Hoofdstuk IV - Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht

1.

Onderverdeling

2.

Toelichting Nederlandse regering

De samenwerking op het terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (RVVR) wordt ingrijpend gewijzigd in het Grondwettelijk Verdrag. De RVVR-samenwerking komt met het Grondwettelijk Verdrag onder één verdragsregime, waarbij de gewone wetgevingsprocedure het uitgangspunt is voor besluitvorming. Bovendien zijn de inhoudelijke terreinen van de RVVR-samenwerking uitgebreid.

De verdragswijzigingen op het terrein van de RVVR-samenwerking vormen zonder twijfel een van de belangrijkste verworvenheden van het Grondwettelijk Verdrag. Zij beogen de Unie adequate instrumenten te geven teneinde bij te dragen aan oplossingen voor de uitdagingen waarmee lidstaten en burgers in toenemende mate worden geconfronteerd: terrorisme, grensoverschrijdende criminaliteit (zoals drugs- en mensenhandel) en asiel- en migratiestromen. Bovendien is de mogelijkheid geopend voor de Unie om de RVVR verder invulling te geven door de vestiging van een Europees openbaar ministerie.

Voor enkele lidstaten (Ierland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk) zijn de bestaande protocollen gehandhaafd (Protocollen 19 en 20), zodat zij niet volledig zullen deelnemen aan deze samenwerking. De Protocollen zijn op dit punt ten opzichte van de oude protocollen niet gewijzigd. Het is helaas niet mogelijk gebleken om de uitzonderingspositie voor deze lidstaten op te heffen. Wel bieden de Protocollen de mogelijkheid om op termijn volledig deel te nemen aan de RVVR-samenwerking. Een nadere toelichting op deze Protocollen is opgenomen in deel IV van deze memorie van toelichting.

De regering heeft actief bijgedragen aan de discussie over RVVR door deelname aan de werkgroep terzake en door de actieve inbreng van standpunten en schriftelijke bijdragen. De regering concentreerde zich daarbij op een verdragsregime voor de RVVR-samenwerking, waarbij de verworvenheden van nationale lidstaten niet uit het oog worden verloren. De regering heeft daarnaast tijdens de Conventie i een discussienota ingebracht over het tot stand brengen van een 'Europese strafrechtsruimte', een kader waarbinnen op Europees niveau voor helder afgebakende terreinen een complete keten voor de strafrechtelijke handhaving kan gaan functioneren.

In het Verdrag is voorts een helder kader gekomen voor de gehele RVVR-samenwerking. Voor specifieke terreinen is daarbij respect voor nationale rechtsstelsels opgenomen en is ook voorzien in procedures om aandacht te vragen voor die nationale rechtsstelsels. De regering is tevreden over de bepalingen inzake de RVVR-samenwerking en beschouwt deze als een verbetering.

Artikel I-42 i in Deel I van het Verdrag schetst in grote lijnen de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, die in Hoofdstuk IV van Titel III van Deel III wordt uitgewerkt. Het tweede lid van artikel I-42 is nieuw. Hierin wordt de betrokkenheid van de nationale parlementen verwoord en verwezen naar specifieke bepalingen daarover in het beleidsdeel van het Verdrag. Nationale parlementen oefenen op basis van het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen van de lidstaten in de Europese Unie en het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid controle uit op de voorstellen op dit terrein (Protocollen 1 en 2).

De nationale parlementen zijn voorts betrokken bij de evaluatie van de uitvoering van het beleidshoofdstuk over de RVVR (artikel III-260). Ten slotte is er een rol voor nationale parlementen naast het Europees Parlement bij het toezicht op Europol (artikel III-276) en de evaluatie van Eurojust (artikel III-273). Deze laatste rol dient in Europese wetten verder te worden uitgewerkt.