Richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

31992L0013

Richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie

Publicatieblad Nr. L 076 van 23/03/1992 blz. 0014 - 0020

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 3 blz. 0127

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 3 blz. 0127

RICHTLIJN 92/13/EEG VAN DE RAAD van 25 februari 1992 tot cooerdinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie(1) ,

In samenwerking met het Europese Parlement(2) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3) ,

Overwegende dat Richtlijn 90/531/EEG van de Raad van 17 september 1990 betreffende de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie(4) deze procedures aan regels bindt om te garanderen dat potentiële leveranciers en aannemers een eerlijke kans krijgen, maar geen specifieke bepalingen bevat op grond waarvan een daadwerkelijke naleving van die richtlijn kan worden gewaarborgd;

Overwegende dat de zowel op nationaal als op Gemeenschapsniveau bestaande voorzieningen die de toepassing van deze richtlijn moeten waarborgen, niet altijd adequaat zijn;

Overwegende dat het ontbreken van doeltreffende beroepsmogelijkheden of de ontoereikendheid van de bestaande mogelijkheden ondernemingen in de Gemeenschap ervan zou kunnen weerhouden hun kans te wagen; dat de Lid-Staten hierin derhalve verandering dienen te brengen;

Overwegende dat Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de cooerdinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken(5) alleen van toepassing is op aanbestedingsprocedures die vallen onder Richtlijn 71/305/EEG van de Raad van 26 juli 1971 betreffende de cooerdinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken(6) , laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/531/EEG, of onder Richtlijn 77/62/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de cooerdinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen(7) , laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/531/EEG;

Overwegende dat het openstellen van de aanbestedingen in de betrokken sectoren voor mededinging uit de gehele Gemeenschap maatregelen vereist om leveranciers en aannemers passende beroepsmogelijkheden te geven in geval van schending van het Gemeenschapsrecht ter zake of van de nationale voorschriften waarin dit recht is omgezet;

Overwegende dat een aanzienlijke uitbreiding van de garanties inzake doorzichtigheid en non-discriminatie vereist is en dat, wil dit tot concrete resultaten leiden, er doeltreffende en snelle beroepsprocedures moeten bestaan;

Overwegende dat rekening moet worden gehouden met de specifieke aard van bepaalde rechtssystemen door de Lid-Staten voor de bevoegdheden van de beroepsinstanties de keuze te laten uit verschillende mogelijkheden, die wel dezelfde werking hebben;

Overwegende dat één van deze keuzemogelijkheden betrekking heeft op de bevoegdheid om direct in te grijpen in de gunningsprocedures van de aanbestedende diensten, bij voorbeeld door deze procedures op te schorten of wel door besluiten of discriminerende bepalingen in documenten of publikaties nietig te verklaren;

Overwegende dat de andere keuzemogelijkheid betrekking heeft op de bevoegdheid om daadwerkelijke indirecte druk op de aanbestedende diensten uit te oefenen ten einde deze diensten eventuele inbreuken te doen corrigeren of hen ervan te weerhouden inbreuken te plegen en benadeling te voorkomen;

Overwegende dat vorderingen tot schadevergoeding altijd mogelijk moeten zijn;

Overwegende dat een persoon die een eis tot schadevergoeding indient uit hoofde van de kosten van het opstellen van een offerte of de kosten van deelneming aan een aanbestedingsprocedure, om deze kosten vergoed te krijgen niet hoeft aan te tonen dat de opdracht hem zou zijn gegund indien de inbreuk niet had plaatsgevonden;

Overwegende dat het dienstig zou zijn dat de aanbestedende diensten die de aanbestedingsvoorschriften naleven zulks op een passende wijze kenbaar kunnen maken; dat hiervoor een onderzoek, door onafhankelijke personen, van de door deze aanbestedende diensten toegepaste procedures en praktijken vereist is;

Overwegende dat voor dit doel een verificatiestelsel geschikt is dat voorziet in een in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend te maken verklaring over de juiste toepassing van de aanbestedingsvoorschriften;

Overwegende dat de aanbestedende diensten de gelegenheid moeten hebben om, indien zij dat wensen, een verificatieprocedure te ondergaan; dat de Lid-Staten hun deze mogelijkheid moeten bieden, door te dien einde of wel zelf het stelsel op te zetten, of wel de aanbestedende diensten de mogelijkheid te bieden gebruik te maken van het verificatiestelsel van een andere Lid-Staat; dat de Lid-Staten personen, beroepsgroepen of het personeel van instellingen met de uitvoering van het onderzoek in het kader van het verificatiestelsel kunnen belasten;

Overwegende dat de noodzakelijke flexibiliteit bij de invoering van een dergelijk stelsel wordt gewaarborgd door de belangrijkste kenmerken ervan in deze richtlijn te omschrijven; dat de nadere uitvoeringsbepalingen dienen te worden vastgesteld in Europese normen waarnaar in deze richtlijn wordt verwezen;

Overwegende dat het nodig kan zijn dat de Lid-Staten dergelijke uitvoeringsbepalingen vaststellen vóór de aanneming van of naast de in de Europese normen vervatte voorschriften;

Overwegende dat, wanneer ondernemingen geen beroep instellen, bepaalde inbreuken niet ongedaan kunnen worden gemaakt, tenzij er een specifieke voorziening in het leven wordt geroepen;

Overwegende dat de Commissie, wanneer zij van oordeel is dat tijdens een aanbestedingsprocedure een duidelijke en kennelijke inbreuk heeft plaatsgevonden, de aandacht van de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staat en van de betrokken aanbestedende dienst daarop moet kunnen vestigen, opdat passende maatregelen worden genomen om die inbreuk snel ongedaan te maken;

Overwegende dat moet worden voorzien in de mogelijkheid van een bemiddelingsprocedure op communautair niveau om geschillen in der minne te kunnen beslechten;

Overwegende dat de praktische toepassing van deze richtlijn tegelijk met die van Richtlijn 90/531/EEG opnieuw moet worden onderzocht aan de hand van door de Lid-Staten te verstrekken gegevens over het functioneren van hun nationale beroepsprocedures;

Overwegende dat deze richtlijn op hetzelfde ogenblik in toepassing moet worden gebracht als Richtlijn 90/531/EEG;

Overwegende dat het passend is dat het Koninkrijk Spanje, de Helleense Republiek en de Portugese Republiek voldoende extra tijd krijgen voor de omzetting van deze richtlijn, rekening houdend met de data waarop Richtlijn 90/531/EEG in deze landen in toepassing moet worden gebracht,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1 Beroepsmogelijkheden op nationaal niveau

Artikel 1

  • 1. 
    De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat tegen door de aanbestedende diensten genomen besluiten doeltreffend en vooral zo snel mogelijk beroep kan worden ingesteld overeenkomstig het bepaalde in de volgende artikelen, met name artikel 2, lid 8, op grond van het feit dat door die besluiten het Gemeenschapsrecht inzake aanbestedingen of de nationale voorschriften waarin dat Gemeenschapsrecht is omgezet, geschonden zijn, voor wat betreft:
  • a) 
    de procedures voor het plaatsen van opdrachten die vallen onder de werkingssfeer van Richtlijn 90/531/EEG; en
  • b) 
    de inachtneming van artikel 3, lid 2, onder a), van die richtlijn ten aanzien van de aanbestedende diensten waarop die bepaling van toepassing is.
  • 2. 
    De Lid-Staten zien erop toe dat ondernemingen die een eis wegens in het kader van een procedure voor het plaatsen van opdrachten geleden schade willen indienen, niet worden gediscrimineerd op grond van het in deze richtlijn gemaakte onderscheid tussen nationale voorschriften waarin het Gemeenschapsrecht is omgezet, en andere nationale voorschriften.
  • 3. 
    De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de beroepsprocedures, volgens modaliteiten die de Lid-Staten kunnen bepalen, op zijn minst toegankelijk zijn voor een ieder die belang heeft of heeft gehad bij de gunning van een bepaalde opdracht en die door een beweerde inbreuk is of dreigt te worden gelaedeerd. Met name kunnen de Lid-Staten verlangen dat degene die van deze procedure gebruik wenst te maken, de aanbestedende dienst vooraf in kennis heeft gesteld van de beweerde inbreuk en van zijn voornemen om beroep in te stellen.

Artikel 2

  • 1. 
    De Lid-Staten zorgen ervoor dat de maatregelen betreffende het in artikel 1 bedoelde beroep de nodige bevoegdheden behelzen om:

hetzij

  • a) 
    zo snel mogelijk in kort geding voorlopige maatregelen te nemen om de beweerde inbreuk ongedaan te maken of te voorkomen dat de betrokken belangen verder worden geschaad, met inbegrip van maatregelen om de aanbestedingsprocedure of de tenuitvoerlegging van enig door de aanbestedende diensten genomen besluit, op te schorten c.q. te doen opschorten; en
  • b) 
    onwettige besluiten nietig te verklaren c.q. nietig te doen verklaren, met inbegrip van het verwijderen van discriminerende technische, economische of financiële specificaties in de aankondiging, de periodieke indicatieve aankondiging, de mededeling inzake het bestaan van een erkenningssysteem, de uitnodiging tot inschrijving, de bestekken dan wel in enig ander stuk dat verband houdt met de aanbestedingsprocedure;

hetzij

  • c) 
    ten spoedigste, zo mogelijk in kort geding en indien noodzakelijk volgens een definitieve procedure ten principale, andere maatregelen dan bedoeld onder a) en b) te nemen om de geconstateerde inbreuk ongedaan te maken en te voorkomen dat de betrokken belangen verder worden geschaad; met name een betalingsopdracht voor een bepaald bedrag uit te schrijven wanneer de inbreuk niet ongedaan gemaakt c.q. voorkomen wordt.

De Lid-Staten kunnen deze keuze maken hetzij voor alle aanbestedende diensten, hetzij voor aan de hand van objectieve criteria bepaalde categorieën diensten waarbij zij in ieder geval de doeltreffendheid van de vastgestelde maatregelen waarborgen om te voorkomen dat de betrokken belangen worden geschaad;

  • d) 
    en in de bovengenoemde twee gevallen, schadevergoeding toe te kennen aan degenen die door een inbreuk zijn gelaedeerd.

Wanneer schadevergoeding wordt gevorderd omdat een besluit onwettig is genomen, kunnen de Lid-Staten, indien hun nationale recht zulks vereist en in de ter zake bevoegde instanties voorziet, bepalen dat het aangevochten besluit eerst moet worden vernietigd of onwettig moet worden verklaard.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde bevoegdheden kunnen worden opgedragen aan afzonderlijke instanties die verantwoordelijk zijn voor verschillende aspecten van de beroepsprocedures.
  • 3. 
    De beroepsprocedures behoeven niet noodzakelijk een automatische opschortende werking te hebben voor de aanbestedingsprocedures waarop zij betrekking hebben.
  • 4. 
    De Lid-Staten kunnen bepalen dat de verantwoordelijke instantie, wanneer deze beziet of het dienstig is voorlopige maatregelen te treffen, rekening kan houden met de vermoedelijke gevolgen van deze maatregelen voor alle belangen die kunnen zijn geschaad, alsmede met het algemeen belang, en kan besluiten deze maatregelen niet toe te staan wanneer hun negatieve gevolgen groter zouden kunnen zijn dan hun voordelen. Een besluit om geen voorlopige maatregelen toe te staan laat de andere rechten die worden opgeëist door degene die om deze maatregelen verzoekt, onverlet.
  • 5. 
    De overeenkomstig lid 1, onder c), te betalen geldsom moet op een voldoende hoog niveau worden vastgesteld om de aanbestedende dienst ervan te weerhouden een inbreuk te plegen c.q. voort te zetten. De betaling van deze som kan afhankelijk worden gemaakt van een eindbeslissing waarin het bestaan van de inbreuk wordt bevestigd.
  • 6. 
    De gevolgen van de uitoefening van de in lid 1 bedoelde bevoegdheden voor een overeenkomst die na de gunning van een opdracht is gesloten, worden door het nationale recht bepaald. Behalve indien vóór de toekenning van schadevergoeding een besluit vernietigd moet worden, kan een Lid-Staat bepalen dat na de sluiting van een overeenkomst ingevolge de gunning van een opdracht, de bevoegdheden van de voor beroepsprocedures verantwoordelijke instantie beperkt blijven tot het toekennen van schadevergoeding aan een ieder die door een inbreuk werd gelaedeerd.
  • 7. 
    Wanneer een eis tot schadevergoeding wordt ingediend uit hoofde van de kosten van het opstellen van een offerte of van de deelneming aan een aanbestedingsprocedure, moet degene die de vordering instelt uitsluitend aantonen dat er sprake is van schending van het Gemeenschapsrecht inzake aanbestedingen of van de nationale voorschriften waarin dit recht is omgezet en dat hij reële kansen had om de opdracht in de wacht te slepen als deze schending niet had plaatsgevonden.
  • 8. 
    De Lid-Staten zorgen ervoor dat de beslissingen van de instanties die verantwoordelijk zijn voor de beroepsprocedures, op doeltreffende wijze ten uitvoer kunnen worden gelegd.
  • 9. 
    Wanneer de voor de beroepsprocedures verantwoordelijke instanties geen gerechten zijn, moeten hun beslissingen steeds schriftelijk met redenen worden omkleed. Bovendien moeten in dat geval procedures worden gewaarborgd waarmee tegen de door de bevoegde basisinstantie genomen vermoede onwettige maatregelen of vermoede tekortkomingen bij de uitoefening van de haar opgedragen bevoegdheden, beroep kan worden ingesteld bij een rechter of bij een andere instantie die een gerecht is in de zin van artikel 177 van het Verdrag en onafhankelijk is van de aanbestedende dienst en de basisinstantie.

Voor de benoeming en de beëindiging van het mandaat van de leden van deze onafhankelijke instantie gelden dezelfde voorwaarden als voor rechters, voor wat betreft de voor de benoeming bevoegde autoriteit, de duur van hun mandaat en hun afzetbaarheid. Ten minste de voorzitter van deze onafhankelijke instantie moet dezelfde juridische en beroepskwalificaties hebben als een rechter. De onafhankelijke instantie neemt haar beslissingen na een procedure op tegenspraak en deze beslissingen zijn, met middelen die door elke Lid-Staat worden vastgesteld, juridisch bindend.

HOOFDSTUK 2 Verificatie

Artikel 3

De Lid-Staten geven de aanbestedende diensten de mogelijkheid om gebruik te maken van een verificatieregeling overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 7.

Artikel 4

De aanbestedende diensten kunnen de aanbestedingsprocedures die onder Richtlijn 90/531/EEG vallen en ook de praktische tenuitvoerlegging daarvan regelmatig laten controleren met het oog op het verkrijgen van een verificatieattest waarin wordt geconstateerd dat ze op dat tijdstip in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht inzake het plaatsen van opdrachten en de nationale voorschriften waarin dat recht is omgezet.

Artikel 5

  • 1. 
    De verificateurs brengen voor rekening van de aanbestedende diensten schriftelijk verslag uit over hun bevindingen. Voordat het in artikel 4 bedoelde verificatieattest aan de aanbestedende diensten wordt afgegeven, vergewissen de verificateurs zich ervan dat eventuele geconstateerde onregelmatigheden in de aanbestedingsprocedures en in de praktische tenuitvoerlegging daarvan verholpen zijn en dat er maatregelen genomen zijn om herhaling te voorkomen.
  • 2. 
    De aanbestedende diensten kunnen na ontvangst van het verificatieattest de volgende verklaring opnemen in de berichten en aankondigingen die overeenkomstig de artikelen 16 tot en met 18 van Richtlijn 90/531/EEG in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt worden:

"De aanbestedende dienst heeft een verificatieattest verkregen overeenkomstig Richtlijn 91/13/EEG van de Raad waarin wordt geconstateerd dat op .......... zijn aanbestedingsprocedures en de praktische tenuitvoerlegging daarvan in overeenstemming waren met het Gemeenschapsrecht inzake het plaatsen van opdrachten en de nationale voorschriften waarin dat recht is omgezet.".

Artikel 6

  • 1. 
    De verificateurs zijn onafhankelijk van de aanbestedende diensten en vervullen hun taak volstrekt onpartijdig. Zij bieden de nodige garanties inzake beroepskwalificaties en -ervaring in de betrokken sector.
  • 2. 
    De personen, de beroepsgroepen of het personeel van instellingen die de verificatietaken moeten uitoefenen, worden door de Lid-Staat aangewezen wanneer die van oordeel is dat zij aan de in lid 1 gestelde eisen beantwoorden. Daartoe kan de Lid-Staat de beroepskwalificaties eisen die hij noodzakelijk acht en die qua niveau ten minste overeenkomen met een diploma van hoger onderwijs in de zin van Richtlijn 89/48/EEG(8) of wel bepalen dat die garanties geboden worden door bepaalde door de Staat georganiseerde of erkende bekwaamheidsexamens.

Artikel 7

De bepalingen van de artikelen 4, 5 en 6 zijn te beschouwen als essentiële eisen met het oog op de uitwerking van Europese verificatienormen.

HOOFDSTUK 3 Correctiemechanisme

Artikel 8

  • 1. 
    De Commissie kan de procedures van dit artikel hanteren wanneer zij, vóór de sluiting van een overeenkomst, van oordeel is dat er een duidelijke en kennelijke inbreuk op de communautaire voorschriften inzake opdrachten heeft plaatsgevonden tijdens een aanbestedingsprocedure die binnen de werkingssfeer van Richtlijn 90/531/EEG valt, dan wel met betrekking tot artikel 3, lid 2, onder a), van die richtlijn voor de aanbestedende diensten waarop die bepaling van toepassing is.
  • 2. 
    De Commissie geeft de Lid-Staat en de betrokken aanbestedende dienst kennis van de redenen waarom zij meent dat er een duidelijke en kennelijke inbreuk heeft plaatsgevonden en vraagt om die met passende middelen ongedaan te maken.
  • 3. 
    Binnen 30 daten na ontvangst van de in lid 2 bedoelde kennisgeving, deelt de betrokken Lid-Staat aan de Commissie mee:
  • a) 
    de bevestiging dat de inbreuk ongedaan is gemaakt; of
  • b) 
    een met redenen omklede conclusie waarin toegelicht wordt waarom geen corrigerende actie is ondernomen; of
  • c) 
    een kennisgeving waarin wordt meegedeeld dat de aanbestedingsprocedure hetzij op initiatief van de aanbestedende dienst, hetzij in het kader van de uitoefening van de in artikel 2, lid 1, onder a), vermelde bevoegdheden is opgeschort.
  • 4. 
    Een met redenen omklede conclusie in de zin van lid 3, onder b), kan met name worden gebaseerd op het feit dat tegen de beweerde inbreuk beroep bij een rechter of een beroep als bedoeld in artikel 2, lid 9, is ingesteld. In dat geval deelt de betrokken Lid-Staat de Commissie het resultaat van deze procedures mee, zodra dit bekend is.
  • 5. 
    In geval van kennisgeving waarbij wordt meegedeeld dat een aanbestedingsprocedure is opgeschort overeenkomstig lid 3, onder c), stelt de Lid-Staat de Commissie ervan in kennis dat de opschorting is ingetrokken of dat een andere aanbestedingsprocedure is ingeleid die geheel of gedeeltelijk verband houdt met de voorafgaande procedure. Die nieuwe kennisgeving moet bevestigen dat de beweerde inbreuk ongedaan is gemaakt, of een met redenen omklede conclusie bevatten waarin toegelicht wordt waarom geen corrigerende actie heeft plaatsgevonden.

HOOFDSTUK 4 Bemiddelingsprocedure

Artikel 9

  • 1. 
    Een ieder die een belang heeft of heeft gehad bij de toewijzing van een bepaalde opdracht die onder Richtlijn 90/531/EEG valt en die van oordeel is dat hij in verband met de desbetreffende aanbestedingsprocedure benadeeld is of benadeeld dreigt te worden omdat het Gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten of de nationale bepalingen waarin dit recht is omgezet, zijn geschonden, kan verzoeken om toepassing van de bemiddelingsprocedure van de artikelen 10 en 11.
  • 2. 
    Het in lid 1 bedoelde verzoek wordt schriftelijk bij de Commissie of bij de in de bijlage vermelde nationale autoriteiten ingediend. Die autoriteiten zenden dit verzoek zo spoedig mogelijk aan de Commissie toe.

Artikel 10

  • 1. 
    Als de Commissie op basis van het in artikel 9 bedoelde verzoek van oordeel is dat het geschil betrekking heeft op de juiste toepassing van het Gemeenschapsrecht, verzoekt zij de aanbestedende dienst te verklaren of deze bereid is aan de bemiddelingsprocedure deel te nemen. Indien de aanbestedende dienst weigert deel te nemen, stelt de Commissie de persoon die het verzoek heeft ingediend ervan in kennis dat de procedure niet kan worden ingeleid. Als de aanbestedende dienst wel met het verzoek instemt, zijn de leden 2 tot en met 7 van toepassing.
  • 2. 
    De Commissie stelt zo spoedig mogelijk een bemiddelaar voor die voorkomt op een lijst van daartoe gemachtigde, onafhankelijke personen. Deze lijst wordt door de Commissie opgesteld na raadpleging van het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten of, in het geval van aanbestedende diensten waarvan de activiteiten worden omschreven in artikel 2, lid 2, onder d), van Richtlijn 90/531/EEG, na raadpleging van het Raadgevend Comité inzake opdrachten voor de telecommunicatiesector.

Iedere partij bij de bemiddelingsprocedure verklaart of zij de bemiddelaar aanvaardt en wijst nog een extra bemiddelaar aan. De bemiddelaars kunnen ten hoogste twee andere personen verzoeken het als deskundigen bij hun werkzaamheden te adviseren. De partijen bij de procedure en de Commissie kunnen de door de bemiddelaars aangezochte deskundigen wraken.

  • 3. 
    De bemiddelaars stellen degene die om toepassing van de bemiddelingsprocedure verzoekt, de aanbestedende dienst en alle andere gegadigden of inschrijvers die deelnemen aan de betrokken aanbestedingsprocedure, in de gelegenheid hun standpunt ter zake mondeling dan wel schriftelijk uiteen te zetten.
  • 4. 
    De bemiddelaars trachten het geschil tussen de betrokkenen zo spoedig mogelijk op te lossen, met inachtneming van het Gemeenschapsrecht.
  • 5. 
    De bemiddelaars brengen aan de Commissie verslag uit over hun bevindingen en de eventueel bereikte resultaten.
  • 6. 
    Degene die om toepassing van de bemiddelingsprocedure verzoekt en de aanbestedende dienst hebben op ieder moment het recht om de procedure te beëindigen.
  • 7. 
    Tenzij de partijen anders besluiten, dragen degene die om toepassing van de bemiddelingsprocedure verzoekt en de aanbestedende dienst elk hun eigen kosten. Bovendien dragen zij elk de helft van de kosten van de procedure, met uitzondering van de kosten van de interveniërende partijen.

Artikel 11

  • 1. 
    Wanneer met betrekking tot een bepaalde aanbestedingsprocedure een andere belanghebbende in de zin van artikel 9 dan degene die verzoekt om toepassing van de bemiddelingsprocedure, beroep bij een rechter, dan wel een beroep in de zin van deze richtlijn heeft ingesteld, stelt de aanbestedende dienst de bemiddelaars daarvan in kennis. Deze stellen die persoon ervan in kennis dat om toepassing van de bemiddelingsprocedure is verzocht en verzoeken hem binnen een bepaalde termijn kenbaar te maken of hij bereid is aan deze procedure deel te nemen. Indien de betrokkene weigert, kunnen de bemiddelaars beslissen, indien nodig bij meerderheid van stemmen, de bemiddelingsprocedure te beëindigen wanneer zij van oordeel zijn dat de deelneming van die persoon nodig is om het geschil te regelen. Zij delen de Commissie de reden van hun besluit mee.
  • 2. 
    Maatregelen die op grond van dit hoofdstuk worden genomen, doen geen afbreuk aan:
  • a) 
    de mogelijkheid voor de Commissie of een Lid-Staat om op te treden uit hoofde van de artikelen 169 of 170 van het Verdrag dan wel op grond van hoofdstuk 3 van deze richtlijn;
  • b) 
    de rechten van degene die verzoekt om toepassing van de bemiddelingsprocedure, van de aanbestedende dienst of van enige andere betrokkene.

HOOFDSTUK 5 Slotbepalingen

Artikel 12

  • 1. 
    Vóór het verstrijken van een periode van vier jaar volgend op het in toepassing brengen van deze richtlijn onderzoekt de Commissie in overleg met het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten opnieuw de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn, met name het gebruik van de Europese normen, en stelt zij in voorkomend geval de noodzakelijk geachte wijzigingen voor.
  • 2. 
    De Lid-Staten delen ieder jaar vóór 1 maart aan de Commissie gegevens mee over het functioneren van de nationale beroepsprocedures gedurende het voorafgaande kalenderjaar. De aard van de te verstrekken gegevens wordt door de Commissie in overleg met het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten vastgesteld.
  • 3. 
    Ten aanzien van aanbestedende diensten wier werkzaamheden in artikel 2, lid 2, onder d), van Richtlijn 90/531/EEG, zijn omschreven, raadpleegt de Commissie het Raadgevend Comité inzake opdrachten voor de telecommunicatiesector.

Artikel 13

  • 1. 
    De Lid-Staten treffen de maatregelen die nodig zijn om vóór 1 januari 1993 aan deze richtlijn te voldoen. Het Koninkrijk Spanje treft deze maatregelen uiterlijk op 30 juni 1995. De Helleense Republiek en de Republiek Portugal treffen deze maatregelen uiterlijk op 30 juni 1997. Zij stellen de Commissie onverwijld daarvan in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

  • 2. 
    De Lid-Staten doen de in lid 1 bedoelde maatregelen in werking treden op dezelfde data als vermeld in Richtlijn 90/531/EEG.
  • 3. 
    De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 14

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 25 februari 1992.

Voor de Raad De Voorzitter Vitor MARTINS

  • (1) 
    PB nr. C 216 van 31. 8. 1990, blz. 8, en PB nr. C 179 van 10. 7. 1991, blz. 18.
  • (2) 
    PB nr. C 106 van 22. 4. 1991, blz. 82, en PB nr. C 39 van 17. 2. 1992.
  • (3) 
    PB nr. C 60 van 8. 3. 1991, blz. 16.
  • (4) 
    PB nr. L 297 van 29. 10. 1990, blz. 1.
  • (5) 
    PB nr. L 395 van 30. 12. 1989, blz. 33.
  • (6) 
    PB nr. L 185 van 16. 8. 1971, blz. 5.
  • (7) 
    PB nr. L 13 van 15. 1. 1977, blz. 1.
  • (8) 
    PB nr. L 19 van 24. 1. 1989, blz. 16.

BIJLAGE

Nationale autoriteiten waarbij de in artikel 9 bedoelde verzoeken om toepassing van de bemiddelingsprocedure kunnen worden ingediend België Diensten van de Eerste Minister / Services du Premier Ministre

Ministerie van Economische Zaken / Ministère des Affaires économiques

Denemarken Industri- og Handelsstyrelsen (voor leveringen)

Boligministeriet (voor werken)

Duitsland Bundesministerium fuer Wirtschaft

Griekenland Ypoyrgeio Viomichanias, Energeias kai Technologias, Ypoyrgeio Emporioy, Ypoyrgeio Perivallontos, Chorotaxias kai Dimosion Ergon

Spanje Ministerio de Economía y Hacienda

Frankrijk Commission centrale des marchés

Ierland Department of Finance

Italië Presidenza del Consiglio dei Ministri Politiche Comunitarie

Luxemburg Ministère des travaux publics

Nederland Ministerie van Economische Zaken

Portugal Conselho de mercados de obras publicas e particulares

Verenigd Koninkrijk H. M. Treasury

3.

Verwante dossiers

 
 

4.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.