antwoord
In het voorjaar zal het kabinet een pakket aan maatregelen met alternatief beleid presenteren om het klimaatdoel van 2030 binnen bereik te brengen. In de KEV 202433 staat dat de industrie naar verwachting in 2030 een emissiereductie van 56% zal hebben gerealiseerd. Dat is veel, maar nog onvoldoende om het reductiedoel van de industrie te bereiken. In de praktijk blijkt de uitvoering hardnekkig en is het voor bedrijven niet altijd mogelijk om te verduurzamen vanwege ontbrekende randvoorwaarden en een ongelijk internationaal speelveld. Voor deze bedrijven zet het kabinet in op zo snel mogelijke realisatie van randvoorwaarden zoals energie-infrastructuur, waarbij er ook aandacht is voor het internationaal gelijk speelveld en concurrentiekracht.
22
De inzameldoelen voor plastic worden niet gehaald, terwijl deze cruciaal zijn voor de transitie naar (meer) circulair plastic. De fractieleden van de ChristenUnie vragen hoe u de inzameling en recycling gaat aanscherpen, zodat normeren, stimuleren en beprijzen daadwerkelijk leiden tot een circulaire markt.
Antwoord
In antwoorden op Kamervragen door de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat - Openbaar Vervoer en Milieu (I&W) van 7 oktober jl.34 is aangegeven dat de wettelijke inzameldoelstelling voor plastic flessen van 90% nog niet wordt gehaald. De recycle- en hergebruikdoelstellingen voor onder andere plastic verpakkingen worden wel gehaald. In 2023 werd 49% van de plastic verpakkingen gerecycled35. Dat is 5% boven de gestelde doelstelling van 44% voor 2023. De gecombineerde recycle- en hergebruikdoelstelling, die naast recycling ook hergebruik meeneemt, wordt zelfs ruimschoots gehaald: een resultaat van 82% ten opzichte van de vereiste 44%.
Momenteel worden de regelingen voor zowel plastic flessen als verpakkingen geëvalueerd. De uitkomsten van de evaluatie worden gebruikt om te bepalen of en welke aanpassingen in de wetgeving noodzakelijk, nuttig en mogelijk zijn. Over de resultaten van de evaluatie wordt de Tweede Kamer in het voorjaar van 2025 geïnformeerd door de staatssecretaris van I&W. Tot slot stelt de aankomende Europese Verpakkingenverordening veel nieuwe eisen aan (kunststof) verpakkingen, zoals dat ze recyclebaar moeten zijn en ook op schaal gerecycled moeten worden. Ook wordt het verplicht kunststofrecyclaat toe te passen in kunststofverpakkingen. Hiermee wordt een gelijk speelveld gecreëerd en de recycling gestimuleerd.
23
Met betrekking tot stikstof stellen de fractieleden van de ChristenUnie dat de huidige maatregelen zich vooral richten op grote ammoniak-uitstoters. De fractieleden van de ChristenUnie vragen hoe u ervoor gaat zorgen dat ook andere stikstofvormen en sectoren binnen de industrie ambitieuzer bijdragen aan het oplossen van de stikstofproblematiek.
Antwoord
De industrie stoot zowel ammoniak (NH3) als stikstofoxide (NOx) uit. De inzet van het kabinet is om ook NOx-uitstoot bij de industrie verder te verlagen. Vanwege de samenhang met het Klimaatbeleid en het Milieubeleid (integrale benadering) wordt daarbij aangehaakt op twee bestaande ambitieuze sporen, namelijk enerzijds bestaande milieuwetgeving waarbij wordt voldaan aan strengere emissiegrenswaarden binnen de bandbreedte van de Best Beschikbare Technieken (BBT) en anderzijds algehele verduurzaming door vermindering van fossiel gebruik, waarbij geldt dat CO2 reductie ook leidt tot minder emissies van stikstofoxides.
Het feit dat het kabinet heeft gekozen om de beperkte middelen voor de Aanpak Piekbelasters Industrie in te zetten voor ammoniakreductie is gelegen in het feit dat de hiervoor genoemde beleidsprikkels niet of minder werken voor ammoniak-emisises bij een beperkt aantal grote installaties en er mogelijkheden zijn om relatief kosteneffectief een aanzienlijke hoeveelheid ammoniak-emissie bovenwettelijk te reduceren, waardoor een betekenisvolle bijdrage wordt geleverd aan het oplossen van de stikstofproblematiek. Daarbij wordt ook in ogenschouw genomen dat als gevolg van het verschil in eigenschappen en verspreidingskarakter tussen NOx en NH3, de reductie van stikstofoxiden een lager effect heeft op de depositiedaling op Natura 2000-gebieden dan ammoniak. Het effect is ook afhankelijk van de bronkenmerken, zoals de uitstoothoogte en de afstand tot Natura 2000-gebieden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD
24
De fractieleden van de PvdD lezen dat het kabinet onderzoekt “welke maatregelen nodig zijn om het CCS-project Aramis op gang te brengen.” Bent u het met de fractieleden van de PvdD eens dat de middelen die in kunstmatige CO2-opslag onder de Noordzee worden geïnvesteerd beter in de ontwikkeling van natuurlijke CO2-opslag kunnen worden geïnvesteerd? De fractieleden van de PvdD ontvangen hierop graag een toelichting.
Antwoord
Om te klimaatdoelen te realiseren zullen we zowel permanente geologische opslag als natuurlijke koolstofopslag nodig hebben. Er wordt in beide ontwikkelingen geïnvesteerd. Op termijn is CCS ook nodig voor het bewerkstelligen van negatieve emissies (koolstofverwijdering) ten behoeve van klimaatneutraliteit. Er wordt momenteel gewerkt aan een Routekaart Koolstofverwijdering. Deze routekaart zal onder andere ingaan op de rol van permanente en tijdelijke koolstofverwijdering-technologieën (waar permanente geologische opslag respectievelijk natuurlijke opslag onder vallen). De Routekaart Koolstofverwijdering zal naar verwachting in de eerste helft van 2025 naar de Tweede Kamer verstuurd worden.
25
De fractieleden van de PvdD vragen welke maatregelen u onderzoekt om meer natuurlijke CO2-opslag te realiseren. Indien u hier geen onderzoek naar doet, ontvangen de fractieleden van de PvdD graag een toelichting waarom dit niet gebeurt.
Antwoord
In het kader van de klimaatopgave voor landgebruik worden maatregelen voor het vergroten van koolstofopslag in bodems, bomen, landschapselementen en natte natuur onderzocht. Een voorbeeld hiervan voor minerale bodems is meer blijvend grasland. Er zijn verschillende onderzoeksprogramma's, zoals Slim Landgebruik36. Effectief bevonden maatregelen, voortkomende uit deze onderzoeksprogramma's, worden geïmplementeerd.
26
“Het kabinet zet zich samen met bedrijven in om verduurzamingsprojecten tot uitvoer te laten komen, waarbij van bedrijven ook commitment wordt verwacht om investeringsbeslissingen niet voor zich uit te schuiven. Maar zelfs met deze inspanningen zal het, op basis van de interviews, waarschijnlijk lastig blijken om de indicatieve sectordoelstelling voor de industrie in 2030 te realiseren.” De fractieleden van de PvdD vragen wat u hieraan gaat doen, zodat bedrijven deze investeringsbeslissingen niet voor zich uit zullen schuiven.
Antwoord
Er is op dit moment al een uitgebreid beleidsinstrumentarium aanwezig om bedrijven te stimuleren om te verduurzamen en hiervoor investeringsbeslissingen te laten nemen. Dit bestaat uit normering, beprijzing en stimulering, zoals de CO2-heffing industrie en de maatwerkaanpak. Daarnaast borgt ook het Europese ETS emissiereductie van de industrie. In de praktijk blijkt de uitvoering hardnekkig en is het voor bedrijven niet altijd mogelijk om te verduurzamen vanwege ontbrekende randvoorwaarden en een ongelijk internationaal speelveld. Voor deze bedrijven zet het kabinet in op zo snel mogelijke realisatie van randvoorwaarden zoals energie-infrastructuur waarbij er ook aandacht is voor het internationaal gelijk speelveld en concurrentiekracht.
27
De fractieleden van de PvdD vragen welke stappen u gaat nemen om deze cruciale sectordoelstellingen alsnog te behalen. Er wordt gesproken over alternatief beleid. Welk beleid is dit?
Antwoord
In het voorjaar zal het kabinet een pakket aan maatregelen met alternatief beleid presenteren om het klimaatdoel van 2030 binnen bereik te brengen. Daarbij wordt breed gekeken naar alle mogelijkheden, zowel de uitvoering van bestaand beleid, het oplossen van knelpunten in de uitvoering en nieuwe maatregelen, waarbij er nadrukkelijk aandacht is voor de realisatie van randvoorwaarden, zoals energie-infrastructuur. Daarnaast zet het kabinet in op maatregelen voor het internationaal gelijk speelveld en concurrentiekracht. Er zal hiervoor onder andere geput worden uit het IBO bekostiging elektriciteitsinfrastructuur ten behoeve van concurrerende elektriciteitsprijzen.
28
De fractieleden van de PvdD vragen welke concrete stappen u gaat zetten om zo snel mogelijk af te stappen van onze afhankelijkheid van olie, kolen en gas.
Antwoord
Het kabinet zet zich volop in om de afhankelijkheid van olie, gas en kolen af te bouwen, zowel in de industrie als voor de samenleving als geheel. De twee hoofdsporen hiervoor zijn alle maatregelen om toe te werken naar een klimaatneutrale samenleving, zoals weergegeven in het concept-Klimaatplan 2025-2035 dat op 24 oktober aan de Tweede Kamer is aangeboden, en alle maatregelen voor de gelijktijdige opbouw van een klimaatneutraal energiesysteem zoals weergegeven in het Nationaal plan energiesysteem (NPE) ter vervanging van olie, gas en kolen. Het uitgangspunt van het kabinet in het NPE is om het fossiele koolstofgebruik te minimaliseren richting 2050. De fundamentele aanpassingen die hiervoor nodig zijn in zowel de gebruikssectoren - zoals voor productieprocessen in de industrie - als de aanbodkant van energie - zoals de opschaling van elektriciteit, waterstof en duurzame koolstoffen - vragen een grote gezamenlijke inzet. Het kabinet werkt hieraan met vele betrokken partijen. In het tweede kwartaal van 2025 zal het kabinet in een Kamerbrief specifiek ingaan op de verantwoorde afbouw van fossiel in het energiesysteem, en op olie, gas en kolen binnen het geheel.
Olie en gas zijn, naast brandstoffen voor energie, ook belangrijke grondstoffen voor de industrie. Het is cruciaal om - parallel aan de energietransitie - te werken aan de transitie van fossiele naar duurzame grondstoffen. Samen met de staatssecretaris van I&W wordt gewerkt aan een visie op het gebruik van duurzame koolstof als grondstof en een transitiepad dat mogelijke routes schetst naar verduurzaming. Er wordt beoogd dit in juli 2025 naar de Tweede Kamer te sturen.
29
Het kabinet zegt te werken aan klimaatafspraken met de twintig grootste vervuilers, maar na jarenlang onderhandelen is nog met geen enkel bedrijf een definitieve afspraak gemaakt over een verduurzamingspad. De fractieleden van de PvdD vragen of u kunt toelichten welke cruciale fouten er zijn gemaakt waardoor er geen enkel verduurzamingspad op tafel ligt met de twintig grootste uitstoters van Nederland.
Antwoord
Het kabinet heeft niet de indruk dat er cruciale fouten zijn gemaakt bij de maatwerkaanpak. Het gaat bij de maatwerkaanpak om enorm grote investeringen en ingrijpende veranderingen bij bedrijven. Om de transitie naar een duurzame bedrijfsvoering te maken, is er veel nodig: een groene business case met een keuze voor een verduurzamingsroute, tijdige groene energie en infrastructuur, een vergunning en tijdige duidelijkheid over wetgeving. Bovendien zijn de omstandigheden er de afgelopen twee jaar niet makkelijker op geworden: hoge energieprijzen; zware internationale concurrentie onder andere door de Inflation Reduction Act en hoge inflatie plus oplopende rentes. Ondertussen zijn er al wel belangrijke stappen gezet. Met 13 bedrijven zijn ambitiedocumenten (Expressions of Principles) getekend en met Nobian is op 19 december jl. een bindende maatwerkafspraak getekend37. Tot slot is het van grote waarde dat door de maatwerkaanpak diepgaand inzicht is verkregen in de verschillende verduurzamingsstrategieën van deze bedrijven, en de dilemma's waar zij mee worstelen.
30
De fractieleden van de PvdD vragen waarom het kabinet heeft besloten om 4,5 miljard euro méér fossiele subsidies uit te geven dan in de plannen van het vorige kabinet. Hoe valt deze beslissing te verantwoorden in een tijd waarin het cruciaal is om alles op alles te zetten om in 2030 minstens 55% CO2-reductie te realiseren, zo vragen de fractieleden van de PvdD.
Antwoord
De vraag doelt op het verschil tussen het totaal van de reeds ingezette en voorgenomen afbouw fossiele subsidies uit de Miljoenennota 2024 ad. ca. € 6,2 miljard38 en de Miljoenennota 2025 ad. ca. € 1,7 miljard39. De in de Miljoenennota 2024 berekende afbouw van fossiele subsidies is met de aanbieding van het Belastingplan 2024 gecorrigeerd naar € 4,8 miljard, omdat de afname van de degressiviteit in de energiebelasting verkeerd was berekend. Het verschil in afbouwbedrag zoals berekend in het Belastingplan 2024 en in de Miljoenennota voor 2025, kan grotendeels worden verklaard door een andere manier van presenteren:
Ten eerste liet het overzicht in 2024 de totale toekomstige afbouw van fossiele subsidies ten opzichte van het overzicht in de Miljoenennota 2024 zien. In de Miljoenennota 2025 is de methode verfijnd en wordt de afbouw in twee categorieën getoond. De eerste categorie is de afbouw in 2024 ten opzichte van 2023. Het verschil is een afbouw van fossiele subsidies van € 3,9 miljard euro, wat al is meegenomen in het overzicht van de Miljoenennota 2025 (onderste gedeelte tabel 23.1). De tweede categorie is de afbouw na 2024 en dus ten opzichte van het overzicht in de Miljoenennota 2025. Het gaat om een bedrag van € 1,7 miljard (bovenste gedeelte tabel 23.1).
31
De fractieleden van de PvdD lezen dat het kabinet kaders wil stellen voor de ontwikkeling van circulair plastic door middel van normeren, beprijzen en stimuleren. De fractieleden van de PvdD vragen of u concreet kunt toelichten wat normeren, beprijzen en stimuleren inhoudt.
Antwoord
Het kabinet vindt het van groot belang dat de recyclaatmarkt wordt versterkt en de plasticketen circulair wordt gemaakt. Daarom zet het kabinet in op een combinatie van normeren, stimuleren en beprijzen. Als onderdeel van het bredere pakket is dit kabinet van plan om per 2028 een heffing op plastic in te voeren (beprijzen). Er wordt in kaart gebracht hoe de heffing kan worden vormgegeven, wat mogelijke alternatieven zijn en wat de beleidseffecten zijn. Ook werkt het kabinet aan het vormgeven van een circulaireplasticnorm waarbij in Nederland vanaf 2027 bij het maken van plastic verplicht een percentage plastic recyclaat en duurzame biogrondstoffen worden toegepast (normeren). Tot slot stelt het kabinet in totaal € 267 miljoen subsidies vanuit het Klimaatfonds, en € 220 miljoen stimulering via het Nationaal Groeifonds programma Circular Plastics NL beschikbaar om bedrijven bij te staan in de transitie naar een circulaire plasticketen. Aangaande de plastic norm, die momenteel in ontwikkeling is, zal er in het voorjaar van 2025 een weging plaatsvinden in relatie tot economische impact; de plastic norm en de in het regeerakkoord aangekondigde plasticheffing worden daarbij in samenhang bezien.
De subsidies zijn onder meer bedoeld voor het doen van investeringen voor het opschalen van inzamel- en recyclecapaciteit van circulair plastic. Ook worden circulaire plastic bedrijven waar mogelijk gesteund in hun onderzoek en ontwikkeling met regelingen als DEI+ en VEKI (stimuleren). Bij de Voorjaarsnota van 2025 zullen de effecten van de circulaireplasticnorm en de plastic heffing integraal worden gewogen en zullen tot die tijd geen onomkeerbare besluiten worden genomen.
32
De fractieleden van de PvdD vragen welke stappen het kabinet gaat zetten om zo snel mogelijk naar een circulaire economie toe te werken. Bent u voornemens een nationaal plan op te stellen met concrete doelstellingen om de productie en consumptie van goederen te verminderen? Zo ja, welke stappen zet u hiertoe? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE)40 beschrijft de inzet van het kabinet bij het toewerken naar een Circulaire Economie. De Staatssecretaris van I&W is hiervoor coördinerend bewindspersoon. Het NPCE bevat lange termijn doelstellingen, concretere doelstellingen per prioritaire productgroep (zoals kunststoffen en textiel) en maatregelen die bijdragen aan het realiseren van deze doelen. In de Gedragsstrategie Burgers en Circulaire Economie en bijvoorbeeld het recent gepubliceerde Beleidsprogramma Circulair Textiel 2025 - 203041 worden maatregelen verkend voor minder productie en consumptie.
In de actualisatie van het NPCE die in september 2025 met de Kamer gedeeld wordt, zullen onder meer de nationale doelen verder geconcretiseerd worden op het niveau van de vier circulaire strategieën (verminderen van grondstofgebruik, substitutie, levensduurverlening, en hoogwaardige verwerking).
33
De fractieleden van de PvdD vragen of u voornemens bent om duurzame opties meer aan te moedigen die de consument kan terugzien in het (lager) beprijzen. Zo ja, graag een toelichting op welke manier u dit gaat concretiseren. Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Beprijzing van broeikasgasemissies is een belangrijk beleidsinstrument van het kabinet om de klimaatdoelen te halen en partijen een verduurzamingsprikkel te geven. Het is een robuuste en voorspelbare instrumentvorm waarmee tevens invulling wordt gegeven aan het principe 'de vervuiler betaalt'. Adequate beprijzing van broeikasgasemissies zorgt ervoor dat duurzame producten goedkoper worden voor consumenten dan het fossiele alternatief. Beprijzing van broeikasgasemissies is in de weglekgevoelige sectoren - zoals de energie-intensieve industrie en de elektriciteitssector - daarom het meest effectief als de maatvoering in internationaal verband wordt afgestemd en in de vormgeving van de beprijzing rekening wordt gehouden met het internationale speelveld. In de Kamerbrief over de kabinetsinzet afbouw fossiele subsidies van 3 december jl. heeft het kabinet aangeven hoe zij inzet op verstevigen van beprijzing in Nederland en Europa.42
34
U geeft aan een visie te gaan ontwikkelen voor het gebruik van duurzame koolstof als grondstof. De fractieleden van de PvdD vragen welke definitie u hanteert voor duurzame koolstof. Welke 'duurzame koolstofbronnen' wilt u gaan gebruiken voor duurzame koolstof? In welke verhoudingen?
Antwoord
De definitie van duurzame koolstof zal worden uitgeschreven in de visie die in ontwikkeling is. Vooralsnog werken we met de volgende afbakening; duurzame koolstof omvat alle koolstofbronnen die het gebruik van extra fossiele koolstof uit de geosfeer vervangen. Dit betekent dat duurzame koolstof afkomstig kan zijn uit de biosfeer, economie of atmosfeer. Met het verbouwen van (duurzame) biogrondstoffen, koolstof terugwinnen middels recycling of zelfs door bijvoorbeeld CO2 af te vangen uit de atmosfeer kan een circulaire koolstofkringloop worden gecreëerd. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat er drie duurzame koolstofbronnen zijn: secundaire grondstoffen (recyclaat), duurzame biogrondstoffen en (fossiele, biogene of atmosferische) CO2 als grondstof. In het opstellen van de visie wordt onderzoek gedaan naar wat de mogelijke verhoudingen tussen de verschillende koolstofbronnen kunnen zijn voor een duurzame chemische industrie.
35
Een bron die genoemd wordt voor duurzame koolstof is onder andere het verbranden van biomassa. De fractieleden van de PvdD vragen of u op de hoogte bent van het feit dat het verbranden van biomassa vervuilender is dan het verbranden van kolen. Waarom zet u, ondanks deze kennis, alsnog stappen richting het gebruik en opschaling van biomassa?
Antwoord
Duurzame biogrondstoffen zijn één van de bronnen voor duurzame koolstof, naast secundaire grondstoffen (recyclaat) en CO2. Duurzame biogrondstoffen zijn nodig om weg te kunnen bewegen van fossiele grondstoffen in de chemische industrie. Er wordt gewerkt aan een visie op het gebruik van duurzame koolstof als grondstof en een transitiepad dat mogelijke routes schetst naar verduurzaming. Deze visie en het transitiepad beperken zich tot de inzet van duurzame koolstof als grondstof voor de chemie en hebben geen betrekking op het verbranden van biogrondstoffen voor energetische toepassingen. Er gelden zowel in Nederland als in de EU strenge duurzaamheidseisen voor het gebruik van (houtige) biogrondstoffen om aangemerkt te worden als duurzame energiebron. Voor de inzet van dit kabinet op het duurzaamheidskader biogrondstoffen verwijs ik naar de Kamerbrief Voortgang duurzaamheidskader biogrondstoffen43. Om in de toekomst genoeg aanbod te hebben aan duurzame koolstof zet het kabinet zich in om deze duurzame koolstofbronnen en bijbehorende technologieën verder te ontwikkelen, waaronder ook duurzame biogrondstoffen. Zo ondersteunt het kabinet innovatie rondom het gebruik van biogrondstoffen als grondstof via het Nationaal Groeifonds Programma Biobased Circular.
36
De fractieleden van de PvdD vragen hoe u tegenover principiële keuzes staat over de vraag welke Top 20 industrieën wel/niet/een aangepaste toekomst hebben in een duurzame economie.
Antwoord
Het is niet aan de overheid om principiële keuzes te maken over het voortbestaan van individuele bedrijven. Dat is aan de bedrijven zelf, binnen de kaders en randvoorwaarden die de overheid stelt, zoals klimaatneutraliteit in 2050 en toewerken naar circulariteit. Hierdoor kunnen bedrijven die willen verduurzamen in Nederland de noodzakelijke investeringsbeslissingen nemen. Het verbeteren van het investeringsklimaat heeft dan ook prioriteit. Het klimaat is er namelijk niet bij gebaat als de Nederlandse fabrieken moeten sluiten, terwijl de productie van fabrieken elders in de wereld wordt opgeschroefd en daarmee meer CO2 uitgestoten zal worden dan bij productie in Nederland.
37
De fractieleden van de PvdD vragen of u bereid bent sancties in te stellen tegen de Top 20 industrieën/bedrijven die er niet in slagen hun bedrijfsvoering te verduurzamen.
Antwoord
Met het Europese ETS-systeem is er al een stok achter de deur om te zorgen dat alle ETS-plichtige bedrijven op termijn geen uitstootrechten meer kunnen verkrijgen, en dus moeten verduurzamen. Bovendien kent Nederland hier bovenop nog een nationale CO2-heffing. Het verder sanctioneren van bedrijven is dus niet nodig; ook zijn het mondiale klimaat en het Nederlandse vestigingsklimaat hier niet mee geholpen. Uit de top 60-rapportage van RVO blijkt dat de overgrote meerderheid van die bedrijven verduurzaming als sterk noodzakelijk ziet voor hun toekomstperspectief. Dit toekomstperspectief wil dit kabinet de bedrijven graag bieden. Daarom wordt ingezet op een verbetering van het Nederlands vestigingsklimaat, met de noodzakelijke randvoorwaarden om de verduurzaming van de industrie te faciliteren en een gelijk speelveld met buurlanden te creëren. Beprijzingsmechanismen zoals de nationale CO2-heffing en het ETS-systeem vormen daarbij zoals gezegd een belangrijke stok achter de deur, omdat CO2-uitstoot hierdoor steeds duurder wordt voor bedrijven die niet tijdig verduurzamen.
38
De fractieleden van de PvdD vragen of u bereid bent te onderzoeken welke bijdrage de Top 20 industrieën leveren aan brede welvaart in Nederland en elders, in plaats van alleen te kijken naar de bijdrage aan het Nederlandse BBP.
Antwoord
De doelgroep voor de maatwerkaanpak zijn de grootste CO2 uitstoters. Met deze aanpak wil het kabinet bedrijven ondersteunen die concrete, zeer ambitieuze verduurzamingsplannen hebben waar het reguliere instrumentarium onvoldoende soelaas biedt. Het primaire doel is om bij deze bedrijven bovenwettelijke CO2 reductie te realiseren. De maatwerkaanpak richt zich daarnaast ook op andere beleidsdoelen, zoals de verbetering van de leefomgeving (waaronder stikstofreductie), de gezondheid van de omwonenden, energie- en gasbesparing en restwarmtebenutting. De adviescommissie binnen de maatwerkaanpak toetst dan onder andere ook op deze doelen bij de beoordeling van de intentieovereenkomsten (Joint letter of Intents), die worden gesloten met de bedrijven.
Het gaat dus niet zozeer om de bijdrage van de bedrijven aan het Nederlandse BBP, maar om hun bijdrage aan de verbetering van het klimaat en daarmee de brede welvaart. De inzet van het kabinet is erop gericht dat de grootste industriële C02 uitstoters een extra inspanning verrichten om te verduurzamen. Daarmee wordt bijgedragen aan een brede welvaart, omdat het klimaat en leefomgeving worden verbeterd en de economie versterkt.
26
De letter E heeft alleen betrekking op 29 826.
Kemperman (BBB), Van Langen-Visbeek (BBB) (ondervoorzitter), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van de Sanden (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Strien, (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-den Uijl (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Kamerstukken I 2024/25, 32 813 / 29 826, D.
Kamerstukken I 2024/25, 32 813 / 29 826, D, p. 1.
Kamerstukken I 2024/25, 32 813 / 29 826, D, p. 2.
Kamerstukken I 2024/25, 32 813 / 29 826, D, p. 5.
Kamerstukken I 2024/25, 32 813 / 29 826, D, p. 2.
Kamerstukken I 2024/25, 32 813 / 29 826, D, p. 3-4.
ILT, 'ILT waarschuwt Afvalfonds Verpakkingen om inzameldoel plastic flessen
Nieuwsbericht' geraadpleegd op: https://www.ilent.nl/actueel/nieuws/2023/09/08/ilt-waarschuwt-
afvalfonds-verpakkingen-om-inzameldoel-plastic-flessen.
Kamerstukken I 2024/25, 32 813 / 29 826, D, p. 2.
Kamerstukken I 2024/25, 32 813 / 29 826, D, p. 3.
'Uitstoot van industrie vooral omlaag door krimp, verduurzaming komt niet op gag', NU.nl.
'Experts teleurgesteld over Nederlandse coalitie tegen fossiele subsidies', NOS.nl
Kamerstukken I 2024/25, 32 813 / 29 826, D, p. 5.
Kamerstukken I 2024/25, 32 813 / 29 826, D, p. 6.
'Duurzame koolstof, de sleutel tot een duurzame chemische industrie', BioBasedPress.eu
'Onderzoek: biomassa zorgt voor hogere uitstoot dan kolen', AD.nl
Klimaat- en Energieverkenning 2024 | Planbureau voor de Leefomgeving (pbl.nl)
Electricity cost assessment for large industry in the Netherlands, Belgium, Germany and
France: Final report | Rapport | Rijksoverheid.nl
Monitor stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden 2024 | RIVM
Alle emissiegegevens op één plek | Emissieregistratie
https://www.verpact.nl/nl/onze-recycleresultaten
Zie: Box 24.1 van Bijlage 25 bij de Miljoenennota 2024
Zie: Tabel 23.1 van bijlage 23 bij de Miljoenennota 2025