Brief van de minister van OCW over inzet op borgen en versterken van de vrijheid, veiligheid en vertrouwen in de wetenschap - Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. Q toegevoegd aan dossier 31288 - Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid; Brief van de minister van OCW over inzet op borgen en versterken van de vrijheid, veiligheid en vertrouwen in de wetenschap |
---|---|
Documentdatum | 30-05-2025 |
Publicatiedatum | 30-05-2025 |
Nummer | KST1198105 |
Kenmerk | 31288, nr. Q |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
31 288
36 600 VIII
Q1
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2025
Wereldwijd staat de academische vrijheid onder druk. En daarmee staat de wetenschap onder druk. Ik citeer het regeerprogramma: “De wetenschap is een belangrijke pilaar van onze democratische rechtsstaat. De wetenschap voedt de samenleving, de politiek en de overheid zodat de juiste besluiten genomen kunnen worden. Het kabinet blijft zich er daarom voor inzetten dat wetenschappers onafhankelijk en onpartijdig onderzoek kunnen verrichten en houdt de academische vrijheid hoog in het vaandel.”1 2 Goed functionerende, onafhankelijke kennisinstellingen zijn een fundament voor een goed geïnformeerde en weerbare democratische, rechtsstatelijke samenleving. Dat moeten we koesteren.
De Tweede Kamer heeft vorige week, op 22 mei jl. een gesprek gevoerd met experts over academische vrijheid. Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 23 mei jl. is tevens gebleken dat mijn Europese collega's mijn zorgen delen. Gezamenlijk willen we op Europees niveau academische vrijheid, veiligheid van wetenschappers en vertrouwen in de wetenschap versterken.
Hierbij deel ik u mijn visie op deze onderwerpen. Graag had ik u deze brief eerder gestuurd, zodat u ruim voor het debat van 3 juni hier kennis van had kunnen nemen. Echter, ik wilde u deze brief sturen na ontvangst van drie rapporten over academische vrijheid vanuit de Koninklijke Akademie van de Nederlandse Wetenschap (KNAW), de rectoren van de Nederlandse universiteiten en de Nederlandse UNESCO Commissie.3
Uit deze rapporten destilleer ik dat er drie dingen nodig zijn om de kabinetsambitie op onafhankelijke en onpartijdig onderzoek te realiseren: inzet op
-
?academische vrijheid;
-
?veiligheid van onderzoekers; en
-
?het borgen van vertrouwen in de wetenschap.
Deze drie kernwaarden zijn met elkaar verbonden. Vrij onderzoek kan alleen plaatsvinden als onderzoekers in veiligheid hun werk kunnen doen. Daarvoor is de wetenschap afhankelijk van betrokkenheid en draagvlak vanuit de samenleving, oftewel: vertrouwen. Ik licht de drie onderdelen hieronder toe.
Ontwikkelingen rondom academische vrijheid
Als uitgangspunt voor het begrip 'academische vrijheid' gebruik ik de breed geaccepteerde definitie van de KNAW: wetenschappelijke instellingen in
“het beginsel dat medewerkers aan vrijheid hun wetenschappelijk onderzoek kunnen kunnen brengen en onderwijs kunnen geven.”4 met de functie van een onderzoeker en adequate onderzoeker heeft altijd recht op de vrijheid van
doen, hun bevindingen naar buiten
Academische vrijheid is verbonden
de wetenschap. Een
maar kan alleen binnen zijn functie als onderzoeker een beroep doen vrijheid. Daarbij wil ik opmerken dat academische vrijheid niet Het kan worden begrensd door de uitgangspunten zoals
beoefening van meningsuiting,
op academische
onbegrensd is.
wetenschappelijke integriteit, wettelijke kaders en veiligheid.4 5
Academische vrijheid heeft betrekking op individuele onderzoekers. Institutionele autonomie houdt in dat instellingen op alle organisatielagen, inclusief college van bestuur, het recht (en de plicht) hebben om de principes van academische vrijheid te behouden en te bevorderen.6 Institutionele autonomie is medebepalend voor de manier waarop individuele onderzoekers aan wetenschappelijke instellingen kunnen opereren.7
Wettelijke verankering van academische vrijheid
Omdat academische vrijheid zo belangrijk is, is academische vrijheid in Nederland wettelijk verankerd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)8:"Aan de instellingen voor hoger onderwijs en aan de academische ziekenhuizen wordt de academische vrijheid in acht genomen.” Ook verschillende internationale en Europese verdragen9 refereren aan het recht op wetenschap en academische vrijheid. Op dit moment wordt gewerkt aan een verordening voor de Europese onderzoeksruimte (de zogenoemde European Research and Innovation Area Act)10 waarin ik mij samen met Europese collega's inzet om academische vrijheid beter te verankeren in EU-wetgeving. De rectoren en de KNAW stellen de vraag of de huidige wettelijke verankering voldoende is. Ik vind het belangrijk om dit grondig te onderzoeken11 en zal de KNAW vragen om een advies hierover.
Academische vrijheid en de inrichting van wetenschapsfinanciering en onderwijs In haar rapport roept de KNAW de overheid op om voldoende ruimte te realiseren voor ongebonden onderzoek en de taalkeuze van onderwijs bij de instellingen te laten. Ik vind het belangrijk dat de overheid terughoudend is als het gaat om directe sturing op onderzoek en kennisoverdracht in lijn met de grondwettelijke vrijheid van inrichting van onderwijs en onderzoek.
Daarnaast stelt de KNAW dat de voorgestelde maatregelen in de Wet internationalisering in balans (WIB) een bedreiging vormen voor de institutionele autonomie en de academische vrijheid. Het rapport stelt: als de minister voortaan zou bepalen of een opleiding onderwijs in een andere taal dan het Nederlands mag verzorgen, krijgt de overheid directe zeggenschap over het curriculum en de eindtermen van opleidingen. De WIB grijpt nadrukkelijk niet in op de inhoud van onderwijs of onderzoek, daar gaan instelling en opleiding zelf over. Academische vrijheid betekent tegelijkertijd niet dat de overheid keuzes geen kan maken met betrekking tot de doelmatigheid (financiering) en toegankelijkheid van het bekostigde onderwijs. Voor de zomer informeer ik de Tweede Kamer over de verdere uitwerking van het wetsvoorstel en hoe ik daarbij invulling geef aan de aangenomen moties van het lid Krul respectievelijk het lid Soepboer12 over het schrappen van de taaltoets voor het bestaand aanbod en over afspraken met universiteiten en hogescholen over het verder terugdringen van verengelsing.
Academische vrijheid in het kader van kennisveiligheid
De KNAW benoemt een spanningsveld tussen veiligheid en vrijheid bij internationale wetenschappelijke samenwerking in het kader van kennisveiligheid. Internationale samenwerking is cruciaal om nieuwe kennis op te doen.13 Academische vrijheid en veiligheid in het samenwerken met internationale partners kunnen in sommige gevallen op gespannen voet staan met elkaar. Het hoort ook bij de verantwoordelijkheid van kennisinstellingen dat van veiligheidsrisico's bij internationale samenwerking proactief rekenschap wordt gegeven. Zeker omdat we weten dat deze risico's er zijn.
De eerdere sectorbeelden kennisveiligheid laten zien dat kennisinstellingen hierin serieuze stappen zetten. Tegelijkertijd begrijp ik de zorg van de KNAW14 betreffende de Wet screening kennisveiligheid. Daarbij gaat het om het vinden van een balans tussen open wetenschap en het tegengaan van grote veiligheidsrisico's. Dat is en blijft een spanningsveld. Ik zet daarom in op een scherpe risicogerichte screening. Dit betekent dat de screeningsplicht alleen gaat gelden daar waar de risico's voor de nationale veiligheid het grootst zijn. De overheid gaat niet alle studenten op alle vakgebieden systematisch screenen.15 Kennisinstellingen hebben en behouden in de basis de vrijheid om samen te werken met wetenschappers en studenten van over de hele wereld. In het wervingsproces wordt alleen een extra stap gezet. “Ja, tenzij” is hierbij het uitgangspunt om uit te gaan van vrijheid totdat tot te grote veiligheidsrisico's leidt.
Daarnaast acht ik het van groot belang dat bij kennisinstellingen bewustwording en kennis is over het tegengaan van ongewenste inmenging door statelijke actoren bij onderzoekers die al werkzaam zijn in Nederland. Daarom heb ik het Loket Kennisveiligheid verzocht om de instellingen via de learning community actief te informeren over de risico's en ga ik dit onderwerp verder uitdiepen in de Nationale Leidraad. Ook blijf ik hierover met de instellingen in gesprek. Ik sluit daarbij zoveel mogelijk aan bij de actielijnen van de kabinetsbrede aanpak ongewenste buitenlandse inmenging.
Ik informeer de Tweede Kamer voor de zomer over de voortgang op een aantal moties en toezeggingen op het gebied van kennisveiligheid.
Ethische grenzen bij internationale samenwerking
De KNAW, de rectoren en UNESCO halen in hun rapporten ook ethische grenzen bij samenwerkingsverbanden tussen onderzoeksinstellingen aan. In het afgelopen anderhalf jaar hebben er veel protesten plaatsgevonden op campussen van instellingen, waarvan sommige ontaardden in bezettingen en onveilige situaties.16 Laat ik vooropstellen: geweld, intimidaties, racisme, discriminatie, en vernieling zijn onacceptabel. Dat gaat ten koste van iedereen; van de studenten die willen studeren, debatteren of vredig willen demonstreren, van docenten die onderwijs willen geven en van wetenschappers die met hun onderzoek bezig zijn. Dit terwijl universiteiten en hogescholen juist plekken moeten zijn van dialoog.17 De demonstranten vragen aandacht voor internationale wetenschappelijke samenwerkingen; hier kunnen ethische dilemma's een rol spelen.
De keuze om samenwerkingsverbanden aan te gaan en/of op te schorten, ligt binnen de institutionele autonomie van een instelling. Het is niet aan instelling om op voorhand samenwerkingen met gehele landen uit te sluiten; dat is aan het kabinet. Mijn ambtsvoorganger heeft in mei 2024 een aantal uitgangspunten meegegeven voor instellingen om mee te nemen in hun besluitvorming.18 Deze uitgangspunten worden gehanteerd door de instellingen. Ik verwacht bovendien dat hierbij steeds het rechtstatelijke principe van hoor en wederhoor wordt toegepast. Daarnaast wordt in lijn met de motie Rooderkerk en Paternotte (beiden D66)19 gezamenlijk vanuit mijn ministerie en de kennisinstellingen gewerkt aan een set uniforme criteria voor het afwegen van (ethische) risico's bij internationale samenwerkingen. Voor de zomer zal ik de Tweede Kamer over die criteria informeren.
Zorgen om academische vrijheid in de Verenigde Staten
De KNAW, de rectoren en UNESCO spreken hun zorgen uit over het huidige wetenschapsbeleid van de Verenigde Staten. De vragenlijsten die diverse Amerikaanse financiers hebben verstuurd,20 hebben begrijpelijkerwijs tot onrust binnen de Nederlandse wetenschappelijke gemeenschap geleid. Het Eerste Kamerlid Roovers (GL-PvdA) heeft haar zorgen hierover ook geuit tijdens het begrotingsdebat van 5 april jl.21 In algemene zin geldt dat elke onderzoeksfinancier de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van de bestede middelen mag controleren. Daarbij is het zo dat het stellen van vragen niet mag leiden tot beperkingen in de academische vrijheid of tot schendingen van wetenschappelijke integriteit. Ik heb van de Universiteiten van Nederland (UNL) geen signalen ontvangen dat de beantwoording van de vragen (of het instellingsbesluit om deze vragen niet te beantwoorden) heeft geleid tot verandering in de voorwaarden van financiering voor Nederlandse instellingen. Dit neemt niet weg dat ik bezorgd ben over het huidige beleid dat de Verenigde Staten voert als het gaat om federale financiering van onderzoek en de gevolgen die het heeft voor Nederland. Ik blijf in nauw contact staan met de UNL, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de KNAW om deze situatie te blijven monitoren.
Rollen en verantwoordelijkheden
Als laatste wil ik inzoomen op de verantwoordelijkheid van individuele onderzoekers met betrekking tot het uitoefenen van hun recht op academische vrijheid; dit doen zij binnen de kaders van de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (NGWI) en de sectorale regeling nevenwerkzaamheden. De KNAW stelt dat onderzoekers bij deelname in het publieke debat zelf de verantwoordelijkheid hebben om hun meningen als onderzoeker en als burger uit elkaar te houden en de aard van hun inbreng zorgvuldig te duiden.22 Onderzoekers en andere medewerkers van onderwijsinstellingen hebben dus een eigen verantwoordelijkheid om ook bij bijeenkomsten met een activistische aard een onderscheid te maken wanneer zij een beroep doen op hun academische vrijheid en wanneer zij spreken vanuit hun rechtmatige vrijheid van meningsuiting. Ik prijs maatschappelijke betrokkenheid onder wetenschappers. Daarbij vind ik dat er ruimte moet zijn voor alle wetenschappers, ongeacht de politieke implicaties van hun bevindingen. Instellingen hebben een rol hun wetenschappers hierin te beschermen, waarbij academische vrijheid en de werkgever-werknemer relatie beide steeds in het oog worden gehouden. Ik erken ook de zorgen die er zijn geweest naar aanleiding van de protesten over de verantwoordelijkheden die een individuele onderzoeker en een instelling precies heeft in het duiden hiervan. Daarom zal ik de KNAW vragen om advies over het onderscheid tussen academische vrijheid en vrijheid van meningsuiting bij activisme vanuit de wetenschap.
De colleges van bestuur hebben de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat hun medewerkers vrij en onafhankelijk hun werk kunnen doen. De rectoren van de universiteiten hebben in hun recente verklaring aangegeven dat zij het komende jaar gezamenlijk de verantwoordelijkheid zullen nemen om een nationale dialoog over vrijheid en verantwoordelijkheid te organiseren. Dit vind ik een krachtig initiatief, passend bij hun rol en verantwoordelijkheden. In navolging van de motie van het lid Eerdmans23 wil ik universiteiten en hogescholen vragen het komende jaar ook te gebruiken om hun beleid op academische vrijheid per instelling op één plek overzichtelijk te communiceren.
Tot slot de rol van de financier. Hier ga ik hier graag nog in op de toezegging dat ik met NWO zal bespreken of het mechanisme van Open Mind ook in andere vakgebieden zou kunnen werken en wat dat zou kunnen betekenen voor de manier waarop de onderzoeksbeoordeling is ingericht.24 Uit mijn gesprekken met NWO blijkt dat Open Mind een specifiek financieringsinstrument is voor vernieuwende en out-of-the-box onderzoeksideeën binnen het NWO-domein Toegepaste en Technische Wetenschappen. De andere drie wetenschapsdomeinen binnen NWO kennen een soortgelijk instrument met vergelijkbare doelstellingen.25
Borging van de veiligheid van wetenschappers van externe bedreigingen Veiligheid van wetenschappers is een randvoorwaarde voor academische vrijheid en vooruitgang. De laatste jaren laten een alarmerende toename zien van het aantal bedreigingen voor wetenschappers wereldwijd, zowel online als offline.26 De academische vrijheid wordt bedreigd wanneer wetenschappers niet langer vrij zijn om hun onderzoek uit te voeren of hun boodschap te communiceren in het publieke debat.
Versterking van het WetenschapVeilig platform
WetenschapVeilig is in 2022 opgericht als landelijk platform en expertisecentrum voor de aanpak van haat, bedreiging en intimidatie richting wetenschappers. Het platform ondersteunt wetenschappers in het vinden van de juiste hulp. De initiële inzet van WetenschapVeilig als meldpunt en coördinatieplatform was essentieel in een periode waarin een gezamenlijke basis bij universiteiten ontbrak. Die basis is nu gelegd. Nu verschuift de behoefte richting kennisdeling, standaardisering van aanpakken, leiderschapsontwikkeling en continue monitoring. In overleg met UNL, NWO en KNAW, NEWS en UNESCO zal ik tot een nieuwe aanpak komen voor de structurele continuering van dit programma na de afloop van de subsidie in 2026, waarbij het van belang is dat de universiteiten in hun hoedanigheid als werkgever in de positie worden gebracht om dit programma verder tot uitvoering te brengen. Ik zal in 2026 uw Kamer een plan van aanpak toesturen.
Bouwen aan een breed maatschappelijk vertrouwen in de wetenschap
Bij breed maatschappelijk vertrouwen in de wetenschap hanteer ik de definitie van het Rathenau Instituut: “vertrouwen in de wetenschap gaat over het vertrouwen van de wetenschap als institutie, vertrouwen in wetenschappelijke instellingen, de wetenschappelijke methode, de wetenschappers en vertrouwen in verschillende onderzoeksdomeinen”. 27 Wetenschap voedt de samenleving, de politiek en de overheid. Daarvoor is de wetenschap afhankelijk van betrokkenheid en draagvlak vanuit de samenleving. Onderzoeken wijzen uit dat er gemiddeld genomen een groot vertrouwen is in de wetenschap. Tegelijkertijd stelt UNESCO dat het vertrouwen in de wetenschap ondermijnd wordt door politieke framing. Met internet als bron van -ongelijksoortige, ongewogen en onvolledige - wetenschappelijke informatie worden wetenschappelijke bevindingen vaker bekritiseerd of als 'ook maar een mening' weggezet.
Zoals gesteld in de stukken van de KNAW, de rectoren en UNESCO kunnen universiteiten en onderzoekers kunnen een belangrijke bijdrage vervullen in het vertrouwen in de wetenschap, bijvoorbeeld door transparant te zijn over de wijze waarop zij wetenschap bedrijven. Vanuit mijn rol als minister zie ik het als mijn verantwoordelijk om het vertrouwen in de wetenschap verder te vergroten door:
-
?onderzoek te stimuleren naar het vakgebied van maatschappelijk vertrouwen;
-
?structurele verbindingen tussen wetenschap en samenleving te stimuleren;
-
?aandacht te vragen voor het gebruik van wetenschap bij beleidsontwikkeling. Tweerichtingsverkeer tussen wetenschap en haar omgeving is cruciaal. Bij grote maatschappelijke vraagstukken, zoals gezondheidszorg, heeft de wetenschap de samenleving nodig en vice versa.
Onderzoek naar het vertrouwen in de wetenschap
Het Rathenau Instituut zal binnenkort een update publiceren van hun driejaarlijkse enquête over vertrouwen in de wetenschap. Ik zal de bevindingen meenemen in mijn beleid. Daarnaast wil ik het onderzoeksveld en de samenleving stimuleren om met elkaar in dialoog te gaan over hun wederzijdse verwachtingen ten aanzien van de rol van onderzoek(ers) in onze democratische samenleving. Hiervoor zal NWO in opdracht van OCW komend jaar een Nationale Wetenschapsagenda-call openzetten.
Structurele verbinden tussen wetenschap en samenleving
Wetenschapscommunicatie is een belangrijke manier om wetenschap en samenleving te verbinden. In 2024 is daarom NEWS van start gegaan. Ik kan - conform de toezegging aan uw Kamer28 - melden dat NEWS een breed scala aan activiteiten heeft georganiseerd. Doelgroepen varieerden van onderzoekers van kleine organisaties tot onderzoekers die verbonden zijn aan grote evenementen zoals Lowlands Science en Weekend van de Wetenschap. Daarbij sloten ook vertegenwoordigers van onder andere de mbo-raad en bibliotheken aan. De komende jaren zal NEWS zich verder inzetten om deze fundamentele verbindingen te intensiveren, een maatschappelijke impactraad te installeren en werkzaamheden te verrichten voor het tegengaan van des- en misinformatie. Dit sluit aan bij de brede aanpak van desinformatie van dit kabinet.
Aandacht voor de inzet van wetenschap bij beleidsontwikkeling
Een overheid dient zo mogelijk zelf ook besluiten te nemen die gebaseerd zijn op wetenschappelijke informatie en bewijs. Dit versterkt het maatschappelijke vertrouwen in zowel de wetenschap als de overheid zelf.29 Nederland heeft een rijk ecosysteem aan wetenschappelijk geïnformeerde adviesraden en kennisinstellingen die vanuit onafhankelijke posities adviseren. Daarnaast is het Science for Policy pilotprogramma gestart. Het doel van dit programma is om ministeries wetenschappelijke kennis beter te laten benutten door directere en snellere interacties tussen wetenschappers en beleidsmakers te faciliteren. Ik blijf mij inzetten voor de doorontwikkeling van dit programma.
Tot slot
Academische vrijheid, veiligheid van wetenschappers en vertrouwen in de wetenschap zijn niet te bediscussiëren normen. Het zijn harde randvoorwaarden voor een goed functionerende samenleving. Tegelijk zien we dat deze waarden kwetsbaar zijn. Ik zal mij dan ook nationaal en internationaal blijven inzetten als hoeder van deze waarden met acties zoals ik heb beschreven in deze brief. Maar ik doe ook een dringende oproep aan uw Kamer. Wees alert in uw eigen rol om de academische vrijheid, de veiligheid van onderzoekers en het vertrouwen in de wetenschap te borgen. Geef de academische sector de vrijheid om zelf invulling te geven aan deze waarden en de veiligheid om hier structureel aan te werken. En leer de wetenschap en wetenschappers kennen. Vertrouwen begint bij wederzijds begrip.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Eppo Bruins
6
De letter Q heeft alleen betrekking op 31 288.
Regeerakkoord Kabinet Schoof, pagina 87
Academische vrijheid in Nederland: reactie op actuele bedreigingen (KNAW, 2025), Verklaring over Academische Vrijheid door de Rectoren van de Nederlandse universiteiten (2025) en Een vrije en veilige wetenschap (Nederlandse Unesco Commissie, 2025)
Academische vrijheid in Nederland KNAW 2021
Zoals vastgelegd in de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (KNAW, NFU, NWO, TO2, VH, VSNU, 2018)
Academic Freedom as a Fundamental Right (LERU, 2010)
Academische vrijheid in Nederland: reactie op actuele bedreigingen (KNAW, 2025)
Artikel 27 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens geeft het recht op wetenschap en de vruchten ervan, dit wordt bevestigd in artikel 15 van het de Economische, Sociale en Culturele Rechten Verdrag. Academische vrijheid is verankerd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (artikel 13).
Zie ook de aangenomen motie van Europarlementariër Christiaan Ehler (2023) waarop de Europese Commissie heeft aangegeven binnen de aangekondigde verordening van de ERA Act een juridisch raamwerk te ontwikkelen voor het beschermen van de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek.
Gesteld door zowel de Nederlandse rectoren in hun Verklaring over Academische Vrijheid (2025) als door de KNAW in haar rapport Academische vrijheid in Nederland: reactie op actuele bedreigingen (2025)
Zie ook het AWTI rapport Duiden van de kwaliteiten van de wetenschap (2022)
Academische vrijheid in Nederland: reactie op actuele bedreigingen (KNAW, 2025)
Ik verwijs u ook naar memorie van toelichting van de wet screening kennisveiligheid
Ik zal voor de zomer 2025 een aparte brief versturen naar de Tweede Kamer die verder ingaat op de veiligheid op universiteiten en hogescholen.
Ik kan me goed vinden in de observaties van de Nederlandse rectoren: “het gesprek polariseert, en onderwerpen worden platgeslagen of juist vermeden omdat ze als te gevoelig worden gezien. Waar de ruimte voor onderzoek, debat en twijfel wordt ingeperkt - door repressie enerzijds of taboe anderzijds - verliest de universiteit haar essentie.” Verklaring over Academische Vrijheid door de Rectoren van de Nederlandse universiteiten (2025)
NRC, 14 maart 2025, Nederlandse wetenschappers ontvangen per e-mail indringende vragenlijst van Amerikaanse overheid
Academische vrijheid in Nederland (KNAW 2021)
Ingediend 23 januari tijdens het debat Veiligheid op Universiteiten, aangenomen 28 januari.
Toegezegd tijdens de plenaire vergadering over de OCW-begroting 2025, d.d. 28 november 2024 heb ik aan het lid Dekker (FVD)
Zo kent het NWO-domein Sociale- en Geesteswetenschappen het instrument 'SGW XS', het domein Exacte- en Natuurwetenschappen kent 'ENW XS', en Medische Wetenschappen (via
financieringsorganisatie ZonMw) kent 'Off Road'. Deze instrumenten bieden ruimte aan innovatieve, high-risk high-gain onderzoeksideeën.
The safety of scientific researchers: data, trends and a typology of threats (UNESCO, 2023)
Vertrouwen in de wetenschap en misinformatie op sociale media (Rathenau, 2025)
Bestuursakkoord 2022 hoger onderwijs en wetenschap | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl
OECD (2020), Mobilising Evidence for Good Governance: Taking Stock of Principles and Standards for Policy Design, Implementation and Evaluation, OECD Public Governance Reviews, OECD Publishing, Paris, https://doi.org/10.1787/3f6f736b-en.