Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (14e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

31998L0024

Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (14e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

Publicatieblad Nr. L 131 van 05/05/1998 blz. 0011 - 0023

RICHTLIJN 98/24/EG VAN DE RAAD van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (14e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 118 A,

Gezien het voorstel van de Commissie (1), opgesteld na raadpleging van het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (3),

  • (1) 
    Overwegende dat in artikel 118 A van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad door middel van richtlijnen de minimumvoorschriften vaststelt om de verbetering van met name het arbeidsmilieu te bevorderen, teneinde een betere bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te waarborgen;
  • (2) 
    Overwegende dat volgens dit artikel in deze richtlijnen wordt vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat zij oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen kunnen hinderen;
  • (3) 
    Overwegende dat de verbetering van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid van de werknemers op het werk een doelstelling is die niet aan overwegingen van zuiver economische aard ondergeschikt mag worden gemaakt;
  • (4) 
    Overwegende dat de naleving van minimumvoorschriften inzake de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers tegen risico's van chemische agentia niet slechts bescherming van de veiligheid en de gezondheid van iedere afzonderlijke werknemer beoogt te waarborgen, maar tevens een niveau van minimale bescherming van alle werknemers in de Gemeenschap mogelijk moet maken zonder dat de mededinging wordt verstoord;
  • (5) 
    Overwegende dat een uniform niveau van bescherming tegen de risico's van chemische agentia voor de Gemeenschap in haar geheel moet worden verwezenlijkt en dat dit beschermingsniveau niet door uitgebreide voorschriften maar door een kader van algemene principes moet worden bereikt, teneinde de lidstaten in staat te stellen de minimumvoorschriften op uniforme wijze toe te passen;
  • (6) 
    Overwegende dat werknemers bij een werkzaamheid waarbij chemische agentia betrokken zijn, risico's kunnen lopen;
  • (7) 
    Overwegende dat Richtlijn 80/1107/EEG van de Raad van 27 november 1980 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan chemische, fysische en biologische agentia op het werk (4), Richtlijn 82/605/EEG van de Raad van 28 juli 1982 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan metallisch lood en zijn ionverbindingen op het werk (eerste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 8 van Richtlijn 80/1107/EEG) (5) en Richtlijn 88/364/EEG van de Raad van 9 juni 1988 ter bescherming van werknemers door een verbod van bepaalde specifieke agentia en/of bepaalde werkzaamheden (vierde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 8 van Richtlijn 80/1107/EEG) (6) ter wille van de uniformiteit en de duidelijkheid, alsmede om technische redenen, moeten worden herzien en opgenomen in één enkele richtlijn die de minimumvoorschriften vaststelt voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers bij werkzaamheden waarbij chemische agentia zijn betrokken; dat deze richtlijnen kunnen worden ingetrokken;
  • (8) 
    Overwegende dat deze richtlijn een bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (7);
  • (9) 
    Overwegende dat de bepalingen van laatstgenoemde richtlijn ten volle van toepassing zijn op het gebied van de blootstelling van werknemers aan chemische agentia, onverminderd meer dwingende en/of specifieke bepalingen die in de onderhavige richtlijn zijn opgenomen;
  • (10) 
    Overwegende dat er meer stringente en/of specifieke bepalingen inzake het vervoer van gevaarlijke chemische agentia vervat zijn in bindende internationale overeenkomsten en verdragen die zijn opgenomen in bepalingen van de Gemeenschap inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor, over het water en door de lucht;
  • (11) 
    Overwegende dat de Raad in Richtlijn 67/548/EEG (8) en Richtlijn 88/379/EEG (9) betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van respectievelijk gevaarlijke stoffen en gevaarlijke preparaten heeft voorzien in een stelsel van criteria voor de indeling van gevaarlijke stoffen en preparaten;
  • (12) 
    Overwegende dat onder de definitie van gevaarlijke chemische agentia moeten vallen elke chemische stof die aan deze criteria voldoet en ook elke chemische stof die, hoewel deze niet voldoet aan deze criteria door zijn fysisch-chemische, chemische of toxicologische eigenschappen en door de wijze waarop deze op de werkplek wordt gebruikt of aanwezig is een risico voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers kan opleveren;
  • (13) 
    Overwegende dat de Commissie in Richtlijn 90/492/EEG (10) een systeem van specifieke informatie over gevaarlijke stoffen en preparaten heeft omschreven en vastgelegd in de vorm van veiligheidsinformatiebladen die voornamelijk bestemd zijn voor de professionele gebruikers teneinde hen in staat te stellen de maatregelen te treffen die nodig zijn om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te waarborgen; dat bij Richtlijn 92/58/EEG van de Raad van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften voor veiligheids- en/of gezondheidssignalering op het werk (negende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (11) een systeem wordt ingevoerd voor het markeren van recipiënten en leidingen die gebruikt worden voor gevaarlijke stoffen of preparaten op het werk;
  • (14) 
    Overwegende dat de werkgever alle risico's voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, die voortvloeien uit de aanwezigheid van gevaarlijke chemische agentia op het werk, moet beoordelen teneinde de nodige in deze richtlijn omschreven preventieve en beschermende maatregelen te nemen;
  • (15) 
    Overwegende dat de op grond van risicobeoordeling door de werkgever vastgestelde en uitgevoerde preventieve maatregelen verenigbaar moeten zijn met de noodzaak de volksgezondheid en het milieu te beschermen;
  • (16) 
    Overwegende dat het, teneinde de voor werknemers beschikbare informatie ter waarborging van een hoger beschermingsniveau te vervolledigen, noodzakelijk is de werknemers en hun vertegenwoordigers op de hoogte te houden van de risico's die chemische agentia voor hun veiligheid en gezondheid kunnen meebrengen, alsmede van de maatregelen die noodzakelijk zijn om deze risico's te verkleinen of uit de weg te ruimen, en dat zij in de gelegenheid moeten zijn te controleren of de nodige beschermende maatregelen worden genomen;
  • (17) 
    Overwegende dat het toezicht op de gezondheid van de werknemers waarvoor volgens de resultaten van de hierboven genoemde beoordeling een risico voor de gezondheid bestaat, kan bijdragen tot de door de werkgever te treffen preventieve en beschermende maatregelen;
  • (18) 
    Overwegende dat de werkgever met regelmaat beoordelingen en metingen moet verrichten en opmerkzaam moet zijn op nieuwe ontwikkelingen in de technologie met het oog op de verbetering van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers;
  • (19) 
    Overwegende dat de Commissie zich voor de beoordeling van de meest recente wetenschappelijke gegevens moet laten bijstaan door onafhankelijke wetenschappers teneinde de grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling te kunnen vaststellen;
  • (20) 
    Overwegende dat in sommige gevallen de wetenschappelijke kennis weliswaar onvoldoende is om een niveau van blootstelling aan een chemisch agens te kunnen vaststellen waaronder geen gezondheidsrisico's meer bestaan, maar een beperking van de blootstelling aan deze chemische agentia deze risico's desalniettemin zal verminderen;
  • (21) 
    Overwegende dat de Commissie bij Richtlijn 91/322/EEG (12) en Richtlijn 96/94/EG (13) indicatieve grenswaarden heeft vastgesteld, zoals bepaald in Richtlijn 80/1107/EEG; dat de hierboven genoemde richtlijnen gehandhaafd moeten blijven als onderdeel van het bestaande kader;
  • (22) 
    Overwegende dat de nodige technische aanpassingen van deze richtlijn moeten worden vastgesteld door de Commissie in samenwerking met het Comité van Richtlijn 89/391/EEG om de Commissie bij te staan bij het technisch aanpassen van de onderscheiden richtlijnen die in het kader van die richtlijn worden aangenomen; dat de Commissie na eerst advies te hebben ingewonnen van het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats, overeenkomstig Besluit 74/325/EEG (14), ook praktische richtsnoeren voor de toepassing van deze richtlijn moet opstellen;
  • (23) 
    Overwegende dat de intrekking van Richtlijn 80/1107/EEG, niet mag leiden tot minder strenge normen dan de huidige normen ter bescherming van de werknemer tegen chemische, fysische en biologische agentia; dat de normen die uit de bestaande richtlijnen inzake biologische agentia, de voorgestelde richtlijn over fysische agentia, deze richtlijn en wijzigingen op deze teksten voortvloeien, ten minste een weergave en een handhaving moeten zijn van de normen in voorgenoemde richtlijnen;
  • (24) 
    Overwegende dat de onderhavige richtlijn een praktische bijdrage vormt tot de verwezenlijking van de sociale dimensie van de interne markt,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

DEEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

  • 1. 
    In deze richtlijn, die de 14e bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG, worden minimumvoorschriften vastgesteld voor de bescherming van werknemers tegen risico's voor hun veiligheid en gezondheid die het gevolg zijn of vermoedelijk zullen zijn van de effecten van chemische agentia die aanwezig zijn op het werk of van een beroepswerkzaamheid waarbij chemische agentia zijn betrokken.
  • 2. 
    De voorschriften van deze richtlijn zijn van toepassing wanneer chemische agentia die risico's opleveren, op de werkplek aanwezig zijn of kunnen zijn, onverminderd de bepalingen betreffende chemische agentia waarop maatregelen voor stralingsbescherming van toepassing zijn uit hoofde van de richtlijnen die zijn vastgesteld krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
  • 3. 
    Op carcinogene agentia op het werk zijn de bepalingen van deze richtlijn van toepassing, onverminderd strengere en/of specifiekere bepalingen in Richtlijn 90/394/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (15).
  • 4. 
    De bepalingen van Richtlijn 89/391/EEG zijn volledig van toepassing op het gehele gebied bedoeld in dit artikel, onverminderd strengere en/of specifiekere bepalingen van de onderhavige richtlijn.
  • 5. 
    Op het vervoer van gevaarlijke chemische agentia zijn de bepalingen van deze richtlijn van toepassing, onverminderd strengere en/of specifiekere bepalingen in Richtlijn 94/55/EG (16), in Richtlijn 96/49/EG (17), in de IMDG-code, de IBC-code en de IGC-code zoals omschreven in artikel 2 van Richtlijn 93/75/EEG (18), in de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren en het reglement voor het vervoeren van gevaarlijke stoffen over de Rijn zoals opgenomen in de Gemeenschapswetgeving en in de technische instructies inzake veilig vervoer van gevaarlijke stoffen die op de dag van inwerkingtreding van deze richtlijn zijn uitgevaardigd door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

Artikel 2

Definities

In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

  • a) 
    chemisch agens: elk chemisch element of elke chemische verbinding, in zuivere vorm of in een mengsel, zoals deze in natuurlijke staat voorkomt of het resultaat is van, gebruikt of vrijgekomen is, ook in de vorm van afval, bij een beroepsactiviteit, al dan niet opzettelijk geproduceerd en al dan niet op de markt gebracht;
  • b) 
    gevaarlijk chemisch agens:
  • i) 
    elk chemisch agens dat voldoet aan de criteria van bijlage VI van Richtlijn 67/548/EEG om te worden ingedeeld bij de gevaarlijke stoffen, ongeacht of deze stof krachtens die richtlijn wordt ingedeeld, en geen stof is die uitsluitend voldoet aan de criteria om als voor het milieu gevaarlijk te worden ingedeeld;
  • ii) 
    elk chemisch agens dat voldoet aan de criteria om te worden ingedeeld bij de gevaarlijke preparaten in de zin van Richtlijn 88/379/EEG, ongeacht of dit preparaat krachtens die richtlijn wordt ingedeeld, en geen preparaat is dat uitsluitend voldoet aan de criteria om als voor het milieu gevaarlijk te worden ingedeeld;
  • iii) 
    elk chemisch agens dat, hoewel het niet voldoet aan de criteria om te worden ingedeeld bij de gevaarlijke stoffen of bij de gevaarlijke preparaten overeenkomstig het bepaalde onder i) en ii), voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers een risico kan opleveren door zijn fysisch-chemische, chemische of toxicologische eigenschappen en door de wijze waarop het op de werkplek wordt gebruikt of aanwezig is, met inbegrip van elk chemisch agens waarvoor een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling overeenkomstig artikel 3 geldt;
  • c) 
    werkzaamheid waarbij chemische agentia zijn betrokken: elk werk waarbij chemische agentia gebruikt worden of de bedoeling bestaat die te gebruiken in een proces, waaronder productie, behandeling, opslag, vervoer of verwijdering en verwerking, of waarbij chemische agentia worden geproduceerd;
  • d) 
    grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling: tenzij anders omschreven, de grenswaarde van de tijdgewogen gemiddelde concentratie van een chemisch agens in de lucht in de individuele ademzone van een werknemer in verhouding tot een bepaalde referentieperiode;
  • e) 
    biologische grenswaarde: de grenswaarde van de concentratie in het passende biologische medium van het agens in kwestie, de metabolieten daarvan of een indicator van het effect;
  • f) 
    gezondheidskundig toezicht: de beoordeling van de gezondheidstoestand van een afzonderlijke werknemer gerelateerd aan de blootstelling aan specifieke chemische agentia op het werk;
  • g) 
    gevaar: de intrinsieke eigenschap van een chemisch agens die schade kan veroorzaken;
  • h) 
    risico: de waarschijnlijkheid dat in de omstandigheden waarin het gebruik en/of de blootstelling plaatsvindt, een potentieel schadelijke situatie ontstaat.

Artikel 3

Grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling en biologische grenswaarden

  • 1. 
    De Commissie stelt door middel van een onafhankelijke wetenschappelijke beoordeling van de meest recente wetenschappelijke gegevens een evaluatie op van het verband tussen de gevolgen van gevaarlijke chemische agentia voor de gezondheid en het niveau van beroepsmatige blootstelling.
  • 2. 
    Op basis van de in lid 1 omschreven evaluatie stelt de Commissie, na eerst het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats te hebben geraadpleegd, Europese doelstellingen inzake de bescherming van de werknemers tegen chemische risico's voor, in de vorm van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling, die op communautair niveau moeten worden vastgesteld.

Deze grenswaarden worden, met inachtneming van de beschikbare meettechnieken, volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG vastgesteld of herzien. De lidstaten houden werknemers- en werkgeversorganisaties op de hoogte van de op communautair niveau vastgestelde grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling.

  • 3. 
    Voor elk chemisch agens waarvoor op communautair niveau een indicatieve grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling is vastgesteld, stellen de lidstaten, rekening houdend met de communautaire grenswaarde, een nationale grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling vast, waarbij de aard ervan wordt bepaald in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk.
  • 4. 
    Op communautair niveau kunnen bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling worden opgesteld, waarbij in aanvulling op de factoren die in aanmerking zijn genomen bij het vaststellen van de indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling, rekening wordt gehouden met de haalbaarheidsaspecten, steeds met de bescherming van de gezondheid van de werknemers op de werkplek als doel. Dergelijke grenswaarden worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 118 A van het Verdrag en opgenomen in bijlage I bij deze richtlijn.
  • 5. 
    Voor ieder chemisch agens waarvoor een bindende grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling is vastgesteld, stellen de lidstaten een overeenkomstige bindende nationale grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling vast, gebaseerd op, doch niet hoger dan, de communautaire grenswaarde.
  • 6. 
    Er kunnen bindende biologische grenswaarden worden vastgesteld op communautair niveau op basis van de in lid 1 bedoelde evaluatie en van de beschikbaarheid van meettechnieken, waarbij rekening wordt gehouden met haalbaarheidsaspecten en er tegelijkertijd onverminderd naar wordt gestreefd de gezondheid van werknemers op de werkplek te waarborgen. Deze grenswaarden worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 118 A van het Verdrag en vermeld in bijlage II bij deze richtlijn, samen met andere relevante informatie betreffende het gezondheidskundig toezicht.
  • 7. 
    Voor ieder chemisch agens waarvoor een bindende biologische grenswaarde wordt vastgesteld, stellen de lidstaten een overeenkomstige nationale bindende biologische grenswaarde vast, gebaseerd op, doch niet hoger dan, de communautaire grenswaarde.
  • 8. 
    Wanneer een lidstaat een nationale grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling of een nationale biologische grenswaarde voor een chemisch agens invoert of herziet, stelt hij de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis, onder vermelding van de desbetreffende wetenschappelijke en technische gegevens. De Commissie treft de passende maatregelen.
  • 9. 
    Op basis van de verslagen die de lidstaten overeenkomstig artikel 15 uitbrengen, maakt de Commissie een evaluatie van de wijze waarop de lidstaten bij de vaststelling van de overeenkomstige nationale grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling rekening hebben gehouden met de communautaire grenswaarden.
  • 10. 
    Er zullen overeenkomstig artikel 12, lid 2, genormaliseerde methoden worden opgesteld voor het meten en evalueren van concentraties in de lucht op de werkplek met betrekking tot grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling.

DEEL II

VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVERS

Artikel 4

Bepaling en beoordeling van het risico van gevaarlijke chemische agentia

  • 1. 
    Bij de uitvoering van de verplichtingen uit hoofde van artikel 6, lid 3, en artikel 9, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG gaat de werkgever eerst na of er gevaarlijke chemische agentia op de werkplek aanwezig zijn. Is dat het geval, dan beoordeelt hij de eventuele risico's voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers die het gevolg zijn van de aanwezigheid op de werkplek van die chemische agentia; hij houdt daarbij rekening met het volgende:
  • hun gevaarlijke eigenschappen;
  • informatie betreffende veiligheid en gezondheid die door de leverancier moet worden verschaft, (bijvoorbeeld het desbetreffende veiligheidsinformatieblad overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 67/548/EEG of Richtlijn 88/379/EEG);
  • het niveau, de aard en de duur van de blootstelling;
  • de omstandigheden tijdens werkzaamheden waarbij dergelijke agentia betrokken zijn, waaronder begrepen hun hoeveelheid;
  • eventuele grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling of biologische grenswaarden, vastgesteld op het grondgebied van de lidstaat in kwestie;
  • de uitwerking van de genomen of te nemen preventiemaatregelen;
  • indien beschikbaar, de conclusies die uit reeds uitgeoefend gezondheidskundig toezicht moeten worden getrokken.

De werkgever zal van de leverancier of uit andere makkelijk toegankelijke bronnen de aanvullende informatie verkrijgen die noodzakelijk is voor de risico-evaluatie. Waar nodig behelst deze informatie ook de specifieke evaluatie van de risico's voor de gebruikers, die op basis van de communautaire wetgeving inzake chemische agentia is uitgevoerd.

  • 2. 
    De werkgever dient in het bezit te zijn van een evaluatie van het risico, overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 89/391/EEG, en moet vermelden welke maatregelen zijn getroffen overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van de onderhavige richtlijn. De risico-evaluatie moet naar behoren gedocumenteerd zijn overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk, en kan een verhandeling bevatten waarin de werkgever aantoont dat de aard en de omvang van de met chemische agentia verbonden risico's een verdere uitvoerige risico-evaluatie overbodig maken. De risico-evaluatie moet worden bijgewerkt, met name indien ingrijpende veranderingen hebben plaatsgevonden waardoor zij verouderd kan zijn, of wanneer uit de resultaten van het gezondheidskundig toezicht blijkt dat bijwerking nodig is.
  • 3. 
    Bepaalde bijzondere werkzaamheden binnen de onderneming of inrichting, zoals onderhoud, waarvan kan worden voorzien dat er een potentieel voor significante blootstelling bestaat of die om andere redenen schadelijke gevolgen voor de veiligheid en gezondheid kunnen hebben, zelfs nadat alle technische maatregelen zijn genomen, worden opgenomen in de risico-evaluatie.
  • 4. 
    In het geval van werkzaamheden waarbij er blootstelling is aan verscheidene gevaarlijke chemische agentia, wordt het risico geëvalueerd op grond van het risico dat al die chemische agentia in combinatie opleveren.
  • 5. 
    Alvorens begonnen wordt met nieuwe werkzaamheden waarbij gevaarlijke chemische agentia zijn betrokken, moet een evaluatie van het betreffende risico zijn verricht en moeten eventuele preventieve maatregelen zijn genomen.
  • 6. 
    Praktische richtsnoeren voor risicovaststelling en -evaluatie en voor de bijwerking en, zo nodig, aanpassing daarvan worden ontwikkeld overeenkomstig artikel 12, lid 2.

Artikel 5

Algemene beginselen voor de preventie van risico's verbonden aan gevaarlijke chemische agentia en toepassing van de richtlijn in verband met de risico-evaluatie

  • 1. 
    In het kader van zijn verplichting om bij alle werkzaamheden waarbij gevaarlijke chemische agentia zijn betrokken de gezondheid en de veiligheid van de werknemers te garanderen, neemt de werkgever de nodige preventieve maatregelen bedoeld in artikel 6, lid 1 en lid 2, van Richtlijn 89/391/EEG, alsmede de maatregelen bedoeld in onderhavige richtlijn.
  • 2. 
    De risico's voor de gezondheid en de veiligheid van werknemers bij werkzaamheden waarbij gevaarlijke chemische agentia betrokken zijn, moeten worden opgeheven of tot een minimum verkleind:
  • door het ontwerp en de organisatie van de arbeidssystemen op de werkplek;
  • door te voorzien in de passende uitrusting voor werkzaamheden met chemische agentia en in onderhoudsmethodes die de gezondheid en de veiligheid van de werknemers op het werk verzekeren;
  • door het aantal werknemers die (kunnen) worden blootgesteld tot een minimum te beperken;
  • door de duur en intensiteit van de blootstelling tot een minimum te beperken;
  • door passende maatregelen op het gebied van hygiëne;
  • door de hoeveelheid chemische agentia op de werkplek te beperken tot het minimum dat voor de aard van het werk noodzakelijk is;
  • door passende werkmethoden in te voeren, met inbegrip van regelingen voor de veilige behandeling, opslaan en vervoeren op de werkplek van gevaarlijke chemische agentia en van afvalstoffen die dergelijke chemische agentia bevatten.

Praktische richtsnoeren voor preventiemaatregelen voor risicobeheersing worden ontwikkeld overeenkomstig artikel 12, lid 2.

  • 3. 
    Wanneer uit de resultaten van de in artikel 4, lid 1, bedoelde evaluatie blijkt dat er een risico voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers bestaat, worden de in de artikelen 6, 7 en 10 vastgestelde specifieke beschermings-, preventie- en bewakingsmaatregelen toegepast.
  • 4. 
    Wanneer uit de resultaten van de in artikel 4, lid 1, bedoelde risico-evaluatie blijkt dat er, gelet of de hoeveelheden van een gevaarlijk chemisch agens die op de werkplek aanwezig zijn, slechts een gering risico voor de veilgheid en de gezondheid van de werknemers bestaat en dat de overeenkomstig de bovenstaande leden 1 en 2 genomen maatregelen voldoende zijn om dit risico terug te dringen, zijn de artikelen 6, 7 en 10 niet van toepassing.

Artikel 6

Bijzondere beschermings- en preventiemaatregelen

  • 1. 
    De werkgever zorgt ervoor dat het risico van een gevaarlijk chemisch agens voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk wordt weggenomen of tot een minimum wordt verkleind.
  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 wordt bij voorkeur substitutie toegepast, waarbij de werkgever het gebruik vermijdt van een gevaarlijk chemisch agens door het te vervangen door een chemisch agens of proces dat in de gegeven gebruiksomstandigheden al naargelang niet of minder gevaarlijk is voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers.

Wanneer het wegens de aard van de activiteit niet mogelijk is het risico door vervanging van het chemisch agens weg te nemen, rekening houdend met de werkzaamheid en de in artikel 4 bedoelde risico-evaluatie, zorgt de werkgever ervoor dat het risico tot een minimum wordt verkleind door de toepassing van beschermings- en preventiemaatregelen, in overeenstemming met de risico-evaluatie die krachtens artikel 4 is gemaakt. Deze maatregelen omvatten in orde van voorrang:

  • a) 
    het ontwerpen van passende werkprocessen en technische maatregelen en het gebruiken van passende uitrusting en passend materiaal om het vrijkomen van gevaarlijke chemische agentia die een risico kunnen opleveren voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op de werkplek, te voorkomen of te beperken;
  • b) 
    het toepassen van collectieve beschermingsmaatregelen bij de bron van het risico, zoals voldoende ventilatie en passende organisatorische maatregelen;
  • c) 
    wanneer blootstelling niet met andere middelen kan worden voorkomen, de toepassing van individuele beschermingsmaatregelen, met inbegrip van persoonlijke beschermingsmiddelen.

Praktische richtlijnen voor beschermings- en preventiemaatregelen voor risicobeheersing worden ontwikkeld overeenkomstig artikel 12, lid 2, van deze richtlijn.

  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde maatregelen gaan vergezeld van gezondheidskundig toezicht overeenkomstig artikel 10, indien dat, gelet op de aard van het risico, passend is.
  • 4. 
    De werkgever voert regelmatig en steeds wanneer in de omstandigheden een wijziging optreedt die gevolgen kan hebben voor de blootstelling van de werknemers aan chemische agentia, de nodige metingen uit van de chemische agentia welke een risico kunnen opleveren voor de gezondheid van de werknemers op de werkplek, in het bijzonder in verband met de grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling, tenzij hij middels andere evaluatiemethoden duidelijk kan aantonen dat voldoende preventie en bescherming zijn gewaarborgd overeenkomstig lid 2.
  • 5. 
    Bij het voldoen aan de verplichtingen die neergelegd zijn in of voortvloeien uit artikel 4, dient de werkgever rekening te houden met de resultaten van de in lid 4 genoemde procedures.

Indien op het grondgebied van een lidstaat een effectief vastgestelde grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling is overschreden, dient de werkgever in elk geval onmiddellijk stappen te ondernemen om de situatie te verhelpen door preventie- en beschermingsmaatregelen te nemen.

  • 6. 
    Op basis van de algemene evaluatie van de risico's en de algemene beginselen betreffende de preventie van risico's in de artikelen 4 en 5 neemt de werkgever technische en/of organisatorische maatregelen die zijn afgestemd op de aard van de activiteiten, waaronder begrepen opslag, behandeling en scheiding van onverenigbare chemische agentia die de werknemers beschermen tegen de gevaren van de fysisch-chemische eigenschappen van chemische agentia. Met name neemt hij maatregelen om, in orde van voorrang:
  • a) 
    de aanwezigheid van gevaarlijke concentraties van ontvlambare stoffen of gevaarlijke hoeveelheden chemisch onstabiele stoffen op de werkplek te voorkomen of, wanneer dat gezien de aard van de werkzaamheden niet mogelijk is;
  • b) 
    ervoor te zorgen dat er geen ontbrandingsbronnen aanwezig zijn die brand en explosies kunnen veroorzaken, of om ongunstige omstandigheden te vermijden die ertoe kunnen leiden dat chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen ongelukken met ernstige fysieke gevolgen veroorzaken; en
  • c) 
    de schadelijke gevolgen voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers als gevolg van brand en explosies ten gevolge van het ontbranden van ontvlambare stoffen, of ernstige fysieke gevolgen ten gevolge van ongelukken veroorzaakt door chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen te verminderen.

Door de werkgever voor de bescherming van de werknemers verstrekte werkuitrusting en beschermingssystemen moeten voldoen aan de relevante communautaire bepalingen betreffende ontwerp, vervaardiging en levering met betrekking tot gezondheid en veiligheid. Door de werkgever genomen technische en/of organisatorische maatregelen moeten rekening houden en verenigbaar zijn met de indeling van de groepen apparaten in categorieën in bijlage I van Richtlijn 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (19).

De werkgever neemt maatregelen om een voldoende controle van de installatie, de uitrusting en de machines te waarborgen of voorziet in een inrichting voor het onderdrukken van explosies, dan wel in voorzieningen voor het afvoeren van de explosiedruk.

Artikel 7

Maatregelen bij ongevallen, voorvallen en noodsituaties

  • 1. 
    Onverminderd de verplichtingen van artikel 8 van Richtlijn 89/391/EEG, stelt de werkgever, teneinde de veiligheid en gezondheid van de werknemers te beschermen bij ongevallen, voorvallen of noodsituaties die verband houden met de aanwezigheid van gevaarlijke chemische agentia op de werkplek procedures (actieplannen) vast die in werking kunnen treden wanneer dergelijke situaties zich voordoen, zodat er passende maatregelen worden getroffen. Deze maatregelen omvatten mede alle terzake dienende, op gezette tijden uit te voeren, veiligheidsoefeningen en het ter beschikking stellen van passende eerstehulpvoorzieningen.
  • 2. 
    Indien een van de in lid 1 bedoelde situaties zich voordoet, neemt de werkgever onmiddellijk maatregelen om de effecten daarvan te verminderen en de werknemers hiervan in kennis te stellen.

Teneinde de normale situatie te herstellen:

  • voert de werkgever onmiddellijk passende maatregelen uit om de situatie zo spoedig mogelijk te verhelpen;
  • mogen alleen de werknemers die onmisbaar zijn voor het uitvoeren van reparaties en andere noodzakelijke werkzaamheden, in de getroffen zone werken.
  • 3. 
    De werknemers die toestemming hebben om in de getroffen zone te werken, worden uitgerust met geschikte beschermende kleding, persoonlijke beschermingsmiddelen en speciale veiligheidsuitrusting en -apparaten, die zij moeten gebruiken zolang de abnormale situatie voortduurt; deze situatie mag niet permanent zijn.

Onbeschermde personen mogen niet in de getroffen zone verblijven.

  • 4. 
    Onverminderd artikel 8 van Richtlijn 89/391/EEG neemt de werkgever de nodige maatregelen om de waarschuwings- en andere communicatiesystemen ter beschikking te stellen die nodig zijn om een toegenomen risico voor de veiligheid en gezondheid te signaleren, zodat passend kan worden gereageerd en zo nodig onmiddellijk een aanvang kan worden gemaakt met herstelmaatregelen, hulpacties en evacuatie- en reddingsoperaties.
  • 5. 
    De werkgever draagt er zorg voor dat informatie over noodmaatregelen terzake van gevaarlijke chemische agentia beschikbaar is. De bij ongevallen en noodsituaties toepasselijke interne en externe diensten hebben toegang tot deze informatie. Deze informatie omvat:
  • voorafgaande melding van relevante gevaren van de werkzaamheid, maatregelen voor het vaststellen van gevaren, voorzorgsmaatregelen en procedures, zodat de nooddiensten hun eigen procedures om in te grijpen en voorzorgsmaatregelen kunnen voorbereiden; en
  • alle beschikbare informatie over specifieke gevaren die ontstaan of vermoedelijk zullen ontstaan bij een ongeval of noodsituatie, met inbegrip van informatie over procedures die overeenkomstig dit artikel zijn vastgesteld.

Artikel 8

Voorlichting en opleiding van de werknemers

  • 1. 
    Onverminderd de artikelen 10 en 12 van Richtlijn 89/391/EEG draagt de werkgever er zorg voor dat de werknemers en/of hun vertegenwoordigers worden voorzien van:
  • de overeenkomstig artikel 4 van deze richtlijn verkregen gegevens, en dat ze opnieuw op de hoogte worden gebracht telkens wanneer een belangrijke verandering op de werkplek een wijziging van die gegevens ten gevolge heeft;
  • informatie over gevaarlijke chemische agentia op de werkplek, zoals de identiteit van het agens, de risico's voor de veiligheid en de gezondheid, desbetreffende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling en andere wettelijke bepalingen;
  • opleiding en informatie over passende voorzorgsmaatregelen en over maatregelen om zichzelf en de andere werknemers op de werkplek te beschermen;
  • toegang tot elk veiligheidsinformatieblad dat door de leverancier wordt verstrekt overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 88/379/EEG en artikel 27 van Richtlijn 92/32/EEG (20);

en dat deze voorlichting:

  • wordt verstrekt op een wijze die past bij de uitslag van de in artikel 4 bedoelde risico-evaluatie. Dit kan variëren van mondelinge communicatie tot individueel onderricht en opleiding, ondersteund met schriftelijke informatie, afhankelijk van de aard en de omvang van het risico dat is gebleken bij de in voornoemd artikel voorgeschreven evaluatie;
  • steeds wordt aangepast aan gewijzigde omstandigheden.
  • 2. 
    Wanneer recipiënten en leidingen voor op de werkplek gebruikte gevaarlijke chemische agentia niet zijn voorzien van veiligheidsaanduidingen overeenkomstig de relevante communautaire wetgeving betreffende de etikettering van chemische agentia en de veiligheidsaanduidingen op de werkplek, zorgt de werkgever ervoor dat, onverminderd de afwijkingen die in bovengenoemde wetgeving zijn voorzien, de inhoud van de recipiënten en leidingen, samen met de aard van die inhoud en daarmee verband houdende gevaren, duidelijk aangeduid worden.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen de nodige maatregelen nemen om te zorgen dat, voorzover de Richtlijnen 67/548/EEG en 88/379/EEG geen verplichting tot het verstrekken van informatie over gevaarlijke chemische agentia bevatten, de werkgevers op hun verzoek alle informatie die nodig is voor de toepassing van artikel 4, lid 1, kunnen verkrijgen bij voorkeur van de producenten of de leveranciers.

DEEL III

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 9

Verboden

  • 1. 
    Om te voorkomen dat werknemers door bepaalde chemische agentia en/of bepaalde werkzaamheden waarbij chemische agentia worden gebruikt, worden blootgesteld aan gevaren voor hun gezondheid, zijn het produceren, vervaardigen of gebruiken op het werk van de in bijlage III vermelde chemische agentia, alsmede de aldaar vermelde werkzaamheden, verboden voorzover aangegeven in genoemde bijlage.
  • 2. 
    De lidstaten kunnen in de volgende omstandigheden vrijstellingen toestaan van het bepaalde in lid 1:
  • wanneer het gaat om louter wetenschappelijk onderzoek en beproeving, met inbegrip van analyse;
  • voor werkzaamheden die gericht zijn op de verwijdering van de chemische agentia die aanwezig zijn in de vorm van bijproducten of afvalproducten;
  • voor de productie van de in lid 1 bedoelde chemische agentia voor gebruik als tussenproducten, en voor zodanig gebruik.

De blootstelling van werknemers aan de in lid 1 bedoelde chemische agentia moet worden voorkomen, met name door te bepalen dat de productie en het vroegst mogelijke gebruik van deze chemische agentia als tussenproducten in één gesloten systeem moeten plaatsvinden, waar deze chemische agentia slechts uitgenomen mogen worden voorzover dat nodig is voor de controle op het proces of voor het onderhoud van het systeem.

De lidstaten kunnen in een systeem van individuele vergunningen voorzien.

  • 3. 
    Wanneer overeenkomstig lid 2 ontheffingen worden toegestaan, verzoekt de bevoegde autoriteit de werkgever de volgende gegevens te verstrekken:
  • de reden voor het verzoek om ontheffing;
  • de per jaar te gebruiken hoeveelheden van het chemische agens;
  • de betrokken werkzaamheden en/of reacties of processen;
  • het aantal werknemers dat waarschijnlijk betrokken is;
  • de geplande voorzorgsmaatregelen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid van de betrokken werknemers;
  • de technische en organisatorische maatregelen die zijn genomen om blootstelling van de werknemers te voorkomen.
  • 4. 
    De Raad kan de lijst van verboden krachtens lid 1 volgens de procedure van artikel 118 A van het Verdrag wijzigen om er andere chemische agentia of andere werkzaamheden in op te nemen.

Artikel 10

Gezondheidskundig toezicht

  • 1. 
    Onverminderd artikel 14 van Richtlijn 89/391/EEG voeren de lidstaten maatregelen in voor het uitoefenen van passend gezondheidskundig toezicht op werknemers die volgens de resultaten van de in artikel 4 bedoelde beoordeling een gezondheidsrisico lopen. Deze maatregelen, alsmede de vereisten die zijn gespecificeerd voor het gezondheids- en blootstellingsdossier en de beschikbaarheid ervan, worden overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk ingevoerd.

Gezondheidskundig toezicht, waarvan de resultaten in aanmerking zullen worden genomen bij de toepassing van preventieve maatregelen op de specifieke werkplek, is passend wanneer:

  • de blootstelling van de werknemers aan een gevaarlijk chemisch agens van dien aard is dat een aantoonbare ziekte of schadelijke invloed op de gezondheid op de blootstelling kan worden teruggevoerd; en
  • de ziekte of invloed zich vermoedelijk zou voordoen in de specifieke werkomstandigheden van de werknemer; en
  • de onderzoeksmethode voor de werknemers weinig gevaar oplevert.

Voorts moeten er deugdelijke technieken voor het opsporen van indicaties voor de ziekte of de invloed bestaan.

Wanneer een bindende biologische grenswaarde is vastgesteld zoals bepaald in bijlage II, is het gezondheidskundig toezicht verplicht voor het werken met het betrokken agens, overeenkomstig de in die bijlage bepaalde procedures. Werknemers moeten van die verplichting op de hoogte worden gebracht, alvorens hun de taak wordt opgedragen die een risico op blootstelling aan het vermelde gevaarlijke chemisch agens inhoudt.

  • 2. 
    De lidstaten stellen maatregelen vast om ervoor te zorgen dat voor iedere werknemer die overeenkomstig lid 1 gezondheidskundig toezicht ondergaat, individuele gezondheids- en blootstellingsdossiers worden aangelegd en bijgehouden.
  • 3. 
    Gezondheids- en blootstellingsdossiers bevatten een samenvatting van de uitslagen van het uitgeoefende gezondheidskundig toezicht en van eventuele bewakingsgegevens die representatief zijn voor de blootstelling van de individuele werknemer. Biologisch toezicht en daarmee verband houdende voorschriften kunnen deel uitmaken van het gezondheidskundig toezicht.

Gezondheids- en blootstellingsdossiers worden in een passende vorm bewaard om latere raadpleging mogelijk te maken, met inachtneming van het medisch geheim.

De bevoegde instantie ontvangt desgevraagd een afschrift van de dossiers. Elke werknemer heeft op zijn verzoek toegang tot de gezondheids- en blootstellingsdossiers die op hem persoonlijk betrekking hebben.

Indien een onderneming haar werkzaamheden staakt, worden de gezondheids- en blootstellingsdossiers ter beschikking van de bevoegde instantie gesteld.

  • 4. 
    Indien uit het gezondheidskundig toezicht blijkt
  • dat bij een werknemer een aantoonbare ziekte of schadelijke invloed op de gezondheid is vastgesteld die volgens een arts of een bedrijfsgeneeskundige het gevolg is van blootstelling aan een gevaarlijk chemisch agens op het werk; of
  • dat een bindende biologische grenswaarde is overschreden,

wordt de werknemer door de arts of een ander naar behoren gekwalificeerd persoon op de hoogte gesteld van de uitslag die op hem persoonlijk betrekking heeft, en krijgt hij informatie en advies over het gezondheidskundig toezicht dat hij na beëindiging van de blootstelling zou moeten ondergaan, en

treft de werkgever de volgende maatregelen:

  • hij herziet de risico-evaluatie die overeenkomstig artikel 4, lid 1, is uitgevoerd;
  • hij herziet de maatregelen die overeenkomstig de artikelen 5 en 6 genomen om het risico op te heffen of te verkleinen;
  • hij houdt rekening met het advies van de bedrijfsgeneeskundige of andere naar behoren gekwalificeerde persoon, dan wel de bevoegde autoriteit bij het nemen van maatregelen die nodig zijn om het risico op te heffen of te verkleinen in overeenstemming met artikel 6; hij kan de werknemer ander werk geven waarbij geen blootstellingsrisico meer bestaat; en
  • hij zorgt voor voortgezet gezondheidskundig toezicht en treft maatregelen voor een heronderzoek van de gezondheidstoestand van elke andere werknemer die op soortgelijke wijze is blootgesteld; in dergelijke gevallen kan de bevoegde arts of de bedrijfsgeneeskundige, dan wel de bevoegde autoriteit adviseren de blootgestelde personen een medisch onderzoek te laten ondergaan.

Artikel 11

Raadpleging en deelneming van de werknemers

De raadpleging en deelneming van werknemers en/of hun vertegenwoordigers met betrekking tot de gebieden die onder de werkingssfeer van deze richtlijn en de bijlagen ervan vallen, vinden plaats overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 89/391/EEG.

Artikel 12

Aanpassing van de bijlagen, opstelling en goedkeuring van technische begeleiding

  • 1. 
    De zuiver technische aanpassingen van de bijlagen in verband met:
  • de vaststelling van richtlijnen op het gebied van de technische harmonisatie en normalisatie betreffende chemische agentia, en/of
  • de technische vooruitgang, wijzigingen in internationale voorschriften of specificaties en nieuwe inzichten op het gebied van chemische agentia,

worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG.

  • 2. 
    De Commissie stelt niet-bindende praktische richtsnoeren op. Deze richtsnoeren betreffen de in de artikelen 3 tot en met 6 en in bijlage II, punt 1, genoemde zaken.

Overeenkomstig Besluit 74/325/EEG raadpleegt de Commissie eerst het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats.

In de context van de toepassing van deze richtlijn houden de lidstaten bij het opstellen van hun nationaal beleid inzake de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers zoveel mogelijk rekening met deze richtsnoeren.

Artikel 13

Intrekking en wijziging van eerdere richtlijnen

  • 1. 
    Richtlijn 80/1107/EEG, Richtlijn 82/605/EEG en Richtlijn 88/364/EEG worden ingetrokken met ingang van de in artikel 14, lid 1, genoemde datum.
  • 2. 
    Richtlijn 83/477/EEG van de Raad van 19 september 1983 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (tweede bijzondere richtlijn in de zin van artikel 8 van Richtlijn 80/1107/EEG) (21) wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    in artikel 1, lid 1, wordt de volgende zinsnede geschrapt: ", die de tweede bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 8 van Richtlijn 80/1107/EEG,";
  • b) 
    artikel 9, lid 2, wordt vervangen door:

"2. De wijzigingen die voor de aanpassing van de bijlagen van deze richtlijn aan de technische vooruitgang nodig zijn, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk (*).

(*) PB L 183 van 29. 6. 1989, blz. 1.";

  • c) 
    in artikel 15, punt 1, tweede alinea, wordt de zinsnede "overeenkomstig de in artikel 10 van Richtlijn 80/1107/EEG vastgestelde procedure" vervangen door "volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG.".
  • 3. 
    Richtlijn 86/188/EEG van de Raad van 12 mei 1986 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan lawaai op het werk (22) wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    in artikel 1, lid 1, wordt de zinsnede ", die de derde bijzondere richtlijn is in de zin van Richtlijn 80/1107/EEG," geschrapt;
  • b) 
    artikel 12, lid 2, tweede alinea, wordt vervangen door:

"De bijlagen I en II worden aan de technische vooruitgang aangepast volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (*).

(*) PB L 183 van 29. 6. 1989, blz. 1.".

  • 4. 
    Elke andere verwijzing in Richtlijn 83/477/EEG en Richtlijn 86/188/EEG naar Richtlijn 80/1107/EEG komt te vervallen met ingang van de datum waarop die richtlijn wordt ingetrokken.
  • 5. 
    De Richtlijnen 91/322/EEG en 96/94/EG blijven van kracht.

AFDELING IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 5 mei 2001 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied reeds hebben vastgesteld of vaststellen.

Artikel 15

De lidstaten brengen om de vijf jaar aan de Commissie verslag uit over de praktische tenuitvoerlegging van deze richtlijn, onder vermelding van de standpunten van de sociale partners.

De Commissie brengt het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité hiervan op de hoogte.

Artikel 16

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 17

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 7 april 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • D. 
    BLUNKETT
  • (1) 
    PB C 165 van 16. 6. 1993, blz. 4.
  • (2) 
    PB C 34 van 2. 2. 1994, blz. 42.
  • (3) 
    Advies van het Europees Parlement van 20 april 1994 (PB C 128 van 9. 5. 1994, blz. 167), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 7 oktober 1997 (PB C 375 van 10. 12. 1997, blz. 2) en besluit van het Europees Parlement van 17 februari 1998 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (4) 
    PB L 327 van 3. 12. 1980, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/642/EEG (PB L 356 van 24. 12. 1988, blz. 74).
  • (5) 
    PB L 247 van 23. 8. 1982, blz. 12.
  • (6) 
    PB L 179 van 9. 7. 1988, blz. 44.
  • (7) 
    PB L 183 van 29. 6. 1989, blz. 1.
  • (8) 
    PB 196 van 16. 8. 1967, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/56/EG (PB L 236 van 18. 9. 1996, blz. 35).
  • (9) 
    PB L 187 van 16. 7. 1988, blz. 14. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/65/EG van de Commissie (PB L 265 van 18. 10. 1996, blz. 15).
  • (10) 
    PB L 275 van 5. 10. 1990, blz. 35.
  • (11) 
    PB L 245 van 26. 8. 1992, blz. 23.
  • (12) 
    PB L 177 van 5. 7. 1991, blz. 22.
  • (13) 
    PB L 338 van 28. 12. 1996, blz. 86.
  • (14) 
    PB L 185 van 9. 7. 1974, blz. 15. Besluit laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.
  • (15) 
    PB L 196 van 26. 7. 1990, blz. 1.
  • (16) 
    Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (PB L 319 van 12. 12. 1994, blz. 7). Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 96/86/EG van de Commissie (PB L 335 van 24. 12. 1996, blz. 43).
  • (17) 
    Richtlijn 96/49/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (PB L 235 van 17. 9. 1996, blz. 25). Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 96/87/EG van de Commissie (PB L 335 van 24. 12. 1996, blz. 45).
  • (18) 
    Richtlijn 93/75/EG van de Raad van 13 september 1993 betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen (PB L 247 van 5. 10. 1993, blz. 19). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/34/EG van de Commissie (PB L 158 van 17. 6. 1997, blz. 40).
  • (19) 
    PB L 100 van 19. 4. 1994, blz. 1.
  • (20) 
    PB L 154 van 5. 6. 1992, blz. 1.
  • (21) 
    PB L 263 van 24. 9. 1983, blz. 25. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 91/382/EEG (PB L 206 van 29. 7. 1991, blz. 16).
  • (22) 
    PB L 137 van 24. 5. 1986, blz. 28.

BIJLAGE I

LIJST VAN BINDENDE GRENSWAARDEN VOOR BEROEPSMATIGE BLOOTSTELLING

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

BINDENDE BIOLOGISCHE GRENSWAARDEN EN MAATREGELEN VOOR GEZONDHEIDSTOEZICHT

  • 1. 
    Lood en ionenverbindingen van lood

1.1. Biologische bewaking omvat meting van het bloedloodgehalte (PbB) aan de hand van absorptiespectrometrie of een methode die gelijkwaardige resultaten oplevert. De bindende biologische grenswaarde is:

70 ìg Pb/100 ml bloed

1.2. Medisch toezicht wordt uitgeoefend wanneer:

  • de blootstelling aan loodconcentratie in de lucht groter is dan 0,075 mg/m3, berekend als een tijdgewogen gemiddelde over 40 uur per week, of
  • een individueel bloedloodgehalte van meer dan 40 ìg Pb/100 ml bloed bij de werknemers wordt gemeten.

1.3. Er worden overeenkomstig artikel 12, lid 2, praktische richtsnoeren voor biologische bewaking en medisch toezicht opgesteld. In deze richtsnoeren worden biologische indicatoren (bijvoorbeeld ALAU, ZPP, ALAD) en strategieën voor biologische bewaking aanbevolen.

BIJLAGE III

VERBODEN

Het produceren, vervaardigen of gebruiken op het werk van de onderstaande chemische agentia en de hierna vermelde werkzaamheden waarbij chemische agentia worden gebruikt, zijn verboden. Het verbod geldt niet indien het chemisch agens aanwezig is in een ander chemisch agens of deel uitmaakt van een afvalproduct, mits de individuele concentratie daarin beneden de vastgestelde grenswaarde blijft.

  • a) 
    Chemische agentia

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • b) 
    Werkzaamheden

Geen.

3.

Verwante dossiers

 
 

4.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.