Verordening (EG) nr. 1469/95 van de Raad van 22 juni 1995 betreffende de maatregelen die moeten worden genomen ten aanzien van bepaalde begunstigden van uit het EOGFL, afdeling Garantie, gefinancierde verrichtingen

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

31995R1469

Verordening (EG) nr. 1469/95 van de Raad van 22 juni 1995 betreffende de maatregelen die moeten worden genomen ten aanzien van bepaalde begunstigden van uit het EOGFL, afdeling Garantie, gefinancierde verrichtingen

Publicatieblad Nr. L 145 van 29/06/1995 blz. 0001 - 0003

VERORDENING (EG) Nr. 1469/95 VAN DE RAAD van 22 juni 1995 betreffende de maatregelen die moeten worden genomen ten aanzien van bepaalde begunstigden van uit het EOGFL, afdeling Garantie, gefinancierde verrichtingen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de Europese Raad in juni 1993 in Kopenhagen en in december 1994 in Essen erop heeft gewezen hoe belangrijk het is om de strijd tegen fraude en onregelmatigheden ten nadele van de Gemeenschapsbegroting voort te zetten; dat krachtiger maatregelen moeten worden getroffen om te voorkomen dat voor de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid bestemde financiële middelen van de Gemeenschap worden toegekend aan personen en bedrijven die inzake betrouwbaarheid niet alle nodige garanties bieden voor een correcte handelwijze bij de betrokken verrichtingen;

Overwegende dat op grond van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (4), de Lid-Staten met name de nodige maatregelen moeten treffen om zich ervan te vergewissen dat de uit het Fonds gefinancierde maatregelen daadwerkelijk en op regelmatige wijze worden uitgevoerd, en onregelmatigheden moeten voorkomen en vervolgen;

Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 595/91 van de Raad van 4 maart 1991 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald, alsmede de organisatie van een informatiesysteem op dit gebied en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 283/72 (5), onder andere is bepaald dat de Lid-Staten de Commissie regelmatig mededeling doen van de vastgestelde onregelmatigheden en van de gerechtelijke of administratieve procedures die zijn ingeleid tegen personen die zich schuldig hebben gemaakt aan onregelmatigheden, zodat systematisch kennis kan worden genomen van de aard van de bedrieglijke praktijken, en de ten onrechte betaalde bedragen teruggevorderd kunnen worden;

Overwegende dat ter aanvulling van deze voorschriften een communautaire regeling moet worden vastgesteld waarmee de bevoegde nationale autoriteiten, met name in het kader van inschrijvingen, van de toekenning van uitvoerrestituties en van de verkoop van interventieprodukten tegen verlaagde prijs, marktdeelnemers kunnen opsporen die doelbewust of door grove nalatigheid een onregelmatigheid ten nadele van de Gemeenschap hebben begaan of tegen wie ter zake een ernstig vermoeden bestaat; dat op die grondslag, al naar gelang van de ernst van de overtredingen en naar gelang deze geconstateerd dan wel alleen vermoed wordt, gedifferentieerde maatregelen moeten worden vastgesteld die kunnen gaan van verscherpte controles tot de uitsluiting van de betrokkenen van deelneming aan nader te bepalen verrichtingen wanneer vast komt te staan dat zij fraude gepleegd hebben;

Overwegende dat het, om de marktdeelnemers zoveel mogelijk garanties te bieden, dienstig is met name ten aanzien van de inachtneming van de vertrouwelijkheid en van het beroepsgeheim, alsook van de nationale voorschriften betreffende de strafvordering, de overeenkomstige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 595/91 over te nemen; dat ten aanzien van de gegevensbescherming de desbetreffende bepalingen van de regeling inzake wederzijdse bijstand op douane- en landbouwgebied van toepassing kunnen worden verklaard;

Overwegende dat dit stelsel een aanvulling vormt van de geldende of nog vast te stellen voorschriften in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid om onregelmatigheden te voorkomen, en met name de voorschriften betreffende controles en sancties die de Commissie op grond van haar door het Hof van Justitie uitdrukkelijk erkende bevoegdheden vaststelt;

Overwegende voorts dat de Commissie, wat de horizontale maatregelen voor fraudebestrijding betreft, op 7 juli 1994 een voorstel voor een verordening (EG, Euratom) inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen (1) heeft ingediend; dat zodra de Raad bovengenoemde verordening zal hebben vastgesteld het daarin voor alle terreinen van het Gemeenschapsbeleid tot stand gebrachte gemeenschappelijke juridische kader van toepassing wordt voor alle bij deze verordening ingevoerde maatregelen; dat in afwachting daarvan moet worden voorgeschreven dat de bepalingen ter uitvoering van deze verordening voorlopig analoge regels kunnen omvatten, met name ten aanzien van de definitie van de bedoelde onregelmatigheden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Bij deze verordening worden Gemeenschapsvoorschriften vastgesteld om marktdeelnemers van wie in het verleden is gebleken dat zij verplichtingen niet zijn nagekomen, zodat zij qua betrouwbaarheid een risico vormen op het gebied van uit het EOGFL, afdeling Garantie, gefinancierde inschrijvingen, uitvoerrestituties en verkoop van interventieprodukten tegen verlaagde prijs, zo snel mogelijk op te sporen en aan alle bevoegde instanties van de Lid-Staten en aan de Commissie te signaleren.
  • 2. 
    In de zin van deze verordening wordt onder "marktdeelnemers die qua betrouwbaarheid een risico vormen" verstaan:
  • a) 
    marktdeelnemers die, als natuurlijke of als rechtspersoon, volgens een definitieve beslissing van een administratieve of rechtelijke instantie doelbewust of door grove nalatigheid een onregelmatigheid ten aanzien van de betrokken Gemeenschapsvoorschriften hebben begaan en ten onrechte een financieel voordeel hebben verkregen of daartoe pogingen hebben ondernomen;
  • b) 
    marktdeelnemers tegen wie, als natuurlijke of als rechtspersoon, in dit verband, op basis van concrete feiten, van de zijde van de bevoegde instanties van de Lid-Staat een eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal is opgemaakt.
  • 3. 
    Tot de inwerkingtreding van de horizontale voorschriften waarin de onregelmatigheid omschreven wordt, wordt de in lid 2, onder a), bedoelde handelwijze nader bepaald volgens de procedure van artikel 5.

Artikel 2

  • 1. 
    Opsporing en signalering geschieden op initiatief van de Lid-Staat waar het risico ten aanzien van de betrouwbaarheid van de betrokken marktdeelnemer is gebleken.
  • 2. 
    Wanneer een Lid-Staat de in lid 1 genoemde verplichtingen niet nakomt, zorgt de Commissie binnen het kader van de bestaande rechtsregels voor de toepassing, door de betrokken Lid-Staat, van de voorschriften inzake opsporing en signalering.

Artikel 3

  • 1. 
    De Lid-Staten treffen ten aanzien van de in artikel 1, lid 2, onder a), bedoelde marktdeelnemers de volgende maatregelen:
  • a) 
    een verscherpte controle op de verrichtingen waarbij zij betrokken zijn, en/of b) de opschorting van de betalingen voor nader te bepalen lopende verrichtingen en, in voorkomend geval, van de vrijgave van de betrokken zekerheden, totdat administratief is vastgesteld of er al dan niet sprake is van een onregelmatigheid, en/of c) uitsluiting van de betrokkene voor een periode en voor verrichtingen die nader moeten worden vastgesteld.

De onder b) en c) bedoelde maatregelen worden door de bevoegde instanties van de Lid-Staten vastgesteld aan de hand van criteria die worden bepaald volgens de procedure van artikel 5, waarbij terdege rekening gehouden wordt met het risico van nieuwe onregelmatigheden die dezelfde marktdeelnemer zou kunnen begaan. De maatregelen worden vastgesteld nadat de eventuele desbetreffende formaliteiten waarin de wetgevingen van de Lid-Staten voorzien, vervuld zijn.

  • 2. 
    Voor de in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde marktdeelnemers gelden alleen de in lid 1, onder a) en b), bedoelde maatregelen.
  • 3. 
    Wanneer de Commissie zelf bij inschrijvingen toewijst, neemt zij, naar gelang het geval, een of meer van de in lid 1 vermelde maatregelen.

Artikel 4

  • 1. 
    Bij de toepassing van de in artikel 3 bedoelde maatregelen moeten met inachtneming van de nationale wetgeving van de Lid-Staat de volgende beginselen worden nageleefd:
  • a) 
    de betrokken marktdeelnemer moet in het geval van de in artikel 3, lid 1, onder c), en, in voorkomend geval, onder b), bedoelde maatregelen vooraf worden gehoord en het recht hebben hoger beroep in te stellen;
  • b) 
    in het kader van de volgens de procedure van artikel 5 vast te stellen bepalingen moeten de krachtens artikel 3, lid 1, getroffen maatregelen in een juiste verhouding staan tot de geconstateerde of vermoede onregelmatigheid;
  • c) 
    de marktdeelnemers moeten gelijk worden behandeld.
  • 2. 
    De Lid-Staten en de Commissie nemen de nodige maatregelen om de vertrouwelijkheid van de gegevens die zij op grond van deze verordening uitwisselen te verzekeren.

Met name mogen deze gegevens niet worden meegedeeld aan andere personen dan die welke in de Lid-Staten of in de Instellingen van de Gemeenschap ambtshalve daarvan kennis moeten nemen, tenzij de Lid-Staat die ze meedeelt daartoe uitdrukkelijk toestemming verleent.

De op grond van deze verordening in welke vorm dan ook meegedeelde of verzamelde gegevens vallen onder het ambtsgeheim en genieten de bescherming die voor soortgelijke gegevens verleend wordt in het nationaal recht van de Lid-Staat die ze ontvangen heeft en in de overeenkomstige bepalingen die van toepassing zijn voor de Instellingen van de Gemeenschap.

Bovendien mogen deze gegevens niet voor andere dan de in deze verordening aangegeven doeleinden worden gebruikt, tenzij de autoriteiten die ze verstrekt hebben daartoe uitdrukkelijk toestemming hebben verleend, en op voorwaarde dat mededeling of gebruik van deze gegevens niet strijdig is met de ter zake geldende voorschriften in de Lid-Staat waar de instantie die ze ontvangt gevestigd is.

Met betrekking tot de bescherming van de gegevens gelden de relevante bepalingen uit de voorschriften betreffende de wederzijdse bijstand op douane- en landbouwgebied.

  • 3. 
    Deze verordening laat de toepassing in de Lid-Staten van de voorschriften betreffende de strafvordering of de onderlinge rechtshulp tussen de Lid-Staten in strafzaken onverlet. Zij belet niet dat de bij de toepassing van deze verordening verkregen gegevens worden gebruikt bij gerechtelijke procedures of vervolgingen die later worden ingesteld wegens niet-naleving van de landbouwvoorschriften; in dit laatste geval wordt de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat die deze gegevens heeft verstrekt van dit gebruik in kennis gesteld.

De Lid-Staten treffen echter de nodige maatregelen op administratief vlak om te waarborgen dat de bepalingen van de vorige alinea zodanig worden toegepast dat zij de doeltreffende toepassing van deze verordening voor wat betreft de in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde marktdeelnemers niet in de weg staan.

Indien de nationale bepalingen voorzien in geheimhouding van het onderzoek, is voor de toezending van de gegevens waarin deze verordening voorziet, de toestemming nodig van de bevoegde rechterlijke instantie; de bevoegde administratieve instantie doet het nodige om deze toestemming te verkrijgen.

Artikel 5

De bepalingen ter uitvoering van deze verordening worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 729/70. Zij betreffen onder andere:

  • de door de Lid-Staten mee te delen gegevens;
  • de aard van de banden tussen verschillende natuurlijke of rechtspersonen die reden kunnen zijn om hen te beschouwen als marktdeelnemer in de zin van deze verordening;
  • de voorwaarden waaronder de marktdeelnemers door het stellen van een zekerheid kunnen voorkomen dat de betalingen worden opgeschort.

Artikel 6

Deze verordening geldt als aanvulling van de specifieke bepalingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Artikel 7

De Commissie brengt vóór 6 juli 1997 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze verordening en stelt op basis van de opgedane ervaring de door haar noodzakelijk geachte wijzigingen in deze verordening voor.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 1995.

Voor de Raad De Voorzitter Ph. VASSEUR

3.

Verwante dossiers

 
 

4.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.