Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de luchtvaartnavigatiedienstenverordening") (Voor de EER relevante tekst)

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

32004R0550

Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de luchtvaartnavigatiedienstenverordening") (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 096 van 31/03/2004 blz. 0010 - 0019

Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad

van 10 maart 2004

betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim

("de luchtvaartnavigatiedienstenverordening")

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4) en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 11 december 2003 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De lidstaten hebben, zij het elk in verschillende mate, hun nationale verleners van luchtvaartnavigatiediensten gereorganiseerd door hun een grotere mate van autonomie en meer vrijheid te schenken om diensten te verlenen. Deze nieuwe omgeving kenmerkt zich door een toenemende noodzaak om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan minimumeisen van het algemeen belang.
  • (2) 
    Het verslag van de Groep op hoog niveau inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim van november 2002 heeft bevestigd dat regels op communautair niveau nodig zijn om onderscheid te maken tussen regelgeving en dienstverlening en om een certificeringsstelsel in te voeren ter bescherming van het algemeen belang, met name op het gebied van veiligheid, en om het heffingenstelsel te verbeteren.
  • (3) 
    Bij Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 wordt het kader vastgesteld voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de kaderverordening")(5).
  • (4) 
    Om het gemeenschappelijk Europees luchtruim tot stand te brengen, dienen maatregelen te worden vastgesteld die een veilige en efficiënte verlening van luchtvaartnavigatiediensten garanderen die strookt met de organisatie en het gebruik van het luchtruim als geregeld bij Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de luchtruimverordening")(6). De totstandbrenging van een geharmoniseerde organisatie van de verlening van dergelijke diensten is van belang om op adequate wijze te kunnen voldoen aan de vraag van luchtruimgebruikers en om op een veilige en efficiënte wijze het luchtverkeer te kunnen regelen.
  • (5) 
    Het verlenen van luchtverkeersdiensten als bedoeld in deze verordening, hangt samen met het uitoefenen van overheidsbevoegdheden die geen economisch karakter hebben dat de toepassing van de mededingingsregels van het Verdrag zou kunnen rechtvaardigen.
  • (6) 
    Lidstaten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op een veilige en efficiënte verlening van luchtvaartnavigatiediensten en voor de controle op naleving door verleners van luchtvaartnavigatiediensten van de op communautair niveau vastgestelde gemeenschappelijke eisen.
  • (7) 
    Lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om erkende organisaties, die technische ervaring hebben, te belasten met de controle op naleving door verleners van luchtvaartnavigatiediensten van de op communautair niveau vastgestelde gemeenschappelijke eisen.
  • (8) 
    Voor een soepele werking van het luchtvervoerssysteem zijn ook uniforme strenge veiligheidsnormen voor verleners van luchtvaartnavigatiediensten vereist.
  • (9) 
    Er moeten regelingen worden getroffen om systemen voor vergunningen van luchtverkeersleiders te harmoniseren, teneinde de beschikbaarheid van luchtverkeersleiders te verbeteren en de wederzijdse erkenning van vergunningen te bevorderen.
  • (10) 
    Er moet een gemeenschappelijk stelsel tot stand worden gebracht voor het certificeren van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten, als middel om de rechten en plichten van deze dienstverleners vast te leggen en regelmatig te controleren of de eisen worden nageleefd, zonder daarbij afbreuk te doen aan de continuïteit van de dienstverlening.
  • (11) 
    De aan certificaten verbonden voorwaarden moeten objectief gerechtvaardigd zijn en niet-discriminatoir, evenredig en transparant zijn en verenigbaar zijn met de betreffende internationale normen.
  • (12) 
    De certificaten dienen wederzijds te worden erkend door alle lidstaten, zodat verleners van luchtvaartnavigatiediensten diensten kunnen verlenen in een andere lidstaat dan in die waarin zij hun certificaat hebben verkregen, zulks binnen de grenzen van de veiligheidseisen.
  • (13) 
    De verlening van communicatie-, navigatie- en plaatsbepalingsdiensten en van luchtvaartinlichtingendiensten dient te worden georganiseerd onder marktvoorwaarden, met inachtneming van de bijzondere kenmerken van deze diensten en onder handhaving van een hoog veiligheidsniveau.
  • (14) 
    Ter bevordering van de veilige afwikkeling van het luchtverkeer over de grenzen van de lidstaten heen, ten behoeve van de luchtruimgebruikers en hun passagiers, dient het certificeringsstelsel te voorzien in een kader dat lidstaten in staat stelt om verleners voor luchtverkeersdiensten aan te wijzen, ongeacht waar zij hun certificaat hebben verkregen.
  • (15) 
    Lidstaten moeten voor het gehele luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt of voor een deel daarvan, aan de hand van hun analyse van veiligheidsoverwegingen, een of meer verleners van meteorologische diensten kunnen aanwijzen, zonder dat een openbare aanbesteding moet worden georganiseerd.
  • (16) 
    Verleners van luchtvaartnavigatiediensten dienen door middel van geschikte regelingen een nauwe samenwerking tot stand te brengen en onderhouden met militaire autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor activiteiten die van invloed kunnen zijn op het algemeen luchtverkeer.
  • (17) 
    De rekeningen van alle verleners van luchtvaartnavigatiediensten dienen zo transparant mogelijk te zijn.
  • (18) 
    De invoering van geharmoniseerde beginselen en voorwaarden voor toegang tot operationele gegevens dient de verlening van luchtvaartnavigatiediensten en de werkzaamheden van luchtruimgebruikers en luchthavens in een nieuwe omgeving te vergemakkelijken.
  • (19) 
    Voorwaarden gesteld aan heffingen die luchtruimgebruikers worden opgelegd dienen billijk en transparant te zijn.
  • (20) 
    Gebruikersheffingen moeten compensatie bieden voor de door verleners van luchtvaartnavigatiediensten en lidstaten geleverde faciliteiten en diensten. De hoogte van de gebruikersheffingen moet in verhouding staan tot de kosten, met inachtneming van de doelstellingen voor veiligheid en economische efficiëntie.
  • (21) 
    Bij de verlening van gelijkwaardige luchtvaartnavigatiediensten mag geen onderscheid worden gemaakt tussen luchtruimgebruikers.
  • (22) 
    Verleners van luchtvaartnavigatiediensten bieden bepaalde faciliteiten en diensten aan die rechtstreeks betrekking hebben op de bediening van vliegtuigen, en waarvan zij de kosten moeten kunnen terugverdienen krachtens het beginsel dat de gebruiker betaalt, hetgeen wil zeggen dat luchtruimgebruikers moeten betalen voor de kosten die zij op, of zo dicht mogelijk bij, het punt van gebruik veroorzaken.
  • (23) 
    Het is van belang dat de transparantie van de kosten welke dergelijke faciliteiten of diensten met zich brengen, gewaarborgd is. Alle wijzigingen in het stelsel of in de hoogte van de heffingen dienen dus aan de luchtruimgebruikers te worden uitgelegd. Dergelijke wijzigingen of investeringen die door de verleners van luchtvaartnavigatiediensten worden voorgesteld, moeten worden toegelicht als onderdeel van een informatie-uitwisseling tussen hun managementinstanties en de luchtruimgebruikers.
  • (24) 
    Er moet ruimte zijn voor een differentiatie in de heffingen die bijdraagt aan het maximaliseren van de capaciteit van het hele systeem. Financiële stimulansen kunnen een nuttige manier zijn om de invoering te versnellen van grond- of boordapparatuur die de capaciteit vergroot, om hoge prestaties te belonen of een compensatie te bieden voor het ongemak dat gepaard gaat met de keuze voor minder aantrekkelijke routes.
  • (25) 
    In het kader van het genereren van inkomsten met het oog op een redelijk rendement van het kapitaal en in direct verband met besparingen dankzij de verbetering van de efficiëntie dient de Commissie te onderzoeken of het mogelijk is een reserve op te bouwen die tot doel heeft de gevolgen van een plotselinge verhoging van heffingen ten laste van luchtruimgebruikers te beperken op tijdstippen van minder luchtverkeer.
  • (26) 
    De Commissie dient de haalbaarheid te onderzoeken van tijdelijke financiële steun voor maatregelen om de capaciteit van het Europese luchtverkeersleidingssysteem als geheel te vergroten.
  • (27) 
    De Commissie moet regelmatig, in samenwerking met Eurocontrol en met de nationale toezichthoudende instanties en luchtruimgebruikers, de wijze beoordelen waarop heffingen ten laste van luchtruimgebruikers worden vastgesteld en opgelegd.
  • (28) 
    Gezien de bijzonder gevoelige aard van informatie inzake verleners van luchtvaartnavigatiediensten, mogen de nationale toezichthoudende instanties geen informatie openbaar maken die onder het beroepsgeheim valt, ongeacht de wijze waarop een systeem voor de beoordeling en publicatie van de prestaties van die dienstverleners is georganiseerd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel en werkingssfeer

  • 1. 
    Binnen de werkingssfeer van de kaderverordening, regelt deze verordening de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim. Het doel van deze verordening is gemeenschappelijke eisen vast te stellen voor de veilige en efficiënte verlening van luchtvaartnavigatiediensten in de Gemeenschap.
  • 2. 
    Deze verordening is van toepassing op de verlening van luchtvaartnavigatiediensten voor algemeen luchtverkeer, in overeenstemming met en binnen de werkingssfeer van de kaderverordening.

Artikel 2

Taken van de nationale toezichthoudende instanties

  • 1. 
    De in artikel 4 van de kaderverordening genoemde nationale toezichthoudende instanties zorgen voor passend toezicht op de toepassing van deze verordening, met name met betrekking tot de veilige en efficiënte dienstuitvoering door verleners van luchtvaartnavigatiediensten die diensten verlenen met betrekking tot het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid valt van de lidstaat die de betrokken instantie heeft aangewezen of ingesteld.
  • 2. 
    Daartoe organiseert elke nationale toezichthoudende instantie passende inspecties en onderzoeken om na te gaan of aan de eisen van deze verordening is voldaan. De betrokken verlener van luchtvaartnavigatiediensten verleent hieraan zijn medewerking.
  • 3. 
    Voor functionele luchtruimblokken die zich uitstrekken over het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van meer dan één lidstaat valt, sluiten de betrokken lidstaten een overeenkomst inzake het bij dit artikel voorgeschreven toezicht op de verleners van luchtvaartnavigatiediensten die diensten verlenen met betrekking tot die functionele luchtruimblokken. Lidstaten kunnen een overeenkomst sluiten inzake het bij dit artikel voorgeschreven toezicht op de verleners van luchtvaartnavigatiediensten die diensten verlenen in een andere lidstaat dan die waar de verlener zijn belangrijkste plaats van vestiging heeft.
  • 4. 
    Nationale toezichthoudende instanties treffen passende regelingen voor een nauwe onderlinge samenwerking om een adequaat toezicht te waarborgen op de verleners van luchtvaartnavigatiediensten die in het bezit zijn van een geldig certificaat van een lidstaat en die ook diensten verlenen met betrekking tot het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van een andere lidstaat valt. Deze samenwerking omvat ook regelingen voor de behandeling van gevallen waarin niet voldaan wordt aan de geldende gemeenschappelijke eisen van artikel 6 of aan de voorwaarden van bijlage II.

Artikel 3

Erkende organisaties

  • 1. 
    Nationale toezichthoudende instanties kunnen besluiten om de in artikel 2, lid 2, bedoelde inspecties en onderzoeken volledig of ten dele te delegeren aan erkende organisaties die aan de in bijlage I genoemde eisen voldoen.
  • 2. 
    Een door een nationale toezichthoudende instantie verleende erkenning is binnen de Gemeenschap geldig gedurende een periode van drie jaar die kan worden hernieuwd. Nationale toezichthoudende instanties kunnen elke erkende organisatie die in de Gemeenschap is gevestigd met de uitvoering van deze inspecties en onderzoeken belasten.

Artikel 4

Veiligheidseisen

De Eurocontrol Safety Regulatory Requirements, hierna genoemd "ESARR's", en latere wijzigingen op deze ESARR's in het kader van deze verordening, worden door de Commissie volgens de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening vermelde procedure vastgesteld en goedgekeurd en krachtens communautaire wetgeving verplicht gesteld. De ESARR's worden in de vorm van verwijzingen bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Vergunningverlening aan verkeersleiders

Indien passend legt de Commissie, zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van deze verordening, het Europees Parlement en de Raad een voorstel voor over de vergunningverlening aan verkeersleiders.

HOOFDSTUK II

VOORSCHRIFTEN INZAKE DE VERLENING VAN DIENSTEN

Artikel 6

Gemeenschappelijke eisen

Er worden volgens de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde procedure gemeenschappelijke eisen vastgesteld voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten. De gemeenschappelijke eisen moeten ten minste betrekking hebben op:

  • technische en operationele bekwaamheid en geschiktheid,
  • systemen en processen voor veiligheids- en kwaliteitsbeheer,
  • rapportages,
  • kwaliteit van de diensten,
  • financiële draagkracht,
  • aansprakelijkheid en verzekering,
  • eigendom en organisatiestructuur, met inbegrip van het vermijden van belangenconflicten,
  • personeel, met inbegrip van adequate personeelsplanning,
  • beveiliging.

Artikel 7

Certificering van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten

  • 1. 
    De verlening van alle luchtvaartnavigatiediensten in de Gemeenschap wordt door de lidstaten gecertificeerd.
  • 2. 
    Aanvragen voor certificering worden ingediend bij de nationale toezichthoudende instantie van de lidstaat waarin de aanvrager zijn belangrijkste plaats van vestiging heeft en in voorkomend geval statutair is gevestigd.
  • 3. 
    Nationale toezichthoudende instanties geven certificaten af aan de verleners van luchtvaartnavigatiediensten indien deze aan de in artikel 6 bedoelde gemeenschappelijke eisen voldoen. Certificaten kunnen worden verleend voor elke in artikel 2 van de kaderverordening genoemde afzonderlijke luchtvaartnavigatiedienst of voor een bundel van dergelijke diensten, onder meer in de situatie waarin een verlener van luchtvaartnavigatiediensten, ongeacht diens juridische status, zijn eigen communicatie-, navigatie- en begeleidingssystemen bedient en in stand houdt. De certificaten worden regelmatig gecontroleerd.
  • 4. 
    In de certificaten worden de rechten en plichten van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten aangegeven, met inbegrip van niet-discriminerende toegang tot diensten voor gebruikers van het luchtruim, met speciale aandacht voor de veiligheid. Aan certificering mogen alleen de voorwaarden van bijlage II verbonden zijn. Deze voorwaarden moeten objectief gerechtvaardigd, niet-discriminatoir, evenredig en transparant zijn.
  • 5. 
    Niettegenstaande het bepaalde in lid 1, kunnen lidstaten toestaan dat in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim of een deel daarvan luchtvaartnavigatiediensten worden verleend zonder certificaat, in gevallen waarin de verlener van deze diensten de diensten hoofdzakelijk aanbiedt aan andere bewegingen van luchtvaartuigen dan aan het algemeen luchtverkeer. In deze gevallen stelt de betrokken lidstaat de Commissie en de andere lidstaten in kennis van zijn besluit en van de maatregelen die zijn genomen om maximale overeenstemming met de vastgestelde gemeenschappelijke eisen te waarborgen.
  • 6. 
    Onverminderd het bepaalde in artikel 8 en afhankelijk van het bepaalde in artikel 9, verkrijgen verleners van luchtvaartnavigatiediensten met de verlening van een certificaat de mogelijkheid om hun diensten aan te bieden aan andere verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers en luchthavens in de Gemeenschap.
  • 7. 
    Nationale toezichthoudende instanties zien toe op de naleving van de gemeenschappelijke eisen en van de aan de certificaten verbonden voorwaarden. Details aangaande dit toezicht worden opgenomen in de jaarlijkse verslagen die aan de lidstaten worden overgelegd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de kaderverordening. Als een nationale toezichthoudende instantie vaststelt dat de houder van een certificaat niet langer aan deze eisen of voorwaarden voldoet, treft hij passende maatregelen, waarbij tegelijkertijd de continuïteit van de diensten wordt gewaarborgd. Deze maatregelen kunnen de intrekking van het certificaat omvatten.
  • 8. 
    Een lidstaat erkent elk certificaat dat in een andere lidstaat is afgegeven in overeenstemming met dit artikel.
  • 9. 
    In uitzonderlijke omstandigheden kunnen lidstaten de termijn waarbinnen aan dit artikel voldaan moet zijn, verlengen tot zes maanden na de in artikel 19, lid 2, genoemde datum. Lidstaten stellen de Commissie van deze verlenging in kennis, onder vermelding van de redenen daarvoor.

Artikel 8

Aanwijzing van verleners van luchtverkeersdiensten

  • 1. 
    Lidstaten zorgen ervoor dat in het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt binnen bepaalde luchtruimblokken op exclusieve basis luchtverkeersdiensten worden verleend. Daartoe wijzen lidstaten een verlener van luchtverkeersdiensten aan die in het bezit is van een binnen de Gemeenschap geldig certificaat.
  • 2. 
    Lidstaten definiëren de rechten en plichten waaraan de aangewezen dienstverleners moeten voldoen. Deze plichten kunnen voorwaarden bevatten voor het tijdig verstrekken van relevante informatie, waarmee alle bewegingen van luchtvaartuigen in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim kunnen worden geïdentificeerd.
  • 3. 
    Lidstaten hebben de bevoegdheid om zelf een dienstverlener te kiezen, mits deze voldoet aan de eisen en voorwaarden van de artikelen 6 en 7.
  • 4. 
    Voor functionele luchtruimblokken die overeenkomstig artikel 5 van de luchtruimverordening zijn vastgesteld en die zich uitstrekken over het luchtruim waarvoor meer dan één lidstaat verantwoordelijk is, wijzen de betrokken lidstaten gezamenlijk tenminste één maand voor implementatie van het luchtruimblok één of meer verleners van luchtverkeersdiensten aan.
  • 5. 
    Lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk in kennis van alle in het kader van dit artikel genomen besluiten over de aanwijzing van verleners van luchtverkeersdiensten in specifieke luchtruimblokken binnen het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt.

Artikel 9

Aanwijzing van verleners van meteorologische diensten

  • 1. 
    Lidstaten kunnen een verlener van meteorologische diensten aanwijzen om op exclusieve basis met betrekking tot het gehele onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim of een deel daarvan alle meteorologische gegevens of een deel daarvan te verstrekken; daarbij dienen zij rekening te houden met overwegingen op het gebied van de veiligheid.
  • 2. 
    Lidstaten brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van elk besluit in het kader van dit artikel inzake de aanwijzing van een verlener van meteorologische diensten.

Artikel 10

Betrekkingen tussen dienstverleners

  • 1. 
    Verleners van luchtvaartnavigatiediensten kunnen gebruikmaken van de diensten van andere dienstverleners die in de Gemeenschap gecertificeerd zijn.
  • 2. 
    Verleners van luchtvaartnavigatiediensten leggen hun werkafspraken formeel vast door middel van schriftelijke overeenkomsten of daaraan gelijkwaardige juridische regelingen, waarin de specifieke verplichtingen en taken van de verschillende dienstverleners worden vastgelegd en die de uitwisseling van operationele gegevens tussen alle dienstverleners voor wat het algemene luchtverkeer betreft, mogelijk maken. Deze regelingen worden gemeld aan de betrokken nationale toezichthoudende instantie(s).
  • 3. 
    Waar het gaat om het verlenen van luchtverkeersdiensten, is de goedkeuring van de betrokken lidstaten vereist. Waar het gaat om het verlenen van meteorologische diensten, is de goedkeuring van de betrokken lidstaten vereist indien zij overeenkomstig artikel 9, lid 1, op exclusieve basis een verlener van deze diensten hebben aangewezen.

Artikel 11

Betrekkingen met de militaire autoriteiten

Lidstaten nemen in het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid de noodzakelijke stappen om ervoor te zorgen dat er voor het beheer van specifieke luchtruimblokken schriftelijke overeenkomsten tussen de bevoegde civiele en militaire autoriteiten of gelijkwaardige juridische regelingen worden aangegaan.

Artikel 12

Transparantie van rekeningen

  • 1. 
    Verleners van luchtvaartnavigatiediensten moeten, ongeacht hun eigendomsstructuur of rechtsvorm, hun jaarrekeningen opstellen, aan een onafhankelijke accountantscontrole onderwerpen en publiceren. Deze jaarrekeningen moeten voldoen aan de door de Gemeenschap goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen. Wanneer deze rekeningen wegens de juridische status van de dienstverlener niet volledig aan de internationale standaarden voor jaarrekeningen kunnen beantwoorden, streeft de betrokken verlener ernaar om zoveel mogelijk aan deze standaarden te voldoen.
  • 2. 
    In ieder geval moeten de verleners van luchtvaartnavigatiediensten een jaarverslag publiceren en worden zij regelmatig onderworpen aan een onafhankelijke accountantscontrole.
  • 3. 
    Wanneer verleners van luchtvaartnavigatiediensten een bundel van diensten aanbieden, doen zij in hun interne boekhouding voor de door hen verleende luchtvaartnavigatiediensten opgave van de betrokken kosten en opbrengsten, gespecificeerd overeenkomstig de beginselen van Eurocontrol voor het vaststellen van de kostengrondslag voor de "en route"-heffingen en de berekening van de tarieven per eenheid, en houden er, waar toepasselijk, geconsolideerde rekeningen op na voor andere diensten die niet de luchtvaartnavigatie betreffen, op dezelfde wijze als verplicht zou zijn wanneer de betrokken diensten zouden zijn uitgevoerd door aparte ondernemingen.
  • 4. 
    Lidstaten wijzen de bevoegde instanties aan die recht op inzage hebben in de boekhouding van dienstverleners die diensten verlenen in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim.
  • 5. 
    Lidstaten kunnen de overgangsbepalingen van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen(7) toepassen op de onder de werkingssfeer van deze verordening vallende verleners van luchtvaartnavigatiediensten.

Artikel 13

Toegang tot en bescherming van gegevens

  • 1. 
    Voor wat het algemene luchtverkeer betreft, worden relevante operationele gegevens in real time uitgewisseld tussen alle verleners van luchtvaartnavigatiediensten onderling, luchtruimgebruikers en luchthavens teneinde aan hun operationele behoeften tegemoet te komen. De gegevens worden alleen voor operationele doeleinden gebruikt.
  • 2. 
    Toegang tot relevante operationele gegevens wordt op niet-discriminatoire basis verleend aan bevoegde instanties, gecertificeerde verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers en luchthavens.
  • 3. 
    Gecertificeerde dienstverleners, luchtruimgebruikers en luchthavens stellen standaardvoorwaarden op voor de toegang tot hun andere relevante operationele gegevens dan de in lid 1 bedoelde. Deze standaardvoorwaarden worden goedgekeurd door de nationale toezichthoudende instanties. Waar nodig, worden gedetailleerde regels met betrekking tot dergelijke voorwaarden vastgesteld volgens de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde procedure.

HOOFDSTUK III

HEFFINGENSTELSELS

Artikel 14

Algemeen

Overeenkomstig de in de artikelen 15 en 16 vermelde eisen, wordt een heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten ontwikkeld dat bijdraagt tot meer transparantie in het vaststellen, opleggen en innen van heffingen ten laste van luchtruimgebruikers. Dit heffingenstelsel moet ook stroken met artikel 15 van het Verdrag van Chicago van 1944 inzake de internationale burgerluchtvaart en met het heffingensysteem van Eurocontrol voor "en route"-heffingen.

Artikel 15

Algemene beginselen

  • 1. 
    Het heffingenstelsel is gebaseerd op de berekening van de kosten die de verleners van luchtvaartnavigatiediensten ten behoeve van luchtruimgebruikers moeten maken. Het stelsel wijst deze kosten toe aan categorieën gebruikers.
  • 2. 
    De volgende beginselen worden toegepast bij het vaststellen van de kostenbasis voor de heffingen:
  • a) 
    de onder luchtruimgebruikers te verdelen kosten zijn de volledige kosten van de verlening van luchtvaartnavigatiediensten, met inbegrip van passende bedragen voor rente op kapitaalinvesteringen en afschrijving van activa, alsmede van de kosten van onderhoud, exploitatie, beheer en administratie;
  • b) 
    de kosten die in dit verband moeten worden meegenomen, zijn die welke geraamd zijn voor de faciliteiten en diensten die zijn voorzien en worden uitgevoerd in het kader van het ICAO Regional Air Navigation Plan, Europese regio. Hieronder kunnen ook de kosten vallen van de nationale toezichthoudende instanties en/of erkende organisaties, alsmede andere kosten die door de betrokken lidstaat en dienstverlener zijn gemaakt voor het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten;
  • c) 
    de kosten van de verschillende luchtvaartnavigatiediensten moeten apart worden aangeduid, zoals bepaald in artikel 12, lid 3;
  • d) 
    kruissubsidiëring tussen verschillende luchtvaartnavigatiediensten is toegestaan alleen wanneer zij door objectieve redenen gerechtvaardigd is en moet duidelijk kenbaar worden gemaakt;
  • e) 
    de transparantie van de kostenbasis voor de heffingen moet worden gegarandeerd. Uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld voor de verstrekking door de dienstverleners van informatie, met behulp waarvan de prognoses, werkelijke kosten en inkomsten van een dienstverlener kunnen worden beoordeeld. Er moet regelmatig informatie worden uitgewisseld tussen de nationale toezichthoudende instanties, dienstverleners, luchtruimgebruikers, de Commissie en Eurocontrol.
  • 3. 
    Onverminderd de Eurocontrolregeling inzake "en route"-heffingen, voldoen lidstaten bij de vaststelling van heffingen overeenkomstig lid 2 aan de volgende beginselen:
  • a) 
    heffingen voor de beschikbaarheid van luchtvaartnavigatiediensten worden vastgesteld onder niet-discriminatoire voorwaarden. Bij het opleggen van heffingen aan de verschillende luchtruimgebruikers voor het gebruik van dezelfde dienst mag geen onderscheid worden gemaakt op grond van nationaliteit of categorie luchtruimgebruiker;
  • b) 
    vrijstelling van bepaalde gebruikers, met name lichte luchtvaartuigen en staatsluchtvaartuigen, kan worden toegestaan, mits de kosten van een dergelijke vrijstelling niet op andere gebruikers worden afgewenteld;
  • c) 
    luchtvaartnavigatiediensten mogen voldoende inkomsten genereren die alle directe en indirecte bedrijfskosten te boven gaan en die voorzien in een redelijk rendement van het kapitaal, zodat kan worden bijgedragen aan noodzakelijke verbeteringen van kapitaal;
  • d) 
    heffingen geven de kosten weer die zijn verbonden aan de luchtvaartnavigatiediensten en aan faciliteiten die aan de luchtruimgebruikers ter beschikking worden gesteld, rekening houdend met het draagkrachtprincipe dat voor de verschillende betrokken typen luchtvaartuigen geldt;
  • e) 
    heffingen moeten de veilige, doeltreffende en daadwerkelijke verlening van luchtvaartnavigatiediensten bevorderen met het oog op een hoog veiligheidsniveau en kosteneffectiviteit en vormen een stimulans voor geïntegreerde dienstverlening. Daartoe kunnen deze heffingen worden gebruikt om te voorzien in:
  • mechanismen, met inbegrip van prikkels in de vorm van financiële voor- en nadelen, om verleners van luchtvaartnavigatiediensten en/of luchtruimgebruikers te stimuleren om verbeteringen in de regeling van de luchtverkeersstromen, zoals capaciteitsvergroting en terugdringing van vertragingen, te ondersteunen, onder gelijktijdige handhaving van een optimaal veiligheidsniveau. Elke lidstaat blijft zelf volledig verantwoordelijk voor het besluit of dergelijke mechanismen al dan niet zullen worden toegepast,
  • inkomsten ten behoeve van projecten die beogen specifieke categorieën luchtruimgebruikers en/of verleners van luchtvaartnavigatiediensten bij te staan teneinde collectieve luchtvaartnavigatie-infrastructuren, de verlening van de luchtvaartnavigatiediensten en het gebruik van het luchtruim te verbeteren.
  • 4. 
    De uitvoeringsmaatregelen op de onder de leden 1, 2 en 3 vallende gebieden worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8 van de kaderverordening.

Artikel 16

Beoordeling van de heffingen

  • 1. 
    De Commissie draagt zorg voor een voortdurende beoordeling van de mate waarin de heffingen aan de in de artikelen 14 en 15 genoemde beginselen en voorschriften voldoen, een en ander in samenwerking met de lidstaten. De Commissie tracht de nodige mechanismen vast te stellen om gebruik te kunnen maken van de deskundigheid bij Eurocontrol.
  • 2. 
    Op verzoek van één of meer lidstaten die van mening is/zijn dat de beginselen en voorschriften niet naar behoren zijn toegepast, dan wel op eigen initiatief, onderzoekt de Commissie elke bewering dat deze beginselen en/of voorschriften niet worden nageleefd of toegepast. Binnen twee maanden na ontvangst van een verzoek neemt de Commissie, na de betrokken lidstaat gehoord te hebben en na raadpleging van het Single Sky Comité volgens de in artikel 5, lid 2, van de kaderverordening bedoelde procedure, een besluit over de wijze waarop de artikelen 14 en 15 zijn toegepast en beslist zij of de praktijk in kwestie mag worden voortgezet.
  • 3. 
    De Commissie richt haar besluit tot de betrokken lidstaten en stelt de dienstverlener daarvan in kennis, voorzover deze wettelijk betrokken partij is. Elke lidstaat kan het besluit van de Commissie binnen één maand aan de Raad voorleggen. De Raad kan binnen één maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 17

Aanpassing aan technische vooruitgang

  • 1. 
    Om de maatregelen in overeenstemming te brengen met technische ontwikkelingen, kunnen volgens de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde procedure de bijlagen worden aangepast.
  • 2. 
    De Commissie maakt de op basis van deze verordening vastgestelde uitvoeringsmaatregelen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 18

Vertrouwelijkheid

  • 1. 
    Nationale toezichthoudende instanties, handelend conform hun nationale wetgeving, noch de Commissie maken vertrouwelijke informatie bekend, in het bijzonder informatie over de dienstverleners, hun zakelijke relaties of hun kostencomponenten.
  • 2. 
    Lid 1 laat onverlet het recht van openbaarmaking van nationale toezichthoudende instanties, indien dit noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak, in welk geval de openbaarmaking van informatie evenredig moet zijn en rekening moet houden met de gewettigde belangen van verleners van luchtvaartnavigatiediensten inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.
  • 3. 
    Bovendien staat lid 1 niet in de weg aan openbaarmaking van informatie die geen informatie van vertrouwelijke aard bevat over de voorwaarden en prestaties van de dienstverlening.

Artikel 19

Inwerkingtreding

  • 1. 
    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 2. 
    De artikelen 7 en 8 treden evenwel in werking één jaar na de bekendmaking van de in artikel 5 genoemde gemeenschappelijke eisen in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 10 maart 2004.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • P. 
    Cox

Voor de Raad

De voorzitter

  • D. 
    Roche
  • (1) 
    PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 26.
  • (2) 
    PB C 241 van 7.10.2002, blz. 24.
  • (3) 
    PB C 278 van 14.11.2002, blz. 13.
  • (4) 
    Advies van het Europees Parlement van 3 september 2002 (PB C 272 E van 13.11.2003, blz. 303), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 maart 2003 (PB C 129 E van 3.6.2003, blz. 16) en standpunt van het Europees Parlement van 3 juli 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van het Europees Parlement van 29 januari 2004 en besluit van de Raad van 2 februari 2004.
  • (5) 
    Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.
  • (6) 
    Zie bladzijde 20 van dit Publicatieblad.
  • (7) 
    PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

BIJLAGE I

EISEN VOOR ERKENDE ORGANISATIES

De erkende organisatie:

  • moet met documenten kunnen onderbouwen een ruime ervaring te hebben in de beoordeling van publieke en private entiteiten in de luchtvervoerssectoren, met name van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, en in andere vergelijkbare sectoren op één of meer van de onder deze verordening vallende gebieden;
  • moet beschikken over uitgebreide regels en voorschriften voor de periodieke beoordeling van de bovengenoemde entiteiten, die worden gepubliceerd en voortdurend worden aangepast en verbeterd door middel van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's;
  • mag niet worden gecontroleerd door verleners van luchtvaartnavigatiediensten, beheersinstanties van luchthavens of anderen die commercieel zijn betrokken bij de verlening van luchtvaartnavigatiediensten of bij luchtvervoersdiensten;
  • moet beschikken over het nodige technische, leidinggevende, ondersteunende en onderzoekspersoneel dat in overeenstemming is met de uit te voeren taken;
  • moet op zodanige wijze worden beheerd en bestuurd dat de vertrouwelijkheid van de voor het bestuur vereiste informatie gewaarborgd is;
  • moet bereid zijn de betrokken nationale toezichthoudende instantie relevante informatie te verstrekken;
  • moet zijn beleid en doelstellingen inzake kwaliteit en betrokkenheid daarbij hebben gedefinieerd en met documenten hebben onderbouwd en ervoor gezorgd hebben dat dit beleid op alle niveaus van de organisatie begrepen wordt, wordt uitgevoerd en wordt nageleefd;
  • moet een doelmatig intern kwaliteitssysteem hebben ontwikkeld, geïmplementeerd en naleven, dat gebaseerd is op toepasselijke onderdelen van internationaal erkende kwaliteitsnormen en dat in overeenstemming is met EN 45004 (keuringsinstanties) en EN 29001, als vertolkt door de IACS Quality System Certification Scheme Requirements;
  • moet zijn kwaliteitssysteem laten certificeren door een onafhankelijke auditinstantie die erkend wordt door de autoriteiten van de lidstaat waar deze gevestigd is.

BIJLAGE II

VOORWAARDEN DIE AAN CERTIFICATEN MOETEN WORDEN VERBONDEN

  • 1. 
    Op de certificaten wordt vermeld:
  • a) 
    de nationale toezichthoudende instantie die het certificaat afgeeft,
  • b) 
    de aanvrager (naam en adres),
  • c) 
    de gecertificeerde diensten,
  • d) 
    een verklaring ertoe strekkende dat de aanvrager voldoet aan de in artikel 6 bedoelde gemeenschappelijke eisen,
  • e) 
    de datum van afgifte en de geldigheidsduur van het certificaat.
  • 2. 
    Aanvullende voorwaarden die aan de certificaten verbonden zijn kunnen in voorkomend geval betrekking hebben op:
  • a) 
    niet-discriminerende toegang tot diensten voor luchtruimgebruikers en het vereiste prestatieniveau, met inbegrip van veiligheids- en interoperabiliteitsniveau;
  • b) 
    de operationele specificaties voor de afzonderlijke diensten;
  • c) 
    de datum waarop de diensten moeten worden verleend;
  • d) 
    de verschillende bedieningsapparatuur die in de specifieke dienst(en) moet worden gebruikt;
  • e) 
    scheiding van of beperking in het uitvoeren van een dienst of van diensten die geen betrekking heeft of hebben op de verlening van luchtvaartnavigatiediensten;
  • f) 
    met de dienst(en) verband houdende overeenkomsten, akkoorden of andere regelingen tussen de dienstverlener(s) en een derde partij;
  • g) 
    verstrekking van informatie die redelijkerwijs vereist is voor het toezicht op het voldoen van de dienst(en) aan de gemeenschappelijke eisen, inclusief plannen, financiële en operationele gegevens, en belangrijke wijzigingen in het soort en/of de reikwijdte van de aangeboden luchtvaartnavigatiediensten;
  • h) 
    andere wettelijke voorwaarden die niet specifiek zijn voor luchtvaartnavigatiediensten, zoals voorwaarden voor de opschorting of intrekking van het certificaat.

3.

Verwante dossiers

 
 

4.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.