Vierde Deel - Het Beleid van de Unie

1.

Onderverdeling

45: Algemene bepaling

  • 1. 
    Op de grondslag van de communautaire verworvenheden zet de Unie de genomen initiatieven voort en ontplooit zij nieuwe initiatieven overeenkomstig dit Verdrag, en inzonderheid artikel 9.
  • 2. 
    Het structuur- en conjunctuurbeleid van de Unie wordt uitgestippeld en ten uitvoer gelegd op zodanige wijze dat tegelijk met een evenwichtige expansie van de gehele Unie, de geleidelijke uitschakeling van de bestaande ongelijkheden tussen de verschillende gebieden en regio's wordt verkregen.

46: Homogeen rechtsgebied

Naast de gebieden die onder het gemeenschappelijk optreden vallen, geschiedt de coördinatie van de nationale wetgevingen met het oog op de vorming van een homogeen rechtsgebied langs de weg van de samenwerking, en zulks met name om:

  • maatregelen te nemen die het gevoel van de burger tot de Unie te behoren, kunnen versterken;
  • de internationale vormen van criminaliteit, met inbegrip van het terrorisme, te bestrijden.

De Commissie en het Parlement kunnen ter zake aanbevelingen doen aan de Europese Raad.


Toelichting

In zijn toelichting bij het ontwerp-Verdrag op het Beleid schreef Spinelli:

 
  • 29. 
    Van de bevoegdheden beschrijft het Verdrag in de eerste plaats de economische bevoegdheden. Het voornaamste kenmerk van deze groep van bevoegdheden is dat zij in de eerste plaats beogen de bepalingen van de communautaire Verdragen en het Europees Monetair Stelsel ten uitvoer te leggen, te verdiepen en te verbeteren, waarbij echter de eigen besluitvormingsprocedure van de Unie wordt benut, waardoor alle bevoegdheden op coherente wijze kunnen worden uitgeoefend.

    Daaraan wordt echter het optreden van de Unie op het gebied van het industriebeleid, waar de tekortkomingen van de Gemeenschap zijn betreurd, vooral nu de behoefte aan herstructurering duidelijk is, aLsmede op het gebied van telecommunicatie, energie en onderzoek toegevoegd of in de wet vastgelegd.

    De Unie krijgt tevens de opdracht en de passende institutionele instrumenten om de Monetaire Unie tot stand te brengen.

  • 30. 
    Het maatschappijbeleid groepeert op grond van een nieuwe aanpak enkele beleidsvormen met betrekking tot de samenleving en meer in het bijzonder de levenskwaliteit, die echter ook in nauw verband staan met de economische bevoegdheden.

    Ook op dit gebied wordt aLs richtsnoer gekozen het volledige herstel van de communautaire verworvenheden, de ontwikkeling ervan en de uitbreiding van de bevoegdheden.

    Het communautaire sociale beleid wordt namelijk volledig overgenomen en deels uitgebreid, zoals bij voorbeeld voor wat de gelijkheid tussen mannen en vrouwen betreft. Daarentegen wordt het milieubeleid, waarmee de Gemeenschap toch al was begonnen, overgenomen zoals het in het Verdrag voorkomt, terwijl het cultuur-, onderwijs-, onderzoek- en voorlichtingsbeleid naar verhouding is.

    De communautaire verworvenheden die volledig worden overgenomen en uitgebreid, vormen de grondslag van het regionaal beleid, dat in het Verdrag van de Unie zelf wordt opgenomen, hetgeen een aanzienlijke stap vooruit betekent ten opzichte van het EEG-Verdrag.

  • 31. 
    Aparte vermelding verdienen de internationale betrekkingen van de Unie, die zijn gebaseerd op het streven naar vrede, veiligheid, samenwerking en versterking van de internationale organisatie. Op dit gebied kon men zich niet beperken tot een simpele opsomming van de bevoegdheden, maar moest tevens worden gezocht naar een wijze van uitoefening ervan die enerzijds voldoende rekening houdt met het feit dat dit een moeilijk probleem is en anderzijds niet de noodzaak uit het oog verliest dat geleidelijk een doeltreffend buitenlands beleid moet worden gevoerd, dat in overeenstemming is met de verantwoordelijkheden van Europa in de wereld.

    De buitenlandse aspecten van de exclusieve en concurrerende bevoegdheden van de Unie vallen onder het gemeenschappelijk optreden, waarbij echter de Raad van de Unie, waarin de nationale regeringen zijn vertegenwoordigd, meer gewicht in de schaal legt.

    In dit verband wordt de taak van de Unie tot voortzetting en uitbreiding van het communautaire ontwikkelingshulpbeleid bevestigd.

    De methode van samenwerking, beheerd door de Europese Raad, maar mogelijk met deelneming van de andere instellingen, wordt toegepast in de andere sectoren van het internationale beleid die van gemeenschappelijk belang zijn.

    Erkend wordt dat de politieke en economische aspecten van de veiligheid tot de samenwerking behoren, maar de Europese Raad kan de samenwerking ook tot de andere veiligheidsaspecten uitbreiden, d.w.z. tot de bewapening, de verkoop van wapens aan derde landen, defensie en ontwapening.

    Als het subsidiariteitsbeginsel het vereist, heeft de Europese Raad de bevoegdheid om te besluiten dat bepaalde kwesties die onder de samenwerking vallen tijdelijk met bepaalde waarborgen en voorlopig en bij wijze van experiment, of voor onbepaalde tijd, onder het gemeenschappelijk optreden vallen.

    Zonder afbreuk te doel aan de noodzaak van eenstemmigheid, die in de Europese Raad de normale wijze van besluitvorming zal zijn maar zonder de formele procedure tot herziening van het Verdrag, is aldus vastgesteld dat de Unie een politieke structuur is die ertoe is bestemd in haar gemeenschappelijk optreden ook alle aspecten van het buitenlands beleid en de veiligheid op te nemen, wanneer deze alle volkeren van de Unie betreffen.