Eerste Kamer wenst aanpassingen in initiatief-wetsvoorstel voor referendum Europese Grondwet

vrijdag 9 april 2004

De Eerste-Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken heeft het initiatief-wetsvoorstel voor het houden van een referendum over de Europese Grondwet teruggestuurd naar de indieners: Farah Karimi i (GroenLinks), Niesco Dubbelboer i (PvdA) en Boris van der Ham i (D66). Uit de beraadslagingen van de Eerste-Kamercommissie blijkt overigens dat het referendum ook in de Eerste Kamer kan blijven rekenen op een meerderheid.

Bezwaren tegen het huidige wetsvoorstel

Het wetsvoorstel gaat uit van een referendum tegelijk met de verkiezingen voor een nieuw Europees Parlement op 10 juni 2004. Nu dit onhaalbaar is, vindt de Eerste Kamer dat het wetsvoorstel in ieder geval herschreven moet worden.

De enige principiële tegenstanders van het referendum blijven het CDA en de ChristenUnie/SGP. Eerder geformuleerde bezwaren blijven voor deze partijen overeind staan (zie: Argumenten voor en tegen het instrument 'referendum'). De CDA-senatoren verwonderen bovendien over het feit dat een nationaal referendum gehouden kan worden, terwijl hiervoor geen grond is in de Nederlandse Grondwet. Ook wil het CDA weten waarom een eventueel referendum niet op de Nederlandse Antillen plaats kan vinden.

Een nieuw bezwaar van de ChristenUnie/SGP betreft de overweging dat de Europese Grondwet kan leiden tot een wijziging van de Nederlandse Grondwet. In dat geval zijn nieuwe verkiezingen verplicht, waardoor een referendum "dubbelop" zou zijn.

Zorg van de VVD: een lage opkomst

De VVD-fractie, die zich relatief laat (in september 2003) openlijk uitsprak vóór het referendum, verlangt nog op enkele punten opheldering van de indieners van het wetsvoorstel.

Zo stelt de toelichting van het wetsvoorstel dat volgens een EU-peiling 80 procent van de Nederlanders voorstander zou zijn van een referendum over een Europese Grondwet. Daar staat tegenover dat gemeentelijke referenda zich in Nederland kenmerken door extreem lage opkomstpercentages. De VVD wil nu weten hoe de indieners willen omgaan met een onverhoopt lage opkomst.

Verdere procedure

Karimi, Dubbelboer en Van der Ham zijn nu aan zet. Zij zullen de vragen van de Eerste Kamer beantwoorden in een Memorie van Antwoord. Als deze de vragen afdoende beantwoordt, dan kan het wetsvoorstel ter stemming worden voorgelegd aan de Eerste Kamer. Zo niet, dan gaat de voorbereiding door.

Bron: Voorlopig verslag van de vaste commissie voor binnenlandse zaken en de hoge colleges van staat, 9 april 2004

Op de internetsite van de Eerste Kamer: