Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

32000L0075

Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue

Publicatieblad Nr. L 327 van 22/12/2000 blz. 0074 - 0083

Richtlijn 2000/75/EG van de Raad

van 20 november 2000

tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire bepalingen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte(1), en met name op artikel 15, tweede streepje,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Op grond van artikel 15 van Richtlijn 92/119/EEG dienen specifieke maatregelen te worden vastgesteld voor de bestrijding en uitroeiing van bluetongue.
  • (2) 
    De epidemiologische kenmerken van bluetongue zijn vergelijkbaar met die van paardenpest.
  • (3) 
    De Raad heeft Richtlijn 92/35/EEG van 29 april 1992 tot vaststelling van controlevoorschriften en van maatregelen ter bestrijding van paardenpest(2) goedgekeurd.
  • (4) 
    Voor de bestrijding van bluetongue moet derhalve in grote lijnen worden uitgegaan van de bij Richtlijn 92/35/EEG vastgestelde maatregelen ter bestrijding van paardenpest, waarin de nodige wijzigingen moeten worden aangebracht vanwege de kenmerken van het houden van voor bluetongue vatbare diersoorten.
  • (5) 
    Er dienen voorschriften te worden vastgesteld voor de verplaatsingen van vatbare soorten en van het sperma, de eicellen en de embryo's daarvan uit gebieden waarvoor naar aanleiding van het uitbreken van de ziekte beperkingen gelden.
  • (6) 
    De bepalingen van artikel 3 van Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied(3) zijn van toepassing in geval van uitbraak van bluetongue.
  • (7) 
    Er dient een procedure te worden vastgesteld om een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie tot stand te brengen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij deze richtlijn worden controlevoorschriften en maatregelen ter bestrijding en uitroeiing van bluetongue vastgesteld.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

  • a) 
    "bedrijf": landbouwbedrijf of ander bedrijf waar permanent of tijdelijk dieren van voor bluetongue vatbare soorten worden gefokt of gehouden;
  • b) 
    "vatbare soort": alle soorten herkauwers;
  • c) 
    "dier(en)": dier(en) van een vatbare soort, met uitzondering van wilde dieren waarvoor specifieke bepalingen kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 20, lid 2;
  • d) 
    "eigenaar of houder": de natuurlijke of rechtspersoon (rechtspersonen) die eigenaar is (zijn) van de dieren of die de dieren al dan niet tegen betaling verzorgt (verzorgen);
  • e) 
    "vector": insecten van de soort "culicoïde imicola" of van andere culicoïde geslachten die bluetongue kunnen overdragen en die volgens de procedure van artikel 20, lid 2, na advies van het Wetenschappelijk Veterinair Comité worden geïdentificeerd;
  • f) 
    "vermoeden": het zich voordoen van een klinisch verschijnsel dat op bluetongue kan wijzen bij een vatbare diersoort in combinatie met de epidemiologische gegevens op grond waarvan die diagnose redelijkerwijze gesteld kan worden;
  • g) 
    "bevestiging": mededeling door de bevoegde autoriteit, op basis van de resultaten van laboratoriumonderzoek, dat binnen een bepaald gebied het bluetongue-virus verspreid is; in geval van een epidemie kan de bevoegde autoriteit de aanwezigheid van de ziekte echter ook op grond van klinisch en/of epidemiologisch onderzoek bevestigen;
  • h) 
    "bevoegde autoriteit": de voor het verrichten van veterinaire controles bevoegde centrale autoriteit van een lidstaat of de veterinaire autoriteit waaraan zij deze bevoegdheid heeft overgedragen;
  • i) 
    "officiële dierenarts": de door de bevoegde autoriteit aangewezen dierenarts.

Artikel 3

De lidstaten zien erop toe dat, wanneer vermoed of bevestigd wordt dat het bluetonguevirus verspreid is, dit verplicht onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit wordt gemeld.

Artikel 4

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat de officiële dierenarts, wanneer er zich in een bedrijf dat gelegen is in een gebied waarvoor geen beperkingen in de zin van deze richtlijn gelden, één of meer van bluetongue verdachte dieren bevinden, er onverwijld voor zorgt dat een officieel onderzoek wordt ingesteld om na te gaan of deze ziekte al dan niet aanwezig is.
  • 2. 
    Zodra melding is gedaan van het vermoeden dat de ziekte zich voordoet, neemt de officiële dierenarts de volgende maatregelen:
  • a) 
    hij laat het (de) van besmetting verdachte bedrijf (bedrijven) onder officieel toezicht plaatsen;
  • b) 
    hij laat:
  • i) 
    een telling uitvoeren van de dieren, waarbij voor elke soort wordt gepreciseerd hoeveel dieren reeds gestorven, besmet of vermoedelijk besmet zijn, en laat deze telling bijwerken teneinde rekening te houden met het aantal dieren dat in de periode waarop het vermoeden betrekking heeft, is geboren of gestorven; de uitkomsten van de telling moeten desgevraagd worden overgelegd en kunnen bij elk bezoek worden gecontroleerd;
  • ii) 
    een lijst opmaken van de plaatsen waar de vector gemakkelijk kan overleven of verblijven en met name van de plaatsen waar de vector zich gemakkelijk voortplant;
  • iii) 
    een epidemiologisch onderzoek verrichten overeenkomstig artikel 7;
  • c) 
    hij bezoekt regelmatig het (de) bedrijf (bedrijven) en bij die gelegenheid verricht hij een grondig klinisch onderzoek of een autopsie van de van besmetting verdachte of dode dieren en bevestigt hij de ziekte zo nodig met behulp van laboratoriumonderzoek;
  • d) 
    hij ziet erop toe dat:
  • i) 
    al het verkeer van dieren van of naar het (de) bedrijf (bedrijven) wordt verboden;
  • ii) 
    de dieren, wanneer de vectoren actief zijn, afgezonderd worden, indien hij van oordeel is dat de daarvoor noodzakelijke middelen beschikbaar zijn;
  • iii) 
    de dieren, de gebouwen waarin zij zijn ondergebracht en de omgeving daarvan (met name de plaatsen waar culicoïdepopulaties gedijen) regelmatig met toegestane insecticiden worden behandeld. De frequentie van die behandelingen wordt door de bevoegde instantie vastgesteld met inachtneming van de remanentie van het gebruikte insecticide en van de weersomstandigheden, om aanvallen van de vectoren zoveel mogelijk te voorkomen;
  • iv) 
    kadavers van op het bedrijf gestorven dieren worden gedestrueerd, verwijderd, verbrand of begraven overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 90/667/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de verwijdering en verwerking van dierlijke afvallen, voor het in de handel brengen van dierlijke afvallen en ter voorkoming van de aanwezigheid van ziekteverwekkers in diervoeders van dierlijke oorsprong (vissen daaronder begrepen) en tot wijziging van Richtlijn 90/425/EEG(4).
  • 3. 
    Totdat de in lid 2 bedoelde maatregelen zijn vastgesteld, neemt de eigenaar of houder van dieren waarbij de aanwezigheid van de ziekte wordt vermoed, alle conservatoire maatregelen om aan het bepaalde in lid 2, onder d), i) en ii), te voldoen.
  • 4. 
    De bevoegde autoriteit kan alle in lid 2 genoemde maatregelen ook doen gelden voor andere bedrijven, wanneer in verband met hun ligging, geografische situatie of contacten met het bedrijf waar de ziekte vermoedelijk aanwezig is, kan worden verondersteld dat zij mogelijk zijn besmet.
  • 5. 
    Naast de bepalingen van lid 2 kunnen volgens de procedure van artikel 20, lid 2, specifieke bepalingen worden vastgesteld voor natuurreservaten waarin dieren in vrijheid leven.
  • 6. 
    De in dit artikel bedoelde maatregelen worden door de officiële dierenarts pas ingetrokken wanneer de bevoegde autoriteit bevestigt dat het vermoeden van bluetongue niet langer bestaat.

Artikel 5

Dieren mogen alleen overeenkomstig deze richtlijn tegen bluetongue worden ingeënt.

Artikel 6

  • 1. 
    Wanneer de aanwezigheid van bluetongue officieel is bevestigd, neemt de officiële dierenarts de volgende maatregelen:
  • a) 
    hij laat de dieren afmaken, voorzover nodig voor het voorkomen van de verspreiding van de epidemie. Hij stelt de Commissie hiervan in kennis;
  • b) 
    hij laat de kadavers van deze dieren destrueren, verwijderen, verbranden of begraven in overeenstemming met Richtlijn 90/667/EEG;
  • c) 
    hij breidt de in artikel 4 bedoelde maatregelen uit tot de in een straal van 20 km (binnen het in artikel 8 omschreven beschermingsgebied) rond het (de) besmette bedrijf (bedrijven) gelegen bedrijven;
  • d) 
    hij voert de volgens de procedure van artikel 20, lid 2, vastgestelde bepalingen uit, met name wat betreft de uitvoering van een eventueel vaccinatieprogramma of een andere alternatieve maatregel. Indien noodzakelijk kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat het initiatief nemen om een vaccinatieprogramma te starten. Zij brengen de Commissie hiervan op de hoogte;
  • e) 
    hij laat een epidemiologisch onderzoek verrichten overeenkomstig artikel 7.

In afwijking van punt c) kunnen volgens de procedure van artikel 20, lid 2, bepalingen betreffende de verplaatsingen van dieren in het gebied worden vastgesteld.

  • 2. 
    De bevoegde autoriteit kan de in lid 1 bedoelde maatregelen uitbreiden tot buiten of beperken tot binnen het in lid 1, onder c), bedoelde gebied, al naar gelang van de omstandigheden van de epidemie, wanneer op grond van de geografische, ecologische of meteorologische situatie kan worden vermoed dat de bluetongue zich nog kan uitbreiden. Zij stelt de Commissie hiervan in kennis.
  • 3. 
    Indien het in lid 1, onder c), bedoelde gebied op het grondgebied van verschillende lidstaten ligt, werken de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten samen voor de afbakening van dit gebied. Zo nodig wordt het gebied afgebakend volgens de procedure van artikel 20, lid 2.

Artikel 7

  • 1. 
    Het epidemiologische onderzoek heeft betrekking op:
  • a) 
    de duur van de periode waarin bluetongue op het bedrijf aanwezig kan zijn geweest;
  • b) 
    de mogelijke oorsprong van bluetongue op het bedrijf en het identificeren van de andere bedrijven waar zich dieren bevinden die uit dezelfde bron besmet of aangestoken kunnen zijn;
  • c) 
    de aanwezigheid en het verspreidingsgebied van de vectoren van de ziekte;
  • d) 
    het verkeer van dieren van en naar de betrokken bedrijven of het eventuele afvoeren van kadavers van dieren van genoemde bedrijven.
  • 2. 
    Met het oog op een volledige coördinatie van alle maatregelen die nodig zijn om bluetongue zo snel mogelijk uit te roeien, en op het uitvoeren van het epidemiologische onderzoek wordt er een crisiscentrum opgericht.

De algemene voorschriften met betrekking tot de nationale crisiscentra en het communautaire crisiscentrum worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 20, lid 2.

Artikel 8

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat de bevoegde autoriteit, ter aanvulling van de in artikel 6 bedoelde maatregelen, een beschermingsgebied en een toezichtsgebied afbakent. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de factoren van geografische, administratieve, ecologische en epidemiologische aard die met bluetongue verband houden, alsmede met de controlestructuur.
  • 2. 
    a) Het beschermingsgebied bestaat uit het gedeelte van het grondgebied van de Gemeenschap dat is gelegen binnen een straal van ten minste 100 km rond het besmette bedrijf.
  • b) 
    Het toezichtsgebied bestaat uit het gedeelte van het grondgebied van de Gemeenschap dat een strook van ten minste 50 km rond het beschermingsgebied vormt en waar in de afgelopen twaalf maanden niet is ingeënt.
  • c) 
    Indien de onder a) en b) bedoelde gebieden op het grondgebied van verschillende lidstaten zijn gelegen, bakenen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten deze gebieden af in onderling overleg.
  • d) 
    Zo nodig worden het beschermingsgebied en het toezichtsgebied evenwel afgebakend volgens de procedure van artikel 20, lid 2.
  • 3. 
    Op een naar behoren met redenen omkleed verzoek van een lidstaat kan volgens de procedure van artikel 20, lid 2, een besluit worden genomen tot wijziging van de afbakening van de in lid 2 omschreven gebieden op grond van:
  • a) 
    de geografische situatie en de ecologische factoren,
  • b) 
    de meteorologische omstandigheden,
  • c) 
    de aanwezigheid en de mate van verspreiding van de vector,
  • d) 
    de resultaten van de overeenkomstig artikel 7 verrichte epidemiologische onderzoeken,
  • e) 
    de resultaten van de laboratoriumonderzoeken,
  • f) 
    de tenuitvoerlegging van de bestrijdingsmaatregelen, met name van de insectenverdelging.

Artikel 9

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat in het beschermingsgebied de volgende maatregelen worden getroffen:
  • a) 
    alle bedrijven waar dieren worden gehouden, moeten worden geïdentificeerd;
  • b) 
    de bevoegde autoriteit voert een programma voor epidemietoezicht uit dat gebaseerd is op het volgen van groepen controlerunderen (of, bij ontbreken van runderen, andere soorten herkauwers) en de vectorpopulaties; dit programma kan worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 20, lid 2;
  • c) 
    de dieren mogen het gebied niet verlaten. Volgens de procedure van artikel 20, lid 2, kunnen echter uitzonderingen op dat verbod worden vastgesteld, met name voor dieren in een gebied waarvoor is vastgesteld dat het vrij is van virussen en vectoren.
  • 2. 
    Ter aanvulling van de in lid 1 bedoelde maatregelen kan worden besloten in het beschermingsgebied alle dieren in te enten tegen bluetongue en ze te identificeren volgens de procedure van artikel 20, lid 2, of op initiatief van de lidstaat die de Commissie hiervan op de hoogte brengt.

Artikel 10

De lidstaten zien erop toe dat in het toezichtsgebied

  • 1. 
    de in artikel 9, lid 1, bedoelde maatregelen van toepassing zijn;
  • 2. 
    inentingen tegen bluetongue worden verboden.

Artikel 11

De uit hoofde van de artikelen 6, 8, 9 en 10 vastgestelde maatregelen worden gewijzigd of ingetrokken volgens de procedure van artikel 20, lid 2.

Artikel 12

In afwijking van de artikelen 9 en 10 worden de bepalingen inzake de verplaatsingen van dieren binnen en vanuit het beschermingsgebied en het toezichtsgebied vastgesteld volgens de procedure van artikel 20, lid 2.

Bij de vaststelling van het in de eerste alinea bedoelde besluit worden de voorschriften inzake het handelsverkeer volgens dezelfde procedure vastgesteld.

Artikel 13

Wanneer de bluetongue-epizoötie in een bepaald gebied een uitzonderlijk ernstig karakter heeft, worden alle door de betrokken lidstaten te nemen extra maatregelen vastgesteld volgens de procedure van artikel 20, lid 2.

Artikel 14

De lidstaten zien erop toe dat de bevoegde autoriteit alle nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat alle in het beschermingsgebied en het toezichtsgebied gevestigde personen volledig worden geïnformeerd over de ingestelde beperkingen en dat zij al het nodige doen om de betrokken maatregelen op passende wijze ten uitvoer te leggen.

Artikel 15

  • 1. 
    In elke lidstaat wordt een nationaal laboratorium aangewezen dat wordt belast met de in deze richtlijn bedoelde laboratoriumonderzoeken. Deze nationale laboratoria en hun taken zijn vermeld in bijlage I.
  • 2. 
    De in bijlage I vermelde nationale laboratoria werken samen met het in artikel 16 bedoelde communautaire referentielaboratorium.

Artikel 16

Het communautaire referentielaboratorium voor bluetongue staat vermeld in bijlage II. Onverminderd de bepalingen van Beschikking 90/424/EEG, met name van artikel 28, zijn de bevoegdheden en verplichtingen van dit laboratorium aangegeven in bijlage II, deel B.

Artikel 17

Deskundigen van de Commissie kunnen in samenwerking met de bevoegde autoriteiten controles ter plaatse uitvoeren voorzover de eenvormige toepassing van de onderhavige richtlijn dit vereist. Daartoe kunnen zij met een controle op een representatief percentage bedrijven nagaan of de bevoegde autoriteiten controle uitoefenen op de naleving van deze richtlijn. De Commissie brengt de lidstaten op de hoogte van de uitslag van de verrichte controles.

De lidstaat op het grondgebied waarvan een controle wordt verricht, geeft de deskundigen alle steun voor de uitvoering van hun taak.

De algemene uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 20, lid 2.

Artikel 18

  • 1. 
    Elke lidstaat stelt een rampenplan op waarin wordt aangegeven op welke wijze hij de bij deze richtlijn vastgestelde maatregelen uitvoert.

In dit plan moet ervoor worden gezorgd dat kan worden beschikt over de installaties, de apparatuur, het personeel en de andere structurele voorzieningen, die nodig zijn voor een snelle en doeltreffende uitroeiing van de ziekte.

  • 2. 
    De criteria voor het opstellen van de in lid 1 bedoelde plannen staan in bijlage III.

De overeenkomstig deze criteria opgestelde plannen worden uiterlijk drie maanden na de datum waarop deze richtlijn van toepassing wordt, aan de Commissie overgelegd.

De Commissie onderzoekt de plannen om na te gaan of zij toereikend zijn om het gewenste doel te bereiken en stelt de betrokken lidstaat eventueel voor de nodige wijzigingen aan te brengen, met name om te garanderen dat de plannen verenigbaar zijn met die van de andere lidstaten.

De Commissie keurt de - eventueel gewijzigde - plannen goed volgens de procedure van artikel 20, lid 2.

De plannen kunnen nadien volgens dezelfde procedure worden gewijzigd of aangevuld in het licht van de verdere ontwikkeling van de situatie.

Artikel 19

Deze richtlijn kan gewijzigd worden door de Raad, die op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt.

De bijlagen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 20, lid 2.

Eventuele bepalingen voor de uitvoering van deze richtlijn worden volgens de procedure van artikel 20, lid 2, vastgesteld.

Artikel 20

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Veterinair Comité.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen is artikel 5 van Besluit 1999/468/EG(5) van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op 15 dagen.

  • 3. 
    Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 21

De Commissie kan volgens de procedure van artikel 20, lid 2, voor een periode van twee jaar overgangsmaatregelen vaststellen om de overgang naar de door deze richtlijn voorgeschreven nieuwe regeling te vergemakkelijken.

Artikel 22

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 2002 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt daarin naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de bepalingen van nationaal recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 23

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 november 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    Glavany
  • (1) 
    PB L 62 van 15.3.1993, blz. 69. Richtlijn gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.
  • (2) 
    PB L 157 van 10.6.1992, blz. 19. Richtlijn gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.
  • (3) 
    PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1258/1999 (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103).
  • (4) 
    PB L 363 van 27.12.1990, blz. 51. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.
  • (5) 
    PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

BIJLAGE I

  • A. 
    LISTA DE LOS LABORATORIOS NACIONALES DE LA FIEBRE CATARRAL OVINA/LISTE OVER NATIONALE LABORATORIER FOR BLUETONGUE/LISTE DER FÜR DIE BLAUZUNGENKRANKHEIT ZUSTÄNDIGEN NATIONALEN LABORATORIEN/ΚΑΤΑΛΟΓΟΣ ΕΘΝΙΚΩΝ ΕΡΓΑΣΤΗΡΙΩΝ ΓΙΑ ΤΟΝ ΚΑΤΑΡΡΟΪΚΟ ΠΥΡΕΤΟ ΤΟΥ ΠΡΟΒΑΤΟΥ/LIST OF THE NATIONAL BLUETONGUE LABORATORIES/LISTE DES LABORATOIRES NATIONAUX POUR LA FIÈVRE CATARRHALE DU MOUTON/ELENCO DEI LABORATORI NAZIONALI PER LA FEBBRE CATARRALE DEGLI OVINI/LIJST VAN DE NATIONALE LABORATORIA VOOR BLUETONGUE/LISTA DOS LABORATÓRIOS NACIONAIS EM RELAÇÃO À FEBRE CATARRAL OVINA/LUETTELO KANSALLISISTA LAMPAAN BLUETONGUE-TAUTIA VARTEN NIMETYISTÄ LABORATORIOISTA/FÖRTECKNING ÖVER NATIONELLA LABORATORIER FÖR BLUETONGUE

België:

Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (CODA)//Centre d'études et de recherches vétérinaires et agrochimiques (CERVA) Groeselenbergstraat 99//Rue Groeselenberg 99 B - 1180 Brussel//Bruxelles Tel. (32-2) 375 44 55 Fax (32-2) 375 09 79 E-mail: piker@var.fgov.be

Denemarken:

Statens Veterinære Institut for Virusforskning Lindholm DK - 4771 Kalvehave Tlf. (45) 55 86 02 00 Fax (45) 55 86 03 00 E-post: sviv@vetvirus.dk

Duitsland:

Bundesforschungsanstalt für Viruskrankheiten der Tiere Anstaltsteil Tübingen Postfach 11 49 D - 72001 Tübingen Tel. (49) 70 71 96 72 55 Fax (49) 70 71 96 73 03

Griekenland:

Ministry of Agriculture

Centre of Athens Veterinary Institutions

Virus Department Neapoleos Str. 25 GR - 15310 Ag. Paraskevi Athens Tel. (30-1) 601 14 99/601 09 03 Fax (30-1) 639 94 77

Spanje:

Centro de Investigación en Sanidad Animal INIA-CISA D. José Manuel Sánchez Vizcaíno Carretera de Algete-El Casar, km 8, Valdeolmos E - 20180 Madrid Tel. (34) 916 20 22 16 Fax (34) 916 20 22 47 E-mail: vizcaino@inia.es

Frankrijk:

CIRAD-EMVT Campus international de Baillarguet BP 5035 F - 34032 Montpellier Cedex 1 Tel. (33-4) 67 59 37 24 Fax (33-4) 67 59 37 98 E-mail: bastron@cirad.fr

Ierland:

Central Veterinary Research Laboratory Abbotstown

Castleknock

Dublin 15 Ireland Tel. (353-1) 607 26 79 Fax (353-1) 822 03 63 E-mail: reillypj@indigo.ie

Italië:

CESME presso IZS Via Campo Boario I - 64100 Teramo Tel. (39) 0861 33 22 16 Fax (39) 0861 33 22 51 E-mail: Cesme@IZS.it

Luxemburg:

Centre d'études et de recherches vétérinaires et agrochimiques (CERVA) Rue Groeselenberg 99 B - 1180 Bruxelles Tel. (32-2) 375 44 55 Fax (32-2) 375 09 79 E-mail: piker@var.fgov.be

Nederland:

ID-DLO Edelhertweg 15 8219 PH Lelystad Nederland Tel. (0031-0320) 23 82 38 Fax (0031-0320) 23 80 50 E-mail: postkamer@id.dlo.nl

Oostenrijk:

Bundesanstalt für Virusseuchenbekämpfung bei Haustieren Robert Kochgasse 17 A - 2340 Mödling Tel. (43-2) 236 466 40-0 Fax (43-2) 236 466 40-941 E-mail: BATSB VetMoedling@compuserve.com

Portugal:

Laboratório Nacional de Investigação Veterinária Estrada de Benfica, 701 P - 1549-011 Lisboa Tel. (351) 21 711 52 00 Fax (351) 21 711 53 836 E-mail: dir.Inlv@mail.telepac.pt

Finland:

Danish Institute for Virus Research Lindholm DK - 4771 Kalvehave Tlf. (45) 55 86 02 00 Fax (45) 55 86 03 00 E-mail: sviv@vetvirus.dk

Zweden:

Statens veterinärmedicinska anstalt, SVA S - 751 89 Uppsala Tfn (00-46) 18 67 40 00 Fax (00-46) 18 30 91 62 E-post: sva@sva.se

Verenigd Koninkrijk:

Institute for Animal Health Pirbright Laboratory Ash Road

Pirbright

Woking

Surrey GU24 ONF United Kingdom Tel. (44-1483) 23 24 41 Fax (44-1483) 23 24 48 E-mail: philip-mellor@bbsrc.ac.uk

  • B. 
    TAKEN VAN DE NATIONALE LABORATORIA VOOR ONDERZOEK INZAKE BLUETONGUE

De nationale laboratoria voor onderzoek inzake bluetongue zijn verantwoordelijk voor de coördinatie van de door ieder diagnoselaboratorium van de lidstaat vastgestelde normen en diagnosetechnieken, alsmede voor het gebruik van de reagentia en het testen van de vaccins. Hiertoe:

  • a) 
    kunnen zij diagnosereagentia leveren aan diagnoselaboratoria die hierom verzoeken;
  • b) 
    controleren zij de kwaliteit van alle in de betrokken lidstaat gebruikte diagnosereagentia;
  • c) 
    organiseren zij op gezette tijden vergelijkende tests;
  • d) 
    bewaren zij isolaten van het bluetonguevirus van in de betrokken lidstaat bevestigde gevallen;
  • e) 
    zien zij erop toe de positieve resultaten die in de regionale diagnoselaboratoria zijn verkregen te bevestigen.

BIJLAGE II

  • A. 
    LABORATORIO COMUNITARIO DE REFERENCIA DE LA FIEBRE CATARRAL OVINA/EF-REFERENCELABORATORIUM FOR BLUETONGUE/GEMEINSCHAFTLICHES REFERENZLABORATORIUM FÜR DIE BLAUZUNGENKRANKHEIT/ΚΟΙΝΟΤΙΚΟ ΕΡΓΑΣΤΗΡΙΟ ΑΝΑΦΟΡΑΣ ΓΙΑ ΤΟΝ ΚΑΤΑΡΡΟΪΚΟ ΠΥΡΕΤΟ ΤΟΥ ΠΡΟΒΑΤΟΥ/COMMUNITY REFERENCE LABORATORY FOR BLUETONGUE/LABORATOIRE COMMUNAUTAIRE DE RÉFÉRENCE POUR LA FIÈVRE CATARRHALE DU MOUTON/LABORATORIO COMUNITARIO DI RIFERIMENTO PER LA FEBBRE CATARRALE DEGLI OVINI/COMMUNAUTAIR REFERENTIELABORATORIUM VOOR BLUETONGUE/LABORATÓRIO COMUNITÁRIO DE REFERÊNCIA EM RELAÇÃO À FEBRE CATARRAL OVINA/LAMPAAN BLUETONGUE-TAUTIA VARTEN NIMETTY YHTEISÖN VERTAILULABORATORIO/GEMENSKAPENS REFERENSLABORATORIUM FÖR BLUETONGUE

AFRC Institute for Animal Health Pirbright Laboratory Ash Road

Pirbright

Woking

Surrey GU24 ONF United Kingdom Tel. (44-1483) 23 24 41 Fax (44-1483) 23 24 48 E-mail: philip-mellor@bbsrc.ac.uk

  • B. 
    TAKEN VAN HET COMMUNAUTAIRE REFERENTIELABORATORIUM VOOR BLUETONGUE

Het communautaire referentielaboratorium heeft de volgende taken:

  • 1. 
    Coördinatie, in overleg met de Commissie, van de in de lidstaten toegepaste methoden voor de diagnose van bluetongue, en met name:
  • a) 
    nauwkeurige omschrijving, opslag en levering van virusstammen van bluetongue voor gebruik bij serologisch onderzoek en voor de bereiding van antiserum;
  • b) 
    levering van referentiesera en andere referentiereagentia aan de nationale referentielaboratoria met het oog op de standaardisering van de in de lidstaten gebruikte tests en reagentia;
  • c) 
    aanleg en instandhouding van een verzameling stammen en isolaten van het bluetonguevirus;
  • d) 
    periodieke organisatie van communautaire vergelijkende tests van de diagnoseprocedures;
  • e) 
    verzameling en rangschikking van de gegevens en informatie inzake de gebruikte diagnosetechnieken en de resultaten van de in de Gemeenschap verrichte tests;
  • f) 
    karakterisering van isolaten van het bluetonguevirus via de meest geavanceerde methoden om een beter inzicht in de epizoötiologie van bluetongue te krijgen;
  • g) 
    het volgen van de ontwikkelingen, over de gehele wereld, op het gebied van het toezicht op en de epizoötiologie en voorkoming van bluetongue;
  • 2. 
    actieve steun bij het identificeren van de besmettingshaarden van bluetongue in de lidstaten door het onderzoeken van de virusisolaten die het laboratorium worden toegezonden voor bevestiging van de diagnose, karakterisering en epizoötiologische studies;
  • 3. 
    bevordering van de opleiding en de na- en bijscholing van deskundigen op het gebied van laboratoriumdiagnose met het oog op de harmonisatie van de diagnosetechnieken in de hele Gemeenschap;
  • 4. 
    onderlinge uitwisseling van informatie met het door het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (IOE) aangewezen wereldlaboratorium voor onderzoek inzake bluetongue, met name met betrekking tot de ontwikkeling van de situatie in de wereld terzake van bluetongue.

BIJLAGE III

MINIMUMCRITERIA VOOR DE RAMPENPLANNEN

De rampenplannen moeten ten minste:

  • 1. 
    voorzien in de oprichting van een nationaal crisiscentrum dat alle noodmaatregelen in de betrokken lidstaat dient te coördineren;
  • 2. 
    een lijst bevatten van lokale noodcentra die over de nodige voorzieningen beschikken om de controlemaatregelen op lokaal niveau te coördineren;
  • 3. 
    nauwkeurige informatie bevatten over de kwalificaties en bevoegdheden van het personeel dat met de noodmaatregelen belast is;
  • 4. 
    ervoor zorgen dat elk lokaal noodcentrum snel contact kan opnemen met de personen en/of organisaties die direct of indirect bij een besmetting zijn betrokken;
  • 5. 
    ervoor zorgen dat het nodige materieel en materiaal beschikbaar is om de noodmaatregelen naar behoren te kunnen uitvoeren;
  • 6. 
    nauwkeurige instructies bevatten over de maatregelen, inclusief de maatregelen betreffende de wijze van vernietiging van karkassen, die moeten worden genomen wanneer infectie of verontreiniging wordt vermoed en bevestigd;
  • 7. 
    voorzien in scholingsprogramma's om de kennis van de praktische vaardigheden en de administratieve procedures op peil te houden en te verbeteren;
  • 8. 
    ervoor zorgen dat de diagnostische laboratoria beschikken over de nodige voorzieningen voor post-mortemonderzoek en de nodige capaciteit voor het verrichten van serologisch, histologisch en ander onderzoek, en dat zij toegang hebben tot recente technieken om snel een diagnose te stellen (hiertoe moeten de nodige regelingen worden getroffen voor het snelle vervoer van monsters);
  • 9. 
    de nodige gegevens bevatten inzake de hoeveelheid vaccin tegen bluetongue die naar verwachting nodig is indien tot een noodvaccinatie wordt besloten;
  • 10. 
    voorzien in de nodige uitvoeringsbepalingen.

3.

Verwante dossiers

 
 

4.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.