Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van KGG over voortgang verduurzaming industrie - Industriebeleid

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. G toegevoegd aan dossier 29826 - Industriebeleid en dossier 32813 - Kabinetsaanpak Klimaatbeleid.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Industriebeleid; Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van KGG over voortgang verduurzaming industrie
Document­datum 12-06-2025
Publicatie­datum 12-06-2025
Nummer KST1199800
Kenmerk 29826; 32813, nr. G
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2024-2025

29 826              Industriebeleid

32 813              Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

G1                  VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 juni 2025

De vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei2 heeft nader schriftelijk overleg gevoerd met de minister van Klimaat en Groene Groei over voortgang verduurzaming van de industrie. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:

  • De uitgaande brief van 29 april 2025.
  • De antwoordbrief van 10 juni 2025.

De griffier van de vaste Commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei Karthaus

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN / KLIMAAT EN GROENE GROEI

Aan de minister van Klimaat en Groene Groei

Den Haag, 29 april 2025

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brieven van 14 maart 20253 en 2 april 20254 over de voortgang van de verduurzaming van de industrie. De leden van de fracties van BBB, SP en 50PLUS hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie maken zich zorgen over uw ambities op het gebied van klimaat in relatie tot de stagnerende groei van de industrie. In dat kader hebben deze leden de volgende vervolgvragen:

  • 1. 
    In uw antwoord op de gestelde vragen geeft u aan dat in tegenstelling tot voorgaande jaren de uitstootreductie nu gepaard gaat met een krimp van de industrie.5 In hoeverre is er sprake van een "omslagpunt"? De leden van de BBB-fractie ontvangen graag een toelichting op dit punt.
  • 2. 
    De elektriciteitskosten zijn in Nederland significant hoger dan in omringende landen omdat we de netkosten niet (meer) subsidiëren. Vorig jaar is dit eenmalig alsnog gebeurd. Deze leden vragen of u overweegt alsnog maatregelen te nemen om te komen tot een gelijk speelveld en zo ja, welke. Ook hierop ontvangen deze leden graag een toelichting.
  • 3. 
    U geeft aan (nog) niet te toetsen op haalbaarheid, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid van nieuwe maatregelen. Bent u bereid hier bij nieuw beleid voortaan op te toetsen? Zo nee, waarom niet?
  • 4. 
    U geeft aan dat er sprake is van een "groene weglek" van bedrijven. Wat kunt u doen om dit te voorkomen?
  • 5. 
    Als de clusteraanpak bij onder andere Chemelot succesvol blijkt kan deze uitgebreid worden naar andere clusters? Aan welke clusters denkt u daarbij in eerste instantie? Denkt u daarbij ook aan regionale bedrijvenclusters in bijvoorbeeld Limburg of Groningen? Bij het ministerie van VRO kent men de zogenaamde Regiodeals en de leden van de BBB-fractie vragen of een dergelijke aanpak ook mogelijk is bij het ministerie van KGG. Is er al een afspraak gepland met de minister van LVVN over de clusteraanpak en zo nee, wanneer mogen deze leden die verwachten?
  • 6. 
    Overweegt u om statiegeld in te voeren op alle plastic flessen, nu het heffen van statiegeld op blikjes en plastic flessen succesvol blijkt te zijn? Zo nee, waarom niet?
  • 7. 
    De leden van de fractie van de BBB constateren dat blijvend grasland een goede natuurlijke koolstofopslag is en zij vragen of u overweegt dit te stimuleren in overleg met uw collega's van LVVN of I&W. Deze leden ontvangen graag een toelichting op uw antwoord.
  • 8. 
    Er is momenteel veel publiciteit rond de CO2-heffing die alleen in Nederland is ingevoerd. De leden van de fractie van de BBB stellen dat hierdoor bedrijfsverplaatsingen naar het buitenland dreigen of dat ETS-rechten vrijvallen voor buitenlandse bedrijven die niet te maken hebben met een dergelijke heffing als bedrijven stoppen waardoor het milieu er niet op

vooruitgaat. Overweegt u deze kop op Europese regels op te heffen? Zo nee waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

Nederland heeft een industrie om trots op te zijn. Dat geldt zeker ook voor het energie-intensieve deel van de industrie. De Nederlandse industrie staat internationaal hoog aangeschreven in termen van efficiëntie en hoogwaardigheid van producten. Ook op het vlak van verduurzaming ligt de lat hoog. Al sinds het Klimaatakkoord (2019)6 en het Energieakkoord (2013)7 heeft de industrie inzet getoond om de koplopersrol, die Nederland in de verduurzaming ambieert, waar te maken. Deze initiatieven én investeringen laten zien dat de industrie werk maakt van de omschakeling naar een duurzame productie in Nederland, wat wordt bevestigd door recente CBS-cijfers8 die aantonen dat de industrie in 2023 een CO2-eq emissiereductie van 46% ten opzichte van 1990 behaalde.

  • 1. 
    De leden van de SP-fractie vragen u of de emissiereductie van 46% inclusief de CO2-opslag in de zeebodem is en zo ja, welk percentage de daadwerkelijke vermindering van de CO2-uitstoot betreft.

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)9 meldt dat het reductiedoel voor de industrie (67% CO2-emissiereductie in 2030 ten opzichte van 1990) vrijwel zeker niet gehaald wordt, maar naar verwachting uitkomt op 56% CO2-emissiereductie in 2030.

  • 2. 
    De leden van de SP-fractie vragen welke inspanningen, financieel en materieel, door de industrie worden geleverd om de 56% reductie te realiseren.

Bekende belemmerende factoren in de randvoorwaardelijke sfeer, zoals hoge energiekosten, netcongestie, vertraagde aanleg van infrastructuur, beperkte marktvraag en onzekerheid over vergunningen als gevolg van de stikstofproblematiek, leiden tot het uitstellen of zelfs uitblijven van investeringen.

  • 3. 
    Kunt u aangeven waarom de factoren in de randvoorwaardelijke sfeer leiden tot het uitstellen en zelfs uitblijven van investeringen?
  • 4. 
    Deelt u de mening met de leden van de SP-fractie dat klimaat- en milieumaatregelen wettelijk zijn vastgesteld en sowieso genomen moeten worden, los van belemmerende factoren? Zo nee, waarom niet?
  • 5. 
    Kunt u uitleggen waarom rendabiliteit van bedrijven voorrang heeft op maatregelen ten behoeve van het klimaat en het milieu?

De inzet van dit kabinet blijft dat bedrijven in Nederland kunnen verduurzamen, een toekomst kunnen hebben en concurrerend kunnen zijn. Hiermee wordt voorkomen dat elders op de wereld vanwege productieverplaatsing uit Nederland dezelfde of zelfs een grotere vervuiling optreedt.10

  • 6. 
    De leden van de SP-fractie vragen welke morele bijdrage deze bedrijven leveren aan onze samenleving als het gaat om het versterken en verbeteren van onze leefomgeving in relatie tot het dreigement te verhuizen naar het buitenland.
  • 7. 
    Kunt u aangeven welke bedrijven dit betreft, hoeveel winst deze bedrijven jaarlijks maken en hoeveel daarvan wordt geïnvesteerd in verduurzaming van de bedrijfsvoering?
  • 8. 
    Kunt u aangeven aan welke ondersteuningsmaatregelen wordt gedacht, hoeveel middelen deze regering bereid is hiervoor in te zetten en in welke verhouding deze inspanning mag staat in relatie tot omzet, winst en eigen inspanning van deze bedrijven?
  • 9. 
    De leden van de SP-fractie vragen welke mogelijkheden er voor bedrijven zijn om, gezien de Europese regelgeving rond klimaat en milieu, binnen de EU te verhuizen en betekent dit niet dat bedrijven genoodzaakt zullen zijn te verhuizen naar landen buiten de EU?
  • 10. 
    De leden van de SP-fractie delen de mening van de minister dat met maatwerk aanpak bij veel bedrijven de CO2-reductiedoelen kunnen worden gehaald. Kunt u aangeven wanneer een bedrijf hiervoor in aanmerking komt? Betreft dit tot nu toe uitsluitend incidentele subsidies of zijn er ook andere meer structurelere regeling en welke voorwaarden gelden voor deze bedrijven als uiteindelijk het verdienmodel weer op orde is gebracht?

Voor het maken van maatwerkafspraken met de Afvalverbrandingsinstallaties (AVI's) is in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds € 222 miljoen gereserveerd.11

  • 11. 
    De leden van de SP-fractie vragen welke substantiële bijdrage aan de CO2-reductie met deze 222 miljoen wordt bereikt en of deze middelen inmiddels al worden ingezet. Zo ja, met welk resultaat?
  • 12. 
    Kunt u aangeven met welke AVI's reeds maatwerkafspraken zijn gemaakt en op welke termijn deze zullen worden uitgevoerd?
  • 13. 
    Kunt u aangeven of de genoemde 222 miljoen uitsluitend voor de AVI's bestemd zijn, of betreft dit het gehele budget van het klimaatfonds? Deze leden ontvangen hiervan graag een overzicht.

De gesprekken met de betrokken bedrijven, de clusterorganisatie, clusterregisseur en de provincie Limburg hebben voor het industriecluster Chemelot inmiddels een paar concrete projecten opgeleverd.12

  • 14. 
    De leden van de SP-fractie vragen welke concrete projecten hier worden bedoeld en tot welk resultaat dit heeft geleid in relatie tot de voor Chemelot gestelde doelen als het gaat om de transitie?
  • 15. 
    De leden van de SP-fractie vragen tevens welke invloed de stikstofproblematiek en de uitspraak van de Raad van State van 18 december 202413 heeft op de uitvoerbaarheid van de verschillende projecten. Hoeveel projecten liggen hierdoor stil en welke gevolgen heeft dit voor de subsidieaanvragen?
  • 16. 
    Kunt u aangeven op welke wijze de uitstoot door zeeschepen wordt meegenomen als het gaat om projecten ter verduurzaming van deze sector?

Vragen en opmerkingen van het lid van de 50PLUS-fractie

In antwoord op vragen van de BBB-fractie, antwoordt de regering op pagina 10 “Zo is het EU-ETS handelssysteem zo ingericht dat bedrijven die moeilijker kunnen verduurzamen uitstootrechten kunnen kopen bij bedrijven die makkelijker verduurzamen".14

  • 1. 
    Kent de nationale CO2-heffing voor de industrie ook een systematiek waarbij bedrijven die moeilijker kunnen verduurzamen uitstootrechten kunnen kopen bij bedrijven die makkelijker verduurzamen, of geldt dat alleen voor het EU-ETS systeem, zo vraagt het lid van de 50PLUS-fractie.
  • 2. 
    Indien dit niet het geval is, dan concludeert dit lid dat de nationale CO2-heffing behalve een extra financiële last, vooral ook minder flexibel is voor

de bedrijfsvoering van industriële ondernemingen, dan het EU Emissions Trading System (EU ETS). Klopt dat?

  • 3. 
    Een extra verhoging van het EU ETS, in plaats van de nationale CO2-heffing, is dan toch minder schadelijk voor de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven dan de huidige situatie met een aparte nationale CO2-heffing?

Nederland kent een nationale CO2-heffing.

  • 4. 
    Is er ook een nationale kop (of vergelijkbare systematiek) ten aanzien van Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM)?
  • 5. 
    Indien dit er niet is, dan concludeert dit lid dat de nationale CO2-heffing per opgehaalde euro schadelijker is voor de Nederlandse concurrentiepositie dan het EU ETS, omdat er voor het deel van de nationale CO2-heffing geen correctie aan de grens plaatsvind voor (vervuilende) buitenlandse concurrenten. Deelt u deze zienswijze en zo nee, waarom niet?
  • 6. 
    Bent u bekend met actuele signalen dat handelspartners kritiek hebben op het CBAM15 en dat Amerikaanse onderhandelaars willen dat de EU het CBAM helemaal schrapt voor Amerikaanse bedrijven?16
  • 7. 
    Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn voor de concurrentiepositie van Europese industriële bedrijven als het ETS wordt voortgezet zonder CBAM?
  • 8. 
    Houdt u er rekening mee dat CBAM onderdeel is of kan worden van de actuele onderhandelingen met de Verenigde Staten over handelskwesties?
  • 9. 
    Houdt u er rekening mee dat nationale CO2-heffingen moeten verdwijnen als gevolg van de actuele onderhandelingen met de Verenigde Staten over handelskwesties? Kan dit volgens u op tafel komen en bent u dan bereid om hierover te onderhandelen?
  • 10. 
    Is het EU ETS (incl. het huidige ingroeipad) überhaupt wel houdbaar zonder CBAM?
  • 11. 
    Het lid van de 50PLUS-fractie is van mening dat als de nationale CO2-heffing geen systematiek kent waarbij verschillende typen bedrijven uitstootrechten kunnen inkopen en verkopen en er tevens geen sprake is van een 'carbon border adjustment mechanism', de nationale CO2-heffing geen verfijnd beleidsinstrument is in vergelijking met het EU ETS. Deelt u deze mening en zo nee, waarom niet?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze bij voorkeur binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

S.M. Kluit

Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei

BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juni 2025

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de vragen van de fracties BBB, SP en 50PLUS over de voortgang van de verduurzaming van de industrie17, ingezonden 29 april 2025.

Sophie Hermans

Minister van Klimaat en Groene Groei

176855.01U

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

1

In uw antwoord op de gestelde vragen geeft u aan dat in tegenstelling tot voorgaande jaren de uitstootreductie nu gepaard gaat met een krimp van de industrie. In hoeverre is er sprake van een "omslagpunt"? De leden van de BBB-fractie ontvangen graag een toelichting op dit punt.

Antwoord

Er is mijns inziens geen sprake van een omslagpunt in de zin dat vanaf dit moment emissiereductie noodzakelijk gepaard zou gaan met het afbouwen van industriële activiteit. Het kabinet blijft zich inzetten voor het tijdig realiseren van de randvoorwaarden en een gelijk speelveld, zoals ook blijkt uit de reeds aangekondigde maatregelen uit het Pakket voor Groene Groei18, zodat industriële bedrijven in Nederland in staat zijn om hun productieproces te verduurzamen. Op die manier blijft het mogelijk om productie en de uitstoot van broeikasgasemissies te ontkoppelen, waarmee het kabinet beoogt te voorkomen dat een dergelijk omslagpunt zich in de praktijk gaat voordoen.

Het kabinet heeft hiertoe concrete stappen gezet om de moeilijke omstandigheden op het gebied van het gelijk speelveld voor de energie-intensieve industrie te verbeteren, opdat bedrijven het vertrouwen hebben om in Nederland ook de verduurzamingsinvesteringen te maken en niet verder uit te stellen. Het kabinet verlengt onder andere de IKC ETS met drie jaar om op korte termijn de energiekosten te kunnen drukken. Daarnaast wordt de IBO-beleidsoptie voor een amortisatierekening om de nettarieven op een redelijk niveau te houden verder verkend. Verder kijkt het kabinet ook nadrukkelijk naar Europa zodat we de kansen benutten die de Clean Industrial Deal (CID) biedt, waaronder het Action Plan for Affordable Energy, om ook op Europees niveau tijdig de randvoorwaarden realiseren.

Het kabinet neemt deze maatregelen om verdere vertraging en mogelijk afstel te voorkomen, aangezien deze projecten nodig zijn om de klimaatdoelstellingen van het kabinet te realiseren. Afstel van verduurzamingsinvesteringen zal op termijn onvermijdelijk leiden tot het verdwijnen van productie binnen de energie-intensieve industrie in Nederland, waarbij productie op de middellange termijn in Nederland op een emissie-intensieve manier zal blijven plaatsvinden. Daarnaast is het kabinet zich hierbij ook bewust van het feit dat, zoals het PBL heeft geconstateerd in de Trajectverkenning Klimaatneutraal, het niet goed denkbaar is dat productie, die dan elders wordt opgevangen, op een duurzamere manier plaatsvindt waardoor het klimaat hierbij geen baat heeft. Hier is noch het klimaat, noch ons toekomstig verdienvermogen bij gebaat. Dit kabinet blijft zich inspannen voor groene groei.

2

De elektriciteitskosten zijn in Nederland significant hoger dan in omringende landen omdat we de netkosten niet (meer) subsidiëren. Vorig jaar is dit eenmalig alsnog gebeurd. Deze leden vragen of u overweegt alsnog maatregelen te nemen om te komen tot een gelijk speelveld en zo ja, welke. Ook hierop ontvangen deze leden graag een toelichting.

Antwoord

Vorig jaar heeft het kabinet besloten de indirecte kostencompensatie (IKC) ETS eenmalig opnieuw in te voeren. Met het Pakket voor Groene Groei heeft het kabinet besloten de IKC-ETS met drie jaar te verlengen wat verlichting biedt voor de elektriciteitsprijs van bedrijven die actief zijn in de IKC-sectoren19. Om de netkosten te drukken heeft het kabinet aangekondigd met een positieve grondhouding te zullen onderzoeken of aan vier randvoorwaarden voor amortisatie kan worden voldaan, waarmee de kosten voor de uitbreiding van het elektriciteitsnet over een langere periode zouden worden gespreid om het gelijk speelveld te herstellen en zo elektrificatie te bevorderen. Het kabinet zal de Kamer met Prinsjesdag 2025 informeren over deze vier randvoorwaarden en het besluit daarover.

3

U geeft aan (nog) niet te toetsen op haalbaarheid, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid van nieuwe maatregelen. Bent u bereid hier bij nieuw beleid voortaan op te toetsen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

In de eerdere beantwoording is aangegeven dat er geen specifiek toetsingskader is voor wetsvoorstellen op het gebied van verduurzaming van de industrie. Bij het reguliere wetgevingsproces wordt standaard een uitvoeringstoets uitgevoerd, waarbij de financiële en niet-financiële gevolgen voor bedrijven in kaart worden gebracht. Daarbij worden haalbaarheid, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid ook meegenomen en gewogen. Ook in het bredere beleidsvormingsproces wordt er rekening gehouden met de haalbaarheid, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid van maatregelen.

4

U geeft aan dat er sprake is van een “groene weglek” van bedrijven. Wat kunt u doen om dit te voorkomen?

Antwoord

Door knelpunten in de latere groeifasen van nieuwe industrie in Nederland, bijvoorbeeld door het ontbreken van voldoende durfkapitaal, kan er sprake zijn van zogenaamde 'groene weglek'. Vanuit het ministerie van Klimaat en Groene Groei worden investeringen al op projectmatige basis actief begeleid door bijvoorbeeld bedrijven te verbinden met relevante partijen. Met de versterkte aanpak voor nieuwe industrie zet het kabinet zich in voor het gemakkelijker maken van investeringen in nieuwe industrie, bijvoorbeeld door het oplossen van beleidsmatige knelpunten en het creëren van randvoorwaarden om groene weglek te voorkomen.

In bredere zin heeft het kabinet met het Pakket voor Groene Groei aangekondigd forse stappen te zetten richting een meer gelijk speelveld met omliggende landen20. Het kabinet gaat naast de industrie staan en zet - in het verlengde van de Europese ontwikkelingen - in op het verbeteren van de concurrentiekracht van de industrie, en het zorgen dat investeren in verduurzaming aantrekkelijker wordt.

5

Als de clusteraanpak bij onder andere Chemelot succesvol blijkt kan deze uitgebreid worden naar andere clusters? Aan welke clusters denkt u daarbij in eerste instantie? Denkt u daarbij ook aan regionale bedrijvenclusters in bijvoorbeeld Limburg of Groningen? Bij het ministerie van VRO kent men de zogenaamde Regiodeals en de leden van de BBB-fractie vragen of een dergelijke aanpak ook mogelijk is bij het ministerie van KGG. Is er al een afspraak gepland met de minister van LVVN over de clusteraanpak en zo nee, wanneer mogen deze leden die verwachten?

Antwoord

Het kabinet beziet binnen de industrieclusters Rotterdam en Chemelot of een clustergewijze aanpak voordelen biedt. Indien deze aanpak voor deze clusters zinvol is, dan kan deze aanpak breder worden verkend voor de andere industrieclusters. Omdat daar de grootste CO2-uitstoot plaatsvindt, is daar ook de grootste CO2-reductie te bereiken.

De Regiodeals aanpak van VRO is bekend en KGG wordt hierin ook betrokken wanneer opportuun. Eenzelfde soort aanpak vanuit KGG zelf is daarmee ook niet gewenst. Al zijn de vooruitzichten goed, op dit moment is nog onvoldoende duidelijk in hoeverre de Regionale clusteraanpak maatwerk daadwerkelijk bedrijfsinvesteringen dichterbij brengt. Als er meer duidelijk is over de voor- en nadelen en succesfactoren van de aanpak, dan zal ik contact opnemen met de minister van LVVN.

6

Overweegt u om statiegeld in te voeren op alle plastic flessen, nu het heffen van statiegeld op blikjes en plastic flessen succesvol blijkt te zijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Op 14 april 2025 heeft het kabinet via een brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat - Openbaar Vervoer en Milieu de Kamer geïnformeerd over de evaluatie van de statiegeldregelgeving en hoe opvolging zal worden gegeven aan de bevindingen in de evaluatie21.

7

De leden van de fractie van de BBB constateren dat blijvend grasland een goede natuurlijke koolstofopslag is en zij vragen of u overweegt dit te stimuleren in overleg met uw collega's van LVVN of I&W. Deze leden ontvangen graag een toelichting op uw antwoord.

Antwoord

In de Routekaart Koolstofverwijdering22 wordt het koolstofverwijderingsbeleid van het kabinet uiteengezet. Hoofdstuk 10 gaat over het nationale beleid, onder andere om koolstofverwijdering in landgebruik te stimuleren. Koolstofopslag in grasland is een van de vormen van koolstofverwijdering in landgebruik en wordt al gestimuleerd door verschillende beleidsinstrumenten, waaronder de Eco-regeling onder het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid23 (GLB). Blijvend grasland is een van de eco-activiteiten waarvoor een landbouwer, in combinatie met andere eco-activiteiten, een eco-premie kan krijgen. Daarnaast zijn er beleidsinstrumenten die zorgen voor het behoud van blijvend grasland. Hieronder vallen de conditionaliteiten voor subsidies onder het GLB. Zo mag het aandeel blijvend grasland in het totale landbouwareaal in Nederland tot en met 2027 niet meer dan 5% dalen ten opzichte van 2018. En percelen blijvend grasland op veengronden moeten blijvend grasland blijven, daar geldt een omzetverbod24. Ook is er de Subsidie Behoud grasland bij afbouw derogatie25, waarvoor €52 miljoen is opgenomen in de Voorjaarsnota 202526, en de voorgenomen aanpassing van de Pachtwet.

8

Er is momenteel veel publiciteit rond de CO2-heffing die alleen in Nederland is ingevoerd. De leden van de fractie van de BBB stellen dat hierdoor bedrijfsverplaatsingen naar het buitenland dreigen of dat ETS-rechten vrijvallen voor buitenlandse bedrijven die niet te maken hebben met een dergelijke heffing als bedrijven stoppen waardoor het milieu er niet op vooruitgaat. Overweegt u deze kop op Europese regels op te heffen? Zo nee waarom niet?

Antwoord

Nee, ik overweeg niet om de nationale CO2-heffing op te heffen.

De CO2-heffing maakt onderdeel uit van de bredere beleisdmix. Deze is in Nederland ambitieus: we hebben relatief hoge emissiebeprijzing, als marginale heffing, maar zetten daar ook veel subsidies voor de industrie tegenover. Ook ruim in vergelijking tot andere landen. Deze ambitieuze beleidsmix is zo ingericht om onze wettelijke klimaatdoelen te halen, en de KEV202427 leert ons dat er meer nodig is om deze doelen daadwerkelijk binnen bereik te brengen. Een afschaffing van de nationale CO2-heffing leidt tot een vertraging van de verduurzaming en zal deze meer afhankelijk maken van het ETS en subsidies. De ambitieuze beleidsmix met hoge emissiebeprijzing maar ook ruime beschikbaarheid van subsidies (ook voor de komende jaren) maakt het mogelijk om nu juist de verduurzaming te versnellen.

Tegelijkertijd neemt het kabinet risico op weglekeffecten serieus. Dit is onder andere de reden waarom in het Pakket Groene Groei28 is ingezet op het op orde brengen van de randvoorwaarden voor verduurzaming, zodat de industrie ook daadwerkelijk de CO2-heffing kan voorblijven. Daarnaast wordt het heffingsdoel van de CO2-heffing via aanpassing van de nationale reductiefactor verschoven van 2030 naar 2032, zodat bedrijven die op dit moment nog niet kunnen verduurzamen, meer tijd krijgen om aan de afgesproken emissiereductie te voldoen.

Ook wordt de flexibiliteit onder de CO2-heffing vergroot door het opzetten van een handelsplatform voor dispensatierechten, het uitbreiden van de carryback-regeling waardoor overschotten in dispensatierechten, ook na 2029, kunnen worden ingezet in het jaar van de hoogst betaalde heffing (maximaal 5 jaar terug in de tijd).

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

9

De leden van de SP-fractie vragen u of de emissiereductie van 46% inclusief de CO2-opslag in de zeebodem is en zo ja, welk percentage de daadwerkelijke vermindering van de CO2- uitstoot betreft.

Antwoord

Nee, deze emissiereductie is zonder CO2-opslag in de zeebodem. In 2023 waren er namelijk nog geen operationele CO2-opslagprojecten in Nederland. Het betreft dus in zijn geheel een daling van broeikasgasemissies.

10

De leden van de SP-fractie vragen welke inspanningen, financieel en materieel, door de industrie worden geleverd om de 56% reductie te realiseren.

Antwoord

Er bestaat geen integraal overzicht van de materiële en totale investeringen (financiële inspanningen) die de industrie levert om tot de 56% emissiereductie te komen. Hierover wordt door het PBL in de Klimaat- en Energieverkenning 2024 ook geen verdere toelichting gegeven.

Voor reeds gemaakte investeringen in de periode 2019-2022 ten behoeve van verduurzaming die bijdragen aan de realisatie van de 56% emissiereductie, heeft de klimaatsector industrie ruim 2,5 miljard euro uitgegeven aan milieu-investeringen (Monitor Verduurzaming Industrie, CBS). Dit betreft alleen het deel van de totale investeringen met het oogmerk om milieuschade te voorkomen. Hiervan was over de meest recente periode ongeveer 70% ter voorkoming van emissies naar lucht en energie (waaronder emissiereductie van broeikasgassen). In de Kamerbrief van 17 maart 2025 over de voortgang van de verduurzaming van de industrie zijn er ook een aantal concrete voorbeelden van verduurzamingsinvesteringen en gerealiseerde projecten gegeven binnen de klimaatsector industrie. Naar verwachting zullen de milieu-investeringen verder toenemen als de investeringsbeslissingen en de daarmee gepaard gaande investeringen voor verduurzamingsprojecten in de industrie worden gemaakt.

11

Kunt u aangeven waarom de factoren in de randvoorwaardelijke sfeer leiden tot het uitstellen en zelfs uitblijven van investeringen?

Antwoord

Het uitstellen of uitblijven van investeringen kan verschillen afhankelijk van het knelpunt dat zich voordoet. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van netcongestie en er voor een investering in verduurzaming een aansluiting op het net nodig is, dan kan die investering niet worden gedaan. Hetzelfde geldt bij het ontbreken van een vergunning. In het geval van hoge energiekosten kan dit ertoe leiden dat het voor bedrijven niet rendabel is om te investeren in verduurzaming omdat de productie vervolgens te duur wordt en zij niet meer kunnen concurreren met bedrijven in het buitenland. Wanneer deze knelpunten, of een combinatie van knelpunten, zich ook op de lange termijn voor blijft doen is het risico groot dat bedrijven zich verplaatsen naar landen waar zij wel een netaansluiting of vergunning kunnen krijgen en de energieprijzen hen in staat stellen te concurreren met andere bedrijven.

12

Deelt u de mening met de leden van de SP-fractie dat klimaat- en milieumaatregelen wettelijk zijn vastgesteld en sowieso genomen moeten worden, los van belemmerende factoren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het kabinet neemt verstandige en logische maatregelen om de klimaatdoelen binnen bereik te brengen. De doelmatigheid en effectiviteit van maatregelen is echter afhankelijk van de aanwezige randvoorwaarden. Het is niet effectief om de druk op bedrijven te verhogen als dit niet leidt tot additionele emissiereductie en het risico op weglek vergroot. Bovendien kan een verplaatsing van productie naar het buitenland een negatief effect hebben wat op kan lopen tot gemiddeld een 2,5 keer CO2-intensievere productie buiten Europa29.

Het nemen van nationale klimaatmaatregelen zonder rekening te houden met de beschikbaarheid van randvoorwaarden en de knelpunten in de uitvoering zou dan in strijd zijn met de taak van klimaatminister. Het doel van de Klimaatwet is om wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken. De meeste effectieve wijze om dit te doen is door in Nederland te verduurzamen.

13

Kunt u uitleggen waarom rendabiliteit van bedrijven voorrang heeft op maatregelen ten behoeve van het klimaat en het milieu?

Antwoord

Zoals beschreven in het antwoord op vraag 12 is het doel om effectief klimaatbeleid te voeren. Daarvoor is het noodzakelijk dat de overheid het aantrekkelijk maakt om te investeren in verduurzaming in Nederland. Maatregelen moeten daaraan bijdragen. Wanneer er maatregelen getroffen worden die de concurrentiepositie van bedrijven verslechteren, maar niet leiden tot wereldwijde emissiereductie door verplaatsing naar het buitenland zouden we als Nederland als het ware 'ons straatje schoonvegen'. Dit is niet effectief voor het tegengaan van klimaatverandering en leidt tot onnodig welvaartsverlies. Juist daarom zet dit kabinet in op groene groei waarbij het tegengaan van klimaatverandering en het verbeteren van de concurrentiekracht voor bedrijven hand in hand gaan.

14

De leden van de SP-fractie vragen welke morele bijdrage deze bedrijven leveren aan onze samenleving als het gaat om het versterken en verbeteren van onze leefomgeving in relatie tot het dreigement te verhuizen naar het buitenland.

Antwoord

Het bedrijfsleven draagt op vele manieren bij aan de Nederlandse samenleving en onze welvaart door te zorgen voor veel banen, producten wie wij dagelijks gebruiken en onze strategische autonomie en veiligheid. De taak van de overheid is daarbij om te sturen op de randvoorwaarden voor verduurzaming, waarbij de overheid zowel zorgt voor de 'stok' als de 'wortel' zodat verduurzamen niet vrijblijvend is, maar bedrijven hier wel in ondersteund worden.

15

Kunt u aangeven welke bedrijven dit betreft, hoeveel winst deze bedrijven jaarlijks maken en hoeveel daarvan wordt geïnvesteerd in verduurzaming van de bedrijfsvoering?

Antwoord

Er wordt in de Kamerbrief over verduurzaming industrie van 2 april niet gerefereerd aan specifieke bedrijven, maar aan het bedrijfsleven in algemene zin. Het gaat hierbij om circa 280 ETS-plichtige bedrijven en nog ruim 80.000 overige bedrijven in meer dan 10 branches. Vanuit de overheid wordt er geen informatie bijgehouden over de hoeveelheid winst van individuele bedrijven en hoeveel daarvan in verduurzaming geïnvesteerd wordt.

16

Kunt u aangeven aan welke ondersteuningsmaatregelen wordt gedacht, hoeveel middelen deze regering bereid is hiervoor in te zetten en in welke verhouding deze inspanning mag staat in relatie tot omzet, winst en eigen inspanning van deze bedrijven?

Antwoord

Het kabinet zet met het Pakket voor Groene Groei in op het verbeteren van de concurrentiekracht van de industrie, en het zorgen dat investeren in verduurzaming weer aantrekkelijker wordt. Daarbij is er specifiek aandacht voor het verbeteren van de randvoorwaarden en het oplossen van knelpunten voor verduurzaming. Hiervoor wordt bijvoorbeeld de IKC-ETS verlengd en geïnvesteerd in infrastructuur voor CCS en waterstof. Zie voor een volledig overzicht hiervan de Kamerbrief over het pakket voor Groene Groei.30 Daarnaast wordt de SDE++ opnieuw opengesteld, zal de NIKI voor het eerst opengaan en zijn er bestaande verduurzamingsregelingen als de DEI+ en VEKI. Deze regelingen zijn beschikbaar voor alle bedrijven, zowel het grootbedrijf als het mkb, en worden toegekend op basis van de meest gunstige emissiereductie ten opzichte van de kosten. De hoogte van de middelen wordt bepaald op basis van de onrendabele top. Dit is het deel van de kosten die bedrijven niet door kunnen berekenen in de prijs van hun producten op de markt.

17

De leden van de SP-fractie vragen welke mogelijkheden er voor bedrijven zijn om, gezien de Europese regelgeving rond klimaat en milieu, binnen de EU te verhuizen en betekent dit niet dat bedrijven genoodzaakt zullen zijn te verhuizen naar landen buiten de EU?

Antwoord

Regelgeving is niet de enige factor die vestigingskeuzes binnen de EU beïnvloedt. Een open interne markt met vrij verkeer van personen en bedrijven, goede logistiek en hoog opgeleide beroepsbevolking maken het voor bedrijven nog steeds aantrekkelijk vestigingen binnen de Europese markt te openen. Europese regelgeving, ten behoeve van klimaat- en energiedoelstellingen, zorgen ook voor een gelijk speelveld van verplichtingen en zekerheid binnen de Europese interne markt. Bedrijven hebben de afgelopen jaren echter ook gesignaleerd dat te vergaande regeldruk het Europees concurrentievermogen negatief kan beïnvloeden. Dit kan, naast andere redenen, tot gevolg hebben dat bedrijven besluiten hun activiteiten naar buiten de EU te verplaatsen. Met dergelijke verhuizingen lekken ook hun CO2 emissies weg. Het CBAM, dat in 2023 is aangenomen, ziet hierop toe door de koolstofuitstoot bij de grens te corrigeren. Om weglek ten gevolge van regeldruk meer te voorkomen, zet de Europese Commissie deze termijn in op het versimpelen en verminderen van (onnodige) regeldruk. Zo heeft bijvoorbeeld de recente herziening van de reikwijdte van de CSRD en het CBAM de regeldruk voor veel bedrijven aanzienlijk verminderd31, waarbij niet afgedaan wordt aan de beleidsdoelstellingen. Daarnaast dient de uitwerking van de Clean Industrial Deal ervoor te zorgen dat het versterken van concurrentievermogen en decarbonisatie van de energie-intensieve sector weer hand in hand gaan.

18

De leden van de SP-fractie delen de mening van de minister dat met maatwerk aanpak bij veel bedrijven de CO2-reductiedoelen kunnen worden gehaald. Kunt u aangeven wanneer een bedrijf hiervoor in aanmerking komt? Betreft dit tot nu toe uitsluitend incidentele subsidies of zijn er ook andere meer structurelere regeling en welke voorwaarden gelden voor deze bedrijven als uiteindelijk het verdienmodel weer op orde is gebracht?

Antwoord

De maatwerkaanpak is primair bedoeld voor de twintig grootste industriële uitstoters in Nederland. Daarnaast is 1,5 jaar geleden de aanpak uitgebreid met bedrijven die buiten deze top 20 vallen. Inmiddels is met twee bedrijven die direct na de top 20 komen een Expression of Principles (EoP) getekend. Bedrijven moeten zelf interesse hebben in de maatwerkaanpak en bereid zijn blijvend te investeren en produceren in Nederland en te werken aan een businessmodel op basis van schone producten en schone productieprocessen.

Binnen de maatwerkaanpak wordt, indien sprake is van een wens tot financiële ondersteuning, eerst gezocht of dit kan via het generiek instrumentarium. Mocht dit niet passend zijn voor het beoogde verduurzamingsproject, dan kan daartoe maatwerkfinanciering en subsidiëring voor worden aangeboden. Uiteraard moet dit efficiënt zijn en toegestaan zijn binnen de staatssteunkaders.

19

Voor het maken van maatwerkafspraken met de Afvalverbrandingsinstallaties (AVI's) is in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds € 222 miljoen gereserveerd. De leden van de SP-fractie vragen welke substantiële bijdrage aan de CO2-reductie met deze 222 miljoen wordt bereikt en of deze middelen inmiddels al worden ingezet. Zo ja, met welk resultaat?

Antwoord

In februari is met de AVI-bedrijven AVR en AEB het gesprek over de maatwerkaanpak gestart. Dit conform het advies van ABDTOPConsult dat op 17 januari jl. als bijlage aan de Tweede Kamer is gestuurd bij de brief beleidsvisie afvalverbranding en maatwerk met afvalverbrandingsinstallaties32. Op dit moment is niet duidelijk welke hoeveelheid CÜ2-emissie met de beschikbare middelen kan worden gereduceerd. Naar verwachting is er na Q2, op basis van de gesprekken met de AVI-bedrijven over hun projectportfolio gericht op verduurzaming, zicht op de potentie van het instrument maatwerkaanpak in relatie tot de afvalverbrandingsinstallaties (AVI's). De maatwerkaanpak voor AVI's is gericht op additionele reductie van CO2-emissie en bovenwettelijke verbetering van de leefomgeving.

20

Kunt u aangeven met welke AVI's reeds maatwerkafspraken zijn gemaakt en op welke termijn deze zullen worden uitgevoerd?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 19. Er zijn op dit moment geen maatwerkafspraken met AVI-bedrijven gemaakt. In de lopende gesprekken wordt verkend of de projectfolio's van AVR en AEB gericht op verduurzaming, geschikt zijn om daadwerkelijk een maatwerktraject te starten en een Expression of Principles (EoP) op te stellen. Inschatting is dat op basis van deze gesprekken na het tweede kwartaal van dit jaar kan worden vastgesteld welke potentie het instrument maatwerkaanpak in de huidige vorm heeft in relatie tot de AVI-bedrijven.

21

Kunt u aangeven of de genoemde 222 miljoen uitsluitend voor de AVI's bestemd zijn, of betreft dit het gehele budget van het klimaatfonds? Deze leden ontvangen hiervan graag een overzicht.

Antwoord

Het bedrag van € 222 miljoen in het Klimaatfonds is gereserveerd voor de maatwerkaanpak die specifiek is gericht op de AVI-bedrijven. Deze reservering is opgenomen in het concept Ontwerp Meerjarenprogramma Klimaatfonds, dat als onderdeel van het Pakket voor Groene Groei is gedeeld met de Tweede Kamer33.

22

De gesprekken met de betrokken bedrijven, de clusterorganisatie, clusterregisseur en de provincie Limburg hebben voor het industriecluster Chemelot inmiddels een paar concrete projecten opgeleverd. De leden van de SP-fractie vragen welke concrete projecten hier worden bedoeld en tot welk resultaat dit heeft geleid in relatie tot de voor Chemelot gestelde doelen als het gaat om de transitie?

Antwoord

Na een gezamenlijke verkenning heeft Chemelot een gefaseerde aanpak gedeeld met concrete projecten die bijdragen aan verduurzaming bij de maatwerkbedrijven in het cluster en de langere termijn toekomst van het cluster. In de eerste fase zijn de projecten van AnQore en RWE/FUREC de twee belangrijkste, waarbij een bedrijfsoverstijgende benadering kan bijdragen aan een positief investeringsbesluit. Deze projecten dragen bij aan de transitie naar een duurzame toekomst voor de industrie op Chemelot met als doel een circulaire en CO2-neutrale site rond 2040.

23

De leden van de SP-fractie vragen tevens welke invloed de stikstofproblematiek en de uitspraak van de Raad van State van 18 december 2024 heeft op de uitvoerbaarheid van de verschillende projecten. Hoeveel projecten liggen hierdoor stil en welke gevolgen heeft dit voor de subsidieaanvragen?

Antwoord

Op dit moment zijn er geen signalen dat projecten stil liggen op Chemelot in verband met de stikstofproblematiek. Dit doet niets af aan de zorg die het kabinet heeft toegelicht in de brief van 19 december 2024 over deze uitspraak. Met de provincie Limburg vindt overleg plaats over de mogelijke betekenis voor het cluster Chemelot.

24

Kunt u aangeven op welke wijze de uitstoot door zeeschepen wordt meegenomen als het gaat om projecten ter verduurzaming van deze sector?

Antwoord

Emissies uit internationale lucht- en zeevaart vallen niet onder de

reductiedoelstellingen in de Klimaatwet. Vanwege de internationale verwevenheid van deze sectoren zet het kabinet in op het maken van internationale afspraken t.a.v. de verduurzaming van deze sector. Op deze manier zijn de maatregelen het meest effectief en wordt het internationale gelijke speelveld geborgd. Daarnaast zet het kabinet ook nationale instrumenten in, bijvoorbeeld gericht onderzoek naar duurzame aandrijftechnieken die op de langere termijn nodig zijn om emissievrij te varen. Hiervoor zijn in het Klimaatfonds middelen beschikbaar gesteld (€111 miljoen).

Vragen en opmerkingen van het lid van de 50PLUS-fractie

25

Kent de nationale CO2-heffing voor de industrie ook een systematiek waarbij bedrijven die moeilijker kunnen verduurzamen uitstootrechten kunnen kopen bij bedrijven die makkelijker verduurzamen, of geldt dat alleen voor het EU-ETS systeem, zo vraagt het lid van de 50PLUS-fractie.

Antwoord

Binnen de nationale CO2-heffing kan gehandeld worden in vrije uitstootruimte, ook wel dispensatierechten genoemd. Bedrijven die, bijvoorbeeld, moeilijker kunnen verduurzamen, kunnen een mogelijk tekort aan dispensatierechten dekken door een overschot in dispensatierechten op te kopen van andere bedrijven die makkelijker kunnen verduurzamen en een overschot aan rechten hebben. Bedrijven ontvangen jaarlijks een aantal dispensatierechten, die ze op deze wijze binnen datzelfde jaar kunnen verhandelen.

Onder de CO2-heffing kan een bedrijf ook gebruik maken van de 'carry-back' regeling. Hierbij kan een bedrijf dat een overschot aan dispensatierechten heeft gerealiseerd, deze inzetten om tekorten uit het verleden terug te vorderen. Daarnaast kunnen bedrijven vanaf mei 2025 gebruik maken van het door de NEa recent gepubliceerde handelsplaform: de CHeR34. Bedrijven kunnen hier anoniem aangeven een tekort (vraag) of overschot (aanbod) aan dispensatierechten35 te hebben en deze verhandelen of aanvullen36. Dit platform is door de NEa mogelijk gemaakt om handel in dispensatierechten beter te faciliteren. De NEa is hierin geen tussenpartij.

26

Indien dit niet het geval is, dan concludeert dit lid dat de nationale CO2-heffing behalve een extra financiële last, vooral ook minder flexibel is voor de bedrijfsvoering van industriële ondernemingen, dan het EU Emissions Trading System (EU ETS). Klopt dat?

Antwoord

Zoals bij vraag 25 aangegeven kan binnen de nationale CO2-heffing wél gehandeld worden in vrije uitstootruimte ook wel dispensatierechten.

27

Een extra verhoging van het EU ETS, in plaats van de nationale CO2-heffing, is dan toch minder schadelijk voor de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven dan de huidige situatie met een aparte nationale CO2-heffing?

Antwoord

Het klopt dat het EU ETS minder schadelijk is voor de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse industrie omdat ook concurrenten in Europa door dit beprijzingsmechanisme worden geraakt. Daarbij bestaat er op Europees niveau ook vanaf 2026 de CBAM, die het concurrentienadeel van ETS sectoren beperkt ten opzichte van import uit derde landen waar de CO2-prijs lager is. Een hogere ETS-prijs dempt de kosten van de nationale CO2-heffing, aangezien het bedrijf uitsluitend het verschil betaalt. Binnen Europa is Nederland dan ook voorstander van een sterk EU ETS. De prijs van emissierechten van het EU ETS wordt bepaald door de markt, deze prijs is op dit moment onvoldoende hoog om de benodigde investeringen te ontsluiten die nodig zijn voor onze (nationale) reductiedoelen waardoor additionele beprijzing (en subsidiëring) via nationaal beleid nodig is.

28

Is er ook een nationale kop (of vergelijkbare systematiek) ten aanzien van Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM)?

Antwoord

Nee, deze is er niet.

29

Indien dit er niet is, dan concludeert dit lid dat de nationale CO2-heffing per opgehaalde euro schadelijker is voor de Nederlandse concurrentiepositie dan het EU-ETS, omdat er voor het deel van de nationale CO2-heffing geen correctie aan de grens plaatsvind voor (vervuilende) buitenlandse concurrenten. Deelt u deze zienswijze en zo nee, waarom niet?

Antwoord

De nationale CO2-heffing wordt enkel in Nederland geheven en heeft daarmee invloed op de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse industrie. Echter, de nationale CO2-heffing is onderdeel van een bredere beleidsmix waarbinnen ook subsidies (o.a. SDE ++, VEKI en DEI) beschikbaar zijn voor de verduurzaming van de industrie. Hierdoor kunnen de CO2-heffing en betalingen voor rechten binnen het Europese emissiehandelssysteem (hierna: EU ETS) eventueel worden ontlopen. Deze subsidies liggen in Nederland hoger dan in omringende landen, wat een positief effect op de concurrentiepositie heeft. De jaarlijkse speelveldtoetsen geven inzicht in de wijze waarop het klimaatbeleid de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie beïnvloedt. Hieruit blijkt dat de nationale CO2-heffing een negatieve impact heeft en dat deze negatieve impact vaak niet volledig wordt gemitigeerd door de beschikbare subsidies.

Nederland kiest voor deze beleidsmix om decarbonisatie van de industrie te stimuleren en bij te dragen aan het behalen van de klimaatdoelen. Het kabinet streeft in haar economisch beleid ernaar dat behoud en het verbeteren van de Nederlandse concurrentiepositie hand in hand gaan met verduurzaming van de industrie en het behalen van de klimaatdoelen.

De precieze invloed van deze beleidsmix op de Nederlandse concurrentiepositie is lastig te kwantificeren, omdat de Nederlandse concurrentiepositie niet exclusief staat of valt met het klimaatbeleid. Bij de concurrentiepositie spelen verschillende andere factoren een rol. Zo zijn ook de mate waarin bedrijven blootstaan aan internationale concurrentie, de aanwezigheid van logistieke voorzieningen en voldoende hoogopgeleid personeel belangrijk.

30

Bent u bekend met actuele signalen dat handelspartners kritiek hebben op het CBAM en dat Amerikaanse onderhandelaars willen dat de EU het CBAM helemaal schrapt voor Amerikaanse bedrijven?

Antwoord

Ik ben bekend met deze signalen. Het CBAM is een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de Europese buitengrens. Dit houdt in dat er een prijs betaald moet worden voor de broeikasgassen die zijn vrijgekomen bij de productie van geïmporteerde CBAM-goederen. Het vormt een aanvulling op het EU ETS door gelijkwaardige regels toe te passen op CBAM-goederen die vanuit derde landen op de Europese markt worden gebracht. Producenten uit derde landen die op de EU-markt willen handelen, worden daarmee niet onevenredig belast.

Het schrappen van het CBAM voor import uit de VS zou daarentegen wel een onredelijk voordeel geven aan Amerikaanse exporteurs en bepaalde EU-importeurs en daarmee het mondiaal én intra-EU gelijk speelveld negatief beïnvloeden. Dit gaat tegen het principe van het CBAM in.

Verder hebben andere landen, waaronder het VK, een eigen CBAM geïntroduceerd na de invoering van het EU CBAM. Ook in de VS zijn er verschillende initiatieven geweest tot een eigen (vorm van het) CBAM als reactie op het EU CBAM. In het kader van wereldwijde verduurzaming, moedigt de EU dit in principe aan en wordt dit ook als beoogd effect gezien.

31

Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn voor de concurrentiepositie van Europese industriële bedrijven als het ETS wordt voortgezet zonder CBAM?

Antwoord

Indien het EU ETS wordt voortgezet zonder een koolstofcorrectie bij de grens, zou er een groter risico zijn op koolstofweglek in de vorm van meer import van relatief vervuilendere producten uit derde landen en/of verplaatsing van productiecapaciteit. Exporteurs uit derde landen die vervuilende producten verhandelen, hebben in dit scenario namelijk een voordeel op de Europese markt ten opzichte van Europese producenten van dezelfde goederen, die ofwel ETS-rechten hebben aangekocht, ofwel verduurzamingsinvesteringen hebben gedaan.

32

Houdt u er rekening mee dat CBAM onderdeel is of kan worden van de actuele onderhandelingen met de Verenigde Staten over handelskwesties?

Antwoord

Het kabinet houdt daar rekening mee en verwijst voor een inhoudelijk antwoord naar de beantwoording van vraag 30.

33

Houdt u er rekening mee dat nationale CO2-heffingen moeten verdwijnen als gevolg van de actuele onderhandelingen met de Verenigde Staten over handelskwesties? Kan dit volgens u op tafel komen en bent u dan bereid om hierover te onderhandelen?

Antwoord

Het kabinet wil niet vooruitlopen op wat er mogelijk met de Verenigde Staten afgesproken wordt betreffende de handel tussen onze landen, of tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie. Het kabinet wijst er overigens op dat elke vorm van onderhandelingen met de Unie als geheel zal plaatsvinden en de heffing nationaal beleid is van Nederland.

34

Is het EU ETS (incl. het huidige ingroeipad) überhaupt wel houdbaar zonder CBAM?

Antwoord

Een EU-ETS zonder CBAM is niet aan de orde. Voor het belang van CBAM, zie de beantwoording van vraag 31.

35

Het lid van de 50PLUS-fractie is van mening dat als de nationale CO2-heffing geen systematiek kent waarbij verschillende typen bedrijven uitstootrechten kunnen inkopen en verkopen en er tevens geen sprake is van een 'carbon border adjustment mechanism', de nationale CO2-heffing geen verfijnd beleidsinstrument is in vergelijking met het EU ETS. Deelt u deze mening en zo nee, waarom niet?

Antwoord

De CO2-heffing heeft wel degelijk een handelsmechanisme voor uitstootrechten. Zie voor een inhoudelijke reactie het antwoord op vraag 25 en 26.

19

1

De letter G heeft alleen betrekking op 29 826.

2

Samenstelling:

Kemperman (Fractie-Kemperman), Van Langen-Visbeek (BBB) (ondervoorzitter), Oplaat (BBB), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen

(GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van de Sanden (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Strien, (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-den Uijl (SP),

Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

3

Kamerstukken I 2024-2025, 29 826 / 32 813, E.

4

Kamerstukken I 2024-2025, 29 826 / 32 813, F.

5

Kamerstukken I 2024-2025, 29 826 / 32 813, E.

6

Klimaatakkoord.nl, 28 juni 2019: Klimaatakkoord | Publicatie | Klimaatakkoord.

7

SER.nl, september 2013: Energieakkoord voor duurzame groei.

8

CBS.nl, 12 maart 2025: Daling uitstoot broeikasgassen vlakt af in 2024 | CBS.

9

Pbl.nl, 6 maart 2025: Emissieramingen luchtverontreinigende stoffen 2025 | Planbureau voor de Leefomgeving.

10

Kamerstukken I 2024-2025, 29 826 / 32 813, F.

11

Kamerstukken II 2024-2025, 32813, 1412.

12

Kamerstukken I 2024-2025, 29 826 / 32 813, F.

13

ECLI:NL:RVS:2024:4923 en ECLI:NL:RVS:2024:4909.

14

Kamerstukken I 2024-2025, 29 826 / 32 813, E.

15

https://www.hinrichfoundation.com/research/wp/sustainable/gaps-in-cbam-and-the-eu-net-zero-

strategy/?utm_source=twitter&utm_medium=social-organic&utm_campaign=wp-oger-assessing-the-

gaps-in-cbam&utm_content=20250422-static.

16

https://taxnews.ey.com/news/2025-0814-eu-united-states-to-impose-reciprocal-tariffs-on-

goods-originating-from-the-european-union.

17

Kenmerk 176855.01U

18

Bijlage bij Kamerstukken II 2024/25, 33 043, nr. 114.

19

Kamerstukken II 2024/25, 33 043, nr. 114.

20

Bijlage bij Kamerstukken II 2024/25, 33 043, nr. 114.

21

Kamerstukken II 2024/25, 28 694, nr. 158.

22

Kamerstukken II 2024/25, 32 813, nr. 1500.

23

Eco-regeling 2025 | RVO.nl

24

Conditionaliteiten GLB 2025 | RVO.nl

25

Subsidie Behoud grasland bij ' afbouw derogatie | RVO.nl

26

Bijlagen bij Kamerstukken I 2024/25, 36 725, A.

27

Bijlagen bij Kamerstukken II 2024/25, 32 813, nr. 1416.

28

Kamerstukken II 2024/25, 33 043, nr. 114.

29

CO2-heffing en verplaatsing, CPB

30

Kamerstukken II 2024/2025, 33 043 nr. 114.

31

Kamerstukken II 2024/25, 22 112, nr. 4012.

32

Bijlage bij Kamerstukken II 2024/25, 30 872, nr. 306.

33

Bijlage bij Kamerstukken II 2024/25, 33 043, nr. 114.

34

CO2-heffingsregister (CHeR) | EHP, Registers en formulieren | Nederlandse Emissieautoriteit

35

Dispensatierechten | Nederlandse Emissieautoriteit

36

Handel in dispensatierechten | Dispensatierechten | Nederlandse Emissieautoriteit


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.