Onderwijs- en jeugdbeleid - Hoofdinhoud
Het Europese onderwijs- en jeugdbeleid heeft als doel dat alle Europese burgers de mogelijkheid hebben om een opleiding te volgen en de kennis tijdens het beroepsleven te vergroten. Sinds 2005 is ook het jeugdbeleid bij het onderwijsbeleid opgenomen. De doelstelling hiervan is onder andere het creëren van banen voor jongeren nadat zij hun studie hebben afgerond.
De EU heeft daarom door de jaren heen een aantal programma’s en projecten in het leven geroepen. Deze zijn sinds 2013 samengevoegd in het Erasmus + i programma. Daarnaast heeft de EU het Europees Solidariteitskorps i in het leven geroepen ter bevordering van het Europees burgerschap van jongeren.
Lidstaten dragen in de Europese Unie zelf de verantwoordelijkheid voor het verzorgen en inrichten van onderwijs. Het Europese onderwijsbeleid is daarom terughoudend. Wel staat de Europese Unie lidstaten bij in het vaststellen van gemeenschappelijke doelstellingen en het uitwisselen van kennis op het gebied van onderwijs.
Inhoudsopgave
Een moeizaam begin
De Europese Unie voert sinds de jaren '70 beleid op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding. Het eerste actieprogramma in de vorm van een resolutie over onderwijs werd overeengekomen in 1976. Dit actieprogramma was voornamelijk gericht op het vaststellen van kaders voor toekomstige samenwerking op het gebied van onderwijs. Ook werd er een onderwijscomité in het leven geroepen.
In de decennia die daarop volgden werd het onderwijsbeleid steeds verder uitgebreid, met onder andere de oprichting van verschillende programma’s, zoals Comett I (1986), Erasmus i (1987), Force (1990) en Tempus i (1990). De specifieke doelen van het onderwijsbeleid werden vastgelegd in de verdragen van Maastricht i (1992) en Amsterdam i (1997).
Van onderwijs naar jeugd
Het beleid dat de Europese Commissie voerde was zeker aan het begin voornamelijk gericht op onderwijs. In maart 2005 keurden de staatshoofden en regeringsleiders van de EU echter een Europees pact voor de jeugd goed. Daarin werden algemene beginselen vastgesteld, zoals het creëren van banen voor jongeren, het bijbrengen van een aantal basisvaardigheden tijdens hun opleiding, en het tot stand brengen van een evenwicht tussen werk en privéleven, zodra ze een baan hebben.
Erasmus +
Over de jaren heen werden er behoorlijk wat verschillende subsidieprogramma’s opgericht met diverse doeleinden in het kader van onderwijs en ontwikkeling van de jeugd. Voorbeelden zijn Erasmus, Erasmus Mundus i, Comenius i en Leonardo da Vinci i. In 2013 werd echter besloten om al deze programma’s samen te voegen onder Erasmus +. Dit programma ging van kracht in januari 2014.
Erasmus+ richt zich op drie soorten kernacties:
-
-Individuele leermobiliteit: dit moet de participatie van jongeren in de democratie vergroten en modernisering van onderwijsinstellingen bevorderen.
-
-Samenwerking voor innovatie en goede praktijken: projecten die gericht zijn op innovatie op het gebied van onderwijs, beroepsopleidingen en jongeren.
-
-Ondersteuning van beleidshervormingen in lidstaten.
Bestrijding jeugdwerkloosheid
Jeugdwerkloosheid werd een steeds groter probleem in de Europese Unie. Door de economische crisis steeg de werkloosheid onder jongeren in de periode van 2008 tot 2013 van 15% tot 24%. In 2013 besloten de lidstaten daarom om een EU-brede politieke toezegging te doen: alle jongeren onder de 25 jaar moeten binnen vier maanden na het afstuderen of na werkloos te zijn geworden een goede baan, een nieuwe opleiding of een stage aangeboden krijgen. Dit lijkt te werken: in het eerste kwartaal van 2019 is het percentage jeugdwerkloosheid in de EU gedaald naar 14,6%.
Het Europees Solidariteitskorps
Om jongeren meer ervaring op te laten doen in een ander land en ze beter te betrekken bij de Europese gemeenschap, riep de Europese Unie het Europees Solidariteitskorps in het leven. Sinds december 2016 kunnen jongeren tussen de 18 en 30 jaar zich opgeven voor het Solidariteitskorps. Via het korps krijgen ze de kans om een steentje bij te dragen aan de Europese samenleving door bijvoorbeeld te helpen bij de integratie van vluchtelingen of ander vrijwilligerswerk te doen.
Bij de besluitvorming op dit beleidsterrein spelen de Europese Commissie i, de Raad i en het Europees Parlement i een rol. De besluitvorming verloopt volgens de gewone wetgevingsprocedure i. Bij onderwerpen waar de lidstaten op dit terrein wel Europees samenwerken, maar niet direct op basis van de Europese verdragen i, vindt besluitvorming plaats volgens de open coördinatiemethode i.
Europees orgaan |
Verantwoordelijke |
---|---|
Europese Commissie |
|
Parlementaire Commissie EP |
|
Nederlands lid parlementaire commissie EP |
Plaatsvervanger(s) |
Raad van de Europese Unie |
|
Nederlandse afvaardiging Raad van de Europese Unie |
Robbert Dijkgraaf i (D66), minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Dennis Wiersma i (VVD), minister voor Basis en Voortgezet Onderwijs Maarten van Ooijen i (ChristenUnie), staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (voor jeugdzaken) |
Invloed nationale parlementen
Het Nederlandse parlement heeft ook een rol in de totstandkoming van Europees beleid. Dat kan formeel op twee manieren. Ten eerste controleert de Staten-Generaal de minister of staatssecretaris die naar de Raad van de Europese Unie gaat om over het onderwerp te praten. Daarnaast kunnen nationale parlementen van de lidstaten binnen acht weken nadat de Europese Commissie een voorstel heeft bekendgemaakt, laten weten dat de Europese Unie zich niet met het onderwerp zou moeten bezighouden i.
Vanuit het Nederlandse parlement zijn bij dit beleidsterrein betrokken:
Nederlands orgaan |
Verantwoordelijke |
---|---|
Tweede Kamer |
Vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid (OCW) - Tweede Kamer i |
Eerste Kamer |
Eerste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid (OCW) i |
Betrokken bij wetgeving en uitvoering
Betrokken instantie |
Verantwoordelijke |
---|---|
Directoraat-Generaal |
|
Agentschap |
Europees Centrum voor de Ontwikkeling van de Beroepsopleiding i |
Onderwijs- en jeugdbeleid vindt haar basis in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU) i:
-
-onderwijs- en jeugdbeleid: derde deel VwEU titel XII art. 165 i
-
-beroepsopleidingen: derde deel VwEU titel XII art. 166 i
-
-erkenning diploma's: derde deel VwEU titel IV hoofdstuk 2 art. 53 i
-
-uitwisselingen jeugdige werknemers: derde deel VwEU titel IV hoofdstuk 1 art. 47 i
Algemeen overzicht EU
Factsheet Europees Parlement
Wetgevingsoverzicht
Statistieken