Zesde Richtlijn 82/891/EEG van de Raad van 17 december 1982 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

31982L0891

Zesde Richtlijn 82/891/EEG van de Raad van 17 december 1982 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen

Publicatieblad Nr. L 378 van 31/12/1982 blz. 0047 - 0054

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 17 Deel 1 blz. 0041

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 17 Deel 1 blz. 0111

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 17 Deel 1 blz. 0041

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 17 Deel 1 blz. 0111

++++

ZESDE RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 17 december 1982

op de grondslag van artikel 54 , lid 3 , sub g ) , van het Verdrag betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen

( 82/891/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 54 , lid 3 , sub g ) ,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

Overwegende dat de coordinatie als bedoeld in artikel 54 , lid 3 , sub g ) , en in het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging ( 4 ) is begonnen met Richtlijn 68/151/EEG ( 4 ) ;

Overwegende dat deze coordinatie met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap , alsook de instandhouding en wijziging van het kapitaal is voortgezet met Richtlijn 77/91/EEG ( 6 ) , met betrekking tot de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen met Richtlijn 78/660/EEG ( 7 ) en met betrekking tot de fusies van naamloze vennootschappen met Richtlijn 78/855/EEG ( 8 ) ;

Overwegende dat bij Richtlijn 78/855/EEG slechts fusies van naamloze vennootschappen en bepaalde daarmee gelijkgestelde rechtshandelingen zijn geregeld ; dat het voorstel van de Commissie echter ook de rechtshandeling splitsing omvatte ; dat het Europese Parlement en het Economisch en Sociaal Comité zich ook hebben uitgesproken voor een regeling van deze rechtshandeling ;

Overwegende dat , gezien de verwantschap tussen fusie en splitsing , het risico dat de bij Richtlijn 78/855/EEG voor fusies gegeven waarborgen worden ontdoken , slechts kan worden vermeden door bij splitsingen een gelijkwaardige bescherming te bieden ;

Overwegende dat het ter bescherming van de belangen van deelnemers en derden nodig is de wettelijke bepalingen van de Lid-Staten inzake splitsingen van naamloze vennootschappen te coordineren wanneer de Lid-Staten deze rechtshandeling toelaten ;

Overwegende dat het in het kader van deze coordinatie van bijzonder belang is dat de aandeelhouders van de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen behoorlijk en zo objectief mogelijk worden voorgelicht en dat een passende bescherming van hun rechten wordt gewaarborgd ;

Overwegende dat de bescherming van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen , vestigingen of onderdelen daarvan thans wordt geregeld bij Richtlijn 77/187/EEG ( 9 ) ;

Overwegende dat de schuldeisers , met inbegrip van de obligatiehouders , alsook de houders van andere effecten van de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen , moeten worden beschermd tegen benadeling door de splitsing ;

Overwegende dat de bij Richtlijn 68/151/EEG voorgeschreven openbaarmaking moet worden uitgebreid tot de rechtshandelingen betreffende splitsingen zodat derden hierover voldoende worden ingelicht ;

Overwegende dat het noodzakelijk is de waarborgen die bij het tot stand brengen van splitsingen aan deelnemers en derden worden geboden , uit de breiden tot bepaalde andere rechtsbehandelingen die op wezenlijke punten soortgelijke kenmerken vertonen als de splitsing , ten einde ontduiking van de bescherming te voorkomen ;

Overwegende dat om rechtszekerheid in de betrekkingen tussen de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen , tussen dezen en derden , alsook tussen de aandeelhouders te waarborgen , de gevallen van nietigheid moeten worden beperkt , waarbij enerzijds moet worden uitgegaan van het beginsel dat gebreken waar mogelijk worden hersteld , en anderzijds voor het inroepen van nietigheid een korte termijn moet worden gesteld ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Wanneer de Lid-Staten voor de in artikel 1 , lid 1 , van Richtlijn 78/855/EEG genoemde vennootschappen die onder hun wetgeving vallen , de in artikel 2 van de onderhavige richtlijn omschreven rechtshandeling splitsing door overneming toestaan , passen zij op die rechtshandeling de bepalingen van hoofdstuk I van laatstgenoemde richtlijn toe .

2 . Wanneer de Lid-Staten voor de in lid 1 genoemde vennootschappen de in artikel 21 omschreven rechtshandeling splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen toestaan , passen zij op die rechtshandeling de bepalingen van hoofdstuk II toe .

3 . Wanneer de Lid-Staten voor de in lid 1 genoemde vennootschappen de rechtshandeling , waarbij een splitsing door overneming als omschreven in artikel 2 , lid 1 , wordt gecombineerd met een splitsing door oprichting van een of meer nieuwe vennootschappen als omschreven in artikel 21 , lid 1 , toestaan , passen zij op die rechtshandeling de bepalingen van hoofdstuk I en van artikel 22 toe .

4 . Artikel 1 , leden 2 en 3 , van Richtlijn 78/855/EEG is van toepassing .

HOOFDSTUK I

Splitsing door overneming

Artikel 2

1 . In de zin van deze richtlijn wordt onder splitsing door overneming verstaan de rechtshandeling waarbij het vermogen van een vennootschap , zowel rechten als verplichtingen , als gevolg van haar ontbinding zonder vereffening , in zijn geheel op verscheidene vennootschappen overgaat tegen uitreiking aan de aandeelhouders van de gesplitste vennootschap , van aandelen van de vennootschappen die delen in het gesplitste vermogen , hierna " verkrijgende vennootschappen " te noemen , eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de nominale waarde of , bij gebreke van een nominale waarde , van de fractiewaarde van de uitgereikte aandelen .

2 . Artikel 3 , lid 2 , van Richtlijn 78/855/EEG is van toepassing .

3 . Voor zover deze richtlijn verwijst naar Richtlijn 78/855/EEG , leze men in plaats van " vennootschappen die de fusie aangaan " " vennootschappen die aan de splitsing deelnemen " , in plaats van " overgenomen vennootschap " " gesplitste vennootschap " , in plaats van " overnemende vennootschap " " elke verkrijgende vennootschap " en in plaats van " fusievoorstel " " splitsingsvoorstel " .

Artikel 3

1 . De bestuurs - of leidinggevende organen van de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen , stellen een schriftelijk splitsingsvoorstel op .

2 . In het splitsingsvoorstel worden ten minste vermeld :

a ) de rechtsvorm , de naam en de zetel van de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen ;

b ) de ruilverhouding van de aandelen en , in voorkomend geval , het bedrag van de bijbetaling ;

c ) op welke wijze de aandelen in de verkrijgende vennootschappen worden uitgereikt ;

d ) vanaf welke datum deze aandelen recht geven te delen in de winst alsmede elke bijzondere regeling betreffende dit recht ;

e ) vanaf welke datum de handelingen van de gesplitste vennootschap boekhoudkundig geacht worden te zijn verricht voor rekening van een van de verkrijgende vennootschappen ;

f ) de rechten die de verkrijgende vennootschappen toekennen aan de houders van aandelen met bijzondere rechten en aan houders van andere effecten dan aandelen , of de jegens hen voorgestelde maatregelen ;

g ) ieder bijzonder voordeel dat wordt toegekend aan de deskundigen in de zin van artikel 8 , lid 1 , alsmede aan de leden van de organen die belast zijn met het bestuur of de leiding van of het toezicht of de controle op de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen ;

h ) de nauwkeurige beschrijving en verdeling van de aan elke verkrijgende vennootschap over te dragen delen van de activa en passiva van het vermogen ;

i ) de verdeling onder de aandeelhouders van de gesplitste vennootschap , van de aandelen van de verkrijgende vennootschappen , alsmede het criterium waarop die verdeling is gebaseerd .

3 . a ) Wanneer een gedeelte van de activa van het vermogen niet in het splitsingsvoorstel wordt toegescheiden en interpretatie van dit voorstel geen uitsluitsel geeft over de verdeling ervan , wordt dit gedeelte of de waarde ervan verdeeld over alle verkrijgende vennootschappen , evenredig aan het netto actief dat aan ieder van hen in het splitsingsvoorstel is toegescheiden .

b ) Wanneer een gedeelte van de passiva van het vermogen niet in het splitsingsvoorstel wordt toegescheiden en interpretatie van dit voorstel geen uitsluitsel geeft over de verdeling ervan , zijn alle verkrijgende vennootschappen daarvoor hoofdelijk aansprakelijk . De Lid-Staten kunnen bepalen dat deze hoofdelijke aansprakelijkheid wordt beperkt tot het aan elke verkrijgende vennootschap toegescheiden netto-actief .

Artikel 4

Het splitsingsvoorstel moet voor elke vennootschap die aan de splitsing deelneemt uiterlijk een maand voor de datum van de algemene vergadering die over het splitsingsvoorstel moet besluiten , openbaar worden gemaakt op de in de wetgeving van iedere Lid-Staat vastgestelde wijze , overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG ( 10 ) .

Artikel 5

1 . Voor de splitsing is ten minste de goedkeuring vereist van de algemene vergadering van elke vennootschap die aan de splitsing deelneemt . Artikel 7 van Richtlijn 78/855/EEG is van toepassing voor wat betreft de voor deze besluiten vereiste meederheid , de inhoud ervan en de noodzaak van een afzonderlijke stemming .

2 . Wanneer de aandelen van de verkrijgende vennootschappen aan de aandeelhouders van de gesplitste vennootschap worden uitgereikt in een verhouding die niet evenredig is met hun rechten in het kapitaal van deze vennootschap , kunnen de Lid-Staten bepalen dat de aandeelhouders met een minderheidsbelang in deze vennootschap een recht op uitkoop van hun aandelen kunnen uitoefenen . In dat geval hebben zij recht op een tegenprestatie die overeenkomt met de waarde van hun aandelen . Indien er geen overeenstemming is over de tegenprestatie , moet deze door de rechter kunnen worden vastgesteld .

Artikel 6

Een Lid-Staat behoeft in zijn wetgeving de goedkeuring van de splitsing door de algemene vergadering van een verkrijgende vennootschap niet verplicht te stellen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan :

a ) de in artikel 4 voorgeschreven openbaarmaking geschiedt voor de verkrijgende vennootschap uiterlijk een maand voor de datum van de algemene vergadering van de gesplitste vennootschap die over het splitsingsvoorstel moet besluiten ;

b ) iedere aandeelhouder van de verkrijgende vennootschap heeft het recht om ten minste een maand voor de sub a ) genoemde datum , ten kantore van deze vennootschap kennis te nemen van de in artikel 9 , lid 1 , bedoelde bescheiden ;

c ) een of meer aandeelhouders van de verkrijgende vennootschap die aandelen bezitten die een minimumpercentage van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen , moeten het recht hebben op bijeenroeping van een algemene vergadering van de verkrijgende vennootschap die over het splitsingsvoorstel moet besluiten . Dit minimumpercentage mag niet hoger zijn dan vijf . De Lid-Staten kunnen evenwel bepalen dat aandelen zonder stemrecht bij de berekening van dit percentage buiten beschouwing worden gelaten .

Artikel 7

1 . De bestuurs - of leidinggevende organen van elke vennootschap die aan de splitsing deelneemt stellen een uitgewerkt schriftelijk verslag op waarin het splitsingsvoorstel en met name de ruilverhouding van de aandelen alsmede de maatstaf voor de verdeling ervan , uit juridisch en economisch oogpunt worden toegelicht en verantwoord .

2 . In het verslag worden bovendien de bijzondere moeilijkheden vermeld die zich eventueel bij de waardering hebben voorgedaan .

Hierin wordt ook melding gemaakt van de opstelling van het rapport inzake het toezicht op de inbreng anders dan in geld overeenkomstig artikel 27 , lid 2 , van Richtlijn 77/91/EEG ( 11 ) voor de verkrijgende vennootschappen , alsmede van het register waarbij dit rapport moet worden neergelegd .

3 . De bestuurs - of leidinggevende organen van de gesplitste vennootschap dienen de algemene vergadering van de gesplitste vennootschappen en de bestuurs - of leidinggevende organen van de verkrijgende vennootschappen in te lichten opdat zij de algemene vergadering van hun vennootschap op de hoogte stellen van iedere belangrijke wijziging die zich in de activa en de passiva van het vermogen heeft voorgedaan tussen de datum van opstelling van het splitsingsvoorstel en de datum van de algemene vergadering van de gesplitste vennootschap die zich over het splitsingsvoorstel moet uitspreken .

Artikel 8

1 . Voor elke vennootschap die aan de splitsing deelneemt , onderzoeken een of meer van de vennootschap onafhankelijke deskundigen die door de overheid of de rechter zijn aangewezen of toegelaten , het splitsingsvoorstel ; zij stellen een schriftelijk verslag voor de aandeelhouders op . In de wetgeving van een Lid-Staat kan echter worden bepaald dat een of meer onafhankelijke deskundigen worden aangewezen voor alle vennootschappen die aan de splitsing deelnemen , indien die aanwijzing , op gezamelijk verzoek van deze vennootschappen , door de overheid of de rechter geschiedt . Deze deskundigen kunnen , naar gelang van de wetgeving van elke Lid-Staat , natuurlijke personen , rechtspersonen of vennootschappen zijn .

2 . Artikel 10 , leden 2 en 3 , van Richtlijn 78/855/EEG is van toepassing .

3 . De Lid-Staten kunnen bepalen dat het in artikel 27 , lid 2 , van Richtlijn 77/91/EEG bedoelde rapport over het toezicht op de inbreng anders dan in geld , en het in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde verslag over het splitsingsvoorstel door dezelfde deskundige of deskundigen worden opgesteld .

Artikel 9

1 . Iedere aandeelhouder heeft het recht ten minste een maand voor de datum van de algemene vergadering die over het splitsingsvoorstel moet besluiten , ten kantore van de vennootschap kennis te nemen van ten minste de volgende bescheiden :

a ) het splitsingsvoorstel ;

b ) de jaarrekeningen en de jaarverslagen over de laatste drie boekjaren van de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen ;

c ) indien de laatste jaarrekening betrekking heeft op een boekjaar dat meer dan zes maanden voor de datum van het splitsingsvoorstel is afgesloten ; tussentijdse cijfers omtrent de stand van het vermogen op ten vroegste de eerste dag van de derde maand die aan die datum voorafgaat ;

d ) de in artikel 7 , lid 1 , bedoelde verslagen van de bestuurs - of leidinggevende organen van de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen ;

e ) de in artikel 8 bedoelde verslagen en rapporten .

2 . De in lid 1 , sub c ) , bedoelde tussentijdse cijfers worden opgemaakt volgens dezelfde methoden en dezelfde opstelling als de laatste jaarbalans .

In de wetgeving van een Lid-Staat kan evenwel worden bepaald :

a ) dat het niet nodig is de aanwezige vermogensbestanddelen opnieuw op te nemen ;

b ) dat de in de laatste balans voorkomende waarderingen slechts worden gewijzigd in samenhang met verrichte boekingen ; er moet echter rekening worden gehouden met :

  • tussentijdse afschrijvingen en voorzieningen ,
  • belangrijke wijzigingen van de werkelijke waarde die niet uit de boeken blijken .

3 . Aan iedere aandeelhouder moet op zijn verzoek kosteloos een volledig of , desgewenst , gedeeltelijk afschrift van de in lid 1 bedoelde bescheiden worden verstrekt .

Artikel 10

De Lid-Staten kunnen toestaan dat artikel 7 , artikel 8 , leden 1 en 2 , en artikel 9 , lid 1 , sub c ) , d ) en e ) , niet worden toegepast , indien alle aandeelhouders en houders van andere effecten waaraan stemrecht is verbonden , van de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen , daarvan hebben afgezien .

Artikel 11

De bescherming van de rechten van de werknemers van elke vennootschap die aan de splitsing deelneemt , wordt geregeld volgens de voorschriften van Richtlijn 77/187/EEG ( 12 ) .

Artikel 12

1 . De wetgevingen der Lid-Staten moeten een passende bescherming bieden van de belangen der schuldeisers van de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen wier vorderingen voor de openbaarmaking van het splitsingsvoorstel zijn ontstaan en ten tijde van die openbaarmaking nog niet opeisbaar zijn .

2 . Daartoe bepalen de wetgevingen der Lid-Staten ten minste dat deze schuldeisers recht hebben op passende waarborgen wanneer de financiële toestand van de gesplitste vennootschap en van de vennootschap waarop de verbintenis overgaat overeenkomstig het splitsingsvoorstel , deze bescherming nodig maakt en deze schuldeisers niet reeds over dergelijke waarborgen beschikken .

3 . Voor zover een schuldeiser van de vennootschap waarop de verbintenis overeenkomstig het splitsingsvoorstel is overgegaan , geen voldoening heeft gekregen , zijn de verkrijgende vennootschappen hoofdelijk tot nakoming van die verbintenis gehouden . De Lid-Staten kunnen deze aansprakelijkheid beperken tot het netto-actief dat werd toegekend aan elk van deze vennootschappen met uitzondering van die waarop de verbintenis is overgegaan . De Lid-Staten behoeven dit lid niet toe te passen , wanneer de splitsing is onderworpen aan toezicht door de rechter overeenkomstig artikel 23 en een meerderheid van de schuldeisers die drie vierden van het bedrag van de schuldvorderingen vertegenwoordigt , of een meerderheid van een categorie van schuldeisers van de gesplitste vennootschap die drie vierden van het bedrag van de schuldvorderingen van die categorie vertegenwoordigt , ermee heeft ingestemd geen gebruik te maken van deze hoofdelijke aansprakelijkheid tijdens een vergadering die overeenkomstig artikel 23 , lid 1 , sub c ) , is belegd .

4 . Artikel 13 , lid 3 , van Richtlijn 78/855/EEG is van toepassing .

5 . Onverminderd de regels met betrekking tot de gemeenschappelijke uitoefening van hun rechten , zijn de leden 1 tot en met 4 van toepassing op de houders van obligaties van de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen , tenzij de splitsing is goedgekeurd door een vergadering van obligatiehouders , wanneer de nationale wetgeving een dergelijke vergadering kent , of door de afzonderlijke obligatiehouders .

6 . De Lid-Staten kunnen bepalen dat de verkrijgende vennootschappen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verbintenissen van de gesplitste vennootschap . In dat geval behoeven zij de voorgaande leden niet toe te passen .

7 . Indien een Lid-Staat de in de leden 1 tot en met 5 bedoelde regeling voor de bescherming van de schuldeisers combineert met de in lid 6 bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid van de verkrijgende vennootschappen , kan hij deze aansprakelijkheid beperken tot het aan elk van deze vennootschappen toegescheiden netto-actief .

Artikel 13

De houders van effecten waaraan bijzondere rechten verbonden zijn , maar die geen aandelen zijn , moeten in de verkrijgende vennootschappen waarop overeenkomstig het splitsingsvoorstel de verplichtingen uit deze effecten overgaan , beschikken over rechten die ten minste van gelijke waarde zijn als die waarover zij in de gesplitste vennootschap beschikten , tenzij ofwel de wijziging van deze rechten is goedgekeurd door een vergadering van de houders van deze effecten , wanneer de nationale wetgeving een dergelijke vergadering kent , of door de afzonderlijke houders , ofwel deze houders recht hebben op inkoop van hun effecten .

Artikel 14

Indien de wetgeving van een Lid-Staat voor splitsingen geen preventief toezicht door de overheid of de rechter op de rechtmatigheid voorschrijft of indien zodanig toezicht niet op alle voor de splitsing noodzakelijke rechtshandelingen betrekking heeft , is artikel 16 van Richtlijn 78/855/EEG van toepassing .

Artikel 15

De Lid-Staten bepalen in hun wetgeving op welke datum de splitsing van kracht wordt .

Artikel 16

1 . De splitsing moet openbaar worden gemaakt op de in de wetgeving van iedere Lid-Staat vastgestelde wijze , overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG , voor elke vennootschap die aan de splitsing deelneemt .

2 . Elke verkrijgende vennootschap kan zelf de formaliteiten voor de openbaarmaking betreffende de gesplitste vennootschap verrichten .

Artikel 17

1 . De splitsing heeft van rechtswege en gelijktijdig de volgende rechtsgevolgen :

a ) zowel tussen de gesplitste vennootschap en de verkrijgende vennootschappen als ten aanzien van derden gaat het gehele vermogen van de gesplitste vennootschap , zowel rechten als verplichtingen , over op de verkrijgende vennootschappen , overeenkomstig de verdeling volgens het splitsingsvoorstel of overeenkomstig artikel 3 , lid 3 ;

b ) de aandeelhouders van de gesplitste vennootschap worden aandeelhouders van een verkrijgende venootschap of van de verkrijgende vennootschappen overeenkomstig de in het splitsingsvoorstel vastgestelde toescheiding ;

c ) de gesplitste vennootschap houdt op te bestaan .

2 . Er vindt geen omwisseling plaats van aandelen van een verkrijgende vennootschap tegen de aandelen van de gesplitste vennootschap die worden gehouden :

a ) door de verkrijgende vennootschap zelf of door een persoon die in eigen naam , maar voor rekening van de vennootschap handelt , of

b ) door de gesplitste vennootschap zelf of door een persoon die in eigen naam , maar voor rekening van de vennootschap handelt .

3 . Er wordt geen afbreuk gedaan aan de wetgevingen van de Lid-Staten die bijzondere formaliteiten voorschrijven om de overgang van bepaalde door de gesplitste vennootschap aangebrachte goederen , rechten en verplichtingen aan derden te kunnen tegenwerpen . De verkrijgende vennootschap vennootschappen , waarop deze goederen , rechten en verplichtingen overeenkomstig het splitsingsvoorstel of artikel 3 , lid 3 , overgaan , kan kunnen zelf deze formaliteiten verrichten : de wetgeving van de Lid-Staten mag de gesplitste vennootschap evenwel toestaan deze formaliteiten te blijven verrichten gedurende een beperkt tijdvak dat , behalve in uitzonderlijke gevallen , niet mag worden vastgesteld op meer dan zes maanden na de datum waarop de splitsing van kracht wordt .

Artikel 18

De wetgevingen van de Lid-Staten regelen ten minste de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de leden van het bestuurs - of leidinggevende orgaan van de gesplitste vennootschap jegens de aandeelhouders van deze vennootschap , wegens fouten die leden van dit orgaan bij de voorbereiding en de totstandkoming van de splitsing hebben begaan , alsmede de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de deskundigen die voor deze vennootschap belast zijn met de opstelling van het in artikel 8 bedoelde verslag wegens fouten die deze deskundigen bij het vervullen van hun taak hebben begaan .

Artikel 19

1 . In de wetgevingen van de Lid-Staten kan de nietigheid van splitsingen slechts met inachtneming van de volgende voorwaarden worden geregeld :

a ) de nietigheid moet door de rechter worden uitgesproken ;

b ) de nietigheid van een in de zin van artikel 15 van kracht geworden splitsing kan slechts worden uitgesproken wegens het ontbreken van het preventieve toezicht door de rechter of de overheid op de rechtmatigheid of van een authentieke akte , dan wel omdat is vastgesteld dat het besluit van de algemene vergadering krachtens het nationale recht nietig of vernietigbaar is ;

c ) de vordering tot nietigverklaring kan niet meer worden ingediend nadat zes maanden zijn verstreken sedert de datum sedert welke de splitsing kan worden tegengeworpen aan degene die de nietigheid inroept , noch indien het gebrek inmiddels is bersteld ;

d ) wanneer herstel van het gebrek dat tot de nietigverklaring van de splitsing kan leiden mogelijk is , verleent de bevoegde rechter daartoe aan de betrokken vennootschappen een termijn ;

e ) de beslissing waarbij de nietigheid van de splitsing wordt uitgesproken , wordt openbaar gemaakt op de in de wetgeving van elke Lid-Staat vastgestelde wijze overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG ;

f ) wanneer de wetgeving van een Lid-Staat derdenverzet toestaat , is dit niet meer ontvankelijk nadat zes maanden zijn verstreken sedert de openbaarmaking van de beslissing overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 68/151/EEG ;

g ) de beslissing waarbij de nietigheid van de splitsing wordt uitgesproken , doet op zichzelf geen afbreuk aan de geldigheid van de verbintenissen die voor de openbaarmaking van de beslissing , doch na de in artikel 15 bedoelde datum ten laste of ten gunste van de verkrijgende vennootschappen zijn ontstaan ;

h ) elk van de verkrijgende vennootschappen is aansprakelijk voor de verbintenissen die te haren laste zijn ontstaan na het tijdstip waarop de splitsing van kracht is geworden en voor het tijdstip waarop het besluit tot nietigverklaring van de splitsing is bekendgemaakt . Ook de gesplitste vennootschap is aansprakelijk voor deze verbintenissen ; de Lid-Staten kunnen bepalen dat deze aansprakelijkheid uitsluitend geldt voor het gedeelte van de netto-activa dat is overgedragen aan de verkrijgende vennootschap ten laste waarvan deze verbintenissen zijn ontstaan .

2 . In afwijking van lid 1 , sub a ) , kan de wetgeving van een Lid-Staat ook bepalen dat de nietigheid van de splitsing wordt uitgesproken door een overheidsinstantie , indien tegen een dergelijke beslissing beroep mogelijk is bij de rechter . Het bepaalde sub b ) , d ) , e ) , f ) , g ) en h ) , is van overeenkomstige toepassing op de overheidsinstantie . Deze procedure tot nietigverklaring kan niet meer worden ingesteld nadat zes maanden zijn verstreken sedert de in artikel 15 bedoelde datum .

3 . Aan de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de nietigheid van een splitsing die wordt uitgesproken ingevolge een ander toezicht op de splitsing dan het preventieve toezicht door de rechter of de overheid op de rechtmatigheid , wordt geen afbreuk gedaan .

Artikel 20

Wanneer de verkrijgende vennootschappen in het bezit zijn van alle aandelen en andere effecten van de gesplitste vennootschap waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden , behoeven de Lid-Staten , onverminderd artikel 6 , de goedkeuring van de splitsing door de algemene vergadering van de gesplitste vennootschap in hun wetgeving niet verplicht te stellen , indien ten minste aan de volgende voorwaarden is voldaan :

a ) de in artikel 4 voorgeschreven openbaarmaking geschiedt voor elke aan de splitsing deelnemende vennootschap uiterlijk een maand voordat de splitsing van kracht wordt ;

b ) alle aandeelhouders van de aan de splitsing deelnemende vennootschappen hebben het recht ten minste een maand voordat de splitsing van kracht wordt , ten kantore van hun vennootschap kennis te nemen van de bescheiden als bedoeld in artikel 9 , lid 1 . Artikel 9 , leden 2 en 3 , is ook van toepassing ;

c ) een of meer van de aandeelhouders van de gesplitste vennootschap die aandelen bezitten die een minimumpercentage van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen , moeten het recht hebben op bijeenroeping van een algemene vergadering van de gesplitste vennootschap die over het splitsingsvoorstel moet besluiten . Dit minimumpercentage mag niet hoger zijn dan vijf . De Lid-Staten kunnen evenwel bepalen dat aandelen zonder stemrecht bij de berekening van dit percentage buiten beschouwing worden gelaten ;

d ) indien er geen algemene vergadering van de gesplitste vennotschap wordt bijeengeroepen die zich moet uitspreken over het splitsingsvoorstel , heeft de in artikel 7 , lid 3 , bedoelde informatie betrekking op alle belangrijke wijzigingen in de activa en passiva sedert de datum waarop het splitsingsvoorstel is opgesteld .

HOOFDSTUK II

Splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen

Artikel 21

1 . In de zin van deze richtlijn wordt onder splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen verstaan de rechtshandeling waarbij het vermogen van een vennootschap , zowel rechten als verplichtingen , als gevolg van ontbinding zonder vereffening , in zijn geheel op verscheidene nieuw opgerichte vennootschappen overgaat tegen uitreiking aan de aandeelhouders van de gesplitste vennootschap van aandelen van de verkrijgende vennootschappen eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de nominale waarde of , bij gebreke van een nominale waarde , van de fractiewaarde van de uitgereikte aandelen .

2 . Artikel 4 , lid 2 , van Richtlijn 78/855/EEG is van toepassing .

Artikel 22

1 . De artikelen 3 , 4 , 5 en 7 , artikel 8 , leden 1 en 2 en de artikelen 9 tot en met 19 zijn van toepassing op de splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen , onverminderd de artikelen 11 en 12 van Richtlijn 68/151/EEG . Daartoe leze men in plaats van " vennootschappen die aan de splitsing deelnemen " " de gesplitste vennootschap " en in plaats van " verkrijgende vennootschap " " nieuwe vennootschap " .

2 . In het splitsingsvoorstel worden , behalve de gegevens als bedoeld in artikel 3 , lid 2 , de rechtsvorm , de naam en de zetel van elke nieuwe vennootschap vermeld .

3 . Het splitsingsvoorstel , alsmede , indien daarvan een afzonderlijke akte wordt opgemaakt , de akte van oprichting of de ontwerp-akte van oprichting en de statuten of de ontwerp-statuten van elke nieuwe vennootschap worden goedgekeurd door de algemene vergadering van de gesplitste vennootschap .

4 . De Lid-Staten kunnen bepalen dat het in artikel 10 van Richtlijn 77/91/EEG bedoelde rapport inzake het toezicht op de inbreng anders dan in geld , alsmede het in artikel 8 , lid 1 , bedoelde verslag over het splitsingsvoorstel door de zelfde deskundige of deskundigen worden opgesteld .

5 . De Lid-Staten kunnen bepalen dat noch artikel 8 , noch artikel 9 , wat het deskundigenverslag betreft , van toepassing is wanneer de aandelen van elk van de nieuwe vennootschappen worden toegescheiden aan de aandeelhouders van de gesplitste vennootschap evenredig aan hun rechten in het kapitaal van deze vennootschap .

HOOFDSTUK III

Splitsing onder toezicht van de rechter

Artikel 23

1 . De Lid-Staten kunnen lid 2 toepassen wanneer de splitsing is onderworpen aan toezicht van de rechter die de bevoegdheid heeft om :

a ) de algemene vergadering van de aandeelhouders van de gesplitste vennootschap bijeen te toepen om zich over de splitsing uit te spreken ;

b ) zich ervan te vergewissen dat de aandeelhouders van elke aan de splitsing deelnemende vennootschap ten minste de in artikel 9 bedoelde bescheiden hebben ontvangen of daarover kunnen beschikken binnen een termijn die het hun mogelijk maakt deze bescheiden tijdig voor de algemene vergadering van hun vennootschap die zich over de splitsing dient uit te spreken , te bestuderen ; wanneer een Lid-Staat gebruik maakt van de in artikel 6 bedoelde mogelijkheid , moet deze termijn lang genoeg zijn om de aandeelhouders van de verkrijgende vennootschappen in staat te stellen de hun door laatstgenoemd artikel verleende rechten uit te oefenen ;

c ) elke vergadering van schuldeisers van iedere aan de splitsing deelnemende vennootschap bijeen te roepen om zich over de splitsing uit te spreken ;

d ) zich ervan te vergewissen dat de schuldeisers van iedere aan de splitsing deelnemende vennootschap ten minste het splitsingsvoorstel hebben ontvangen of hierover kunnen beschikken binnen een termijn die het hun mogelijk maakt het voorstel tijdig voor de sub b ) bedoelde algemene vergadering te bestuderen ;

e ) het splitsingsvoorstel goed te keuren .

2 . Wanneer de rechter vaststelt dat is voldaan aan de in lid 1 , sub b ) en d ) , bedoelde voorwaarden en de aandeelhouders en schuldeisers geen schade kunnen lijden , kan hij de aan de splitsing deelnemende vennootschappen ontheffing verlenen voor de toepassing van :

a ) artikel 4 , mits de regeling inzake passende bescherming van de belangen der schuldeisers , als bedoeld in artikel 12 , lid 1 , alle vorderingen dekt , ongeacht de datum waarop zij zijn ontstaan ;

b ) de in artikel 6 , sub a ) en b ) bedoelde voorwaarden , wanneer een Lid-Staat gebruik maakt van de in artikel 6 omschreven mogelijkheid ;

c ) artikel 9 ten aanzien van de termijn en de voorwaarden die zijn vastgesteld om de aandeelhouders in staat te stellen kennis te nemen van de in dat artikel bedoelde stukken .

HOOFDSTUK IV

Andere met splitsing gelijkgestelde rechtshandelingen

Artikel 24

Wanneer de wetgeving van een Lid-Staat voor een in artikel 1 bedoelde rechtshandeling een bijbetaling in geld toestaat welke groter is dan 10 % , zijn de hoofdstukken I , II en III van toepassing .

Artikel 25

Wanneer de wetgeving van een Lid-Staat een van de in artikel 1 bedoelde rechtshandelingen toestaat zonder dat de gesplitste vennootschap ophoudt te bestaan , zijn Hoofdstuk I , met uitzondering van artikel 17 , lid 1 , sub c ) , Hoofdstuk II en Hoofdstuk III van toepassing .

HOOFDSTUK V

Slotbepalingen

Artikel 26

1 . De Lid-Staten doen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen welke nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen , voor 1 januari 1986 in werking treden , voor zover zij op die datum de onder deze richtlijn vallende rechtshandelingen toestaan . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

2 . Wanneer een Lid-Staat na de in lid 1 genoemde datum de rechtshandeling splitsing toestaat , doet hij de betreffende bepalingen in werking treden op de datum waarop slitsingen worden toegestaan . Hij stelt de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

3 . Voor de toepassing van de in lid 1 bedoelde bepalingen op de " unregistered companies " in het Verenigd Koninkrijk en Ierland kan echter een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van die bepalingen worden vastgesteld .

4 . De Lid-Staten behoeven de artikelen 12 en 13 niet toe te passen met betrekking tot houders van obligaties en andere in aandelen converteerbare effecten , indien op het tijdstip van de inwerkingtreding van de in de leden 1 of 2 bedoelde bepalingen de positie van deze houders in geval van splitsing vooraf in de emissievoorwaarden is vastgesteld .

5 . De Lid-Staten behoeven deze richtlijn niet toe te passen op splitsingen of daarmee gelijkgestelde rechtshandelingen voor de voorbereiding of totstandkoming waarvan op het tijdstip van de inwerkingtreding van de in de leden 1 of 2 bedoelde bepalingen reeds een bij de nationale wet voorgeschreven handeling of formaliteit is verricht .

Artikel 27

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 17 december 1982 .

Voor de Raad

De Voorzitter

H . CHRISTOPHERSEN

( 1 ) PB nr . C 89 van 14 . 7 . 1970 , blz . 20 .

( 2 ) PB nr . C 129 van 11 . 12 . 1972 , blz . 50 en PB nr . C 95 van 28 . 4 . 1975 , blz . 12 .

( 3 ) PB nr . C 88 van 6 . 9 . 1971 , blz . 18 .

( 4 ) PB nr . 2 van 15 . 1 . 1962 , blz . 36/62 .

( 5 ) PB nr . L 65 van 14 . 3 . 1968 , blz . 8 .

( 6 ) PB nr . L 26 van 31 . 1 . 1977 , blz . 1 .

( 7 ) PB nr . L 222 van 14 . 8 . 1978 , blz . 11 .

( 8 ) PB nr . L 295 van 20 . 10 . 1978 , blz . 36 .

( 9 ) PB nr . L 61 van 5 . 3 . 1977 , blz . 26 .

( 10 ) PB nr . L 65 van 14 . 3 . 1968 , blz . 9 .

( 11 ) PB nr . L 26 van 31 . 1 . 1977 , blz . 1 .

( 12 ) PB nr . L 61 van 5 . 3 . 1977 , blz . 26 .

3.

Verwante dossiers

 
 

4.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.